Regeling vervallen per 25-05-2017

Verordening parkeergebouwen en parkeerterreinen

Geldend van 01-03-1994 t/m 24-05-2017

Intitulé

Verordening parkeergebouwen en parkeerterreinen

Inhoud

Art. 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    motorvoertuigen: alle gelede en ongelede voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen, uitsluitend of mede door een mechanische kracht op of aan het voertuig zelf aanwezig, behalve bromfietsen als bedoeld in art. 1, onder d, van het Wegenverkeersreglement;

  • b.

    voertuigen: voertuigen, aanhangwagens en andere rij- of voertuigen, met uitzondering van die welke zijn bestemd om langs spoorstaven te worden voortbewogen en van fietsen, bromfietsen, kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen;

  • c.

    parkeren: het doen of het laten staan van een voertuig;

  • d.

    parkeergebouw: een gebouw, in eigendom bij de gemeente Amsterdam en met de openbare bestemming om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen, uitgezonderd de door Burgemeester en Wethouders aangewezen gedeelten met bijzondere bestemming;

  • e.

    parkeerterrein: een terrein, in eigendom bij de gemeente Amsterdam en met de openbare bestemming om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen, uitgezonderd de door Burgemeester en Wethouders aangewezen gedeelten met bijzondere bestemming;

  • f.

    sleutelkaart: een kaart door middel waarvan de toegang wordt bediend van een afgesloten parkeerruimte in een parkeergebouw, welke is ingericht voor het parkeren van meerdere motorvoertuigen op meer dan twee wielen;

  • g.

    controleur parkeergebouwen en parkeerterreinen: de onbezoldigd ambtenaar van gemeentepolitie, in het bijzonder belast met de zorg voor het toezicht op de naleving van deze verordening, alsmede voor de opsporing van de in de verordening strafbaar gestelde feiten;

  • h.

    rechthebbende op een voertuig: een ieder die over een voertuig enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke zeggenschap (daaronder begrepen het besturen van een motorvoertuig) uitoefent.

Art. 2 Aanwijzing parkeergebouwen en parkeerterreinen

Deze verordening is van toepassing op de parkeergebouwen en de parkeerterreinen welke in de bijlage, behorende bij deze verordening, worden aangewezen.

Art. 3 Nadere regels

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet ten aanzien van het parkeren of ander gebruik volgens de bestemming in de parkeergebouwen en op de parkeerterreinen nadere regels geven.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen gedeelten van de parkeergebouwen en de parkeerterreinen een bijzondere bestemming geven.

Art. 4 Verbodsbepalingen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in art. 225 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden, een sleutelkaart vals op te maken of te vervalsen met het oogmerk, die als echt of onvervalst te gebruiken of gebruik door een ander mogelijk te maken.

  • 2. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet is het verboden, ruimte in een parkeergebouw of op een parkeerterrein anders te gebruiken dan overeenkomstig de hieraan gegeven of uit de inrichting blijkende bestemming.

  • 3. Het is verboden, in een parkeergebouw te roken.

  • 4. Het is verboden, een voertuig dat hoofdzakelijk of uitsluitend als opslag- of bedrijfsruimte wordt gebruikt in een parkeergebouw of op een parkeerterrein te parkeren.

  • 5. Het is een ieder die zijn bedrijf, nevenbedrijf, beroep, nevenberoep dan wel gewoonte maakt van het stallen, herstellen, verhuren, verhandelen of slopen van voertuigen verboden, drie of meer voertuigen waarvan redelijkerwijs is aan te nemen, dat deze hem toebehoren of zijn toevertrouwd, gelijktijdig in eenzelfde parkeergebouw of op eenzelfde parkeerterrein te parkeren.

  • Onder verhuren wordt mede verstaan het gebruiken van een voertuig voor het geven van rijlessen.

  • 6. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wet Gevaarlijke Stoffen is het de rechthebbende op een voertuig, geladen met een stankverspreidende stof, verboden, dit te parkeren in een parkeergebouw of op een parkeerterrein, wanneer anderen daarvan ter plaatse hinder of overlast kunnen ondervinden.

  • 7. Het is verboden, een voertuig dat geen motorvoertuig is, in een parkeergebouw of op een parkeerterrein te parkeren, behoudens op gedeelten daartoe uitdrukkelijk bestemd.

  • 8. Onverminderd het bepaalde in art. 24 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 is het verboden, in een parkeergebouw een voertuig zodanig dicht bij een toegang, uitgang of deur van een trappenhuis, lift, meterkast of andere ruimte te parkeren, dat hinder kan ontstaan voor gebruikers daarvan.

  • 9. Het is verboden, anders dan op een daartoe bestemde was- en sleutelplaats, een voertuig te wassen of daaraan werkzaamheden uit te voeren, bestaande uit reparaties of wijzigingen, behalve voor zover die eenvoudige en beperkte noodvoorzieningen betreffen.

  • 10. Het is verboden, op een was- en sleutelplaats te parkeren, tenzij dit geschiedt voor het wassen, het onderhouden of het repareren, waaronder begrepen het verwijderen van onderdelen van een voertuig.

  • Het onderhouden en het repareren dienen te worden beperkt tot kleine onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, als olie verversen, het verwisselen van bougies, het vervangen van banden of accu, en al die werkzaamheden die daarmee redelijkerwijs gelijk kunnen worden gesteld.

  • 11. Degene die werkzaamheden als bedoeld in het vorige lid uitvoert, is verplicht, al de mogelijke maatregelen te nemen die voorkomen, dat de was- en sleutelplaats wordt vervuild. Indien desondanks toch vervuiling mocht ontstaan, is hij verplicht, die vervuiling op te heffen.

  • Afval dient naar soort in de daarvoor bestemde containers te worden gedeponeerd.

Art. 5 Ontheffing

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in art. 4 en aan die ontheffing voorschriften verbinden.

  • Een ontheffing kan al dan niet voor bepaalde tijd worden verleend.

  • 2. Hij die handelt in strijd met enig aan een ontheffing verbonden voorschrift of beperking wordt geacht zonder ontheffing te hebben gehandeld. Onder handelen wordt verstaan het doen, het hebben of het nalaten.

Art. 6 Strafbepalingen

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Art. 7 Slotbepalingen

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening parkeergebouwen en parkeerterreinen.

Bijlage

Ingevolge art. 2 van de Verordening parkeergebouwen en parkeerterreinen worden aangewezen als:

  • parkeergebouwen: de parkeergebouwen, gelegen in het gebied dat krachtens de wet van 1 september 1978 tot toevoeging van het gebied van de Bijlmermeer aan de gemeente Amsterdam (Staatsblad 453) is toegevoegd aan het gebied van de gemeente Amsterdam, genaamd: Daalwijk, Dennenrode, Develstein, Echtenstein, Eeftink, Egeldonk, Fleerde, Florijn, Frissenstein, Geinwijk, Gerenstein, Gliphoeve, Gooioord, Gouden Leeuw, Groeneveen, Groenhoven, Grubbehoeve, Grunder, Haag en Veld, Haardstee, Hakfort, Hofgeest, Hogevecht, Hoogoord, Hoptille, Huigenbos, Kempering, Kikkenstein, Kleiburg, Klieverink, Koningshoef, Kouwenoord, Kralenbeek en Kruitberg;

  • parkeerterreinen: de bij besluit van Burgemeester en Wethouders in gebruik gestelde parkeerterreinen, gelegen in het gebied dat krachtens de wet van 1 september 1978 tot toevoeging van het gebied van de Bijlmermeer aan de gemeente Amsterdam (Staatsblad 453) is toegevoegd aan het gebied van de gemeente Amsterdam, bij de stations, genaamd: Bijlmer (NS/metrostation), Gaasperplas (metrostation) en Strandvliet (metrostations).

  • parkeergebouwen: parkeergebouwen, gelegen aan de Grote Kattenburgerstraat, het Mariniersplein, de Dijksgracht en de Kattenburgervaart, genaamd: Werfgarage en Hofgarage.