Regeling vervallen per 01-01-2011

Subsidieverordening grondwateroverlast Amsterdam 2007

Geldend van 31-01-2007 t/m 31-12-2010

Intitulé

Subsidieverordening grondwateroverlast Amsterdam 2007

Inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gebouw: ieder deel van een gebouw dat als zelfstandige woon- of bedrijfsruimte in gebruik is of als zodanig kan worden gebruikt;

  • b.

    college: het College van Burgemeester en Wethouders;

  • c.

    grondwater: water beneden het grondoppervlak;

  • d.

    grondwateroverlast: vochtproblemen die een relatie hebben met grondwater;

  • e.

    polderriool: een riool dat grond- en/of regenwater afvoert uit bebouwde delen van voormalige polders die in tegenstelling tot de omgeving niet of in beperkte mate zijn opgehoogd;

  • f.

    polderrioleringsgebied: gebied waarin polderriolen voorkomen;

  • g.

    woningcorporatie: een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

Artikel 2 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste voor de verlening van subsidies op grond van deze verordening beschikbaar is.

  • 2. Aanvragen worden in behandeling genomen in volgorde van binnenkomst.

Artikel 3 Mogelijke subsidies

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor maatregelen ter bestrijding van grondwateroverlast in kruipruimten of ruimten op de begane grond. Het college kan verder subsidie verlenen voor maatregelen in kelders of souterrains voorzover gelegen in een polderrioleringsgebied. Bij uitvoering door de eigenaar/bewoner zelf worden alleen materiaalkosten vergoed.

  • 2. De maximale subsidie bedraagt:

    • a.

      voor maatregelen in kruipruimten: € 1600 per gebouw;

    • b.

      voor maatregelen in ruimten op de begane grond: € 2000 per gebouw;

    • c.

      voor maatregelen in kelders of souterrains: € 1600 per gebouw,

  • met dien verstande dat de subsidie niet meer kan bedragen dan 40% van de werkelijke kosten, inclusief de kosten van BTW, en het totale bedrag niet meer kan zijn dan € 2800 per gebouw.

  • 3. Indien de aanvrager op grond van een andere subsidieregeling voor een of meer van de in de subsidieaanvraag vermelde maatregelen subsidie heeft ontvangen, wordt deze in mindering gebracht op de subsidie uit hoofde van deze verordening.

  • 4. Indien de totale kosten van de maatregelen minder dan € 50 zijn, is de subsidie nihil.

  • 5. Het college is bevoegd, jaarlijks de in het tweede lid genoemde bedragen te wijzigen.

Artikel 4 Indienen aanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag op grond van deze verordening kan worden ingediend door:

    • a.

      een woningcorporatie;

    • b.

      een particuliere eigenaar, zijnde verhuurder of bewoner;

    • c.

      een vereniging van eigenaren of een (coöperatieve) flatexploitatievereniging;

    • d.

      een huurder.

  • 2. Onder eigenaar wordt mede verstaan: een erfpachter, vruchtgebruiker of economisch eigenaar, een appartementseigenaar of degene die een lidmaatschapsrecht of deelnemingsrecht tot bewoning van een (coöperatieve) flatexploitatievereniging heeft.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

  • 1. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde formulier gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een samenvatting van onderzoeksresultaten (plus wijze waarop het onderzoek is verricht), waaruit blijkt dat er van grondwateroverlast sprake is;

    • b.

      een offerte van een deskundig bureau met gespecificeerde begroting van de loon- en materiaalkosten, per te treffen maatregel, of een nauwkeurige raming van materiaal- en uitvoeringskosten;

    • c.

      een plan voor de uitvoering van de maatregelen;

    • d.

      tekeningen, aangevende de bestaande toestand en de toestand na het treffen van de maatregelen.

  • 3. Indien de aanvraag door een huurder wordt ingediend, wordt het formulier vergezeld van een door de eigenaar getekende akkoordverklaring.

  • 4. Indien het een gezamenlijke maatregel betreft waarvan de gemeente aangegeven heeft dat deze na uitvoering gezamenlijk beheer en onderhoud vereist, wordt een door alle betrokken partijen ondertekende verklaring dat men akkoord gaat met de onderhoudsafspraken, bijgevoegd.

  • 5. Indien van toepassing, wordt het formulier vergezeld van afschriften van de benodigde vergunningen en ontheffingen.

  • 6. Indien na indiening van de aanvraag, doch voordat door het college op de aanvraag is beslist, het gebouw onder bijzondere titel in eigendom wordt overgedragen, overlegt de nieuwe eigenaar binnen drie maanden nadat hij van de indiening van de aanvraag kennis draagt dan wel van gemeentewege op de hoogte is gebracht, een verklaring waaruit blijkt dat hij de aanvraag voor zijn rekening neemt.

  • 7. Het college beslist binnen dertien weken; de beslissing kan eenmaal met acht weken worden verlengd.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de aanvraag voor subsidie:

    • a.

      indien op de locatie waar de maatregelen zijn gepland, door de gemeente geen grondwateroverlast wordt vastgesteld;

    • b.

      indien de geplande maatregelen volgens de gemeente niet effectief zijn in het langdurig tegengaan van grondwateroverlast;

    • c.

      indien de benodigde vergunningen en ontheffingen niet zijn verleend;

    • d.

      indien reeds een aanvang is gemaakt met de uitvoering van de maatregelen.

  • 2. Het college kan de aanvraag voor subsidie weigeren, indien naar het oordeel van de gemeente het in de aanvraag opgenomen plan onvoldoende waarborgen biedt voor een deugdelijke uitvoering van de voorgestelde maatregel(en).

  • 3. Bij overschrijding van het subsidieplafond wijst het college de aanvraag af.

Artikel 7 Verplichtingen

Het college verbindt aan de subsidie ten minste de volgende verplichtingen:

  • a.

    dat de subsidieontvanger instemt met en medewerking verleent aan controle op uitvoering van maatregelen en aan onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen;

  • b.

    dat de subsidieontvanger melding maakt van een toegekende subsidie op grond van een andere regeling voor een maatregel uit de desbetreffende subsidieaanvraag;

  • c.

    dat de subsdieontvanger in geval van de overdracht van de onroerende zaak waarvoor subsidie is verleend, de onder c vermelde verplichting bij wege van kettingbeding aan zijn rechtsopvolger onder bijzondere titel overdraagt.

Artikel 8 Verandering van eigenaar na subsidieverlening

Ingeval overdracht van de onroerende zaak heeft plaatsgevonden, maar de maatregelen nog niet zijn uitgevoerd, meldt de nieuwe eigenaar binnen drie maanden of hij bereid is de maatregelen waarvoor subsidie is verleend, voor zijn rekening te nemen.

Artikel 9 Gereedmelding

  • 1. Voor het gereedmelden van de werkzaamheden wordt gebruikgemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De gereedmelding geschiedt na voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen achttien maanden na de verlening van de subsidie.

  • 3. Het gereedmeldingsformulier gaat vergezeld van:

    • a.

      de rekeningen en betaalbewijzen van deze rekeningen inzake de uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de begroting;

    • b.

      een verklaring dat de werkzaamheden zijn verricht overeenkomstig het bij de aanvraag ingediende plan, dan wel met goedkeuring van het college zijn gewijzigd.

  • 4. Een gereedmelding die voldoet aan de in de vorige leden vermelde vereisten, wordt tevens aangemerkt als een aanvraag tot vaststelling van subsidie.

Artikel 10 Vaststelling

  • 1. Het college beslist binnen dertien weken na ontvangst van de indiening van de gereedmelding.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid bedoelde termijn éénmaal met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 11 Bijzondere omstandigheden

Het college kan van artikel 9, tweede lid, afwijken, voorzover toepassing, gelet op het belang van de stimulering van de aanpak van grondwateroverlast, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12 Werking en einde regeling

  • 1. Het college is bevoegd toezichthouders aan te wijzen.

  • 2. De regeling treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

  • 3. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2011. Alle subsidieaanvragen die worden ingediend vóór 1 januari 2011, worden afgehandeld volgens de bepalingen van deze regeling.

Artikel 13 Overgangsregeling

Subsidieaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2007, worden afgehandeld volgens de bepalingen van de toen geldende regeling (Subsidieverordening grondwaterprobleemgebieden Amsterdam, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 februari 2004, nr. 50/87).

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieverordening grondwateroverlast Amsterdam 2007.