Regeling vervallen per 12-12-2020

Reglement van orde voor de raad van Amsterdam

Geldend van 30-04-2014 t/m 11-12-2020

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In dit reglement wordt verstaan onder:

    - actualiteit: een onderwerp, geagendeerd op verzoek van één of meerdere leden, met een spoedeisend karakter;

    - amendement: een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van de raad geagendeerd(e) ontwerpverordening of ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

    - burgemeester: de burgemeester van Amsterdam;

    - college: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

    - commissie onderzoek geloofsbrieven: commissie, belast met het onderzoek van de geloofsbrieven van nieuw benoemde raadsleden, kandidaat-duoraadsleden en kandidaat-wethouders;

    - commissievoorzittersoverleg: het regulier overleg van commissievoorzitters;

    - duoraadslid: een raadscommissielid, niet zijnde een lid van de raad [1];

    - fractie: een in de raad vertegenwoordigd zijnde groepering;

    - fractievoorzittersoverleg: het overleg van de voorzitters van de in de raad vertegenwoordigd zijnde groeperingen;

    - geloofsbrieven: de schriftelijke bewijsstukken die een nieuw benoemd lid aan de raad moet overleggen om te bewijzen dat hij op wettige wijze is gekozen en dat er tegen zijn verkiezing geen bezwaren bestaan;

    - griffie: ambtelijke organisatie onder leiding van de raadsgriffier;

    - griffier: de griffier van de raad van de gemeente Amsterdam;

    - hoofdelijke oproeping: stemming waarbij de aanwezige leden ieder afzonderlijk hun stem uitbrengen;

    - ingekomen stukken: stukken van burgers, instanties, raadsleden, het college of de burgemeester, gericht aan de raad; 

    -  initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

    - interpellatie: het vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

    - lid: een lid van de raad van de gemeente Amsterdam;

    - motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

    - presidium: het dagelijks bestuur van de raad van de gemeente Amsterdam;

    - quorum: aantal leden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om te kunnen beraadslagen en geldige besluiten te kunnen nemen;

    - raad: de raad van de gemeente Amsterdam;

    - raadsperiode: tijdvak tussen twee raadsverkiezingen;

    - subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement;

    - termijnagenda: overzicht van aangenomen moties, nog niet afgedane ingekomen stukken, alsmede door het college of de burgemeester aan de raad gedane toezeggingen;

    - voordracht: voorstel van het college, de burgemeester of het presidium aan de raad, uitmondend in een ontwerpbesluit;

    - voorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

    - vragenuur: onderdeel van een raadsvergadering waarin leden mondelinge vragen kunnen stellen aan het college of de burgemeester.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De raad kiest uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. De plaatsvervangend voorzitter wordt vervangen door één van de vier overige leden die zitting hebben in het presidium.

Artikel 3 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. De plaatsvervangend voorzitter van de raad en vier door de raad aangewezen leden vormen samen het presidium. De burgemeester is adviserend lid.

  • 3. Nadat de raadsleden in de gelegenheid zijn gesteld zich kandidaat te stellen, worden de leden van het presidium door de raad uit zijn midden benoemd voor de duur van de raadsperiode, met dien verstande dat het lidmaatschap van het presidium vervalt ingeval het raadslidmaatschap wordt beëindigd.

  • 4. De plaatsvervangend voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.

  • 5. De raad kan te allen tijde het presidium ter verantwoording roepen.

  • 6. Bij het vroegtijdig vertrek van een lid van het presidium kan elk lid zich kandideren om door de raad benoemd te worden als lid van het presidium.

  • 7. Het presidium is het dagelijks bestuur van de raad en houdt toezicht op zaken van bedrijfsvoeringstechnische en huishoudelijke aard die de raad betreffen.

  • 8. Het presidium houdt toezicht op het voorbereiden en opstellen van de conceptagenda door de raadsgriffie, waarbij de termijnagenda wordt betrokken.

  • 9. Het presidium stelt het inwerkprogramma voor de nieuwe raad vast, stelt gedurende een raadsperiode jaarlijks een programma voor permanente educatie vast en reflecteert in het eerste en het derde jaar van een raadsperiode op de werkwijze van de raad.

  • 10. Het presidium houdt zich, al dan niet op verzoek van de raad, bezig met procedures en het functioneren van de raad in algemene zin.

  • 11. Het presidium draagt, zo nodig, onderwerpen aan ter bespreking in c.q. ter advisering van het fractievoorzittersoverleg en het commissievoorzittersoverleg en vice versa.

  • 12. Het presidium kan op verzoek van de raad of raadscommissies een ad-hocwerkgroep instellen indien een complexe vraag nader dient te worden uitgewerkt.

  • 13. Het presidium vergadert in beslotenheid. De openbare besluitenlijst van de vergaderingen wordt ter kennis gebracht van de raadsleden.

  • 14. Het presidium wordt ambtelijk ondersteund door de griffier.

  • 15. Het presidium overlegt in ieder geval eens per jaar met het college over zaken die de relatie tussen de raad en het college aangaan.

  • 16. Het presidium brengt jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden uit aan de raad.

  • 17. Het presidium vervult namens de raad representatieve taken waar representatie van de raad als zodanig gewenst is.

  • 18. Het presidium stelt een huishoudelijk reglement voor zichzelf vast.

Artikel 4 Het fractievoorzittersoverleg

  • 1. De raad heeft een fractievoorzittersoverleg.

  • 2. De plaatsvervangend voorzitter van de raad en de fractievoorzitters, of hun plaatsvervangers, vormen samen de leden van het fractievoorzittersoverleg.

  • 3. De burgemeester, of diens plaatsvervanger, kan de vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg namens het college bijwonen.

  • 4. De plaatsvervangend voorzitter van de raad is voorzitter van het fractievoorzittersoverleg.

  • 5. Het fractievoorzittersoverleg wordt ambtelijk ondersteund door de griffier.

  • 6. Elke fractievoorzitter wijst een lid van zijn fractie aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het fractievoorzittersoverleg vervangt.

  • 7. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het fractievoorzittersoverleg.

  • 8. Het fractievoorzittersoverleg komt in ieder geval vóór elke raadsvergadering bijeen en is belast met het doen van voorstellen aan de raad met betrekking tot de agenda van de raadsvergadering en de te volgen procedure ten aanzien van de bij de raad ingekomen stukken, mondelinge vragen, actualiteiten en interpellatieaanvragen, zowel met betrekking tot de komende vergadering als in het algemeen. Het fractievoorzittersoverleg adviseert daarnaast gevraagd dan wel ongevraagd het presidium.

  • 9. Het fractievoorzittersoverleg vergadert in beslotenheid.

Artikel 5 Het commissievoorzittersoverleg

  • 1. De raad heeft een commissievoorzittersoverleg.

  • 2. De voorzitters van de raadscommissies vormen gezamenlijk het commissie-voorzittersoverleg.

  • 3. Een van de leden van de presidium is de voorzitter van het commissievoorzitters-overleg.

  • 4. Het commissievoorzittersoverleg is belast met het bevorderen van de afstemming van de procedures en de werkwijze van de onderscheidene raadscommissies.

  • 5. Het commissievoorzittersoverleg vergadert in beslotenheid.

  • 6. Het commissievoorzittersoverleg wordt ambtelijk ondersteund door de griffier.

Artikel 6 De griffier

  • 1. De raad benoemt, schorst en ontslaat op voorstel van het presidium de griffier.

  • 2. Het presidium is belast met het uitoefenen van de overige rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van de griffier.

  • 3. De raad benoemt, schorst en ontslaat op voorstel van het presidium de plaatsvervangend griffier.

  • 4. De griffier is belast met het uitoefenen van de overige rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van de plaatsvervangend griffier.

  • 5. De plaatsvervangend griffier vervangt de griffier bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis.

  • 6. De griffier en zijn plaatsvervanger leggen in handen van de voorzitter de voorgeschreven eed of belofte af.

  • 7. De griffier heeft als taak de raad, zijn leden en zijn commissies te adviseren en logistiek te ondersteunen.

  • 8. De griffier is verantwoordelijk voor de ondersteuning van raadsonderzoeken en ‑enquêtes.

  • 9. De griffier is secretaris/adviseur van het presidium, het fractievoorzittersoverleg en het commissievoorzittersoverleg.

  • 10. De griffier is, namens het presidium, belast met het begrotingsbeheer van de raad.

Artikel 7 Leiding griffie

  • 1. De griffier benoemt, schorst en ontslaat de op de griffie werkzame ambtenaren  en oefent de rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van deze ambtenaren uit. Het presidium oefent hierop namens de raad toezicht uit.

  • 2. De griffier kan mandaat verlenen tot het uitoefenen van zijn bevoegdheden ingevolge het eerste lid. Het presidium wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties; gedragscode

Artikel 8: Onderzoek geloofsbrieven

  • 1. De geloofsbrieven van nieuw benoemde leden en kandidaat-duoraadsleden worden onderzocht door een commissie, bestaande uit de fractievoorzitters, met een maximum van zes.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit.

  • 3. De voorzitter roept een toegelaten lid op, in de eerste vergadering waarin hij zijn betrekking kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. De voorzitter roept een toegelaten duoraadslid op, eenzelfde eed of verklaring en belofte als bedoeld in het derde lid, af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid. De kandidaat moet aan de commissie een verklaring omtrent het gedrag, een uittreksel uit het persoonsregister en een curriculum vitae overleggen.

Artikel 9: Fractie

  • 1. De leden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. a. Indien

    –  één of meer leden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan  optreden;

    –  twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    –  één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie,

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    b. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

  • 5. Elke fractie heeft recht op een financiële bijdrage ter ondersteuning van haar werkzaamheden. Deze bijdrageregeling wordt in een afzonderlijke regeling vastgesteld door de raad.

Artikel 9a: Duoraadsleden

  • 1. De raad is bevoegd om duoraadsleden te benoemen.

  • 2. Er zijn ten hoogste vier duoraadsleden per fractie.

Artikel 10: De gedragscode

  • De raad stelt een gedragscode vast, die van toepassing is op elk lid, elk duoraadslid en elke wethouder.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 11 Dag, aanvangsuur en duur van de vergadering

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden periodiek volgens een jaarlijks door het presidium vast te stellen vergaderschema plaats op woensdag en, zo nodig, donderdag, en vangen aan om 13.00 uur.

  • 2. Bestaat een vergadering uit meer dan één zitting, dan vangt de middagzitting om 13.00 uur en de avondzitting om 19.30 uur aan.

  • 3. De raad kan afwijken van hetgeen in het eerste en tweede lid is bepaald.

Artikel 12 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt de leden ten minste een week vóór de vergadering een digitale oproep, onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De conceptagenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de digitale oproep digitaal aan de leden toegezonden. De bijlagen bij de voordrachten worden digitaal toegestuurd.

  • 3. De openbare kennisgeving van de vergadering, voorgeschreven in artikel 19 van de Gemeentewet, geschiedt via de website van de gemeente Amsterdam.

  • 4. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de conceptagenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

  • 5. De agenda en de daarbij behorende stukken zijn zoveel mogelijk via internet beschikbaar.

Artikel 13 Agenda

  • 1. Het presidium houdt toezicht op het voorbereiden en opstellen van de conceptagenda door de raadsgriffie, waarbij de termijnagenda wordt betrokken.

  • 2. Het fractievoorzittersoverleg doet voorstellen aan de raad met betrekking tot de agenda, waarbij de adviezen van de onderscheidene raadscommissies worden betrokken.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van de voorzitter, één of meerdere leden, het presidium, het college of de burgemeester kunnen bij de vaststelling van de agenda onderwerpen van de agenda worden afgevoerd.

  • 4. Op de agenda worden vermeld de te behandelen onderwerpen en een opgave van bij de raad ingekomen stukken.

  • 5. Bij elk van de ingekomen stukken wordt een voorstel van het presidium vermeld omtrent de te volgen procedure.

  • 6. De onderwerpen worden gerangschikt per portefeuille en de volgorde van de behandeling van de diverse portefeuilles rouleert per vergadering.

  • 7. In spoedeisende gevallen kan het presidium na het verzenden van de conceptagenda punten toevoegen door middel van een supplement, dat vijf dagen vóór de raadsvergadering aan de leden wordt toegezonden op het adres van de fractie en digitaal aan de leden beschikbaar wordt gesteld. Als met de supplementagenda voordrachten van het college worden verspreid, worden zowel de supplementagenda als de voordrachten uitgedraaid aan de leden toegestuurd en de bijlagen digitaal verstuurd.

  • 8. Ingeval er interpellatieaanvragen en/of actualiteiten zijn ingediend, wordt uiterlijk een dag vóór aanvang van de vergadering een (tweede) supplementagenda aan de leden toegezonden.

  • 9. Ingeval er interpellatieaanvragen en/of actualiteiten zijn ingediend, wordt uiterlijk op de dag van de vergadering aan (tweede) supplementagenda aan de leden beschikbaar gesteld in de raadzaal en tevens digitaal aan de leden beschikbaar gesteld.

Artikel 14 De wethouders

  • 1. Alle wethouders zijn uitgenodigd en worden geacht bij iedere raadsvergadering aanwezig te zijn.

  • 2. Indien de raad zonder wethouders wil vergaderen, stelt hij de burgemeester, de wethouders en de gemeentesecretaris daarvan in kennis.

  • 3. Indien een wethouder onverhoopt verhinderd is (een deel van) de vergadering bij te wonen, stelt hij de voorzitter en de griffier daarvan tijdig schriftelijk, onder opgave van redenen, in kennis.

Artikel 15 Gemeenteblad en ter inzage leggen van stukken

  • 1. Alle voordrachten, adviezen, actualiteiten, interpellatieaanvragen en initiatiefvoorstellen die aan de raad zijn gericht, evenals moties en amendementen van de raad worden, voor zover zij niet van vertrouwelijke aard zijn en met inachtneming van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet [3], geheel of gedeeltelijk in het Gemeenteblad opgenomen, op een door de griffier aan te wijzen plaats ter inzage gelegd en zoveel mogelijk via internet gepubliceerd.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het stadhuis gebracht.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde stukken (met uitzondering van interpellatie-aanvragen, actualiteiten, moties en amendementen) worden niet later dan een week vóór de behandeling aan de leden toegezonden.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde stukken (met uitzondering van interpellatie-aanvragen, actualiteiten, moties en amendementen) worden, met de daarbij behorende bescheiden, niet later dan zes dagen vóór de behandeling ervan in de leeskamer van de raad voor de leden ter inzage gelegd.

  • 5. Indien de vorenbedoelde termijn van zes dagen niet in acht is genomen, wordt de behandeling van het desbetreffende stuk aangehouden, tenzij een uitstel van behandeling naar het oordeel van de raad niet mogelijk is.

  • 6. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden inzage.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 16 Presentie

  • 1. Een lid tekent vóór hij aan de vergadering deelneemt, de presentielijst. Aan het einde van de vergadering wordt deze lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2. Een lid dat is verhinderd de vergadering bij te wonen, meldt dit vóór de aanvang van de vergadering bij de griffier.

Artikel 17 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de fracties, de griffier en de wethouders hebben vaste zitplaatsen, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan het presidium de indeling herzien na overleg met het fractievoorzittersoverleg.

Artikel 18 Quorum en opening vergadering

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar artikel 20 van de Gemeentewet, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste 24 uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op een vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zittende leden tegenwoordig is.

Artikel 19 Notulen

  • 1. De conceptnotulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, in de week vóór de eerstvolgende vergadering aan de leden, de overige personen die het woord hebben gevoerd en de griffier toegezonden.

  • 2. De notulen worden in de eerstvolgende vergadering van de raad vastgesteld, met dien verstande, dat tussen het tijdstip waarop de leden hebben kunnen kennisnemen van de notulen en de dag waarop de vergadering wordt gehouden, ten minste drie dagen moeten zijn verlopen.

  • 3. De in het eerste lid vermelde personen hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient ten minste 24 uur vóór het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.

  • 4. De notulen moeten ten minste inhouden:

    I de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden en wethouders, alsmede van de leden en de wethouders die afwezig waren, en overige personen die het woord hebben gevoerd;

    II een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    III een woordelijk verslag van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord hebben gevoerd;

    IV een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding van het stemgedrag van fracties of personen en met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die vóór of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden.

  • 5. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 7. De notulen van de openbare vergaderingen worden in afdeling 2 van het Gemeenteblad opgenomen.

Artikel 20 Besluitenlijst

  • De besluitenlijsten van de raadsvergaderingen worden openbaar gemaakt, tenzij het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 21 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst, die een onderdeel vormt van de agenda. Raadsadressen van burgers worden in het belang van een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens in beginsel geanonimiseerd.

  • 2. De voorzitter kan ongetekende, onbegrijpelijke en beledigende stukken zonder nadere mededeling terzijde leggen.

  • 3. Indien naar aanleiding van een ingekomen stuk als bedoeld in het eerste lid, het woord wordt gevraagd, teneinde een inhoudelijke bespreking in de vergadering van de raad te doen plaatsvinden, doet de voorzitter aan de raad een voorstel over het tijdstip van de behandeling.

  • 4. Brieven van burgers of instanties worden binnen zes weken (na het besluit over de wijze van afdoening) beantwoord.

Artikel 22 Volgorde van de onderwerpen

  • 1. Na de mededeling van de ingekomen stukken worden de op de agenda vermelde punten behandeld in de volgorde waarin zij op de agenda zijn vermeld, tenzij de raad besluit die volgorde te wijzigen.

  • 2. Het vragenuur vindt plaats aan het begin van de vergadering.

Artikel 23 Het spreken in de raad

  • 1. Niemand voert het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en van deze verkregen te hebben.

  • 2. De voorzitter verleent het woord in de volgorde waarin het is gevraagd, tenzij de raad anders besluit.

  • 3. Van deze volgorde kan worden afgeweken indien een lid het woord vraagt voor een persoonlijk feit of voor het indienen van een voorstel van orde. Een voorstel van orde kan zowel door de voorzitter als door een lid worden gedaan.

  • 4. De voorzitter verleent het woord voor een persoonlijk feit niet dan na een voorlopige aanduiding van dat feit. De beslissing of iets een persoonlijk feit vormt, berust bij de voorzitter.

  • 5. De leden spreken vanaf het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

  • 6. De in artikel 30, eerste lid, bedoelde personen spreken vanaf het spreekgestoelte.

Artikel 24 Interrupties

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Interrupties dienen te bestaan uit vragen zonder inleiding of korte mededelingen.

Artikel 25 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over elk aan de orde gesteld onderwerp of voorstel vindt plaats in ten hoogste twee termijnen.

  • 2. De raad kan besluiten een derde termijn toe te voegen.

  • 3. Voor het doen van interrupties wordt gebruik gemaakt van de hiervoor in de raadzaal opgestelde interruptiemicrofoons.

  • 4 Elke termijn wordt door de voorzitter afgesloten, nadat het college, de burgemeester, de initiatiefnemer(s), het presidium of de rekeningencommissie in de gelegenheid is gesteld de sprekers te antwoorden.

  • 5. Niemand voert in dezelfde termijn meer dan éénmaal het woord.

  • 6. Het stellen van een vraag om inlichtingen over de orde van de vergadering wordt niet als het voeren van het woord in enige termijn aangemerkt.

Artikel 26 Spreektijd

  • 1. Voor het verdelen van de spreektijd geldt dat 40% van de totale spreektijd wordt gereserveerd voor het college en vergadertechnische zaken als stemmingen; de overige 60% is gereserveerd voor spreektijd voor de raad. Voor het verdelen van de spreektijd voor de raad wordt het principe 60/40 gehanteerd. Dit betekent dat 60% van de spreektijd evenredig over de fracties wordt verdeeld; de overige 40% wordt verdeeld naar rato van de grootte van de fractie.

  • 2. De raad kan, op voorstel van de voorzitter, het presidium of het fractievoorzitters-overleg, bij de aanvang of tijdens de loop van de beraadslagingen andere regels stellen ten aanzien van de spreektijd van de leden van de raad en het college voor de gehele vergadering dan wel met betrekking tot één of meerdere agendapunten.

  • 3. Voor een beraadslaging in derde termijn wordt voor iedere fractie ten hoogste vijf minuten toegestaan, tenzij de raad anders bepaalt.

  • 4. De voorzitter waarschuwt de spreker, de fractie of het college wanneer de toegestane spreektijd ten einde loopt.

  • 5. Zodra de toegestane spreektijd is verstreken, nodigt de voorzitter de spreker uit, zijn rede te beëindigen. Deze geeft terstond aan de uitnodiging gevolg.

Artikel 27 Besloten vergadering

  • 1. De vergadering kan op elk ogenblik worden onderbroken door een vergadering met gesloten deuren, tenzij er sprake is van een situatie als aangegeven in artikel 24 van de Gemeentewet [4].

  • 2. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 3. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de raad anders beslist.

  • 4. Van de tervisielegging van deze notulen wordt de leden mededeling gedaan. Zij worden in een volgende besloten vergadering ter goedkeuring voorgedragen, nadat zij gedurende ten minste tweemaal 24 uren voor de raad ter inzage hebben gelegen.

  • 5. Vóór de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of omtrent het verhandelde geheimhou­ding zal gelden. Deze geheimhouding kan door de raad in een besloten vergadering worden opgeheven.

  • 6. De voorzitter doet binnen 24 uren na afloop van een zitting waarin over enig punt geheimhouding is opgelegd, bij vertrouwelijk schrijven aan alle leden mededeling van de opgelegde geheimhouding.

  • 7. Indien de raad op grond van het bepaalde in artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet [5] voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering daarmee overleg gevoerd.

  • 8. Het presidium beslist na een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van een lid van het college of en, zo ja, wie er als toehoorder(s) bij een besloten vergadering aanwezig mag/mogen zijn.

Artikel 28 Handhaving orde

  • 1. Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt, wijst de voorzitter hem hierop en roept hem tot de orde.

  • 2. Indien een spreker beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen bezigt of, op welke wijze dan ook, de orde verstoort, zijn plicht tot geheimhouding schendt of instemming betuigt met dan wel aanspoort tot onwettige handelingen, wordt hij door de voorzitter vermaand en in de gelegenheid gesteld de woorden die tot de vermaning aanleiding hebben gegeven, terug te nemen en zich te excuseren voor de ordeverstoring.

  • 3. Onder "beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen" wordt in ieder geval begrepen het naar het oordeel van de voorzitter doen van uitlatingen, in welke vorm dan ook, met een racistisch, seksistisch of anderszins discriminatoir karakter.

  • 4. Indien een spreker voortgaat van het onderwerp af te wijken, beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen te gebruiken, de orde te verstoren, zijn plicht tot geheimhouding te schenden of instemming te betuigen met dan wel aan te sporen tot onwettige handelingen of niet voldoet aan de uitnodiging van de voorzitter, ontneemt de voorzitter hem het woord.

  • 5. In de zitting waarin het bedoelde in het vierde lid heeft plaatsgehad, mag de spreker wie het woord is ontnomen of de spreker die na te zijn vermaand, zijn woorden niet heeft teruggenomen, aan de beraadslaging over het in bespreking zijnde onderwerp niet meer deelnemen.

  • 6. De voorzitter kan de raad voorstellen, aan een spreker die door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen.

  • 7. Over het voorstel bedoeld in het zesde lid, wordt niet beraadslaagd.

  • 8. Na de aanneming van het voorstel verlaat de in het zesde lid bedoelde spreker de vergadering onmiddellijk. Zo nodig, doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan de spreker bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 29 Schorsing

  • 1. De voorzitter kan tot handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of haar sluiten.

  • 2. De voorzitter kan de vergadering eveneens schorsen, indien een spreker daartoe, gelet op de beraadslaging, een verzoek doet. Bij een dergelijk verzoek wordt tevens de verlangde tijdsduur van de schorsing aangegeven, welke niet langer dan 30 minuten mag duren. Na het verstrijken van de voor de schorsing gestelde tijdsduur heropent de voorzitter de vergadering, waarna direct een hernieuwde schorsing kan worden gevraagd, welke echter ten hoogste 15 minuten mag duren. Na deze tweede schorsing heropent de voorzitter de vergadering, waarna de beraadslaging wordt voortgezet.

  • 3. De beraadslaging over een onderwerp kan slechts driemaal door een aangevraagde schorsing worden onderbroken.

Artikel 30 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad of van het college tijdens de raadsvergadering het woord voeren.

  • 2. Indien in de vergadering een onderwerp behandeld wordt waarover een bestuurscommissie een advies heeft uitgebracht op grond van artikel 28 van de Verordening op de bestuurscommissies 2013, kan op verzoek van de raad of de bestuurscommissie een lid van de  bestuurscommissie de behandeling bijwonen en het uitgebrachte advies toelichten.

  • 3. De raad kan over de wijze en inrichting van de toelichting door een lid van de bestuurscommissie, op voordracht van het presidium, nadere regels stellen.

  • 4. Bij plenaire behandeling van rapporten van de ombudsman of de Rekenkamer Amsterdam in de raad kan de voorzitter de ombudsman, respectievelijk de directeur van de Rekenkamer Amsterdam het woord verlenen.

  • 5. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter, gehoord het fractievoorzittersoverleg, genomen.

  • 6. Op degenen die op grond van dit artikel zijn toegelaten het woord te voeren, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 31 Het sluiten van de beraadslaging

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, stelt hij de raad voor, de beraadslaging te sluiten.

  • 2. De sluiting van de beraadslaging kan ook door een lid worden voorgesteld.

  • 3. Over voorstellen als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt niet beraadslaagd.

  • 4. Op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten, dat de beraadslaging over enig onderwerp op een in dat voorstel te vermelden tijdstip zal worden gesloten. De voorzitter verdeelt in dat geval de beschikbare tijd naar billijkheid.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 32 Stemverklaring

  • Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. Onmiddellijk nadat de beraadslaging over enig punt gesloten is verklaard, wordt het in stemming gebracht, tenzij door geen van de leden stemming wordt gevraagd.

  • 2. Voordat de stemming over het voorstel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

  • 3. Stemming geschiedt door zitten en opstaan, tenzij een van de leden stemming bij hoofdelijke oproeping vraagt; in dat geval vindt hoofdelijke oproeping plaats.

  • 4. Een lid is bevoegd, ingeval geen hoofdelijke stemming plaatsheeft, zonder opgave van reden aantekening in de notulen te verzoeken dat hij geacht wil worden te hebben tegengestemd.

  • 5. Indien op een onderwerp amendementen zijn ingediend, gaat de stemming daarover aan die over het onderwerp vooraf, met dien verstande, dat het amendement van de verste strekking het eerst in stemming komt. Bij verschil van inzicht over de strekking van een amendement beslist de raad.

  • 6. De stemming over een subamendement vindt plaats vóór die over het amendement waarop het betrekking heeft, met dien verstande, dat voor de volgorde van de stemmingen over subamendementen dezelfde regels gelden als die welke voor amendementen zijn vastgesteld.

  • 7. Indien aangaande een aanhangig onderwerp een motie is ingediend, wordt eerst over het onderwerp gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan op voorstel van de voorzitter of van één of meer leden besluiten van deze volgorde af te wijken.

  • 8. Indien de orde van de vergadering dit eist, kan de voorzitter, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, het tijdstip van stemming bepalen.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen, onder vermelding van de naam van de fracties of leden. Hij doet daarbij tevens de mededeling van het genomen besluit.

Artikel 34 Hoofdelijke stemming

  • 1. Behoudens de gevallen waarin de leden zich volgens de Gemeentewet [6] van stemming moeten onthouden, en behoudens het geval voorzien in het vierde lid, is ieder in de vergadering aanwezig lid verplicht, bij hoofdelijke stemming zijn stem uit te brengen met het woord "voor" of "tegen" zonder enige bijvoeging. [7]

  • 2. Vóór iedere te houden hoofdelijke stemming wordt door het lot bepaald welk lid het eerst zijn stem uitbrengt. De leden worden voor het uitbrengen van hun stem door de voorzitter, of op zijn aanwijzing door de griffier, afgeroepen, te beginnen met het door het lot aangewezen lid, in de volgorde waarin hun namen op de alfabetische presentielijst voorkomen. Indien de voorzitter lid van de raad is, brengt hij zijn stem als laatste uit.

  • 3. De loting, in het vorige lid bedoeld, heeft plaats op een door de voorzitter te bepalen wijze.

  • 4. Indien bij hoofdelijke stemming blijkt dat het voor de opening van de vergadering vereiste aantal leden niet meer aanwezig is, kan de voorzitter hetzij de vergadering voor enige tijd schorsen en haar, indien bij heropening weer voldoende leden aanwezig blijken te zijn, voortzetten, hetzij de vergadering sluiten en tegen een later tijdstip een nieuwe vergadering bijeenroepen.

  • 5. Een lid dat bij de aanvang van een stemming niet de presentielijst heeft getekend, neemt aan deze stemming niet deel.

  • 6. Wanneer een lid zijn stem heeft uitgebracht, mag een eerder afgeroepen lid niet meer stemmen of zijn stem wijzigen. Het laatst afgeroepen lid mag niet meer stemmen of zijn stem wijzigen wanneer het opmaken van de uitslag is aangevangen.

  • 7. Een lid is bevoegd, terstond na een gehouden hoofdelijke stemming aantekening te verzoeken in de notulen, dat hij zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist. Deze mededeling heeft geen invloed op de uitslag van de stemming.

Artikel 35 Stemming over personen

  • 1. Voor benoemingen van personen, door de raad te doen, zendt het college of het presidium aan de raad een voordracht.

  • 2. De in het eerste lid vermelde bepaling is niet van toepassing op de benoeming van leden van de raad die als zodanig deel van een commissie of een bestuur uitmaken, noch op de benoeming van de commissies, enkel uit leden van de raad bestaande. Kandidaten voor raadscommissies worden op schriftelijk voorstel van de fractievoorzitter voorgedragen. De in het eerste lid vermelde bepaling is evenmin van toepassing in gevallen waarin wet of verordening anders bepaalt.

  • 3. Op voorstel van de voorzitter kan door gebruikmaking van een daartoe uitgereikt stembiljet een aantal benoemingen tegelijkertijd plaatshebben, tenzij de raad daartegen bezwaar blijkt te hebben.

  • 4. Drie leden, door de voorzitter daartoe benoemd, vormen het stembureau.

  • 5. In bijzondere gevallen kan de voorzitter meer dan één stembureau instellen.

  • 6. De voorzitter verdeelt het opmaken van de uitslagen over de verschillende stembureaus en maakt de uitslag van elke stemming bekend.

  • 7. Elk stembiljet moet duidelijk aanwijzen de naam van de persoon of personen die men wenst te benoemen. Niet voldoende duidelijk ingevulde stembiljetten worden, voor de bepaling van de uitslag, buiten beschouwing gelaten.

  • 8. Indien het college aan de raad een voordracht, voorstel of aanbeveling van één of meer personen doet ter vervulling van een vacature, kan een lid dat de voorgedragen persoon of personen niet geschikt acht voor de vervulling van die vacature, een tegenstem uitbrengen; voor de bepaling van de uitslag telt deze stem mee.

  • 9. In geval van twijfel over de inhoud van een biljet beslist het stembureau.

  • 10. Indien de raad beslist dat bij enige stemming een onregelmatigheid zich heeft voorgedaan die van invloed heeft kunnen zijn op de bepaling van de uitslag, is de stemming nietig. In dit geval heeft terstond een nieuwe stemming plaats.

Artikel 36 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij een meervoudige voordracht de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats over de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt over welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 37 Beslissing door het lot

  • 1. Indien bij een stemming over personen, ingevolge het bepaalde in artikel 36, derde lid, loting wordt vereist, geschiedt deze loting door de leden van het stembureau, van wie één de namen van de desbetreffende personen elk afzonderlijk op uiterlijk niet te onderscheiden briefjes schrijft, de tweede deze briefjes naziet en ze in vieren gevouwen in een daartoe bestemde bus werpt, en de derde één van de briefjes uit de bus trekt en de naam welke daarop staat, opleest.

  • 2. De voorzitter neemt daarna het (de) overblijvende briefje(s) uit de bus en ziet dit (deze) na. Bij het in orde bevinden is hij wiens naam het eerst uit de bus is getrokken, benoemd.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 38 Voordracht

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad moet in ieder geval bestaan uit: 

    - de tekst van het te nemen besluit;

    - de vermelding van de wettelijke grondslag van het te nemen besluit, met een korte toelichting;

    - de beschrijving van de bestuurlijke context van het te nemen besluit;

    - de onderbouwing van het te nemen besluit;

    - de financiële toelichting, indien van toepassing.

  • 2. Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 3. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid, voor advies moet worden teruggezonden aan het college, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 39 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter van de desbetreffende raadscommissie worden ingediend, waarbij gebruik wordt gemaakt van het door de griffie verstrekte sjabloon.

  • 2. De indiener vermeldt of hij behoefte heeft aan een reactie van het college. Wanneer een reactie wordt gevraagd, wordt het college in de gelegenheid gesteld het initiatiefvoorstel binnen zes weken na indiening van een reactie te voorzien.

  • 3. De griffier van de desbetreffende raadscommissie draagt er zorg voor dat het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk ter kennis wordt gebracht van de overige leden en het college.

  • 4. Initiatiefvoorstellen worden altijd in de meest betrokken raadscommissie besproken.

  • 5. Initiatiefvoorstellen worden op dezelfde wijze aanhangig gemaakt als door het college ingediende voorstellen, met dien verstande dat de initiatiefnemer in de plaats treedt van het college.

  • 6. De raad kan aanvullende voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 39a Discussienota

  • 1. Een lid kan een discussienota schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter van de desbetreffende raadscommissie indienen.

  • 2. Een discussienota dient om in de desbetreffende raadscommissie een discussie over een bepaald probleem te voeren en het gevoelen in te winnen van de commissie voorafgaande aan het opstellen van een initiatiefvoorstel.

  • 3. De uitkomsten van de discussie kunnen voorwerp zijn voor een initiatiefvoorstel.

Artikel 40 Amendement

  • Indiening

  • 1. Een lid kan tot het sluiten van de beraadslaging een amendement indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming kan plaatsvinden.

  • 2. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die zijn ingediend door leden die de presentielijst hebben getekend en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3. Een lid is bevoegd, tijdens de beraadslagingen, op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 4. Elk (sub)amendement moet om in behandeling te kunnen worden genomen, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Een amendement wordt opgesteld met gebruikmaking van het door de griffie verstrekt sjabloon.

  • 5. Een (sub)amendement wordt zodanig geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in het ontwerpbesluit te worden verwerkt.

  • 6. De eerste ondertekenaar van een amendement is bevoegd de strekking daarvan beknopt mondeling toe te lichten, alvorens ondersteuning van het amendement wordt gevraagd.

  • 7. Een amendement wordt aangeduid met de naam van de indiener(s).

  • Toelaatbaarheid

  • 8. Een amendement is ontoelaatbaar, indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel, of indien er tussen de materie van het amendement en die van het voorstel geen rechtstreeks verband bestaat.

  • 9. Een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn zolang de raad het niet ontoelaatbaar heeft verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking van orde, worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door een van de leden.

  • Wijziging en intrekking

  • 10. Een amendement kan, voordat de stemming hierover plaatsvindt, door de eerste ondertekenaar van het amendement worden gewijzigd of ingetrokken. In geval van wijziging wordt het amendement ingetrokken en wordt de gewijzigde versie opnieuw schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 11. Een medeondertekenaar van een amendement is bevoegd, voordat de stemming plaatsvindt, zijn steun aan het amendement in te trekken.

Artikel 41 Motie

  • Indiening

  • 1. Een ter vergadering aanwezig lid dat de presentielijst heeft getekend, kan tot het sluiten van de beraadslaging een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Een motie wordt opgesteld met gebruikmaking van het door de griffie verstrekt sjabloon.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De eerste ondertekenaar van een motie is bevoegd, de strekking daarvan beknopt mondeling toe te lichten, alvorens stemming over de motie plaatsvindt.

  • 5. Een motie wordt aangeduid met de naam van de indiener(s).

  • Wijziging en intrekking.

  • 6. Een motie kan, voordat de stemming plaatsvindt, door de eerste ondertekenaar van de motie worden gewijzigd of ingetrokken. In geval van wijziging wordt de motie ingetrokken en wordt de gewijzigde versie opnieuw schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 7. Een medeondertekenaar van een motie is bevoegd, voordat de stemming plaatsvindt, zijn steun aan de motie in te trekken.

  • Afhandeling c.q. uitvoering.

  • 8. Een aangenomen motie wordt binnen dertien weken na stemming in de raadsvergadering afgehandeld c.q. uitgevoerd, tenzij in de motie een ander tijdstip van afhandeling is vermeld.

  • 9. Indien een motie is uitgevoerd c.q. afgehandeld, meldt het college dit ingeval nadere besluitvorming noodzakelijk is, in een voordracht aan de raad. Indien nadere besluitvorming achterwege kan blijven en de motie als afgedaan kan worden beschouwd, meldt het college dit schriftelijk en voorzien van een deugdelijke toelichting aan de raad, welke mededeling op de lijst van ingekomen stukken voor de eerstvolgende vergadering na melding wordt geplaatst en in afschrift naar de meest betrokken raadscommissie wordt gezonden.

  • 10. Indien een aangenomen motie niet is afgehandeld c.q. uitgevoerd binnen de termijn van dertien weken na stemming in de raadsvergadering, geeft het college schriftelijk inzicht in de redenen daarvan. Het presidium beslist of de motie zal worden opgenomen in de conceptagenda voor de eerstvolgende vergadering.

  • 11. Indien het college geen uitvoering geeft aan een door de raad aangenomen motie, wordt hiervan binnen de termijn van dertien weken na stemming in de raadsvergadering, onder opgave van reden, kennis gedaan aan de raad door middel van een voordracht.

Artikel 42 Actualiteit

  • 1. Een lid kan, indien een zaak een spoedeisend karakter heeft, een actualiteit indienen.

  • 2. Er is sprake van spoedeisendheid wanneer beraadslaging of besluitvorming in een volgende raadsvergadering overbodig of niet meer aan de orde zou zijn, bijvoorbeeld door besluitvorming van derden.

  • 3. De reden van spoed wordt door de indiener vermeld op de actualiteit.

  • 4. De actualiteit kan gericht zijn op het verkrijgen van een raadsuitspraak door middel van het indienen van een motie.

  • 5. Een actualiteit beslaat in de regel maximaal één pagina tekst, waarbij gebruik wordt gemaakt van het door de griffie verstrekt sjabloon.

  • 6. Een actualiteit wordt uiterlijk op de maandag in de week van de raadsvergadering vóór 13.00 uur schriftelijk of digitaal ter attentie van de voorzitter ingediend bij de griffier, op een supplementagenda geplaatst en gepubliceerd in afdeling 1 van het Gemeenteblad. Een afschrift van de actualiteit, de omschrijving van het onderwerp en de reden van spoedeisendheid worden zo spoedig mogelijk door de griffier gezonden aan de raad, het fractievoorzittersoverleg en het college.

  • 7. Het fractievoorzittersoverleg toetst de actualiteit op spoedeisendheid en geeft hieromtrent een advies aan de raad.

  • 8. De wijze van behandeling van de actualiteit is analoog aan die van de behandeling van een voordracht.

  • 9. Een actualiteit wordt in de agenda toegevoegd aan de te behandelen onderwerpen binnen de portefeuille waarop de actualiteit betrekking heeft, conform het bepaalde in artikel 13, zesde lid.

  • 10. Een actualiteit wordt afgehandeld in dezelfde vergadering als die waarin de desbetreffende actualiteit is ingediend.

Artikel 43 Interpellatie

  • 1. Een lid kan de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie.

  • 2. Een interpellatie kan gericht zijn op het verkrijgen van een raadsuitspraak, door middel van het indienen van een motie.

  • 3. De voorzitter kan de raad voorstellen de interpellatie niet te houden, indien over hetzelfde onderwerp schriftelijke vragen zijn gesteld en de termijn voor beantwoording nog niet is verstreken.

  • 4. Het verzoek tot het mogen houden van een interpellatie wordt schriftelijk of digitaal, in de vorm van een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede van de te stellen vragen, ten minste 48 uur voorafgaand aan de vergadering ter attentie van de voorzitter ingediend bij de griffier. Hierbij wordt gebruikgemaakt van het door de griffie verstrekt sjabloon.

  • 5. Een afschrift van dit verzoek, de omschrijving van het onderwerp en de te stellen vragen worden zo spoedig mogelijk door de griffier gezonden aan de raad, het fractievoorzittersoverleg en het college.

  • 6. Bij de behandeling van een interpellatie geldt als eerste termijn de toelichting van de interpellant en het antwoord daarop van het college of de burgemeester. Aan de gedachtewisseling kan in tweede termijn door de overige leden worden deelgenomen.

  • 7. Voor het houden van een interpellatie heeft de interpellant tien minuten extra spreektijd in eerste termijn en vijf minuten extra in tweede termijn.

Artikel 44: Het vragenuur

  • 1. Een lid kan het college of de burgemeester mondelinge vragen stellen.

  • 2. Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit, onder aanduiding van het onderwerp, per e-mail aan. De aanmelding moet uiterlijk op de dag van de vergadering om 10.00 uur binnen zijn bij de griffier.

  • 3. De voorzitter kan de raad voorstellen een onderwerp niet aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig omschreven acht, er reeds schriftelijke vragen over hetzelfde onderwerp zijn gesteld, de vragen niet onder de bevoegdheid van de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders vallen, dan wel het onderhavige onderwerp in dezelfde raadsvergadering aan de orde komt.

  • 4. De voorzitter van de raad beslist in overleg met de plaatsvervangend voorzitter van de raad welke van de aangemelde vragen binnen het uur worden gesteld.

  • 5. In het fractievoorzittersoverleg zal een voorstel tot behandeling worden gedaan over mondelinge vragen van verschillende indieners die over hetzelfde onderwerp gaan.

  • 6. Het vragenuur vindt in de regel plaats tijdens iedere vergadering, aan het begin van de vergadering.

  • 7. Aan het begin van de vergadering maakt de voorzitter melding van de aangemelde onderwerpen van de vragen.

  • 8. De vragensteller wordt voor hoogstens twee minuten het woord verleend om aan het college of de burgemeester vragen te stellen.

  • 9. Het college of de burgemeester wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 10. Na de beantwoording wordt de vragensteller één minuut het woord verleend om aan het college of de burgemeester aanvullende vragen te stellen.

  • 11. Het college of de burgemeester wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 12. De voorzitter kan aan andere leden, ieder voor ten hoogste één minuut, het woord verlenen om vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 13. Aan het college of de burgemeester wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om de vragen van het lid te beantwoorden. Na iedere gestelde vraag wordt antwoord gegeven door het college of de burgemeester.

  • 14. Tijdens het vragenuur zijn interrupties niet toegestaan.

  • 15. Tijdens het vragenuur kan geen verlof worden gevraagd tot het houden van een interpellatie, noch kunnen moties worden ingediend.

  • 16. Onderwerpen die aan het einde van het vragenuur nog niet aan de orde zijn gekomen, komen te vervallen. De indiener kan het onderwerp voor het volgende vragenuur opnieuw aanmelden conform het bepaalde in het tweede lid.

Artikel 45 Schriftelijke vragen

  • 1. Een lid kan het college of de burgemeester schriftelijk vragen stellen.

  • 2. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd.

  • 3. De vragen worden ter attentie van de voorzitter van de raad bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en het college worden gebracht en maakt deze openbaar.

  • 4. Vragen worden schriftelijk of digitaal ingediend met gebruikmaking van het door de griffie verstrekt sjabloon.

  • 5. Indien bij de voorzitter van de raad tegen het doorsturen ter beantwoording van de vragen bezwaar bestaat uit oogpunt van vorm en inhoud, wordt daarvan aan het desbetreffende lid mededeling gedaan. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer de vragen een onderwerp betreffen dat niet binnen de bevoegdheden van het gemeentebestuur valt, er reeds gelijkluidende vragen door een ander lid zijn ingediend, of wanneer behandeling van het desbetreffende onderwerp op korte termijn voorzien is in een raadscommissie of de raad dan wel onderwerp is van een raadsonderzoek c.q. raadsenquête. 

  • 6. Bestaat zodanig bezwaar niet, dan is de burgemeester of het college gehouden, de vragen zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen vier weken na indiening schriftelijk te beantwoorden.

  • 7. De vragen en antwoorden worden in afdeling 1 van het Gemeenteblad opgenomen.

  • 8. Indien de vragen niet binnen een termijn van vier weken na indiening zijn beantwoord, worden zij geagendeerd voor behandeling in de eerstvolgende vergadering van de meest betrokken raadscommissie.

Artikel 46 Termijnagenda

  • De termijnagenda wordt tweemaal per jaar, te weten: medio maart en medio september, geagendeerd voor bespreking in de raadsvergadering.

Artikel 47 Onderzoek

  • De raad kan op voorstel van één of meer van zijn leden een onderzoek instellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur [8], dan wel een vooronderzoek naar het nut of de noodzaak van een eventueel onderzoek. De voorwaarden omtrent de instelling van een onderzoek of vooronderzoek zijn in een afzonderlijke verordening vastgelegd.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 48 Procedure begroting

  • Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium en het fractievoorzittersoverleg, vaststelt.

Artikel 49 Procedure jaarrekening

  • Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium en het fractievoorzittersoverleg, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 50 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid, de burgemeester, een wethouder of de secretaris, die door de raad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld, aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende raadscommissie.

  • 2. Ieder lid kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het opstellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid een persoon als bedoeld in het eerste lid, ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Overig

Artikel 51 Toehoorders

  • 1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, deze en, zo nodig, andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2. De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

  • 1. Tijdens de vergadering kunnen er door of in opdracht van de griffier geluid- en beeldregistraties worden gemaakt.

  • 2. Degenen die in de raadzaal tijdens de vergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan vóór de aanvang van de vergadering mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

  • Het is verboden tijdens de vergadering te telefoneren in de raadzaal, met inbegrip van de publieke tribune.

Artikel 54 Slotbepaling

  • In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

Artikel 55 Inwerkingtreding

  • Dit reglement treedt een dag na publicatie in afdeling 3A van het Gemeenteblad in werking.

  • Voetnoten

  • [1] Duoraadsleden moeten op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan en worden voorgedragen door een fractie. Het maximumaantal duoraadsleden wordt door de raad bepaald. In 2006 is door de raad besloten dat er maximaal vier duoraadsleden per fractie kunnen zijn.

  • [2] Artikel 25, lid 1: “De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.” Lid 2: “Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.”

  • [3] Zie voetnoot 2.

  • [4] Artikel 24 van de Gemeentewet: “In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over: a) de toelating van nieuw benoemde leden; b) de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening; c) de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en d) de benoeming en het ontslag van wethouders.

  • [5] De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • [6] Zie Gemeentewet artikel 28, lid 1 en lid 3. Lid 1: “Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over: a) een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken; b) de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.” Lid 3: “Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming indien het een benoeming betreft die hem persoonlijk aangaat. Dat is wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht is beperkt”.

  • [7] Zie  de Gemeentewet, artikel 32, lid 2.

  • [8] Zie artikel 155a van de Gemeentewet.