Regeling vervallen per 27-01-2011

Verordening peuterspeelzaalwerk Apeldoorn 2007

Geldend van 21-02-2008 t/m 26-01-2011

Intitulé

VERORDENING PEUTERSPEELZAALWERK APELDOORN 2007

De raad van de gemeente Apeldoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 september 2007, nr. 96-2007;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Verordening peuterspeelzaalwerk Apeldoorn.

HOOFDSTUK 1 Algemene regels

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

  • b.

    peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar gedurende een of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen;

  • c.

    peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

  • d.

    houder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert;

  • e.

    beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over een voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificatie;

  • f.

    begeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal;

  • g.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut vastgestelde norm;

  • h.

    toezichthouder: de instantie (i.c. de GGD Gelre-IJssel) die namens de gemeente Apeldoorn toezicht houdt op naleving van de bepalingen van deze verordening door de houder.

Artikel 2 Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van het college, een peuterspeelzaal open te stellen of te houden.

  • 2. Bij de aanvraag moeten de door het college verlangde gegevens worden overgelegd.

  • 3. Bij de aanvraag moet een verklaring van de toezichthouder worden overgelegd, inhoudende dat door de houder aan de eisen van kwaliteit wordt voldaan, zoals genoemd in deze verordening.

  • 4. Bij verhuizing van de peuterspeelzaal dient de houder opnieuw een aanvraag voor het open stellen van een peuterspeelzaal in en overlegt daarbij de door het college verlangde gegevens.

  • 5. Bij overdracht van één of meerdere peuterspeelzalen aan een andere houder dient de nieuwe houder voor iedere peuterspeelzaal een aanvraag voor het openstellen van een peuterspeelzaal in en overlegt daarbij de door het college gevraagde gegevens.

Artikel 3 Weigering en ontheffing

  • 1. Het college weigert de vergunning, indien niet wordt voldaan aan de in of krachtens artikel 11 gestelde eisen en hoofdstuk 2 van deze verordening gestelde kwaliteitsregels.

  • 2. In afwijking van lid 1 is het college bevoegd ontheffing te verlenen van de op artikel 13 gebaseerde nadere regels met uitzondering van artikel 2 van deze “Nadere regelgeving peuterspeelzaalwerk’.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen, in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Behandeling aanvragen

  • 1. Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Een ieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren brengen.

Artikel 6 Bouwverordening

  • 1. Gelijktijdig met de aanvraag om een vergunning voor een peuterspeelzaal, dient een gebruiksvergunning aangevraagd te worden, middels een daarvoor bedoeld standaardformulier.

  • 2. Een vergunning voor een peuterspeelzaal wordt niet verleend, voordat een gebruiksvergunning op grond van de bouwverordening kan worden overgelegd.

Artikel 7 Termijnen

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag met alle gevraagde bijlagen of het verzoek is ontvangen.

  • 2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 8 Aanhouding

  • 1. Het college houdt de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat hij een beslissing heeft genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet, en de bepalingen van de Bouwverordening (Hoofdstuk 6 Brandveilig gebruik).

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7 neemt het college, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 7 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 7 bedoelde termijnen.

Artikel 9 Duur van de vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

  • 2. Drie maanden voordat de vergunning verloopt, dient de houder een aanvraag om verlening van de vergunning in en overlegt daarbij de door het college verlangde gegevens.

Artikel 10 Inhoud van de vergunning

In de vergunning worden tenminste vermeld:

  • a.

    naam van de houder;

  • b.

    het aantal dagdelen en uren per dagdeel dat de peuterspeelzaal is geopend;

  • c.

    de plaatselijke aanduiding van het perceel dan wel de percelen waarin de peuterspeelzaal is gevestigd;

  • d.

    de ligging en de oppervlakte van de lokaliteiten, waarin de kinderen verblijven;

  • e.

    het aantal kinderen dat per dagdeel maximaal aanwezig kan zijn;

  • f.

    het maximum aantal groepen per dagdeel;

  • g.

    het minimum aantal beroepskrachten per groep;

  • h.

    de eventuele ontheffingen.

Artikel 11 Verplichtingen van de houder

  • 1. De houder is verplicht bij de aanvraag om een vergunning voor het openstellen of in stand houden van een peuterspeelzaal een verklaring omtrent gedrag te overleggen, waaruit blijkt dat geen feiten bekend zijn, die het exploiteren van een peuterspeelzaal in de weg staan. Bij een eerste aanvraag voor het openstellen van een peuterspeelzaal mag deze verklaring niet ouder zijn dan één maand gerekend vanaf de datum van de aanvraag om een vergunning; bij aanvragen voor het openhouden van een peuterspeelzaal niet ouder dan 6 maanden gerekend vanaf de datum van de aanvraag om een vergunning.

  • 2. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 3. De houder is verplicht aan het college gegevens te verstrekken die door of namens het college in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 4. De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag, daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan het college.

  • 5. De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in de peuterspeelzaal op te hangen.

  • 6. De houder overlegt aan het college eenmaal per twee jaar een rapport van de toezichthouder over de naleving van de eisen van kwaliteit zoals genoemd in deze verordening. De kosten van het onderzoek door de toezichthouder komen voor rekening van de houder.

Artikel 12 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • a.

    Het college kan de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      indien een aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschrift en of verplichting niet is of wordt nagekomen;

    • d.

      indien binnen de termijn van één jaar na aanvraag geen gebruik van de vergunning wordt gemaakt;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

  • b.

    Het college kan in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een peuterspeelzaal gelasten, indien naar zijn oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 Kwaliteitsregels

Artikel 13 Nadere regels

  • 1. De peuterspeelzaal dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben.

  • 2. Het college is bevoegd nadere regels te stellen waaraan de peuterspeelzaal, de houder en de in de peuterspeelzaal werkzame beroepskrachten en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van de peuterspeelzaal voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor het peuterspeelzaalwerk en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • c.

      de aan beroepskrachten en begeleiders te stellen gezondheidseisen;

    • d.

      de aanwezigheid van gegevens in de peuterspeelzaal.

Artikel 14 Informatie aan ouders/verzorgers

De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

  • a.

    het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid;

  • b.

    de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c.

    de wijze waarop de inspraak is geregeld;

  • d.

    de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden;

  • e.

    afspraken omtrent het beleid t.a.v. hygiëne en infectieziekten.

Artikel 15 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

De houder van een peuterspeelzaal moet ten behoeve van in de peuterspeelzaal aanwezige beroepskrachten, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallen-verzekering afsluiten.

Artikel 16 Groepsgrootte en aantal beroepskrachten (functionarissen)

De opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat een groep uit maximaal 20 kinderen bestaat. De groep staat onder leiding van twee functionarissen waarvan minimaal één beroepskracht.

Artikel 17 Verblijfsruimte peuterspeelzaal

  • 1. Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie vierkante meter netto speel/werk-oppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 2. Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vijf vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

Artikel 18 Voorkoming verspreiding infectieziekten

  • 1. Het is aan de houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a.

      enig persoon tot de peuterspeelzaal of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot de peuterspeelzaal of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden, dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2. Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven, dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

HOOFDSTUK 3 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19 Strafbepaling

Overtreding van artikel 2 artikel 11 en/of van de kwaliteitsregels in Hoofdstuk 2 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 20 Toezicht en opsporing

  • 1. Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften. De opsporing van de in artikel 23 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 21 Overgangsbepaling

Vergunningen en ontheffingen, die zijn verleend onder de werking van de Verordening kinderopvang Apeldoorn 1996 dan wel 2005 blijven van kracht tot de daarbij aangegeven datum.

Artikel 22 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening:

  • a.

    kan worden aangehaald als ‘Verordening peuterspeelzaalwerk Apeldoorn’;

  • b.

    treedt in werking op de 8e dag na de dag waarop zij is afgekondigd, en vervangt de Verordening Wet kinderopvang, vastgesteld op 16 december 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 8 november 2007
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 13 februari 2008
Inwerking getreden d.d. 21 februari 2008