Regeling vervallen per 01-01-2013

UITWERKINGSBESLUIT FINANCIËLE VERORDENING 2008

Geldend van 05-07-2008 t/m 31-12-2012

Intitulé

UITWERKINGSBESLUIT FINANCIËLE VERORDENING 2008

Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

gelet op de artikelen 21 en 23 van de Financiële verordening 2006;

BESLUITEN:

vast te stellen het navolgende Uitwerkingsbesluit Financiële verordening 2008.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit uitwerkingsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    begroting: de begroting waarin de raad de kaders vaststelt voor zowel het beleid als de financiën. Het beleidsdeel bestaat uit de programma’s en de paragrafen. Het financiële deel bevat een overzicht van baten, lasten en de uiteenzetting van de financiële positie plus de bijbehorende toelichtingen;

  • b.

    directeuren: de directeuren van de diensten;

  • c.

    managementteam: het overleg van de directeuren onder leiding van de gemeentesecretaris;

  • d.

    dienst: het gedeelte van de organisatie waaraan een directeur leiding geeft;

  • e.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de gemeentelijke organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • f.

    financiële administratie: het systematisch maken en verwerken van de financiële gegevens van de gemeentelijke organisatie of van een organisatie-onderdeel daarbinnen, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • ·

      de financieel-economische positie;

    • ·

      het beheer van vermogenswaarden;

    • ·

      de uitvoering van de begroting;

    • ·

      het afwikkelen van vorderingen en schulden, alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • g.

    administratieve organisatie: de zorg voor het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens, gericht op het verstrekken van informatie die nodig is voor het besturen van (bedrijfs)processen en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • h.

    financiële organisatie: het geheel van organisatorische afspraken en maatregelen (indeling van de organisatie, functiescheidingen en mandaatregelingen) en de rapportage over de realisatie van de te leveren producten, zodat een doelmatig en rechtmatig beheer gewaarborgd is;

  • i.

    beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het geheel van de gemeentelijke middelen en rechten;

  • j.

    budgethouder: die persoon die binnen de hem via een budget gegeven machtiging verantwoordelijk is voor het aangaan van overeenkomsten tot levering van goederen, aanneming van werk en/of verlening van diensten;

  • k.

    budget: een taakstelling tot uitdrukking komend in het bedrag dat verbonden is aan één of meer functies en/of kostenplaatsen van de begroting. Tot het budget wordt tevens gerekend de in de begroting in de omschrijving en toelichting opgenomen prestatie-eenheden, kostendekkingspercentages, overige kencijfers en voorschriften;

  • l.

    rechtmatigheid: het vaststellen dat baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen;

  • m.

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • n.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

HOOFDSTUK I De financiële organisatie

Artikel 2 Functionarissen

  • 1. De directeur Middelen is tevens concerncontroller.

  • 2. Het hoofd van een afdeling Financiën, Planning en Control die voor een bepaalde dienst werkzaam is, is tevens dienstcontroller.

  • 3. De medewerker van het team financieel beleid en beheer die belast is met de uitvoering van de treasuryfunctie is tevens treasurer.

  • 4. De functie van concerncontroller, senior medewerker concerncontrol, dienstcontroller, en treasurer is onverenigbaar met functies die verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van vermogenswaarden.

Artikel 3 Directeur

  • 1. De dagelijkse verantwoordelijkheid voor het beheer en de administratie op dienstniveau berust bij de directeur.

  • 2. De directeur is, binnen de vastgestelde concernkaders, integraal verantwoordelijk voor de verdere norm- en kaderstelling onder andere op het gebied van financiën en voor de implementatie van planning en control binnen de dienst.

  • 3. De directeur is er voor verantwoordelijk dat door hem bij het college ingediende voorstellen zowel inhoudelijk als procedureel getoetst zijn op:

    • ·

      juistheid en volledigheid van de gegeven informatie, onder andere met het oog op de handhaving van de begrotingsdiscipline;

    • ·

      rechtmatigheid en doelmatigheid;

    • ·

      juistheid van de gevolgde procedure;

    • ·

      toedeling van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering.

  • 4. De directeur draagt zorg voor de tijdige totstandkoming van de gegevens en de beleidsinhoudelijke toelichtingen voor de meerjarenprogrammabegroting, de jaarbegroting, tussentijdse rapportages en de jaarrekening van zijn dienst. Daarbij bevordert hij een juiste toepassing van de concernrichtlijnen.

  • 5. De directeur is belast met de realisatie van de beleidsvoornemens uit de jaarbegroting van zijn dienst binnen de daarin gestelde (financiële) kaders. Tevens behoort het doen van beleidsvoorstellen en -adviezen met implicaties voor die begroting tot zijn taak.

  • 6. De directeur is verantwoordelijk voor het beheer van de hem ter beschikking gestelde budgetten.

  • 7. Met betrekking tot de uitvoering van het budgetbeheer kan de directeur binnen zijn dienst budgethouders c.q. verantwoordelijke projectleiders aanwijzen.

Artikel 4 Concerncontroller

  • 1. De concerncontroller is verantwoordelijk voor:

    • ·

      het toetsen van de opzet en de instandhouding van de administratieve organisatie (inclusief de interne controle) en van de financiële organisatie voor de gemeente als geheel;

    • ·

      de ontwikkeling van het beleid op het gebied van auditing en monitoring;

    • ·

      de analyse en interpretatie van de beschikbare informatie van de diensten. Hij draagt er zorg voor dat deze gegevens (optimaal) geschikt zijn voor de sturing en beheersing van de gemeentelijke organisatie als geheel;

    • ·

      de verslaggeving ten behoeve van de bestuursorganen en de daarop te baseren (bedrijfseconomische) advisering. Hiertoe behoren ondermeer de samenstelling van de tussentijdse rapportages, het opstellen van het verslag bij de jaarrekening en daarnaast de concernrapportages over voortgang van strategische projecten, programma's etc.

  • 2. Onverlet de verantwoordelijkheid van de directeur Middelen voor de ontwikkeling van de concernbrede norm- en kaderstelling op het gebied van planning & control en de verantwoordelijkheid van de dienstdirecteuren voor de implementatie en de ontwikkeling binnen de diensten, heeft de concerncontroller een eigen concernbrede signalerende en toetsende functie op dit gebied. Eventuele op- en aanmerkingen van de concerncontroller dienen door de afzonderlijke directeuren verder uitgewerkt te worden. De concerncontroller stelt vast dat terzake conform artikel 7, lid 2, van dit uitwerkingsbesluit adequate richtlijnen zijn opgesteld. Indien financiële richtlijnen of norm- en kaderstelling ontbreken of aanvulling behoeven, neemt de concerncontroller dit op met desbetreffende kaderstellende afdelingen. Voor de dienst Middelen is bovenvermelde taak in verband met de dubbelfunctie van de directeur Middelen, neergelegd bij de senior medewerker concerncontrol. In het geval de senior medewerker concerncontrol onvolkomenheden vaststelt ten aanzien van de rapportage, de implementatie van de richtlijnen en of de administratieve organisatie van de dienst Middelen, meldt hij/zij dat aan de dienstdirecteur en de dienstcontroller. Indien er tussen de concerncontroler en de senior medewerker concerncontrol ten aanzien van de dienst Middelen een majeur verschil van inzicht bestaat, legt de senior medewerker concerncontrol het betrokken onderwerp voor aan de gemeentesecretaris.

  • 3. De concerncontroller heeft, onverlet de eigen verantwoordelijkheid van de dienstdirecteur, een eigen verantwoordelijkheid voor de bevordering en de bewaking van de doelmatigheid, doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het beheer en de administratie. De concern-controller toetst (laat toetsen) in dit kader de opzet en de werking van de financiële organisatie en de administratieve organisatie van de gemeente als geheel.

  • 4. Indien de concerncontroller van oordeel is dat een meer doelmatig, doeltreffend of rechtmatig beheer kan worden gerealiseerd, treedt hij in overleg met de dienstdirecteur. Zo nodig legt hij zelfstandig voorstellen voor aan het college.

  • 5. De concerncontroller is rechtstreeks verantwoording verschuldigd aan het college voor de aan hem in dit besluit opgedragen taken en verantwoordelijkheden en kan daarover gevraagd en ongevraagd adviseren.

  • 6. De concerncontroller informeert en ondersteunt de gemeentesecretaris en het management bij het genoemde onder lid 2 en bewaakt een juiste toepassing van de richtlijnen.

  • 7. Voor zover de concerncontroller dit noodzakelijk of wenselijk acht, is hij bevoegd de (financiële) implicaties van beleidsadviezen en -voorstellen, te toetsen. De financiële toetsing vindt in principe plaats door de afdeling Financiën & Belastingen.

  • 8. Alle aan het college ondergeschikte ambtenaren verstrekken de concerncontroller desgevraagd de volledige informatie die hij naar zijn oordeel in de uitoefening van zijn functie nodig heeft.

  • 9. De concerncontroller wordt bij de uitoefening van de adviserende en toetsende rol bijgestaan door de stafeenheid concerncontrol. Toetsing en advisering gebeurd door o.a. de auditor en de privacymedewerker.

Artikel 5 Dienstcontroller

  • 1. De dienstcontroller heeft voor zijn organisatie-onderdeel, de zorg voor:

    • ·

      de tijdigheid, de volledigheid, de juistheid en de toereikendheid van de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administraties en verstrekte informatie;

    • ·

      het opzetten en het instandhouden van de administratieve organisatie (inclusief de interne controle) en van de financiële organisatie;

    • ·

      het bevorderen en het bewaken van de doelmatigheid van het beheer en van de administratie;

    • ·

      het informeren en adviseren van de directeur bij de beheersing van de financieel-administratieve processen;

    • ·

      de analyse en interpretatie van de beschikbare gegevens. Hij draagt er zorg voor dat deze gegevens (optimaal) geschikt zijn voor de sturing en beheersing van processen en activiteiten en voor de bevordering en de beoordeling van de doelmatigheid, rechtmatigheid en doeltreffendheid door het management;

    • ·

      de verslaggeving ten behoeve van de directeur en de daarop te baseren bedrijfs-economische advisering;

  • 2. De dienstcontroller kan de directeur, de afdelingshoofden, de projectleiders en de budgethouders, gevraagd en ongevraagd, rechtstreeks adviseren over zijn in dit uitwerkingsbesluit genoemde taken.

  • 3. Indien de dienstcontroller een meer doelmatig beheer mogelijk acht, treedt hij hierover in overleg met de leiding van de dienst. Zo nodig treedt hij bij blijvend verschil van inzicht, met medeweten van de directeur, in overleg met de concerncontroller. De dienstcontroller van de dienst Middelen treedt in geval van verschil van inzicht, met medeweten van de directeur Middelen c.q. concerncontroller, in overleg met de senior medewerker concerncontrol.

  • 4. De dienstcontroller begeleidt en ondersteunt met betrekking tot zijn dienst de directeur bij de vervulling van de hem in artikel 3 opgedragen taken en verantwoordelijkheden.

  • 5. Met betrekking tot begrotingsrealisatie en budgetbeheer heeft de dienstcontroller op grond van hem ten dienste staande informatie een signalerende functie ten opzichte van de directeur.

  • 6. De dienstcontroller heeft een eigen verantwoordelijkheid voor de financieel-technische aspecten van de begroting, de tussentijdse rapportages, de jaarrekening en de beleidsvoorstellen. Indien er sprake is van een afwijkend standpunt met de directeur, kan de dienstcontroller hiervan, met medeweten van de directeur, melding maken bij het desbetreffende document.

  • 7. De dienstcontroller bevordert de integratie van vakmatige en financieel-economische kennis in zijn dienst.

  • 8. Alle ambtenaren binnen zijn dienst verstrekken de dienstcontroller desgevraagd de volledige informatie die hij naar zijn oordeel voor de uitoefening van zijn functie nodig heeft.

Artikel 6 Functionele relatie concerncontroller/dienstcontroller

  • 1. Ter bevordering en handhaving van de eenheid, samenhang en kwaliteit in het planning & control-instrumentarium bestaat tussen concerncontroller en dienstcontroller een functionele relatie, waarin overleg plaats heeft en informatie wordt uitgewisseld omtrent de praktische aspecten.

  • 2. In het kader van de in lid 1 genoemde functionele relatie kan de concerncontroller of de senior medewerker concerncontrol namens de concerncontroller aan de dienstcontroller nadere aanwijzingen en richtlijnen verstrekken. De dienstcontroller is gehouden deze aanwijzingen en richtlijnen in acht te nemen.

  • 3. Ter structurering van de functionele relatie tussen concerncontroller en dienstcontroller en ter afstemming van de hieruit voortvloeiende activiteiten heeft periodiek overleg plaats, genaamd Controllersoverleg. Dit overleg wordt voorgezeten door de senior medewerker concerncontrol. Het overleg heeft een adviserend karakter. De concerncontroller kan adviezen of genomen besluiten uit dit overleg naast zich neerleggen en/of anderszins handelen. Afhankelijk van de situatie bespreekt de concerncontroller dit met de betreffende dienst of in het MT.

  • 4. De rol van het Controllersoverleg bestaat daarnaast uit:

    • ·

      advisering omtrent de in conceptvorm voorgelegde richtlijnen als bedoeld in artikel 7, lid 2;

    • ·

      toetsing van norm- en kaderstelling op duidelijkheid, aanvaardbaarheid en toepasbaarheid;

    • ·

      het op interactieve wijze meedenken en adviseren over de verdere ontwikkeling van het financiële beleid, het financiële beheer en de financiële organisatie;

    • ·

      het dienaangaande onderling uitwisselen van ervaringen binnen de diensten.

Artikel 7 Directeur dienst Middelen

  • 1. De directeur Middelen draagt zorg voor de concernbrede financiële norm- en kaderstelling. De financiële norm- en kaderstelling vindt in principe plaats door desbetreffende kaderstellende afdelingen.

  • 2. Tot zijn financiële verantwoordelijkheid behoren in elk geval:

    • ·

      de tijdigheid, de volledigheid, de juistheid en de toereikendheid van de centraal gevoerde administraties en de vandaar uit verstrekte informatie;

    • ·

      het opstellen van richtlijnen betreffende inrichting van de administratie, de tussentijdse rapportages, de jaarrekening, het jaarverslag en de begroting;

    • ·

      de bedrijfseconomische analyses en advisering aan het managementteam en college;

    • ·

      de ondersteuning van de diensten bij het opzetten en doen functioneren van de financiële organisatie;het samenstellen van de meerjarenprogrammabegroting, de jaarbegroting en de jaarrekening van het concern uit de deelbijdragen, die de diensten aanleveren. Hij bevordert en bewaakt daarbij de eenheid en samenhang in deze stukken en toetst de juiste toepassing van daartoe door het managementteam en/of college vastgestelde algemene uitgangspunten.

  • 3. De directeur Middelen wordt bij de uitoefening van de taak als bedoeld in het eerste lid bijgestaan door het hoofd van de afdeling Financiën & Belastingen, teamleider Financieel beleid en beheer, de treasurer en de teamleider Administratie en invordering.

  • 4. Op lid 1 en lid 2 is de volgende nuancering van toepassing: Om iedere belangenverstrengeling te vermijden heeft, bij een blijvend majeur verschil van inzicht tussen de directeur Middelen c.q. concerncontroller en de senior medewerker concerncontrol, laatstgenoemde de mogelijkheid dit via de gemeentesecretaris voor te leggen aan het college.

Artikel 8 Hoofd afdeling Financiën & Belastingen

  • 1. Het hoofd van de afdeling Financiën & Belastingen is door het college aangewezen als ambtenaar bedoeld in artikel 231, lid 2b, van de Gemeentewet. Het gaat hierbij o.a. om het verzenden van beschikkingen en aanslagen ten behoeve van gemeentelijke belastingen en het doen van uitspraken op bezwaarschriften.

  • 2. Hij is tevens door het college aangewezen als ambtenaar bedoeld in artikel 231, lid 2c, van de Gemeentewet voor wat betreft het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als bedoeld in de artikelen 255 en 255a van de Gemeentewet.

  • 3. De bevoegdheid van het college met betrekking tot het oninbaar verklaren van vorderingen is gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Financiën & Belastingen.

Artikel 9 Teamleider Financieel Beleid en Beheer

  • 1. De teamleider Financieel beleid en beheer heeft voor het concern de zorg voor de eenheid, samenhang en kwaliteit van de te voeren financiële administratie(s).

  • 2. Daartoe is de teamleider Financieel beleid en beheer belast met de samenstelling van de tussentijdse rapportages, de jaarrekening en het jaarverslag van het concern op basis van deelrapportages, -rekeningen en -balansen die hem worden aangeleverd door de desbetreffende organisatie-onderdelen.

  • 3. Voor een volledige en juiste samenstelling van de jaarstukken van het concern is de teamleider Financieel beleid en beheer ten opzichte van het college zelfstandig verantwoordelijk. Dit behoudens en onverminderd de verantwoordelijkheid dienaangaande van de dienstcontroller en de concerncontroller voor de door hen opgestelde onderdelen van deze stukken.

  • 4. Ter structurering van de functionele relatie tussen het team Financieel beleid en beheer en diensten en ter afstemming van hun hieruit voortvloeiende activiteiten heeft periodiek overleg plaats, genaamd het Financieel administratie overlegteam (FAOT). Aan dit overleg wordt vanuit de diensten deelgenomen door medewerk(st)ers van de afdeling Financiën, Planning en Control.

  • 5. De rol van het FAOT is met name gelegen in het afstemmen van inhoudelijke en technische aangelegenheden in de centrale financiële administratie alsmede de daaruit te genereren informatie.

  • 6. De jaarrekening en het jaarverslag wordt door de teamleider Financieel beleid en beheer binnen de daartoe in de richtlijnen gestelde termijn aan het college aangeboden.

  • 7. Indien de teamleider Financieel beleid en beheer ten aanzien van de verantwoording van ontvangsten en betalingen een blijvend afwijkend standpunt heeft van de dienst, kan hij daarvan, met medeweten van de dienst- en concerncontroller, bij de aanbieding van de jaarstukken schriftelijk mededeling.

  • 8. De naar de aard van hun werkzaamheden daarvoor in aanmerking komende ambtenaren zijn gehouden de teamleider Financieel beleid en beheer alle in de uitoefening van zijn functie benodigde informatie te verstrekken.

Artikel 10 Treasurer

  • 1. Tot de taak van de treasurer behoort de afstemming van de liquide middelen op de dagelijkse behoefte overeenkomstig de daarvoor door de raad gegeven richtlijnen en limieten conform het Treasurystatuut.

  • 2. De naar de aard van hun werkzaamheden daarvoor in aanmerking komende ambtenaren zijn gehouden de treasurer alle in de uitoefening van zijn functie benodigde informatie te verstrekken.

Artikel 11 Teamleider Invordering

  • 1. De teamleider Invordering is door het college aangewezen als ambtenaar bedoeld in artikel 231, lid 2c, van de Gemeentewet. Voor wat onder andere betreft het verzenden van aanmaningen en de overige taken op het gebied van de invordering (inclusief de gemeentelijke belastingen).

  • 2. De teamleider Invordering is tevens door het college aangewezen als ambtenaar bedoeld in artikel 255 van de Gemeentewet voor wat betreft het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding.

Artikel 11a Teamleider Administratie

  • 1. De teamleider Administratie is verantwoordelijk voor het systematisch maken en verwerken van de financiële gegevens en het debiteurenbeheer.

  • 2. Het geldverkeer wordt uitsluitend geleid via door het college aangewezen banken. Het aanhouden van chartale kassen kan slechts in uitzonderingsgevallen, na goedkeuring van de directeur Middelen plaatsvinden. Onder de verantwoordelijkheid van de teamleider Administratie zijn kashouder(s) belast met de bewaring van chartale gelden.

  • 3. Alvorens opdracht tot betaling aan de senior medewerker betalingsverkeer te verstrekken controleert de teamleider Administratie of de verstrekte opdrachten door de desbetreffende budgethouders zijn goedgekeurd.

    De naar de aard van hun werkzaamheden daarvoor in aanmerking komende ambtenaren zijn gehouden de teamleiders Administratie en Invordering alle in de uitoefening van hun functies benodigde informatie te verstrekken.

HOOFDSTUK II Het Grondbedrijf

Artikel 11 Functionarissen

  • 1. Met de directeur genoemd in dit artikel en in artikel 3 wordt voor wat het Grondbedrijf betreft de directeur van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling (RO) bedoeld.

  • 2. De controller van de dienst RO is tevens controller van het Grondbedrijf.

  • 3. Het hoofd van de afdeling Grondzaken draagt, onverminderd de eindverantwoordelijkheid van de directeur van de dienst RO, zorg voor de invulling van het beleid dat met betrekking tot het Grondbedrijf wordt geformuleerd.

  • 4. Bij het team Financiële Administratie van de stafafdeling Financiën, Planning en Control (FPC) ligt de registrerende taak met betrekking tot transacties van het Grondbedrijf.

Artikel 12 Bijzondere bepalingen met betrekking tot het Grondbedrijf

  • 1. In dit uitwerkingsbesluit wordt verstaan onder:

    • ·

      complex: een deel van het gemeentelijke grondgebied, dan wel een groep kosten of opbrengsten welke uit oogpunt van grondexploitatie een rationeel geheel vormt;

    • ·

      voorlopig toekomstresultaat: de contante waarde van de veronderstelde globale bedrijfseconomische resultaten van een (sub-)complex van nog niet in exploitatie genomen gronden;

    • ·

      toekomstresultaat: de contante waarde van de te verwachten bedrijfseconomische resultaten van een (sub-)complex van in exploitatie genomen gronden op basis van de (periodiek bijgestelde) exploitatiebegroting;

    • ·

      Algemene Reserve: reserve die wordt gevoed of belast met de voordelige respectievelijk nadelige saldi van geliquideerde (sub-)complexen;

    • ·

      geïnvesteerd vermogen: de gerealiseerde lasten (inclusief rente) minus de gerealiseerde baten en minus de getroffen voorzieningen.

  • 2. De aan de gemeente toebehorende gronden (te produceren bouwgrond of bouwrijpe grond), welke daartoe zijn of worden aangewezen, worden afzonderlijk beheerd in het Grondbedrijf.

  • 3. Ook andere onroerende goederen kunnen, mits daartoe bij raadsbesluit aangewezen, in het Grondbedrijf worden beheerd.

Artikel 13 Waardering

  • 1. De binnen het Grondbedrijf ingebrachte gronden en de zich eventueel daarop bevindende opstallen worden als volgt geordend:

    • ·

      nog niet in exploitatie genomen gronden;

    • ·

      in exploitatie genomen gronden;

    • ·

      in erfpacht of anderszins uitgegeven gronden;

    • ·

      niet in exploitatie te nemen gronden;

    • ·

      functioneel ingedeelde gronden.

  • 2. Binnen deze ordening kunnen de betreffende gronden dan wel kosten of opbrengsten worden gesplitst in gebieden en daarbinnen in (sub-)complexen.

  • 3. De waardering ten behoeve van de balans van de nog niet in exploitatie genomen gronden komt overeen met het geïnvesteerde vermogen.

  • 4. Tenminste eens per jaar wordt voor de onder lid 3 bedoelde gronden een (globaal) tentatieve berekening opgesteld.

  • 5. De waardering ten behoeve van de balans van de in exploitatie genomen gronden komt overeen met het geïnvesteerd vermogen.

  • 6. Tenminste eens per jaar wordt voor de onder lid 5 bedoelde gronden een exploitatiebegroting opgesteld.

  • 7. In het geval dat het toekomstresultaat van deze exploitatiebegroting een negatieve uitkomst vertoont, wordt door de raad voor het verschil een voorziening ten laste van de Algemene Reserve van het Grondbedrijf gevormd.

  • 8. De waardering van de in erfpacht of anderszins uitgegeven gronden komt overeen met het geïnvesteerd vermogen. Indien de contante waarde van de toekomstige canons en de contante waarde van de verkoopverwachting na afloop van de erfpachttermijn lager is dan het geïnvesteerd vermogen wordt het verschil onttrokken aan de Algemene Reserve van het Grondbedrijf.

  • 9. De waardering op de balans van de niet in exploitatie te nemen gronden en functioneel ingedeelde gronden komen overeen met het geïnvesteerd vermogen. In het geval dat de opbrengstprognose bij huidige bestemming, gebruik en beklemming lager is dan het geïnvesteerd vermogen, wordt het verschil aangezuiverd door hiervoor een voorziening te vormen ten laste van de Algemene Reserve van het Grondbedrijf.

  • 10. Tenminste eens per jaar wordt in de jaarrekening danwel in de begroting gestructureerd verslag gedaan van de waardering en (voorlopige) toekomstresultaten van de gebieden en, indien opportuun, daarbinnen van de (sub)complexen.

Artikel 14 Instellen, samenvoegen, splitsen, opheffen van (sub-)complexen

  • 1. Bij de aanbieding van de jaarrekening en/of begroting stelt het college aan de raad voor (sub-)complexen in te stellen, samen te voegen, te splitsen en op te heffen (liquideren).

  • 2. Een (sub-)complex wordt geliquideerd, wanneer alle of nagenoeg alle tot het (sub-)complex behorende gronden hun bestemming hebben bereikt. Bij liquidatie van een (sub-)complex wordt het eventuele voordelige respectievelijk nadelige saldo ten gunste respectievelijk ten laste van de Algemene Reserve van het Grondbedrijf gebracht. De eventueel resterende gronden worden tegen de geraamde kosten en opbrengsten ingebracht in een functioneel verzamel (sub-)complex.

Artikel 15 Inbreng van grond vanuit de Algemene Dienst naar het Grondbedrijf

  • 1. Vanuit de Algemene Dienst kunnen gronden in het Grondbedrijf worden ingebracht in het geval dat sprake is van eigendommen die in exploitatie worden genomen.

  • 2. Indien sprake is van inbreng van straten, wegen, pleinen, plantsoenen en andere daarmee gelijk te stellen openbare ruimten, dan vindt inbreng zonder financiële verrekening plaats.

  • 3. Indien sprake is van andere terreinen dan vindt inbreng plaats tegen het bij de Algemene Dienst geadministreerde geïnvesteerde vermogen (boekwaarde) tenzij de herontwikkelings-waarde substantieel afwijkt. In dat geval vindt de inbreng plaats tegen de herontwikkelingswaarde. De herontwikkelingswaarde is tevens het minimaal te vergoeden bedrag.

  • 4. Verrekening vindt plaats op basis van de beoogde bestemming met daaraan gerelateerde herontwikkelingswaarde.

Artikel 16 Uitname van grond bij het Grondbedrijf ten behoeve van de Algemene Dienst

  • 1. De voor de aanleg van openbare straten, wegen, pleinen, plantsoenen, parken en speelterreinen bestemde gronden worden, indien zij eigendom van de gemeente blijven, zonder financiële verrekening met de gemeente uit het Grondbedrijf genomen en naar de Algemene Dienst overgebracht.

  • 2. Voor zover straten, wegen, pleinen, plantsoenen, parken en speelterreinen niet worden aangelegd uitsluitend ten behoeve van het (sub-)complex waarin zij komen te liggen, maar tevens een bovenwijks karakter hebben, worden deze gronden op basis van een periodiek door de raad vastgestelde vergoeding ten laste van de Algemene Dienst genomen en deze gronden worden naar de Algemene Dienst overgebracht.

  • 3. De ingebrachte gronden, welke een bestemming krijgen ten behoeve van andere dan in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde gemeentelijke activiteiten worden, tenzij de gronden in erfpacht of anderszins in gebruik zijn gegeven, op basis van de beoogde bestemming en op basis van een periodiek door de raad vastgestelde vergoeding uit het Grondbedrijf genomen en naar de Algemene Dienst overgebracht.

Artikel 17 Exploitatiebegroting

  • 1. Alvorens gronden in exploitatie worden genomen, wordt een exploitatiebegroting opgesteld.

  • 2. Op voordracht van het college stelt de raad de exploitatiebegroting vast.

  • 3. De exploitatiebegroting bevat tenminste een raming van de kosten en opbrengsten van de exploitatie en de voor de beschikbaar komende kavels, geraamde (reële) uitgifteprijzen.

  • 4. In het kader van de opstelling van de in lid 1 genoemde exploitatiebegroting vindt tenminste elk jaar een actualisatie plaats, alsmede een confrontatie tussen de exploitatiebegroting en de werkelijke uitkomst van plaatsgevonden transacties.

Artikel 18 Algemene Reserve Grondbedrijf

  • 1. Er is een Algemene Reserve van het Grondbedrijf, die uitsluitend dient om ondernemersrisico’s van het Grondbedrijf te kunnen pareren.

  • 2. De Algemene Reserve van het Grondbedrijf wordt gevoed door winstnemingen. Er zijn twee winstnemingsmomenten:

    • ·

      tussentijds, indien het geïnvesteerd vermogen minus nog te maken kosten een positief saldo vertoont, en

    • ·

      bij liquidatie van een gebied of daarbinnen van een (sub-)complex.

  • 3. Voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 13, lid 7, en verliezen worden onttrokken aan de Algemene Reserve van het Grondbedrijf.

  • 4. Indien de stand van de Algemene Reserve van het Grondbedrijf de door de raad vastgestelde omvang overschrijdt, zal het college aan de raad voorstellen een afdracht ten gunste van de Algemene Dienst te laten plaatsvinden.

  • 5. Indien de stand van de Algemene Reserve van het Grondbedrijf zodanig is, dat een beschikking ten laste van deze reserve ter dekking van exploitatieverliezen ook op termijn niet mogelijk zal zijn, doet het college voorstellen aan de raad ter dekking van het nadelig saldo.

  • 6. De onder lid 4 bedoelde minimaal gewenste omvang wordt tenminste eens per 4 jaar bepaald.

Artikel 19 Financiering van het Grondbedrijf

  • 1. De Algemene Dienst draagt zorg voor de financiering van vaste bezittingen en de overige vaste activa van het Grondbedrijf voorzover niet in de interne financiering is voorzien.

  • 2. Over deze verstrekte financieringsmiddelen vergoedt het Grondbedrijf jaarlijks aan de Algemene Dienst rente naar een door de treasurer en de directeur van het Grondbedrijf overeen te komen percentage.

  • 3. De door het Grondbedrijf gevormde algemene reserve en bestemmingsreserves worden bij de Algemene Dienst belegd.

  • 4. De Algemene Dienst vergoedt over de bij hem belegde gelden rente naar het percentage, dat door het Grondbedrijf moet worden betaald over de door de Algemene Dienst verstrekte financieringsmiddelen. De rente wordt aan de reserves toegevoegd.

  • 5. De financiering van de lopende uitgaven en inkomsten van het Grondbedrijf worden geregeld via de Algemene Dienst; hierover vindt regelmatig renteverrekening plaats.

  • 6. Er kunnen financieringsarrangementen worden getroffen tussen het Grondbedrijf en de Algemene Dienst.

HOOFDSTUK III Décharge ambtenaren

Artikel 20 Décharge ambtenaren

  • 1. Aanbieding door het college van de jaarrekening en van het verslag over het gevoerde beheer aan de raad, impliceert de décharge van de onder de verantwoordelijkheid van het college vallende organisatie-onderdelen en ambtenaren met betrekking tot het gevoerde beheer en de administratie. Zulks behoudens (later in rechte) gebleken onregelmatigheden.

  • 2. Het gestelde in het voorgaande lid is niet van toepassing indien het college, vóór aanbieding van de jaarrekening en het verslag aan de raad, het desbetreffende organisatie-onderdeel en/of ambtenaar schriftelijk heeft medegedeeld niet akkoord te gaan met de jaarrekening en/of het verslag.

  • 3. Het college behoudt zich in alle gevallen het recht voor bij misbruik en/of oneigenlijk gebruik maatregelen te treffen tegen de betrokken ambtena(a)r(en). De artikelen 15:1:12 en 15:1:13 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst gemeente Apeldoorn zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking per 5 juli 2008.

Artikel 22 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Uitwerkingsbesluit Financiële verordening’ en vervangt het Uitwerkingsbesluit Financiële verordening, vastgesteld d.d. 9 december 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college d.d. 4 juli 2008
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 23 juli 2008
Inwerking getreden d.d. 5 juli 2008