Regeling vervallen per 01-01-2017

Financiële verordening 2014

Geldend van 17-04-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Financiële verordening 2014

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Appingedam als bedoeld in artikel 212 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt uiterlijk in mei aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk in juni vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen ter hoogte van € 2,50 per inwoner.

Artikel 3. Begroting

  • 1. Jaarlijks wordt door het college een conceptbegroting inclusief meerjareninvesteringsbegroting aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 2. De begroting is ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling in het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3. De raad stelt de programma-indeling vast.

  • 4. De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren prestaties;

    • c.

      de baten en lasten;

  • 5. Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties.

  • 6. De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het vijfde lid, vast.

  • 7. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 8. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 9. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 10. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling stelt de raad, in samenhang met het vaststellen van de financiële positie, nieuwe investeringen voor het begrotingsjaar vast. Daarnaast geeft de raad aan over welke investeringen in de loop van het boekjaar apart zal worden besloten.

Artikel 5. Beleidsrapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee tussentijdse beleidsrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2.

    De beleidsrapportages worden aan de raad aangeboden op een zodanig tijdstip dat:

    • a.

      de beleidsrapportage per 1 april van het lopende begrotingsjaar kan worden behandeld in de vergadering van raad in mei;

    • b.

      de beleidsrapportage per 1 oktober van het lopende begrotingsjaar kan worden behandeld in de vergadering van de raad van december;

  • 3.

    De inrichting van de beleidsrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4.

    De beleidsrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst;

    • b.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma.

  • 5.

    In de beleidsrapportages wordt melding gemaakt van:

    • a.

      afwijkingen van bestaande begrotingsposten boven de € 10.000, zowel de lasten als de baten;

    • b.

      nieuwe begrotingsposten € 5.000 of hoger;

    • c.

      nieuwe investeringen € 10.000 of hoger;

  • Indien daar aanleiding voor is, zal gerapporteerd worden over de maatschappelijke effecten.

  • 6.

    Tussentijds (buiten de vaste rapportagemomenten) dient de raad te worden geïnformeerd over afwijkingen groter dan € 50.000.

  • 7.

    De exploitatieopzetten van bouwgrondcomplexen, over de situatie t/m 31 december van het voorgaande boekjaar, worden voor 1 maart nagecalculeerd en zo nodig herzien voor de resterende exploitatieperiode.

  • 8.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen groter dan € 100.000;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 75.000;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000.

  • 9.

    Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 25.000.

Artikel 6. Jaarstukken

  • 1. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      welke investeringen zijn afgerond;

    • c.

      wat de kosten zijn;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 2. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 3. De jaarstukken zijn ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt de raad ten minste eenmaal in de acht jaar, de eerstvolgende keer in 2021, ter behandeling en vaststelling een nota afschrijvingsbeleid aan.

  • 2. Activeren en afschrijving vinden plaats conform de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording en volgens de nota afschrijvingsbeleid.

  • 3. De raad stelt de nota afschrijvingsbeleid vast.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd, op basis van een beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan 3 maanden, indien het vermoeden bestaat dat de vordering geheel of gedeeltelijk oninbaar is.

  • 2. Voor de overige vorderingen, alsmede rechten en leges, wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar, de eerstvolgende keer in 2016, de (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan.

  • 2. De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen, in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 15.

  • 3. De raad stelt deze nota reserves en voorzieningen vast.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 3. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks voorstellen voor de legesverordening en de verordeningen voor de onroerende zaakbelasting, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, reclamebelasting en liggeld woonschepen.

  • 2. De raad stelt de in lid 1 genoemde verordeningen in december vast.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden, of als de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 15. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken geeft het college de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het derde lid. Tevens worden opgenomen:

    • a.

      de solvabiliteitsratio;

    • b.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • c.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • d.

      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • e.

      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten

  • 2. In de paragraaf wordt beoordeeld of de weerstandscapaciteit van de gemeente toereikend is om de eventuele gevolgen van optredende risico's op te vangen..

  • 3. Het college biedt de raad ten minste eenmaal in de vier jaar, de eerstvolgende keer in 2015, een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

  • 4. De raad stelt de nota weerstandvermogen en risicobeheersing vast.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken doet het college verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen. Tevens worden informatie opgenomen over:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar, de eerstvolgende keer in 2016, de nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair, en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 3. De raad stelt de nota onderhoud kapitaalgoederen vast.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken doet het college in ieder geval verslag van:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de rentevisie;

  • d.

    de kasgeldlimiet

  • e.

    de renterisiconorm, en

  • f.

    de rentekosten en –opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 18. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enzovoort;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 19. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 20. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het resultaat van deze toetsing en de eventuele maatregelen tot herstel wordt ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 21. Aanbesteding en inkoop

  • 1. Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

  • 2. De regels worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening Appingedam wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 17 april 2015

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Appingedam 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 16 april 2015.
De voorzitter,
De griffier,

Bijlage Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Begripsbepaling

Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

Artikel 2. Kaders begroting

Artikel 2 van de financiële verordening biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal uitgangspunten die het college bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen.

Artikel 3. Begroting

Artikel 3 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 4 van de financiële verordening bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Artikel 5. Beleidsrapportages

Met de bepalingen over rapportage en informatie wordt aansluiting gezocht bij het al een aantal jaren in Appingedam bestaande systeem van periodieke beleidsrapportages aan de raad.

Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en zo nodig besluiten tot bijsturing.

Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen.

Het college kan buiten de begroting om, dus zonder dat er een krediet is, geen investeringen doen. Voor uitgaven die binnen de begroting worden gedaan geldt dat zij moeten bijdragen aan het realiseren van de doelstelling van een programma. Bij het vaststellen van de begroting of bij het voteren van een krediet is soms nog onvoldoende duidelijk welke specifieke uitgaven zullen worden gedaan om de doelstelling van het programma te bereiken. In het achtste lid en negende lid van dit artikel wordt door het vermelden van limietbedragen, aangegeven welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. Als bijvoorbeeld in de begroting ongespecificeerd € 125.000 wordt geraamd voor vervanging van brandweermateriaal moet het college de raad vooraf informeren als zij opdracht wil verstrekken voor de levering van een brandweerauto van € 110.000. Natuurlijk blijft de algemene informatieplicht van het college beneden de genoemde limietbedragen onverkort van kracht.

Enerzijds wordt met het achtste lid en negende lid de beoordelingsvrijheid van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen ingeperkt, anderzijds wordt op deze wijze voor het college ook zekerheid geboden.

Artikel 6. Jaarstukken

Artikel 6 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. Het eerste lid is de tegenpool van artikel 3, lid 4.

Artikel 7. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 8. Waardering & afschrijving vaste activa

Eens in de vier jaar biedt het college de raad ter behandeling en vaststelling een Nota afschrijvingsbeleid aan.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 9 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor de bulkfacturen wordt een voorziening getroffen op basis van een beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan 3 maanden. Veelal betreft dit vorderingen met betrekking tot lokale heffingen en rechten.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

In de Nota reserves en voorzieningen kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves. Dan moet antwoord worden gegeven op de vraag hoe groot de omvang van het eigen vermogen moet zijn om risico’s te kunnen opvangen. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves.

Artikel 11. Kostprijsberekening

In artikel 11 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat bij de rioolheffing en afvalstoffenheffing onder de kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen, de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

Het derde lid geeft aan dat in de kostprijs ook de kosten van de financiering van materiele activa moet worden meegenomen in de vorm van een rente over het eigen vermogen en over het vreemd vermogen.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente. De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing, liggeld woonschepen en leges jaarlijks vaststelt.

Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.

Artikel 14. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. Deze kunnen hier beperkt zijn omdat de gemeenteraad reeds een zogenaamd treasurystatuut heeft vastgesteld.

Paragrafen

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in de artikelen 15 tot en met 17 aan wat er in de paragrafen weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen en financiering ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd.

Artikel 15. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

De gemeente loopt risico’s van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan de gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd.

Niet-verzekerde risico’s die manifest worden, moet de gemeente opvangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

In dit artikel worden regels gesteld voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen.

Artikel 17. Financiering

De basis voor dit artikel ligt in artikel 14, handelend over de financieringsfunctie. Aangegeven wordt over welke onderwerpen de raad in de paragraaf financiering bij de begroting in ieder geval wordt geïnformeerd.

Artikel 18. Administratie

Onder artikel 18 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

Artikel 19. Financiële organisatie

In dit artikel wordt aangegeven dat het college naast een regeling voor budgethouders ook zorg dient te dragen voor een organisatiebesluit en een mandaatbesluit.

Artikel 20. Interne controle

Hier worden enkele basiscondities vastgelegd voor de interne controle. In het eerste lid en tweede lid geeft de raad het college opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding.

Artikel 21. Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd.

Artikel 22. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.