Erfgoedverordening gemeente Appingedam

Geldend van 22-10-2009 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Appingedam

De raad van de gemeente Appingedam;

gezien het voorstel van het college van 17 september 2009.

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988;

besluit vast te stellen de volgende Erfgoedverordening gemeente Appingedam

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • d.

    monumentencommissie: de op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumenten-beleid;

  • e.

    gemeentelijke archeologische waardekaart: topografische kaart van het gemeente-lijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • f.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onder-scheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • g.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • h.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardekaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • i.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • k.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • l.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • m.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • n.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen 4 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 8 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumen-tenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college:a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werk-zaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1.

    Op de voorbereiding van een besluit om de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 3.

    Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monu-mentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 4.

    Indien het college niet besluit binnen de (in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht) gestelde termijn, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Artikel 12 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

Hoofdstuk 4 Rijksmonumenten

Artikel 13 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 5 Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 14 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;a. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de Archeologische verwachtingskaart, en waarbij die verstoring plaatsvindt:• in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 200m2, of;• in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2, of;• in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te versto-ren gebied kleiner is dan 15 m2.b. in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.c. in een ontheffingbesluit als bedoeld in art. 3.6, 3.22 , 3.23 of projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.d. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart;e. een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:• het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden ge-borgd; of• de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of• in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 15 Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Appingedam onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:a. het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder o, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoel in artikel 1 onder n van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen.

  • 2.

    In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3.

    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 16 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:a. de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;b. de voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;d. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d;e. een aanwijzing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, tweede volzin.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met de artikelen 10, 14 en 15, eerste lid, onder b van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 18 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 19 Intrekken oude regeling

De Monumentenverordening van 17 november 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de onder artikel 19 ingetrokken Monumentenverordening aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 19 ingetrokken verordening.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening Gemeente Appingedam.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering d.d. 17 september 2009,
De raad voornoemd,
, voorzitter. , griffier.(H.K. Pot) (E.P. Faber-van Brug)