Woonschepenverordening

Geldend van 12-05-2005 t/m heden

Intitulé

Woonschepenverordening

De raad der gemeente Appingedam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 10 februari 2005;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de bepalingen in de Algemene Wet Bestuursrecht en het Binnenvaartpolitiereglement,

overwegende dat het wenselijk is om voor het gebruik van het openbaar water regels te stellen aan het ordelijk gebuik van de ligplaatsen voor woonschepen uit een oogpunt van veiligheid, gezondheid en het aanzien van de gemeente,

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende:

WOONSCHEPENVERORDENING APPINGEDAM

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    berm: gronden gelegen tussen de beschoeiing en het langs het water gelegen fiets-voetpad;

  • b.

    bijboot: een klein vaartuig met een lengte van maximaal 4 m dat behoort bij een woonschip en geschikt is voor het onderhoud, de voortstuwing of het kunnen bereiken van het woonschip;

  • c.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders;

  • d.

    inspectie: onderzoek aan een woonschip naar de eisen van artikel 8 van deze verordening;

  • e.

    kenmerken van een woonschip: o.a. de maatvoering, de naam van het woonschip en het plaatsnummer;

  • f.

    ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om door een woonschip met toegestane voorzieningen te worden ingenomen;

  • g.

    ligplaatsblok: een op de ligplaatsenkaart aangegeven gebied waarbinnen één woonschip is toegelaten;

  • h.

    ligplaatsenkaart: een bij deze verordening behorende (en door de gemeenteraad vastgestelde) kaart, waarop is aangegeven waar de ligplaatsen zijn gesitueerd en waarop tevens is aangegeven hoeveel woonschepen maximaal ligplaats mogen innemen of hebben;

  • i.

    openbaar water: alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

  • j.

    peil: − voor bouwwerken op een vlonder: de bovenkant van de vlonder;− voor bouwwerken op de oever: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;− voor overige bouwwerken: het waterpeil;

  • k.

    rechthebbende: degene die de beschikking heeft over het woonschip krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, of daarvoor enige feitelijke macht uitoefent;

  • l.

    steiger: constructie aan de oever, haaks op die oever gesitueerd, die tot ligplaats dient voor vaartuigen;

  • m.

    toegestane voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet goed mogelijk is, zoals een loopplank en een bijboot;

  • n.

    vlonder: een vloer boven het water, niet zijnde een steiger;

  • o.

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, een als hoofdverblijf geldend dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen;

  • p.

    zone ligplaatsen: een op de ligplaatsenkaart aangegeven gebied waarbinnen woonschepen zijn toegelaten.

Artikel 2 Wijze van meten

De in deze verordening genoemde maten worden uitwendig gemeten daar waar zij het grootst zijn. Ondergeschikte bouwdelen zoals lichtkoepels en antennes worden niet meegerekend.

Artikel 3 Verboden ligplaatsen

Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van artikel 5 aangewezen gedeelten van het openbaar water.

Artikel 4 Woonschepen in aanbouw of reparatie

Het verbod in artikel 3 is niet van toepassing op woonschepen die in aanbouw of in reparatie zijn, zolang zij zich op of aan een scheepswerf dan wel in of bij een reparatie-inrichting bevinden.

Artikel 5 Aangewezen ligplaatsen op ligplaatsenkaart

5.1 De plaatsen waar woonschepen ligplaats mogen hebben, zijn aangewezen op de ligplaatsenkaart, die bij deze verordening is opgenomen (zone ligplaatsen). Als ligplaats, door woonschepen bij verblijf binnen de gemeente Appingedam in te nemen is op de ligplaatsenkaart het gebied aangewezen dat ligt tussen:

  • a.

    125 meter ten westen van de Jukwerderbrug over het Damsterdiep;

  • b.

    85 meter ten westen van de Hekelbrug over het Damsterdiep;

5.2 Het aantal ligplaatsen bedraagt maximaal het op de ligplaatsenkaart aangegeven aantal.

5.3 Het college is bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart om deze in overeenstemming te brengen met een bestemmingsplan, dat na het van kracht worden van deze verordening is goedgekeurd en in werking is getreden.

5.4 Het college is bevoegd de op de ligplaatsenkaart aangegeven zone ligplaatsen nader te concretiseren door op de plankaart de zone op te delen in ligplaatsblokken.

Artikel 6 Ligplaatsvergunning

6.1 Op de op grond van artikel 5, eerste lid, aangewezen plaatsen mag een woonschip ligplaats innemen en hebben, mits de rechthebbende van het woonschip beschikt over een vergunning van het college.

6.2 Het college beslist over een aanvraag van een ligplaatsvergunning binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag in behandeling is genomen.

6.3 De aanvraag van een ligplaatsvergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt door de meerderjarige rechthebbende of toekomstig rechthebbende in drievoud ingediend bij het college middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

6.4 Bij de aanvraag dient door de rechthebbende te worden overlegd:

  • a.

    twee recente kleurenfoto’s van het woonschip: één schuin vanaf de voorkant van de stuur- of bakboordzijde, één schuin vanaf de achterkant vanaf de andere zijde;

  • b.

    bewijs van verzekering van het woonschip met betrekking tot de risicodekking voor minimaal wrak- en opruimingswerk;

  • c.

    een uittreksel van de inschrijving van het woonschip in de Openbare Registers bij het Kadaster, indien het betreft een te boek gesteld woonvaartuig;

  • d.

    een bewijs van recht op het woonschip, indien aanwezig.

6.5 Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor de ligplaats al vergunning is verleend;

  • b.

    het woonschip niet voldoet aan de eisen in artikel 8 gesteld;

  • c.

    de verzoeker geen rechthebbende is;

  • d.

    het woonschip belemmeringen kan veroorzaken voor het verkeer te water of te land;

  • e.

    de aanvraag niet in overeenstemming is met de door het college gestelde regels op het gebied van de toegestane voorzieningen;

  • f.

    het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente, of de omgeving verstoort. De aanvraag voor een ligplaatsvergunning wordt hiervoor ter toetsing voorgelegd aan Libau Welstands- en monumentenzorg Groningen. De in acht te nemen criteria zijn geformuleerd in artikel 7;

  • g.

    het woonschip niet voldoet aan de eisen van veiligheid en gezondheid;

  • h.

    het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken na datum dagtekening van de vergunning met het woonschip de plaats waarvoor de ligplaatsvergunning is aangevraagd, kan innemen;

  • i.

    aan de aanvrager al een vergunning voor een andere ligplaats in de gemeente Appingedam is verleend.

6.6.1 De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de rechthebbende van het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de toegestane voorzieningen en de kenmerken van het woonschip.

Artikel 7 Beoordelingscriteria voor de welstandstoetsing

7.1 Libau Welstands- en monumentenzorg Groningen adviseert of het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente, of de omgeving verstoort. Hierbij zijn de volgende welstandcriteria van toepassing:

  • a.

    de opbouw mag de buitenmaten van het onderschip niet overschrijden;

  • b.

    het onderschip en de opbouw dienen onderling in evenwichtige verhouding te zijn. Bovendien dienen de gevels goed van verhouding te zijn;

  • c.

    in afwijking van de gestelde maximale maten kan toestemming worden verleend voor de aanbouw van een erker, of soortgelijke constructie op de voor- of achtersteven, mits:− die erker, of constructie, het woonschip totaal met niet meer dan een tiende gedeelte van de lengte van het woonschip vergroot:− het woonschip met de erker, of constructie niet meer dan 20 meter bedraagt, en− aan het gestelde onder sub b wordt voldaan;

  • d.

    schotelantennes, schoorstenen, vlaggenmasten en vergelijkbare toevoegingen dienen zodanig te zijn geplaatst dat het totaalbeeld niet wordt aangetast;

  • e.

    de toe te passen materialen dienen het waterkarakter te ondersteunen. Onder andere steenachtige materialen zijn daarom niet toegestaan;

  • f.

    bij de toepassing van plaatmaterialen dient de verdeling van de naden een wezenlijk onderdeel te zijn van de gevelopbouw;

  • g.

    het houtwerk dient te worden uitgevoerd in een terughoudende kleur. Kleuraccenten, mits beperkt, zijn toegestaan;

  • h.

    het dak dient zorgvuldig te zijn vormgegeven;

  • i.

    de detaillering dient zoveel mogelijk een maritiem karakter te hebben: dit betekent een slanke en naar het water wijzende vormgeving.

7.2 Bij een negatief advies van Libau Welstands- en monumentenzorg Groningen aan het college wordt de ligplaatsvergunning geweigerd, tenzij gemotiveerd van het advies wordt afgeweken.

Artikel 8 Eisen

8.1 Woonschepen mogen ligplaats houden uitsluitend binnen de op de ligplaatsenkaart aangegeven zone ligplaatsen. De afstand van een woonschip ten opzichte van een belendend woonschip dient minimaal 5 meter te bedragen.

8.2 Het woonschip dient te voldoen aan de volgende afmetingen:

  • a.

    in de lengte: maximaal 20 meter;

  • b.

    in de breedte: maximaal 5 meter;

  • c.

    in de hoogte: de goothoogte maximaal 3 meter boven de waterspiegel en de nokhoogte maximaal 3,50 meter boven de waterspiegel.

8.3 Met betrekking tot het gebruik van de ligplaats:

  • a.

    is het toegestaan vlonders te plaatsen tussen de walbeschoeiing en het woonschip met een lengte van maximaal de helft van de lengte van het woonschip met een maximum van 10 meter, met dien verstande dat een vlonder niet mag worden geplaatst voor de voorsteven of achter de achtersteven van het woonschip;

  • b.

    is het niet toegestaan vlonders te plaatsen aan de doorvaartzijde van het woonschip;

  • c.

    is het niet toegestaan vlonders te plaatsen achter de achtersteven of voor de voorsteven van het woonschip;

  • d.

    bijbootjes zijn toegestaan mits deze gesitueerd zijn binnen de op de ligplaatsenkaart aangegeven zone ligplaatsen.

8.4 Met betrekking tot het gebruik van een schuur/berging:

  • a.

    een schuur/berging is toegestaan op een vlonder/steiger tussen walbeschoeiing en woonschip, mits de rechthebbende van het woonschip beschikt over een bouwvergunning van het college;

  • b.

    per ligplaats is maximaal één schuur/berging toegestaan;

  • c.

    de oppervlakte van een schuur/berging mag maximaal 8 m2 en de hoogte ten opzichte van peil maximaal 2,5 m bedragen, met dien verstande dat de maximale breedte 2 m bedraagt, en de nokrichting evenwijdig is aan de walbeschoeiing.

8.5 In het kader van de veiligheid en de volksgezondheid dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    het woonschip dient op een deugdelijke wijze te zijn afgemeerd;

  • b.

    de afstand van een woonschip ten opzichte van een belendend woonschip dient minimaal 5 meter te bedragen. In dit openbare water zijn geen steigers en bijbootjes toegestaan;

  • c.

    het woonschip dient op een deugdelijke wijze vanaf de wal bereikbaar te zijn. Indien het woonschip slechts door middel van een loopplank kan worden bereikt, dient deze minimaal 60 centimeter breed te zijn en te zijn voorzien van een (gesloten) leuning;

  • d.

    het woonschip dient lekvrij en waterdicht te zijn;

  • e.

    de constructie van het woonschip dient voldoende sterkte, stabiliteit en stijfheid te hebben;

  • f.

    een olievoorraadtank dient aan de geldende milieueisen te voldoen;

  • g.

    het woonschip dient te zijn verzekerd met risicodekking voor minimaal wrak- en opruimingswerk.

8.6 Met betrekking tot het gebruik van de berm:

  • a.

    de berm is gemeentegrond;

  • b.

    de bewoner van het woonschip is bevoegd gebruik te maken van de berm over de lengte van de ligplaats;

  • c.

    de berm gelegen tussen twee woonschepen, met een afmeting van minimaal 5 meter, zal als openbare grond fungeren. Het onderhoud van dit stuk van de berm is voor rekening van de gemeente;

  • d.

    de resterende berm mag uitsluitend gebruikt worden als tuin, zulks op een nette en passende wijze en zodanig dat daarvan door derden geen hinder wordt ondervonden. Beplanting is toegestaan tot een hoogte van maximaal 1 meter. Het aanleggen van een terras in de berm is niet toegestaan;

  • e.

    het is de bewoners van de woonschepen niet toegestaan de berm als geheel of gedeeltelijk aan derden in gebruik te geven;

  • f.

    mede in verband met de aanwezigheid van kabels en leidingen is het de bewoner van het woonschip niet toegestaan graafwerkzaamheden of ontgrondingen te verrichten, funderingen te leggen, diepwortelende struiken of bomen te planten, een gesloten wegdek aan te leggen of bebouwing in welke vorm dan ook op te richten;

  • g.

    een eventuele afscheiding van de berm ter hoogte van de ligplaats dient te bestaan uit niet diepwortelende beplanting.

Artikel 9 Vergoeding

Voor het gebruik van een ligplaats is de rechthebbende van het woonschip, een in de liggeldverordening vastgestelde vergoeding verschuldigd.

Artikel 10 Overdragen ligplaatsvergunning

10.1 De vergunninghouder kan de ligplaatsvergunning overdragen aan een rechtverkrijgende.

10.2 Op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder en van de rechtverkrijgende schrijft het college de vergunning over op de naam van de rechtverkrijgende.

10.3 De vergunning wordt op naam van de rechtverkrijgende overgeschreven, met dien verstande dat toegestane voorzieningen - die met toepassing van artikel 20 geacht werden onder de vergunning te vallen - en die niet in overeenstemming zijn met de verordening, niet meer onder de over te dragen vergunning vallen.

Artikel 11 Wijziging ligplaatsvergunning, wijziging uiterlijk van het woonschip

11.1 Indien wijziging van de ligplaatsvergunning noodzakelijk is, dient de vergunninghouder vooraf bij het college een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning in.

11.2 Op een aanvraag voor wijziging van een ligplaatsvergunning is het bepaalde in artikel 6, tweede en vijfde lid, onder b tot en met i, van toepassing.

11.3 Wanneer de aangevraagde wijziging een verandering van het uiterlijk van het woonschip betreft, wordt een aanvraag tot wijziging van het woonschip ingediend. Bij het indienen van de aanvraag maakt de aanvrager gebruik van de door of namens het college vastgestelde formulieren. Daarbij wordt het volgende in acht genomen:

  • a.

    de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden worden ondertekend en in drievoud ingediend;

  • b.

    bij de aanvraag worden de volgende bescheiden overgelegd: een of meer tekeningen, waarop duidelijk worden gemaakt: alle gevelaanzichten, met hoogtematen ten opzichte van de waterlijn; principedetails die verband houden met het uiterlijk van het woonschip;

  • c.

    een situatietekening gebaseerd op de ligplaatsenkaart waaruit de situering van het woonschip ten opzichte van de nabijgelegen woonschepen blijkt;

  • d.

    tekeningen of foto's van de omgeving inclusief de in de nabijheid gelegen woonschepen, voor zover nodig ter beoordeling van het uiterlijk van het woonschip waarop de aanvraag betrekking heeft.

11.4 Voordat op een aanvraag, als bedoeld in het derde lid wordt beslist, wordt de aanvraag ter toetsing voorgelegd aan de Libau Welstands- en monumentenzorg Groningen. De toetsing vindt plaats op grond van de beoordelingscriteria voor de welstandstoetsing genoemd in artikel 7.

Artikel 12 Intrekking ligplaatsvergunning

Het college kan de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    de ligplaatsvergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken is verleend;

  • b.

    de gegevens in de ligplaatsvergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • d.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft zonder toestemming van burgemeester en wethouders gedurende een periode langer dan twaalf aaneengesloten weken buiten de gemeente verblijft;

  • e.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente. Over dit aanzien geeft Libau Welstands- en monumentenzorg Groningen aan de hand van de criteria die zijn geformuleerd in artikel 7 advies;

  • f.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft niet voldoet aan eisen van veiligheid en gezondheid;

  • g.

    op de ligplaats voorzieningen aanwezig zijn die niet zijn vermeld op de ligplaatsvergunning.

Artikel 13 Verplichtingen

13.1 De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten op het distributienet van de openbare waterleiding.

13.2 De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten aan een openbaar riool.

13.3 Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd.

13.4 Het water en de beschoeiing zijn eigendom van waterschap Noorderzijlvest. De rechthebbende is verplicht medewerking te verlenen aan onderhoudswerkzaamheden door het waterschap.

Artikel 14 Gebruik generatoren

14.1 Het is verboden op een woonschepenlocatie elektriciteit op te wekken met gebruikmaking van generatoren.

14.2 Het college kan bij uitzondering een tijdelijke ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 15 Nakoming aanwijzingen

15.1 Bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden aan of nabij de ligplaats worden de door het college gegeven aanwijzingen in acht genomen.

15.2 De vergunninghouder is verplicht gevolg te geven aan de door het college gegeven bevelen en aanwijzingen in het belang van de openbare orde of van de vrijheid of veiligheid van het verkeer.

Artikel 16 Toezicht

Het college kan in het kader van de zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening toezichthouders aanwijzen.

Artikel 17 Strafbepalingen

Overtreding van de artikelen in deze verordening en de krachtens deze verordening en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens zal dit leiden tot het intrekken van de ligplaatsvergunning.

Artikel 18 Binnentreden

Zij die belast zijn met de zorg voor de naleving of opsporing van een overtreding van een bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

19.1 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na verstrijken van de termijn van zes weken na datum van de bekendmaking.

19.2. Deze verordening kan worden aangehaald als: "Woonschepenverordening Appingedam".

Artikel 20 Overgangsbepalingen

De rechthebbenden op woonschepen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening feitelijk een ligplaats als bedoeld in deze verordening hebben, worden geacht op grond van deze verordening een vergunning te hebben verkregen.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering d.d. 17 maart 2005.
De raad voornoemd,
, voorzitter. , griffier.(E.A. Groot) (L. Faber-van Brug)