Regeling vervallen per 02-09-2014

Reglement van orde van de politieke maandag van de gemeente Arnhem 2007

Geldend van 06-12-2011 t/m 01-09-2014

Intitulé

Reglement van orde van de politieke maandag van de gemeente Arnhem 2007

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    Politieke Maandag: aanduiding voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de raadscommissies van de gemeente Arnhem;

    politieke groepering: groep mensen die zich organiseert en afspraken maakt op basis van gemeenschappelijke politieke uitgangspunten, met als doel deel te nemen aan het poiltiek bestuur;

    raadscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • -

    agendacommissie: de commissie bestaande uit de vicevoorzitter van de raad en de voorzitters van de raadscommissies;

  • -

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • -

    vicevoorzitter: de vervanger van de voorzitter van de raad, tevens voorzitter van de agendacommissie;

  • -

    commissievoorzitter: de voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van Arnhem;

  • -

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • -

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • -

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • -

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken.

Artikel 2 De Politieke Maandag; tijd, plaats en inhoud

  • 1.

    De vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de raadscommissies vinden plaats op Maandag, beginnen om 19.00 uur, eindigen om 23.00 uur en worden gehouden in het stadhuis.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 17 en 18 van de Gemeentewet kan de Agendacommissie in bijzondere gevallen een andere dag en/of een ander aanvangsuur en eindtijdstip bepalen of een andere locatie aanwijzen.

  • 3.

    Een Politieke Maandag kan bestaan uit:

    • a.

      het vrije inspreekrecht voor burgers;

    • b.

      de rondvraag voor raads- en commissieleden;

    • c.

      de mededelingen van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester;

    • d.

      de informatieve raadscommissievergadering;

    • e.

      de meningsvormende raadscommissievergadering;

    • f.

      de besluitvormende raadsvergadering;

    • g.

      overige raadsactiviteiten.

Artikel 3 De fases van besluitvorming

  • 1.

    Het besluitvormingsproces bestaat uit drie fases: de informatieve fase, de meningsvormende fase en de besluitvormende fase.

  • 2.

    De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor in de informatieve en meningsvormende fase.

  • 3.

    Het inspreken door burgers op geagendeerde onderwerpen vindt plaats in de informatieve fase.

  • 4.

    De Agendacommissie kan bepalen dat een voorstel direct in de meningsvormende of besluitvormende fase wordt gebracht.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid kan de Agendacommissie een voorstel alsnog in de informatieve fase brengen indien een of meerdere fracties dit gemotiveerd verzoeken.

Artikel 4 De Agendacommissie

  • 1.

    Er is een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet, genaamd Agendacommissie.

  • 2.

    De Agendacommissie vormt het dagelijkse bestuur van de Politieke Maandag.

  • 3.

    De Agendacommissie bestaat uit de vicevoorzitter van de raad en de voorzitters van de raadscommissies.

  • 4.

    De raad regelt de instelling, taken en samenstelling van de Agendacommissie bij verordening.

Artikel 5 Oproep en Agenda Politieke Maandag

  • 1.

    De voorzitter van de Agendacommissie zendt ten minste vijf dagen voor een Politieke Maandag de leden van de raad, de commissieleden niet raadslid zijnde, de burgemeester, de wethouders, de gemeentesecretaris en de fracties een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, plaats en tijdstip van de Politieke Maandag.

  • 2.

    Ingeval de Politieke Maandag bestaat uit een raadsvergadering wordt de oproep door de burgemeester gedaan.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan na het verzenden van de oproepingsbrief tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een Politieke Maandag een aanvullende agenda worden opgesteld en toegezonden.

  • 4.

    De agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verzonden.

  • 5.

    Stukken die betrekking hebben op complexe raadsvoorstellen worden ten minste tien dagen voor de eerste bespreking verzonden.

  • 6.

    De griffier draagt er zorg voor dat de oproep, de agenda en de daarbij behorende stukken, alsmede stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, direct ter inzage worden gelegd in de visiekamer van de gemeenteraad en op de in de gemeente gebruikelijke wijze ter openbare kennis worden gebracht.

  • 7.

    Indien voor stukken op grond van artikelen 25, eerste dan wel tweede lid of artikel 86, eerste dan wel tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het zesde lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

  • 8.

    De Agendacommissie kan in bijzondere gevallen een raadscommissie schriftelijk raadplegen. Indien één of meer leden van die raadscommissie bezwaar maken kan van deze bevoegdheid geen gebruik worden gemaakt.

Artikel 6 Aanwezigheid burgemeester, wethouders en gemeentesecretaris

  • 1.

    De burgemeester, de wethouders en de gemeentesecretaris worden uitgenodigd aanwezig te zijn op de Politieke Maandag, tenzij de Agendacommissie anders beslist.

  • 2.

    De burgemeester kan deelnemen aan de beraadslagingen. De wethouders kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, tenzij de raad of de raadscommissie anders beslist.

  • 3.

    De burgemeester en de wethouders kunnen zich op de Politieke Maandag laten bijstaan door ambtenaren die zij aanwijzen.

Hoofdstuk 2 Het vrije inspreekrecht voor burgers

Artikel 7

  • 1.

    Burgers die ten behoeve van de raads- en commissieleden een presentatie willen houden of anderszins informatie wensen over te dragen kunnen een verzoek daartoe richten aan de voorzitter van de Agendacommissie.

  • 2.

    Na beoordeling van het verzoek kunnen betrokkenen worden uitgenodigd om tijdens een Politieke Maandag aanwezig te zijn.

  • 3.

    De voorzitter van de Agendacommissie stelt de spreektijden vast.

  • 4.

    De voorzitter van de Agendacommissie kan in het belang van een goede vergaderorde of vanwege het ontbreken van voldoende belang besluiten om van uitnodiging van betrokkenen af te zien.

  • 5.

    Het vorige lid wordt in ieder geval toegepast indien er sprake is van een verzoek om boodschappen of aanprijzingen van commerciële aard te doen.

    6. Politieke groeperingen kunnen geen gebruik maken van het inspreekrecht.

Hoofdstuk 3 De Rondvraag voor raads- en commissieleden en de mededelingen van het college en de burgemeester

Artikel 8 Rondvraag

  • 1.

    Ieder raads- of commissielid kan tijdens een Politieke Maandag mondelinge vragen stellen aan het college of de burgemeester

  • 2.

    De vragen moeten kort en duidelijk geformuleerd, schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter van de Agendacommissie, uiterlijk op de dag van de Politieke Maandag om 12:00 uur.

  • 3.

    De voorzitter van de Agendacommissie brengt de vragen zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de termijn van indiening ter kennis van de leden van de raad en de raadscommissies, de burgemeester, de wethouders en de gemeentesecretaris.

Artikel 9 Mededelingen van het college en de burgemeester

  • 1.

    De wethouders en de burgemeester kunnen tijdens een Politieke Maandag mondelinge mededelingen doen.

  • 2.

    Het verzoek om een mededeling te doen moet onder vermelding van het onderwerp schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter van de Agendacommissie, uiterlijk op de dag van de Politieke Maandag om 12.00 uur.

  • 3.

    De voorzitter van de Agendacommissie brengt de onderwerpen waarover mededelingen zullen worden gedaan zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de termijn van indiening ter kennis van de leden van de raad en de raadscommissies, de burgemeester, de wethouders en de gemeentesecretaris.

Artikel 10 Overige bepalingen

  • 1.

    De rondvraag/mededelingen worden voorgezeten door een lid van de Agendacommissie.

  • 2.

    De maximale tijd voor de rondvraag/mededelingen bedraagt 30 minuten.

  • 3.

    De voorzitter als bedoeld in het eerste lid bepaalt de volgorde waarin de onderwerpen tijdens de rondvraag/mededelingen aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    Onderwerpen die aan het einde van de rondvraag/mededelingen nog niet aan de orde zijn gekomen, komen te vervallen. Het onderwerp kan voor de volgende rondvraag/mededeling opnieuw bij de voorzitter van de Agendacommissie aangemeld worden.

  • 5.

    De voorzitter van de Agendacommissie kan bepalen dat er gelijktijdig een tweede rondvraag/mededelingen wordt gehouden.

  • 6.

    Tijdens de rondvraag en mededelingen gedane toezeggingen en gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

Hoofdstuk 4 De raadscommissies

Artikel 11 Raadscommissies

Er zijn de volgende raadscommissies:

  • a.

    Cultuur, Economie, Educatie, Sport en Sociale Zaken;

  • b.

    Maatschappelijke Ondersteuning;

  • c.

    Stadsprojecten;

  • d.

    Veiligheid, Financiën en Algemene en Bestuurlijke Zaken;

  • e.

    Volkshuisvesting, Verkeer, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

Artikel 12 Leden van de raadscommissies

  • 1.

    Iedere commissie bestaat uit een door de raad te benoemen commissievoorzitter en door de fracties aan te wijzen leden.

  • 2.

    Een fractie kan maximaal drie leden per raadscommissie aanwijzen.

  • 3.

    Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden die niet als raadslid zijn beëdigd in handen van de voorzitter van de raad de eed of belofte af.

  • 4.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van een raadscommissie.

  • 5.

    Gedurende een zittingsperiode van de raad kan een fractie maximaal drie personen die niet tevens raadslid zijn tegelijkertijd als commissielid aanwijzen.

  • 6.

    Gedurende een zittingsperiode van de raad kan een fractie maximaal vijf personen die niet tevens raadslid zijn, voor beëdiging voordragen.

  • 7.

    Op gemotiveerd verzoek van een fractie kan de Agendacommissie, indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, een afwijking toestaan van het gestelde in het vijfde en zesde lid.

  • 8.

    De fracties doen van een aanwijzing tot lid schriftelijk mededeling aan de voorzitter van de Agendacommissie. Onverminderd het bepaalde in het derde lid gaat een aanwijzing tot lid niet eerder in dan 10 dagen ná ontvangst van de schriftelijke mededeling.

Artikel 13 De Commissievoorzitter

De commissievoorzitter wordt door de raad uit zijn midden benoemd.

De commissievoorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde in de vergadering;

  • c.

    het doen naleven van deze verordening;

  • d.

    hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Bij verhindering van de commissievoorzitter voorziet de Agendacommissie in zijn vervanging.

Artikel 14 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van de leden en de commissievoorzitter eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. De raad kan de commissievoorzitter ontslaan. Een fractie kan zijn leden ontslaan. De fracties melden het ontslag van leden schriftelijk aan de voorzitter van de Agendacommissie.

  • 3. De commissievoorzitter en de leden kunnen ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter van de Agendacommissie. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in, of zoveel eerder als een opvolger is aangewezen.

Artikel 15 Commissiegriffier

  • 1. De raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier.

  • 2. Een commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

Hoofdstuk 5 De Raad

Artikel 16 Leden van de Raad; toelating en beëdiging; benoeming wethouders

  • 1.

    Bij benoeming van een nieuw lid van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van het nieuw benoemde lid en het proces-verbaal van het centrale stembureau.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt; de raad beraadslaagt over het verslag van de commissie en beslist over de geloofsbrieven.

  • 3.

    Na een verkiezing voor de leden van de raad roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 17 Fracties

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centrale stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie voor de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter van de Agendacommissie mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter van de Agendacommissie.

    a.indien:

1° één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

3° één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter van de Agendacommissie.

b.Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Artikel 18 Voorzitter van de Raad

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde in de vergadering;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    De voorzitter wordt vervangen door de vicevoorzitter.

Artikel 19 De Vicevoorzitter van de Raad

  • 1.

    De vicevoorzitter wordt door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2.

    De vicevoorzitter is belast met de waarneming van het voorzitterschap van de raad.

  • 3.

    De vicevoorzitter wordt benoemd voor een periode van twee jaar en kan worden herbenoemd.

  • 4.

    De raad kan de vicevoorzitter ontslaan.

  • 5.

    De vicevoorzitter kan ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling van de voorzitter van de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in, of zoveel eerder als een opvolger is benoemd.

  • 6.

    De vicevoorzitter is tevens voorzitter van de Agendacommissie.

Artikel 20 Het seniorenconvent

  • 1.

    De raad heeft een seniorenconvent.

  • 2.

    Het seniorenconvent bestaat uit de voorzitter van de raad, de fractievoorzitters en de voorzitter van de Agendacommissie. De griffier of zijn vervanger is in elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig.

  • 3.

    De voorzitter van de Agendacommissie is tevens voorzitter van het seniorenconvent.

  • 4.

    Elke fractievoorzitter wijst een raadslid aan, dat hem bij diens afwezigheid in het seniorenconvent vervangt.

  • 5.

    De voorzitter van de raad en de voorzitter van de agendacommissie hebben geen stemrecht; de overige leden van het seniorenconvent elk één stem in het seniorenconvent.

Artikel 21 De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter van de raad wordt verzocht, aan de beraadslagingen in de raadsvergadering deelnemen.

Hoofdstuk 6 De fases van besluitvorming

PARAGRAAF 1 DE INFORMATIEVE FASE

Artikel 22 Doel en vorm

  • 1.

    De vergadering in de informatieve fase is een commissievergadering en is bestemd voor het uitwisselen van informatie tussen fracties, burgers, burgemeester, wethouders, ambtenaren en overige deskundigen over voorstellen aan de raad en andere onderwerpen.

  • 2.

    De informatieve vergadering kan bestaan uit diverse vormen van overleg en uitwisseling en/of overdracht van informatie.

Artikel 23 Spreekrecht voor burgers in de informatieve fase

  • 1.

    Een ieder wordt in de gelegenheid gesteld om met betrekking tot een onderwerp dat op de agenda staat, het woord te voeren.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      de agendapunten betreffende het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • b.

      indien reeds eerder over hetzelfde onderwerp van het spreekrecht gebruik werd gemaakt en de besluitvorming over het onderwerp nog niet is afgerond;

    • c.

      een besluit van een bestuursorgaan van de gemeente waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • d.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • e.

      boodschappen of aanprijzingen van commerciële aard.

  • 3.

    Bij de behandeling van het desbetreffende agendapunt geeft de commissievoorzitter het woord aan de insprekers die zich hebben aangemeld, voordat de leden van de commissie het woord voeren.

  • 4.

    De spreektijd wordt toegekend aan de hand van de volgorde van aanmelding en bedraagt ten hoogste vijf minuten per spreker of verwante groep van sprekers.

  • 5.

    Na iedere inspreker zijn de leden van de commissie in de gelegenheid vragen te stellen aan de betreffende inspreker. De tijd benodigd voor het beantwoorden van de vragen door de inspreker wordt niet in mindering gebracht op de toegekende inspreektijd.

  • 6.

    In daarvoor in aanmerking komende gevallen kan de commissievoorzitter een afwijkende regeling van spreektijd hanteren.

  • 7.

    De inspreker die het woord voert richt zich tot de commissievoorzitter en dient zich te beperken tot zaken die rechtstreeks verband houden met het aan de orde zijnde agendapunt. De commissie voorzitter ziet hierop toe.

  • 8.

    Van het ingesprokene wordt een verslag gemaakt.

    9. Politieke groeperingen kunnen geen gebruik maken van het inspreekrecht.

    10. De voorzitter van de raadscommissie kan in het belang van een goede vergaderorde of vanwege het ontbreken van voldoende belang besluiten een verzoek om in te spreken af te wijzen. De voorzitter doet daarvan aan het begin van de behandeling van het onderwerp mededeling aan de vergadering.

Artikel 24 Beëindiging informatieve fase

  • 1.

    Wanneer de commissievoorzitter vaststelt, dat over een onderwerp alle relevante informatie is uitgewisseld, sluit hij de informatieve fase, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de informatieve fase is afgesloten, besluit de raadscommissie of het onderwerp kan worden doorgeleid naar de meningsvormende fase.

  • 3.

    Een besluit om een onderwerp door te geleiden naar de meningsvormende fase komt alleen tot stand als een meerderheid van de aanwezige fracties zich daarachter schaart.

Artikel 25 Afsprakenlijst

Van een informatieve vergadering wordt, behoudens het bepaalde in het achtste lid van artikel 23, geen verslag gemaakt; een afsprakenlijst wordt opgesteld.

PARAGRAAF 2 DE MENINGSVORMENDE FASE

Artikel 26 Doel en vorm

  • 1.

    De vergadering in de meningsvormende fase is een commissievergadering en bestemd voor het uitwisselen van fractiestandpunten tussen fracties en indiener(s) van het voorstel en het voeren van discussie over voorstellen aan de raad.

  • 2.

    In de meningsvormende fase kondigen de fracties aan of en zo ja welke onderdelen van het voorgestelde besluit zij willen wijzigen.

  • 3.

    Op basis van de aangekondigde wijzigingsvoorstellen leidt de commissievoorzitter de discussie in de meningsvormende vergadering.

  • 4.

    De meningsvormende vergadering vindt plaats in twee termijnen.

  • 5.

    In de eerste termijn zetten de fracties hun standpunten uiteen en is (zijn) de indiener(s) van het voorstel in de gelegenheid hierop te reageren. In de tweede termijn reageren de fracties op de standpunten van andere fracties en op het standpunt van de indieners van het voorstel. In de eerste termijn zijn geen interrupties toegestaan.

Artikel 27 Spreekregel

Per onderwerp wordt het woord door maximaal 1 vertegenwoordiger per fractie gevoerd.

Artikel 28 Vergaderquorum

  • 1.

    Een meningsvormende vergadering wordt niet geopend zolang niet een meerderheid van het aantal in de commissie vertegenwoordigde fracties aanwezig is.

  • 2.

    Indien op grond van het eerste lid een meningsvormende vergadering niet kan worden geopend kan de Agendacommissie opnieuw een vergadering beleggen op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproepingsbrief van de tweede vergadering is gelegen.

  • 3.

    Voor het openen van de vergadering, bedoeld in het tweede lid, behoeft geen meerderheid van de fracties aanwezig te zijn. De aanwezige leden kunnen alleen beraadslagen en besluiten over het onderwerp dat op de vergadering als bedoeld in het eerste lid aan de orde zou komen.

Artikel 29 Beëindiging meningsvormende fase

  • 1.

    Wanneer de commissievoorzitter vaststelt, dat over een onderwerp alle standpunten zijn besproken en het discussie is afgerond, sluit hij de meningsvormende fase, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de meningsvormende fase is afgesloten, besluit de raadscommissie of het onderwerp kan worden doorgeleid naar de besluitvormende fase.

  • 3.

    Een besluit om een onderwerp door te geleiden naar de besluitvormende fase komt alleen tot stand als de fracties waarvan de leden zich daarachter hebben geschaard, in de raad een meerderheid opleveren.

  • 4.

    De raadscommissie kan besluiten een onderwerp als hamerstuk door te geleiden naar de besluitvormende fase.

  • 5.

    Een besluit als bedoeld in het vierde lid komt alleen tot stand als alle in de vergadering aanwezige fracties hiermee instemmen.

Artikel 30 Verslag

Van een meningsvormende vergadering wordt een verslag gemaakt. Tevens wordt een commissieadvies opgesteld.

PARAGRAAF 3 DE BESLUITVORMENDE FASE

Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen

Artikel 31 Doel en vorm

  • 1.

    De vergadering in de besluitvormende fase is een raadsvergadering en is bestemd voor het debatteren en beslissen over raadsvoorstellen en het controleren van het gevoerde bestuur.

  • 2.

    De raadsvergadering vindt plaats in de raadzaal van het stadhuis. De Agendacommissie kan beslissen een andere locatie aan te wijzen.

  • 3.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter van de Agendacommissie na overleg in het seniorenconvent bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 4.

    De volgorde waarin de leden zitten, wordt na de periodieke verkiezing met inachtneming van het volgende bepaald:

  • a.

    de leden die een fractie vormen zitten naast elkaar;

  • b.

    de fractievoorzitters dragen er zorg voor, dat ten minste tweemaal 24 uur voor de eerste vergadering van de nieuw benoemde raad de samenstelling van hun fracties, evenals de volgorde waarin de leden van de fractie zullen zitten, schriftelijk aan de voorzitter van de Agendacommissie wordt medegedeeld;

  • c.

    indien één lid zich als een afzonderlijke fractie beschouwt, doet dit lid hiervan mededeling aan de voorzitter van de Agendacommissie;

  • d.

    de fracties bepalen in onderling overleg de volgorde, waarin zij zullen zitten.

  • 5.

    In de op grond van het bepaalde in het vorige lid sub a, c en d verkregen volgorde wordt tot de eerstvolgende periodieke verkiezing geen verandering gebracht. Tussentijds toegelaten leden nemen de plaatsen in van hen, die zij vervangen.

  • 6.

    De voorzitter van de Agendacommissie draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 32 Agenda

  • 1.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 2.

    Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 33 Presentielijst

  • 1.

    Ieder ter vergadering komend lid tekent na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening afgesloten.

  • 2.

    Indien een lid de vergadering verlaat deelt hij dit mede aan de voorzitter. De griffier tekent op de presentielijst het tijdstip van het vertrek aan.

Artikel 34 Spreekregels

  • 1.

    De leden van de raad en de wethouders spreken vanaf het spreekgestoelte, tenzij de voorzitter toestaat dat van een andere plaats wordt gesproken, en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Een lid van de raad voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem gekregen te hebben.

  • 3.

    De voorzitter verleent het woord als eerste aan de fracties die over willen gaan tot het indienen van amendementen en/of moties, tenzij in het seniorenconvent anders is beslist.

  • 4.

    De beraadslaging over een voorstel of onderwerp geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist. In de eerste termijn zijn geen interrupties toegestaan.

  • 5.

    Elke spreektermijn is afgesloten nadat het college of de burgemeester op het door de leden gesprokene heeft geantwoord.

  • 6.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel, tenzij de raad anders beslist.

  • 7.

    Iedere fractie heeft een basisspreektijd van tien minuten voor de eerste raadszetel. Deze spreektijd wordt verhoogd met één minuut voor iedere volgende zetel. Op voorstel van een of meer van zijn leden kan de raad de spreektijdverdeling wijzigen.

  • 8.

    Vervallen.

  • 9.

    De spreektijd van het college en de burgemeester bedraagt tezamen 50% van de totale spreektijd van de fracties.

Artikel 35 Sluiting beraadslaging en beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 36 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht door middel van een korte verklaring zijn uit te brengen stem te motiveren binnen de aan diens fractie toegekende spreektijd.

Artikel 37 Stemming over zaken

  • 1.

    Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht moeten worden te hebben tegengestemd of geacht moeten worden zich, bij wettelijke verplichting daartoe, van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    In dat geval wordt het besluit geacht met de stemmen van de overige leden te zijn aangenomen.

  • 4.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd of de voorzitter stemming verlangt, geschiedt deze bij zitten en opstaan.

  • 5.

    Indien door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, geschiedt deze bij hoofdelijke oproeping.

  • 6.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder lid, voor zover de wet hem niet voorschrijft zich van stemming te onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen door de woorden "voor" of "tegen" zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Alvorens tot hoofdelijke stemming over te gaan deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; de hoofdelijke stemming heeft plaats naar de volgorde van de presentielijst, beginnend bij het lid dat bij loting daartoe is aangewezen.

  • 8.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft.

  • 9.

    Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, wel aantekening in de besluitenlijst vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 10.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 38 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend wordt het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming gebracht.

Bij verschil van gevoelen over de strekking beslist de raad.

Artikel 39 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau, waarvan het eerst benoemde lid als voorzitter van het stembureau optreedt.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van een wettelijke verplichting van stemming moet onthouden, is verplicht een daartoe aangereikt stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen qua vorm en kleur identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Bepaalde stemmingen kunnen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Een verkregen meerderheid van stemmen geldt niet wanneer de raad beslist, dat daarop een tussen het aantal briefjes en dat van de bij de stemming medegewerkt hebbende leden bestaand verschil van invloed heeft kunnen zijn.

  • 5.

    Indien meer personen de volstrekte meerderheid hebben verkregen dan er plaatsen te vervullen zijn, dan zijn diegenen, die de meeste stemmen op zich verenigden, verkozen.

Komen meer personen in aanmerking, die een gelijk aantal stemmen verkregen, dan heeft tussen hen herstemming plaats, waarbij het lid dat de meeste stemmen verkregen heeft, verkozen is.

Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

  • ·

    een blanco stembriefje;

  • ·

    een ondertekend stembriefje;

  • ·

    een stembriefje waarop meer namen zijn aangekruist, dan het aantal vacatures.

In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de voorzitter van de raad op voorstel van de voorzitter van het stembureau.

6.Ieder stembriefje wordt door de voorzitter van het stembureau voorgelezen.

De beide andere leden zien de stembriefjes na en houden aantekening van de inhoud van de briefjes.

De voorzitter van het stembureau overhandigt de stembriefjes aan de voorzitter van de raad, die de uitslag van de stemming vaststelt. De voorzitter van de raad brengt deze ter kennis van de raad. Zijn meer benoemingen of voordrachten van personen te doen, dan kan de voorzitter meer dan één stembureau, samengesteld op de wijze als in dit artikel is aangegeven, benoemen.

7.Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag en sluiting van de vergadering vernietigd.

Artikel 40 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Als ook hierdoor geen volstrekte meerderheid van stemmen wordt verkregen heeft, zonodig na tussenstemming over hen, die een gelijk aantal stemmen hebben, een vierde stemming plaats over de twee personen, die nu de meeste stemmen hebben verkregen.

  • 4.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde en vierde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 41 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van degenen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter van de raad op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven, welke briefjes na controle door de voorzitter van het stembureau door hem in de bus worden geworpen.

  • 2.

    Vervolgens neemt de voorzitter van de raad een van de briefjes uit de stembus. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Artikel 42 Besluitenlijst

  • 1.

    De ontwerpbesluitenlijst van de laatstgehouden raadsvergadering wordt zo spoedig mogelijk aan de leden, de voorzitter, de wethouders en de secretaris toegezonden.

  • 2.

    Tijdens de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de burgemeester, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient vóór het vaststellen van de besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De besluitenlijst moet inhouden:

  • a.

    de namen van de voorzitter, de griffier, de aanwezige wethouders, de ter vergadering aanwezige leden evenals van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord hebben gevoerd;

  • b.

    een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

  • c.

    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden.

  • 5.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    Het besprokene wordt vastgelegd op een geluidsband of andersoortig audiotechnisch hulpmiddel.

Paragraaf 3.2 Rechten van de leden van de raad

Artikel 43 Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen door raadsleden

  • 1.

    Ieder raadslid kan bij aanvang van de vergadering van de raad mondelinge vragen stellen aan het college, de burgemeester dan wel aan een lid van de raad.

  • 2.

    De leden kunnen slechts vragen stellen over niet op de agenda vermelde onderwerpen. Geen vragen kunnen worden gesteld over keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3.

    De vragen moeten kort en duidelijk geformuleerd, schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter van de Agendacommissie, uiterlijk op de dag van de besluitvormende vergadering om 12:00 uur. De voorzitter van de Agendacommissie brengt de vragen onverwijld ter kennis aan degene(n), aan wie de vragen zijn gericht.

  • 4.

    De vragen worden, zo mogelijk, in dezelfde vergadering behandeld en beantwoord, in de volgorde waarin zij bij de voorzitter van de Agendacommissie zijn ingediend.

  • 5.

    De voorzitter van de Agendacommissie kan weigeren een onderwerp aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig omschreven acht of niet spoedeisend acht of niet actueel acht. Alsdan deelt de voorzitter van de Agendacommissie dit aan de vragensteller mede.

  • 6.

    De voorzitter van de Agendacommissie kan vragen die betrekking hebben op een onderwerp dat reeds in behandeling is bij een van de raadscommissies, doorzenden naar de betreffende commissie. De behandeling en beantwoording van deze vragen geschieden in dat geval in de commissie die het onderwerp behandelt. De voorzitter van de Agendacommissie brengt de doorgezonden vragen ter kennis van de leden en maakt deze openbaar.

  • 7.

    De vragensteller wordt het woord verleend om aan het college, de burgemeester dan wel een raadslid een vraag te stellen en een toelichting te geven. Het college, de burgemeester dan wel het raadslid wordt het woord verleend om de vraag te beantwoorden.

  • 8.

    Na de beantwoording worden zowel de vragensteller als het college, de burgemeester dan wel het raadslid het woord verleend om in de tweede termijn te reageren.

  • 9.

    In de tweede termijn zijn interrupties toegestaan.

  • 10.

    Tijdens de behandeling van de vragen is het indienen van moties toegestaan.

Artikel 44 Schriftelijke vragen door raadsleden

  • 1.

    Ieder raadslid kan aan de burgemeester of aan het college schriftelijk vragen stellen over onderwerpen, behorende tot het dagelijkse bestuur van de gemeente.

  • 2.

    De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 3.

    De vragen worden bij de voorzitter van de Agendacommissie ingediend. Deze draagt er zorg voor, dat de vragen terstond in afschrift aan de raads- en commissieleden, de burgemeester en de wethouders worden toegezonden.

  • 4.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen twee maanden, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, krijgt de vragensteller daarvan gemotiveerd schriftelijk bericht, waarbij aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaats vinden.

  • 5.

    De antwoorden met de daarbij behorende vragen worden zo spoedig mogelijk door toezending aan de raads- en commissieleden medegedeeld.

Artikel 45 Interpellatie

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan de raad toestemming vragen voor het houden van een interpellatie.

  • 2.

    Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen en dient schriftelijk en ten minste vier dagen voorafgaand aan een raadsvergadering bij de voorzitter van de Agendacommissie te worden ingediend.

  • 3.

    De voorzitter van de Agendacommissie brengt de inhoud van het verzoek onmiddellijk ter kennis van de leden van de raad, de burgemeester en de wethouders.

  • 4.

    Bij aanvang van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek, wordt het verzoek in stemming gebracht. Indien de raad toestemming verleent voor het houden van de interpellatie bepaalt hij op welk tijdstip tijdens de vergadering deze zal worden gehouden.

  • 5.

    De beraadslaging tijdens een interpellatie geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 46 Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tijdens de vergadering naar aanleiding van een aanhangig voorstel of onderwerp een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie vindt tegelijk met de beraadslaging over het betreffende voorstel of onderwerp plaats.

  • 4.

    Een motie kan worden ingetrokken door de indiener(s) tot het moment waarop de besluitvorming over de motie door de raad plaatsvindt.

Artikel 47 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen een wijziging (amendement) voorstellen op het voorgestelde besluit of op een amendement dat door een lid is ingediend (subamendement). Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die in de vergadering aanwezig zijn. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2.

    Elk amendement of subamendement moet om in behandeling genomen te worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en dient zodanig geformuleerd te zijn dat het geschikt is om in het voorgestelde besluit te worden verwerkt. De voorzitter kan toestaan dat, met het oog op het eenvoudige karakter van het amendement of subamendement, met een mondelinge indiening wordt volstaan.

  • 3.

    Een amendement of subamendement is ontoelaatbaar, indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel, of indien er tussen de materie van het amendement en die van het voorstel geen rechtstreeks verband bestaat.

  • 4.

    Een amendement of subamendement wordt geacht toelaatbaar te zijn zolang de raad het niet ontoelaatbaar heeft verklaard. Een voorstel daartoe kan worden gedaan door hetzij de voorzitter, hetzij een van de leden van de raad.

  • 5.

    Een amendement of subamendement kan worden ingetrokken door de indiener(s) tot het moment waarop de besluitvorming over het (sub-)amendement door de raad plaatsvindt.

Artikel 48 Initiatiefvoorstellen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan over enig onderwerp een voorstel aan de raad doen.

  • 2.

    Een initiatiefvoorstel moet schriftelijk bij de voorzitter van de Agendacommissie worden ingediend.

  • 3.

    De raad neemt het initiatiefvoorstel niet in behandeling indien het voorstel in strijd is met een wet, een algemene maatregel van bestuur of een verordening.

  • 4.

    De Agendacommissie plaatst een initiatiefvoorstel ter voorbereiding van de besluitvorming zo spoedig mogelijk op de agenda van de raadscommissie tot wiens werkgebied het onderwerp van het voorstel behoort.

  • 5.

    De beraadslagingen in de raad over het initiatiefvoorstel vinden op de gebruikelijke wijze plaats, met dien verstande dat de indiener in beide termijnen in kan gaan op de beschouwingen van de leden, alvorens het lid van het college tot wiens portefeuille het onderwerp behoort dan wel de burgemeester, ingaat op het betoogde.

  • 6.

    Een initiatiefvoorstel kan worden ingetrokken door de indiener(s) tot het moment waarop de besluitvorming over het initiatiefvoorstel door de raad plaatsvindt

  • 7.

    De raad kan nadere voorwaarden aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel stellen.

PARAGRAAF 4 ALGEMENE BEPALINGEN OVER DE VERGADERINGEN VAN DE RAAD EN DE RAADSCOMMISSIES

Artikel 49 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

  • a.

    de voorzitter van de vergadering het nodig oordeelt.

  • 2.

    Een lid hem interrumpeert. De voorzitter van de vergadering kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker in eerste termijn interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter van de vergadering tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter van de vergadering hem gedurende de vergadering, waarin dat plaats vindt, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 4.

    De voorzitter van de vergadering kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 5.

    De commissievoorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de commissievergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig laat de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan de raadscommissie het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 50 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter van de vergadering en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen; over een voorstel van orde wordt terstond beslist.

  • 3.

    Een voorstel van orde gedaan in een vergadering van een raadscommissie is aangenomen als de fracties van wie de leden die zich daarachter hebben geschaard in de raad een meerderheid opleveren.

Artikel 51 Schorsing

  • 1.

    Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter van de vergadering kan de raad(scommissie) besluiten de vergadering te schorsen teneinde de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 2.

    Indien een vergadering wordt geschorst wordt vooraf de tijdsduur van de schorsing bepaald.

  • 3.

    Na verloop van de schorsingsperiode wordt de vergadering onverwijld voortgezet.

Artikel 52 Deelname aan de vergadering door anderen

  • 1.

    De raad(scommissie) kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden, de voorzitter van de vergadering, de wethouder of de (commissie)griffier deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een besluit daartoe wordt op voorstel van de voorzitter van de vergadering of één der leden genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3.

    Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 53 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt periodiek aan de raad ter beschikking gesteld en op de agenda geplaatst.

  • 2.

    De Agendacommissie bepaalt op welke wijze een ingekomen stuk wordt afgedaan, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 54 Besloten vergadering

  • 1.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 23 en 82, vijfde lid, van de Gemeentewet, kunnen het college of de burgemeester de voorzitter van de vergadering verzoeken een vergadering in beslotenheid te houden dan wel een vergadering in beslotenheid voort te zetten.

  • 3.

    De vergadering besluit of in beslotenheid wordt vergaderd.

Artikel 55 Besluitenlijst besloten vergadering

  • 1.

    De besluitenlijst en/of het verslag van een besloten vergadering worden niet toegezonden, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2.

    Deze besluitenlijst en/of het verslag worden in een volgende vergadering vastgesteld. Tijdens deze vergadering neemt de raad of de raadscommissie een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze stukken. Indien de besluitenlijst en/of het verslag aanleiding geven tot bespreking, vindt deze bespreking plaats in beslotenheid.

Artikel 56 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of de raadscommissie overeenkomstig de artikelen 25, eerste lid of 86, eerste lid van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad of de raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 57 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van gestelde in de artikelen 25, derde en vierde lid, of 55, tweede en derde lid, of 86, tweede lid, van de Gemeentewet, voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het betreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 58 Verbod gebruik mobiele communicatieapparatuur

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter van de vergadering niet toegestaan.

Artikel 59 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter van de vergadering is bevoegd toehoorders, die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 60 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken vragen toestemming aan de voorzitter van de vergadering en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 61 Maatregelen van orde

Indien de voorzitter van de vergadering dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

Hoofdstuk 7 Begroting en rekening

Artikel 62 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 63 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 8 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 64 Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester, de griffier of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemene bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen doet verslag met een minimum van 1 keer per jaar, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgelegd in artikel 44, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. Hierbij zijn de regels voor het houden van een interpellatie, vastgelegd in artikel 45, van toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één of meer van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 65 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de raad of raadscommissie op voorstel van de voorzitter van de vergadering.

Artikel 66 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking nadat het op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Arnhem vastgesteld bij raadsbesluit van 13 februari 2003 nr. CS/CTRJ/2003/13 en de verordening op de raadscommissies 2003 vastgesteld bij raadsbesluit van 13 februari 2003 nr. CS/CTRJ/2003/12 worden op dat tijdstip ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van raad van de gemeente Arnhem d.d. 26 november 2007.

Artikelsgewijze toelichting Reglement van Orde Politieke Maandag

Artikelsgewijze toelichting Reglement van Orde Politieke Maandag

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moet worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Artikel 2 De Politieke Maandag; tijd, plaats en inhoud

Dit artikel introduceert het begrip Politieke Maandag als verzamelbegrip voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de raadscommissies. De nieuwe term Politieke Maandag wordt gehanteerd om de nieuwe werkwijze van de Arnhemse gemeenteraad te aan te duiden.

Artikel 3 De fases van besluitvorming

In dit artikel is de scheiding in het besluitvormingsproces vastgelegd. Besluiten van de raad worden voorbereid door de raadscommissies in achtereenvolgens de informatieve en meningsvormende fase.

Artikel 4 De Agendacommissie

Dit artikel introduceert de Agendacommissie. De Agendacommissie neemt een centrale plaats in bij de organisatie van de Politieke Maandag. Als dagelijks bestuur van de Politieke Maandag beslist de Agendacommissie over de agendering en overige procedurele kwesties. De Agendacommissie is een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet. Dit in afwijking van de raadscommissies. Deze zijn commissies ex artikel 82 van de Gemeentewet. De aard van (een deel van) de taken van de agendacommissie vergt de mogelijkheid om een meer toegesneden openbaarheidsregeling te hanteren. Artikel 84 van de Gemeentewet schept de mogelijkheid daartoe.

Een volledige beschrijving van taken, samenstelling, werkwijze etc. van de Agendacommissie is vastgelegd in de Verordening Agendacommissie 2004.

Artikel 5 Oproep en Agenda Politieke Maandag

Raads- en commissieleden maar ook de Arnhemse burger behoren tijdig op de hoogte gesteld te worden van dag, tijdstip, plaats en inhoud van de Politieke Maandag. In lid 2 wordt bepaald dat de oproep voor een raadsvergadering door de burgemeester wordt gedaan. Artikel 19 van de Gemeentewet schrijft dit voor.

In het vijfde lid is de expliciete wens van de raad vastgelegd om in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van raadsbesluiten minimaal tien dagen voor de eerste (informatieve) bespreking te kunnen beschikken over de betreffende documenten.

Het zesde lid markeert de verantwoordelijkheid van de griffie zorg te dragen voor een adequate bekendmaking van de inhoud van de Politieke Maandag. Het ter openbare kennis brengen heeft niet slechts betrekking op het plaatsen van de agenda op het internet of in de Arnhemse Koerier, maar het omvat ook de taak van de griffier en zijn medewerkers om hen die belanghebbende zijn bij onderwerpen die behandeld worden op de Politieke Maandag, uit te nodigen aanwezig te zijn en hen te wijzen op de mogelijkheid gebruik te maken van het recht om in te spreken.

Artikel 6 Aanwezigheid leden van het college van burgemeester en wethouders en gemeentesecretaris

Met dit artikel wordt tot uitdrukking gebracht dat de leden van het college van burgemeester en wethouders als vanzelfsprekende partners betrokken worden bij de beraadslagingen op de Politieke Maandag. Zij worden uitgenodigd om bij iedere vergadering aanwezig te zijn. De kern van de dualisering is geweest om de raad en het college van burgemeester en wethouders te ontvlechten, maar het is niet de bedoeling geweest raad(scommissie) en het college in een positie te brengen waarin ze elkaar kunnen uitsluiten. De raad en het college zijn immers samen verantwoordelijk voor een goed bestuur in de gemeente. Overigens blijft het mogelijk dat de raad of een raadscommissie zonder leden van het college vergadert, als daar in een bijzonder geval aanleiding voor is. Met de tekst van dit artikel wordt ook reeds geanticipeerd op de bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de artikel 21 van de Gemeentewet.

Artikel 7 Het vrije inspreekrecht voor burgers

Dit artikel en de plaats ervan geeft uitdrukking aan de wens van de gemeenteraad om de Arnhemse burger een prominente plaats te geven binnen de nieuwe werkwijze. Het gaat om het zo te noemen vrije inspreekrecht dat kan worden onderscheiden van het inspreekrecht dat is gebonden aan een specifiek onderwerp (zie artikel 23). De voorzitter van de Agendacommissie heeft als taak te zorgen voor een goede inpassing van het vrije inspreekrecht tijdens de Politieke Maandag. Daarbij kan de voorzitter in het belang van een goede vergaderorde of vanwege het ontbreken van voldoende belang het vrije inspreekrecht beperken. De voorzitter kan dit bijvoorbeeld doen als de raad of een raadscommissie het onderwerp nog maar kort geleden besproken heeft of als het onderwerp binnen afzienbare tijd op de agenda komt, bijvoorbeeld door middel van een voorstel van het college. In een dergelijke situatie is het om vergadereconomische redenen beter om het inspreken gelijktijdig met de (informatieve) behandeling van het voorstel te laten plaatsvinden.

Artikel 8 Rondvraag

Artikel 9 Mededelingen van het college en de burgemeester

Artikel 10 Overige bepalingen

De artikelen 8, 9 en 10 spreken voor zich en behoeven geen verdere inhoudelijke toelichting.

Artikel 11 Raadscommissies

De raad heeft op 24 april 2006 de commissiestructuur vastgelegd. In dat besluit zijn tevens de werkvelden van de commissies beschreven. De commissie stadsprojecten is een bijzondere commissie. De projecten die momenteel onder deze commissie vallen zijn: Rijnboog, Arnhem Centraal, Presikhaaf, Malburgen, Schuytgraaf, Centrum Zuid, Stadsblokken.

Artikel 12 Samenstelling

Op grond van artikel 82 Gemeentewet kan de raad de zogenaamde raadscommissies instellen. De raad moet de taken, bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze regelen.

Met betrekking tot de samenstelling schrijft de Gemeentewet voor dat de raad, om uitsluiting van raadsminderheden te voorkomen, moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.

De Gemeentewet schrijft niet (uitdrukkelijk) voor, dat de commissieleden door de raad moeten worden benoemd. De fracties kunnen zelf de leden aanwijzen.

De fracties melden de aanwijzing van een (nieuw) lid schriftelijk aan de voorzitter van de agendacommissie, omdat een lid, dat niet tevens lid is van de raad, in handen van de voorzitter van de raad de eed of belofte moet afleggen. Voorts is het gewenst, dat de voorzitter van de raadscommissie op de hoogte is van de komst of mogelijke aanwezigheid van een (nieuw) lid (verwelkoming, plaatsing op de verzendlijst).

Afgezien van het feit, dat een nieuw lid door de voorzitter van de raad moet worden beëdigd is het gewenst, dat de aanwijzing tot lid niet eerder van kracht wordt dan ten minste tien dagen na de schriftelijke melding van de aanwijzing. Op deze wijze kan ook aan het nieuwe lid de agenda met stukken tijdig worden toegezonden.

Op grond van het derde lid moeten de commissieleden, niet-raadslid zijnde, een eed of belofte afleggen. De commissieleden, tevens raadsleden zijnde, hebben de eed of belofte al bij de installatie als raadslid afgelegd en deze geldt ook voor hun werk als commissielid.

Op grond van het vierde lid moeten de leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen van de met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekkingen mogen vervullen (= artikel 13) en geen verboden handelingen mogen verrichten (= artikel 15), zoals bijvoorbeeld het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente.

Teneinde de grootte van de commissies niet onbeperkt te laten zijn en de stukkenstroom niet tot zeer omvangrijke proporties te laten groeien, is in het tweede lid bepaald dat er maximaal drie commissieleden per fractie tegelijkertijd in één commissie kunnen plaatsnemen.

In het vijfde en zesde lid is, conform het besluit van de gemeenteraad van 24 april 2006, een maximum gesteld aan het aantal personen dat gedurende een zittingsperiode tegelijkertijd en in totaal als commissielid, zijnde niet raadslid kan worden aangewezen. De agendacommissie kan een afwijking toestaan, bijvoorbeeld in geval van overlijden of langdurige ziekte, aldus het bepaalde in het zevende lid. In verband met de werkdruk van de leden van de Agendacommissie is een afwijking ook toegestaan voor die fracties waarvan een of meerdere leden tevens lid zijn van de Agendacommissie.

Artikel 13 Commissievoorzitter

Op grond van artikel 82, lid 4 Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie lid van de raad zijn. De overige leden vergen geen toelichting.

Artikel 14 Zittingsduur en vacatures

Dit artikel vergt geen nadere toelichting

Artikel 15 Commissiegriffier

Hoewel aan iedere commissie in principe een eigen commissiegriffier is gekoppeld, is het een gevolg van de nieuwe vergaderwijze dat het soms niet mogelijk zal zijn dat een commissievergadering wordt bijgewoond door de ‘eigen’ commissiegriffier. Om deze reden is in beide leden van dit artikel gekozen voor gebruik van het lidwoord ‘een’ in plaats van het lidwoord ‘de’.

Artikel 16 Leden; toelating en beëindiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centrale stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoek brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centrale stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen in de eerste samenkomst van de nieuwe raad na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Vandaar dat er een vijfde lid aan dit artikel is toegevoegd. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, lid 2 Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. De beoogde wethouder mag immers niet meestemmen over zijn eigen benoeming. Het vooraf ontslag nemen als raadslid is wel een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.

Artikel 17 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning).

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie voor de eerste vergadering de aanduiding mee aan de Agendacommissie.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter van de Agendacommissie mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de Agendacommissie is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Gevolg van fractieafsplitsing en ontstaan nieuwe fractie is ook dat de nieuwe fractie leden dient voor te dragen voor commissies, lid wordt, als fractievoorzitter van het seniorenconvent, fractieondersteuning, etc.

Artikel 18 Voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 19 Vicevoorzitter

In artikel 77 eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de raad mag bepalen welk lid van de raad belast wordt met de waarneming van het voorzitterschap van de raad. Dit artikel is een uitwerking van deze bevoegdheid.

Artikel 20 Seniorenconvent

Het is van belang dat in het seniorenconvent elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. .

De griffier is bij elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt.

Artikel 21 De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etcetera zijn niet in dit reglement opgenomen. Dit is geregeld in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt. In de instructie voor de griffier zijn de taken van de griffier uitgewerkt.

Artikel 22 Doel en vorm informatieve fase

Deze fase heeft het karakter van oriëntatie en inhoudelijke voorbereiding. Tijdens deze fase kunnen voorstellen worden toegelicht door burgers, betrokken belanghebbenden, raadsleden, de burgemeester, wethouders, ambtenaren en anderen.

Kernbegrippen die passen bij de informatiefase zijn begrippen als: toelichting, open vragen, verduidelijkingsvragen, verkenningsvragen, uitleg.

Artikel 23 Spreekrecht burgers

Het nieuwe Arnhemse vergadermodel is ingegeven door de wens van de gemeenteraad om meerburgergericht te gaan besluiten. Uitgangspunt hierbij is dat de Arnhemse burger de gelegenheid moet krijgen om zijn zegje te kunnen doen. Dit moet plaatsvinden op een zodanig moment dat de gemeenteraad er ook echt iets mee kan. Gelet op het vergadermodel ligt het dan ook voor de hand om de inbreng van de burger aan het begin van de besluitvorming te plaatsen, te weten in de informatiefase.

Hiermee is niet gezegd dat burgers tijdens de meningsvormende en besluitvormende fase niet allerlei wegen mogen bewandelen om hun wensen en gezichtspunten kracht bij te zetten. Daar hebben zich in de praktijk ook tal van mogelijkheden voor ontwikkeld (invloed uitoefenen op hun vertegenwoordigers in de fracties, uitingen in de vrije pers, demonstratie, petitie e.a.).

Er is mee gezegd dat er geen reden is om tijdens de meningsvorming en besluitvorming extra inspraakmogelijkheden te organiseren die suggereren dat de inbreng van burgers tijdens die besluitvormingsfases nog een rol van betekenis zou kunnen hebben. Bij een goede voorbereiding van beide genoemde fases zal er in werkelijkheid geen sprake meer zijn van effectieve beïnvloeding van de besluitvorming door de burger via de inspraak omdat de fractiestandpunten op dat moment al zijn bepaald. Het is daarom beter om de burger van meet af aan duidelijk te maken dat zijn inbreng tijdens de informatiefase (en tijdens de voorbereiding van de fractiestandpunten door zijn gekozen vertegenwoordigers) de meeste kans op succes biedt .

In het tweede lid zijn een aantal onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Ook kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers. Tot slot is het inspreekrecht ook niet bedoeld om gebruikt te worden voor het maken van reclame.

Artikel 24 Beëindiging informatieve fase

Pas wanneer geconcludeerd is dat de meerderheid van de aanwezige fracties alle benodigde informatie heeft verzameld kan een voorstel naar de volgende fase worden doorgeleid.

Artikel 25 Verslag

Dit artikel vergt geen nadere toelichting.

Artikel 26 Doel en vorm meningsvormende fase

Deze fase is bij uitstek politiek van karakter. Fracties hebben al een voorlopig standpunt voorbereid op grond waarvan ze de discussie met elkaar aangaan in de verschillende commissies. Tijdens de meningsvormende fase zijn fracties bereid om op basis van de argumentenuitwisseling tijdens de discussie nog van standpunt te wijzigen of tot bijstelling van hun standpunt te komen.

Kernbegrippen die passen bij deze fase zijn: draagvlakpeiling, meningsuitwisseling, discussie, onderhandeling, consensusvorming.

Wanneer blijkt dat alle partijen het roerend met elkaar eens zijn krijgt het voorstel het karakter van een hamerslag in de besluitvormende gemeenteraad. Wanneer er sprake is van verdeeldheid dan wordt besloten om er in de raad over te debatteren.

Artikel 27 Spreekregels

Om tijdens de meningsvormende fase de discussie in ordelijke banen te kunnen leiden, voert namens elke fractie één woordvoerder het woord.

Artikel 28 Vergaderquorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de meningsvormende vergaderingen van de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Dit artikel voorziet hierin. Indien de meerderheid van het aantal fracties aanwezig is kan worden vergaderd.

Het tweede lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van fracties de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de Agendacommissie bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat.

Artikel 29 Beëindiging meningsvormende fase

Het doorgeleiden van een voorstel naar de besluitvormende fase moet kunnen schragen op een meerderheid in de raad. Voorkomen moet worden dat een voorstel in de besluitvormende fase wordt gebracht indien het nog niet voldragen is.

Artikel 30 Verslag

De verslaglegging en het commissieadvies worden verzorgd door de griffie.

Artikel 31 Doel en vorm besluitvormende fase

Dit is de fase waarin onderwerpen aan de orde komen waarover tijdens de meningsvorming verschil van mening is blijven bestaan tussen partijen. Fracties verantwoorden hun keuzes en onderbouwen hun keuzes met argumenten. Het debat tijdens deze fase vindt in beginsel plaats met het oog op een derde partij (de burger, de verschillende partijen e.a.). In het debat vindt uiteindelijk de legitimatie van het besluit plaats.

Kernbegrippen die passen bij deze fase zijn: debat, amendement, subamendement, meerderheid, minderheid, raadsbesluit.

Naast besluitvorming staat in deze fase ook de controle van het gevoerde bestuur centraal. Teneinde de controlerende taak van de raad gestalte te geven staan de leden van de raad een aantal instrumenten ten dienste die verder in deze paragraaf aan de orde komen.

Artikel 32 Agenda

De agendacommissie bepaalt hoe de agenda eruit komt te zien (zie artikel 5). Het versturen van de agenda en stukken is ook geregeld in dit artikel. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om een week voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het eerste lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda.

Artikel 33 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit reglement wijzigt ook de opstelling van de presentielijst. Voorheen was deze geordend naar de wijze waarop de leden zitting hebben in de raadzaal. In de toekomst zal de presentielijst gerangschikt worden op basis van alfabetische volgorde. Doel hiervan is de hoofdelijke stemmingen te organiseren op een wijze die aansluit bij de wijze die in vele gemeenten en parlementen gebruikelijk is (zie ook de toelichting op artikel 37).

Artikel 34 Spreekregels

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit

Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, wordt niet gehonoreerd.

Het achtste lid strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd

Artikel 35 Sluiting beraadslaging en beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 36 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de stemming begint.

Artikel 37 Stemming over zaken

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht.

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Een hoofdelijke stemming verloopt op basis van de volgorde van de presentielijst. De stemming begint bij het lid dat daartoe bij loting is aangewezen. De volgorde van de presentielijst is alfabetisch. Dit wijkt af van de tot op heden gehanteerde volgorde van de lijst - en dus ook van de tot op heden gehanteerde volgorde waarin de hoofdelijke stemmingen plaatsvonden - die werd opgesteld op basis van de volgorde waarin de leden in de raadzaal zitten. Het verloop van een hoofdelijke stemming in de oude situatie kwam in feite (bijna) neer op een fractiegewijs verloop van de stemming. Dit laat zich minder goed verenigen met het gebruik om een hoofdelijke stemming in een volstrekt willekeurige volgorde te laten verlopen, hetgeen de situatie is in veel Nederlandse gemeenten, in de Eerste en Twee Kamer en in het Europese Parlement.

Artikel 38 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie wordt verwezen naar de artikelen 1, 46 en 47 van dit reglement.

Artikel 39 Stemming over personen

Het reglement van orde gaat uit van een stemming doormiddel van een behoorlijk ingevuld stembriefje. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

Bij een benoeming stelt de raad een specifieke persoon aan in een bepaald ambt (raadslid, wethouder). Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen in geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' vermeld. Het gaat hier overigens niet over de benoeming tot raadslid, dit is een heel ander soort benoeming dat in artikel 16 van dit reglement wordt toegelicht. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de raad bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen'. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de raad mag van de aanbevelingen afwijken.

Artikel 40 Herstemming over personen

Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 31, tweede lid van de Gemeentewet

Artikel 41 Beslissing door het lot

In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Gemeentewet is voorgeschreven.

Artikel 42 Besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid Gemeentewet).

De besluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd. Omdat wethouders, de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren in de vergadering, kunnen zij tevens een voorstel tot verandering van het verslag aan de raad doen.

De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is de griffier aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van de besluitenlijst in ontvangst te nemen, het verslag op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt.

Artikel 43 Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen door raadsleden

Deze bepaling vormt een aanvulling op het vragenrecht als bedoeld in artikel 155, lid 1 van de Gemeentewet. Het vragenrecht is een van de instrumenten waarmee raadsleden uitvoering kunnen geven aan hun controlerende taak.

Artikel 44 Schriftelijke vragen door raadsleden

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

Artikel 45 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155, lid 2 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

Een interpellatie is een zwaarder, vaak politiek meer beladen controle-instrument van de raad. Het kan, uitmonden in een motie en kan derhalve bestuurlijk/politieke consequenties hebben.

Een verzoek om een interpellatie te houden moet ten minste vier dagen voorafgaande aan de raadsvergadering worden aangevraagd. Dat betekent in de praktijk dat indien de raadsvergadering, zoals gebruikelijk, op de maandagavond plaatsvindt, het verzoek op de voorafgaand donderdag 12.00 uur ingediend moet zijn.

Artikel 46 Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

Artikel 47 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.

Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn.

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 38.

Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

Artikel 48 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven.

Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Artikel 49 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. In de artikelen 26 en 34 is geregeld dat interrupties in de eerste termijn niet zijn toegestaan. Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Het tweede lid heeft naast de leden die het woord voeren, ook betrekking op de wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren. De voorzitter kan hen tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd.

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 49 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 61 van dit reglement.

Artikel 50 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor nader overleg binnen het college.

Artikel 51 Schorsing

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen is in het tweede en derde lid bepaald dat de schorsingsduur vooraf bepaald wordt en dat na afloop daarvan de vergadering direct wordt voortgezet.

Artikel 52 Deelname aan de vergadering door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.

Artikel 53 Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie, doorsturen naar het college etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Artikel 54 Besloten vergadering

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In de artikelen 23 en 82 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 55 Besluitenlijst besloten vergadering

Artikel 55 Besluitenlijst besloten vergadering

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid van de Gemeentewet, waarin wordt bepaald, dat van een besloten vergadering afzonderlijk een besluitenlijst wordt opgemaakt, die niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 56 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 of 86 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 57 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan de raad behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij/zij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 58 Verbod gebruik mobiele communicatieapparatuur

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven mobiele telefoons wel stand-by te laten staan.

Artikel 59 Toehoorders en pers

De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging te ontzeggen.

Artikel 60 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft

Artikel 61 Maatregelen van orde

Dit artikel vergt geen nadere toelichting.

Artikel 62 Procedure begroting

In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald. In de financiële verordeningen en controleverordeningen is dit nader uitgewerkt.

Artikel 63 Procedure jaarrekening

Zie toelichting bij artikel 62.

Artikel 64 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder, de griffier of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen.

Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is de verantwoordingsplicht expliciet vastgelegd. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 44 van dit reglement van orde. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor het vragen van inlichtingen (artikel 45).

Artikel 65 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 66 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting