Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Arnhem

Geldend van 13-09-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Arnhem

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Arnhem

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

    • b.

      langdurig: een aaneengesloten periode van 36 maanden;

    • c.

      laag inkomen: een inkomen dat niet hoger is dan 105% van de toepasselijke

      bijstandsnorm;

    • d.

      wet: de Wet werk en bijstand.

  • 2. Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Hoogte van de toeslag

  • 1. Voor personen die langdurig een laag inkomen hebben en voldoen aan de overige in de wet gestelde voorwaarden, bedraagt de langdurigheidstoeslag per jaar:

    • a.

      indien het betreft een gezin: € 520;

    • b.

      indien het betreft een alleenstaande: € 360.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor personen die in een inrichting verblijven:

  • a. indien het betreft een gezin: € 260;

  • b. indien het betreft een alleenstaande: € 180.

Artikel 3 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien de belangen die zijn gediend met toepassing van deze verordening niet opwegen tegen de zwaarwegende belangen die afwijking van deze verordening in een individueel en specifiek geval wenselijk

maken.

Artikel 4 Intrekking oude verordening

De ‘Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Arnhem', vastgesteld op 20 december 2011, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op aanvragen die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking na bekendmaking maar niet eerder dan het tijdstip waarop de ‘Wet afschaffing huishoudinkomenstoets’ in werking treedt en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag.

Algemene toelichting Verordening langdurigheidstoeslag

In artikel 36, eerste lid, van de Wet werk en bijstand is de rechtsgrond voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

In artikel 8 van de wet is bepaald dat de gemeenteraad via een verordening regels stelt die in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen. Het is een verplichting om een verordening vast te stellen, geen bevoegdheid.

Met de inwerkingtreding van de aangescherpte Wet werk en bijstand per 1 januari 2012 is aan artikel 36 een zesde lid toegevoegd, inhoudende dat onder laag inkomen niet wordt verstaan in aanmerking te nemen inkomen hoger dan 110 procent van de op de desbetreffende alleenstaande of gezin van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Hoogte van de toeslag

De hoogte van de toeslag is afgestemd op de toeslagen die oorspronkelijk wettelijk werden vastgesteld, verhoogd met de indexeringen van het minimumloon tot 1 januari 2012. Daarbij is de toeslag voor een alleenstaande ouder gelijk aan de toeslag voor gehuwden, zoals dat ook in eerdere verordeningen bepaald was. Onder het gezinsbegrip vallen zowel gehuwden tezamen, gehuwden met de tot hun last komende kinderen en alleenstaande ouders met de tot hun last komende kinderen.

Voor personen in een inrichting geldt in het algemeen dat deze objectief gezien een minder grote behoefte hebben aan extra inkomensondersteuning voor vervangingsuitgaven. In vrijwel alle inrichtingen wordt immers voorzien in wezenlijke gebruiksgoederen, als een bed en een wasmachine. Omdat de bewoners minder vervangingsuitgaven hoeven te maken, kan de langdurigheidstoeslag lager worden vastgesteld.

Langdurig

De referteperiode blijft in de verordening op drie jaar vastgesteld. Dit sluit aan bij de veelal gehanteerde stelregel, dat bij een inkomen op bijstandsniveau na drie jaar de capaciteit om te reserveren voor vervangingsuitgaven niet langer aanwezig is. Vanaf dat moment is extra inkomensondersteuning gewenst.

Laag inkomen

In de verordening is gekozen voor een inkomensgrens die iets boven de bijstandsnorm ligt, t.w. 105% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarmee wordt bereikt dat meer werkenden met een laag inkomen in aanmerking kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag. Dat geldt eveneens voor uitkeringsgerechtigden met een uitkering die geacht wordt op bijstandsniveau te liggen maar door een afwijkend bruto-nettotraject feitelijk net iets boven de bijstandsnorm uitkomt. In voorgaande verordeningen werd de inkomensgrens eveneens op 105% gesteld. Deze inkomensgrens overschrijdt het in de wet genoemde maximum van 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm niet.

Beide partners moeten aan voorwaarden voldoen

Beide partners dienen aan de voorwaarden voor de Langdurigheidstoeslag te voldoen. Hoewel de tekst van artikel 36, eerste lid, Wwb suggereert dat het recht persoonsgebonden is, dwz. Dat de toeslag ook ‘een persoon’, dus een individuele belanghebbende kan worden toegekend, blijkt uit de jurisprudentie dat het begrip ‘persoon’ moet worden gelezen in relatie tot de bepalingen over de hoogte van de toeslag. Omdat daar een normbedrag voor gehuwden wordt genoemd, neemt de Centrale Raad voor Beroep aan dat het recht slechts aan beiden gezamenlijk kan worden toegekend (CRvB, 8 augustus 2006, LJN: AY8382). Voldoet één van de partners op de peildatum niet aan de voorwaarden, dan kan daarom ook geen Langdurigheidstoeslag worden verstrekt.

Geen ambtshalve verstrekking

In artikel 36 wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het Kabinet heeft hierbij aangegeven dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

In Arnhem is het aanvraagproces sterk vereenvoudigd. De klant ontvangt een aanvraagformulier van de gemeente waarin de bij de gemeente bekende gegevens vooraf vermeld staan. De klant hoeft alleen na te kijken of zijn gegevens nog actueel zijn. Daarna ondertekent de klant de aanvraag en dient het aanvraagformulier bij de gemeente in.

Artikelsgewijze toelichting Verordening langdurigheidstoeslag

Artikel 1, eerste lid

Hierin is vastgelegd wat onder “wet”, “langdurig” en “laag inkomen” wordt verstaan. Daarmee is uitvoering gegeven aan de opdracht die de wetgever in artikel 8 Wwb aan de gemeenteraad heeft gegeven om deze begrippen nader in te vullen. Verwezen wordt naar de toepasselijke bijstandsnorm. Daarmee wordt bedoeld de bijstandsnorm genoemd in artikel 21 van de Wwb.

Artikel 1, tweede lid

Omdat deze verordening wordt vastgesteld ter uitvoering van een in de Wwb als medebewindswet gegeven opdracht, hebben de in deze verordening gebruikte begrippen dezelfde betekenis als in de Wwb. Voor de uitleg van de gehanteerde begrippen als ‘gezin’, langdurigheidstoeslag’, ‘alleenstaande ouder’ e.d. wordt verwezen naar de begripsbepalingen in de Wwb, de artikelen 1 t/m 6. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ geldt dat daarmee tevens bedoeld is de bijstandsuitkering die wordt verstrekt.

Artikel 2

De hoogte van de toeslag wordt in artikel 2 geregeld. Daarbij is aangegeven dat de langdurigheidstoeslag toekomt aan personen die langdurig een laag inkomen hebben en overigens voldoen aan de andere voorwaarden die de wet stelt. In artikel 36 lid 1 Wwb zijn als voorwaarden nog opgenomen dat ten tijde van de referteperiode het vermogen niet de grens van het vrij te laten bescheiden vermogen te boven mag gaan en dat er geen uitzicht mag zijn op inkomensverbetering. Voorts gelden uiteraard de uitsluitingsgronden genoemd in artikel 13 Wwb en kan tekortschietend besef van verantwoordelijkheid aanleiding vormen om het recht af te stemmen, conform het tweede lid van artikel 18 Wwb.

De peildatum, dat is de datum waarop de doelgroep langdurig een laag inkomen heeft, is bepalend voor de leef- woonvorm en voor de hoogte van de toeslag. Voor personen in een inrichting gelden afwijkende bedragen. Dit is reeds in de algemene toelichting verduidelijkt. Met ‘personen’ wordt in artikel 2 hetzelfde bedoeld als in artikel 36 eerste lid Wwb. Het betreft een alleenstaande of gezin, in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar die langdurig een laag inkomen heeft. Vanwege het zesde lid van artikel 36 moet elk subject van bijstand aan de eigen norm worden getoetst. Een gehuwde mag dus niet een hoger inkomen hebben dan 110% van de gehuwdennorm, terwijl het inkomen van een alleenstaande ouder niet hoger mag zijn dan 110% van de alleenstaande oudernorm.

De langdurigheidstoeslag wordt toegekend met ingang van de datum waarop aan de voorwaarden is voldaan. Na indiening van een aanvraag dient beoordeeld te worden wat de peildatum is, dat is de datum waarop belanghebbende langdurig een laag inkomen en geen vermogen heeft. Het is aan de gemeente om de peildatum te bepalen.

Artikel 3

Om te voorkomen dat een te strikte hantering van de regels in deze verordening leidt tot individueel schrijnende gevallen, is in artikel 3 een hardheidsclausule opgenomen. Hiermee wordt een grondslag geboden om af te wijken van de verordening, wanneer de situatie dat vereist.