BELEIDSREGELING OVERSLAAN BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE 2005

Geldend van 19-03-2005 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGELING OVERSLAAN BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE 2005

BELEIDSREGELING OVERSLAAN BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE 2005

Inleiding

Op 1 september 2004 is een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) in werking getreden die het mogelijk maakt om de bezwaarschriftenprocedure met wederzijds goedvinden over te slaan.

In het kort wordt met deze wijziging beoogd om in gevallen waarin een bezwaarschriftenprocedure niets meer toevoegt of slechts een herhaling van zetten zal zijn, deze over te slaan en het bezwaarschrift naar de rechtbank door te zenden voor behandeling als beroepschrift. Uitgangspunt is dat degene die een bezwaar indient om doorzending verzoekt, op welk verzoek het bestuursorgaan een beslissing neemt.

Overwegingen

Binnen de gemeente Arnhem zijn in grote lijnen drie bestuursorganen werkzaam: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

De hoeveelheid bezwaarschriften gericht tegen besluiten van de gemeenteraad is qua omvang uiterst gering. Voor het overslaan van de bezwarenfase zou telkens een expliciet besluit van de raad nodig zijn, met alle daaraan verbonden proceduretijd. Dit alles brengt met zich mee dat het niet voor de hand ligt om de relevante raadsbesluiten ( bijvoorbeeld inzake planschade ex artikel 49 Wet op de ruimtelijke ordening) onder de werking van deze beleidsregeling te brengen.

Tegen besluiten inzake waardevaststelling op grond van de Wet waardering Onroerende zaken en de uitvoering van de gemeentelijke belastingverordeningen kan bezwaar worden gemaakt. Het karakter van deze bezwaarschriften en het specifieke wettelijke regiem (niet de AWB maar de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van toepassing) brengt met zich mee dat belastingbezwaarschriften niet onder het regiem van deze beleidsregels vallen.

Deze beleidsregels hebben om de hierboven genoemde reden betrekking op bezwaarschriften, die worden ingediend tegen besluiten, die (al of niet in mandaat) zijn genomen door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, uitgezonderd de belastingbezwaarschriften.

In geval een rechtsgeldig verzoek om de bezwaarschriftenprocedure over te slaan wordt gedaan, doen zich feitelijk twee vragen voor:

  • Ø

    wie beslist op het verzoek;

  • Ø

    op grond van welke criteria wordt op het verzoek beslist.

Met betrekking tot de eerste vraag ligt het voor de hand om de beslissing op een verzoek in handen te leggen bij degene die vrij snel en efficiënt kan beoordelen of in het concrete geval een positief antwoord mogelijk is. Daarbij zullen met name onder ogen moeten worden gezien de risico’s dat:

  • ·

    de bestuursrechter een doorgezonden bezwaarschrift terugzendt;

  • ·

    een al te lichtvaardige doorzending kan leiden tot een besluit van de rechter tot vernietiging van het primaire besluit vanwege gebreken, die in een bezwaarschriftenprocedure wellicht hadden kunnen worden hersteld.

Terugzending en vernietiging hebben tot gevolg dat alsnog een bezwaarschriftenprocedure moet worden gevolgd of een primair besluit moet worden overgedaan. Beide zijn (vaak) niet in het belang van de burger en van de overheid en zouden alleen al om die reden voorkomen moeten worden.

Degene die in normale gevallen (in mandaat) op een bezwaarschrift beslist (het college, de burgemeester of in mandaat een directeur of sectorhoofd) is goed in staat om de zich voordoende risico’s te beoordelen. Bij een dergelijke beslissing geldt als essentiële voorwaarde dat de juridisch dienstcontroller hierin wordt betrokken voordat de beslissing wordt genomen. Met deze werkwijze kunnen zowel de beleidsinhoudelijke als de juridische aspecten betrokken worden bij de beslissing om de bezwaarschriftenprocedure over te slaan.

Met betrekking tot de vraag op grond van welke criteria op het verzoek wordt beslist is het goed om vooraf te bedenken dat, zoals ook uit de Memorie van toelichting op dit wetsvoorstel blijkt, het instrument overslaan van de bezwaarschriftenprocedure met terughoudendheid moet worden ingezet. Juist het karakter van de bezwaarschriftenprocedure, als zeef en herstelfunctie voorafgaand aan een rechterlijke toets, brengt met zich mee dat niet al te lichtvaardig tot doorzending moet worden besloten. In de brief van de minister aan de Eerste Kamer wordt deze terughoudendheid als volgt verwoord: “Tegen die achtergrond (de functie van de bezwaarschriftenprocedure) wil ik graag benadrukken hoezeer ook in de visie van de regering rechtstreeks beroep uitzondering moet blijven. Slechts in heel bijzondere gevallen, waarin de bezwaarschriftenprocedure als een zinloze vertraging van de geschillenbeslechting moet worden beschouwd behoort zij achterwege te kunnen blijven.”

Er wordt terughoudendheid betracht bij het nemen van beslissingen om de bezwaarschriftenprocedure over te slaan. In artikel 7:1a, derde lid van de AWB wordt bepaald dat het bestuursorgaan kan instemmen met het verzoek indien de zaak daarvoor geschikt is.

Gelet op dit uitgangspunt en het wettelijk vereiste van “geschiktheid” wordt als beleid geformuleerd:

in te stemmen met het overslaan van deze procedure in gevallen waarin:

  • Ø

    alle betrokkenen hun argumenten reeds bij de voorbereiding van het besluit zo uitputtend hebben gewisseld, dat bij voorbaat vaststaat dat een bezwaarschriftenprocedure geen toegevoegde waarde zal hebben;

  • Ø

    geen enkel verschil van mening bestaat over de vaststelling en de interpretatie van de feitelijke constellatie, maar partijen een rechterlijke beslissing over een rechtsvraag nodig hebben om hun geschil te beëindigen;

  • Ø

    een besluit nauw samenhangt met een (ander) besluit waartegen reeds beroep is ingesteld. (zoals besluiten tot intrekking van een subsidie of uitkering en terugvordering van het teveel betaalde dan wel een beroep tegen een dienstbevel waarna een disciplinaire straf wordt opgelegd).

De terughoudendheid om in te stemmen met een verzoek als hiervoor bedoeld brengt voorts met zich mee dat bij twijfel juist niet moet worden ingestemd. Immers deze twijfel zal veelal voortkomen uit de mogelijke (juridische) risico’s die zijn verbonden aan een instemming.

Er zal daarom in de volgende situaties juist wel de bezwaarschriftenprocedure worden gevolgd:

  • Ø

    als de feiten of de wederzijdse standpunten nog niet duidelijk zijn;

  • Ø

    als er sprake is van gebreken die in de bezwaarfase nog gemakkelijk kunnen worden gerepareerd.

Voor de volledigheid wordt vastgesteld dat de toetsing aan de hiervoor vermelde criteria aanvullend is op de toetsing die reeds op grond van wettelijke voorschriften vereist is. Ingeval meerdere bezwaarschriften tegen één en het zelfde besluit zijn ingediend, moet in elk bezwaarschrift een verzoek tot overslaan van de bezwaarschriftenprocedure worden gedaan. Ook bezwaren tegen een niet tijdig genomen besluit zijn uitgesloten van rechtstreeks beroep.

Er wordt geen aanleiding gezien om op voorhand bepaalde (categorieën) besluiten uit te zonderen van de mogelijkheid tot rechtstreeks beroep dan wel bij bepaalde besluiten op voorhand in te stemmen indien een verzoek wordt gedaan. Elk verzoek dient op zijn eigen merites te worden beoordeeld in het licht van het genomen besluit.

Er wordt van afgezien om het overslaan van de bezwaarschriftenprocedure op te nemen in de rechtsmiddelenclausule. Het past niet bij een terughoudend gebruik maken van dit instrument om belanghebbende actief op deze mogelijkheid te wijzen.

Concreet besluit:

  • 1.

    terughoudend om te gaan met het instemmen op verzoeken tot rechtstreeks beroep, deze verzoeken te toetsen aan de criteria opgenomen in deze beleidsregeling;

  • 2.

    de bevoegdheid te beslissen op verzoeken om de bezwaarschriftenprocedure over te slaan, met inachtneming van de voorgaande overwegingen en de bepalingen in de AWB, neer te leggen bij degene die op grond van het mandaatbesluit gemeente Arnhem bevoegd is te beslissen op bezwaarschriften;

  • 3.

    aan het bepaalde onder 2 de voorwaarde te verbinden dat deze bevoegdheid uitsluitend mag worden gebruikt nadat de juridische (dienst)controller is gehoord;

  • 4.

    het mandaatbesluit gemeente Arnhem 2004 te wijzigen als volgt:

    aan artikel 3, lid 1, onderdeel 20 wordt toegevoegd een onderdeel 20 a, luidende als volgt:

“het nemen van beslissingen, als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht, één en ander met in acht name van de beleidsregeling overslaan bezwarenfase 2005”

it besluit treedt in werking op de derde dag, volgende op die van de afkondiging.D