Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende en een belastingplichtige in een keuzesituatie

Geldend van 15-12-2015 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende en een belastingplichtige in een keuzesituatie

BELEIDSREGELS VOOR HET AANWIJZEN VAN EEN WOZ-BELANGHEBBENDE EN EEN BELASTINGPLICHTIGE IN EEN KEUZESITUATIE

De Heffingsambtenaar van de afdeling Belastingen van het Cluster Publieke Dienstverlening van de gemeente Arnhem;

Gelet op het bepaalde in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken;

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 2 van de verordening afvalstoffenheffing; - artikel 3 van de verordening rioolheffing;

  • -

    artikel 1 van de verordening onroerende-zaakbelastingen; - artikel 2 van de verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten;

besluit:

  • 1a.

    De beleidsregels voor het aanwijzen van een woz-belanghebbende in een keuzesituatie met van 1 juli 2008 met zaaknummer 2008-06-01893 en documentnummer 2008.0.058.037 in te trekken;

  • 1b.

    vast te stellen de volgende:

BELEIDSREGELS VOOR HET AANWIJZEN VAN EEN WOZ-BELANGHEBBENDE IN EEN KEUZESITUATIE

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen kan de gemeente op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan één van de belanghebbenden verzenden. De gemeente Arnhem hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Voorkeursvolgorde

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen van overeenkomstige toepassing;

2a. de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie met van 1 juli 2008 met zaaknummer 2008-06-01893 en documentnummer 2008.0.058.036 in te trekken;

2b.vast te stellen de volgende:

BELEIDSREGELS VOOR HET AANWIJZEN VAN EEN BELASTINGPLICHTIGE IN EEN KEUZESITUATIE

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat meerdere personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, roerende zaak of perceel). In de gevallen waarin dit voorkomt kan de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Arnhem een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. De gemeente Arnhem heeft ervoor gekozen de beleidsregels niet te laten vaststellen door degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft, het college van burgemeester en wethouders, maar door de op grond van artikel 231 tweede lid onderdeel b van de gemeentewet aangewezen heffingsambtenaar. De voorkeursvolgorde is gebaseerd op de doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden en te achterhalen zijn.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Voorkeursvolgorde

  • 1.

    Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen en heffingen die worden geheven van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.1

    de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

1.1.1 de vruchtgebruiker c.q. de gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

1.1.2 de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

1.1.3 de erfpachter dan wel de beklemde meier.

  • 1.2

    de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

  • 1.3

    degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

  • 2.

    Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen en heffingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 2.1

    Indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Arnhem wonen of gevestigd zijn:

2.1.1 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.1.2 degene die bij de afdeling belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is;

2.1.3 degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

2.1.4 degene die in de gemeente woont of gevestigd is;

2.1.5 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

2.1.6 bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

2.1.7 de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

2.2 Indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Arnhem wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

2.2.1 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.2.2 degene die bij de afdeling belastingen van de gemeente Arnhem als genothebbende of gebruiker bekend is;

2.2.3 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

2.2.4 bij gelijke delen de oudste in leeftijd.

2.3 Indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

2.3.1 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.3.2 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

2.3.3 bij gelijke delen de oudste in leeftijd;

2.3.4 de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

3.Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen, de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing die worden geheven van de gebruikers wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 3.1

    de langst ingeschreven bewoner;

  • 3.2

    de oudste bewoner;

  • 3.3

    degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt.

  • 4.

    Met betrekking tot de afvalstoffenheffing die wordt geheven bij zogenaamde “kamerverhuurpanden” wordt de aanslag ten name gesteld van degene die het gedeelte van een perceel ten gebruike heeft afgestaan.

  • 5.

    Indien en voor zover aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

    • 5.1

      ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

    • 5.2

      ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen.

  • 6.

    De onderdelen 1 tot en met 4 vinden geen toepassing indien:

    • 6.1.

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag is betaald en nog steeds belastingplichtig is;

    • 6.2

      bij de afdeling belastingen van de gemeente Arnhem bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

  • 7.

    Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de ontstane belastingplicht.

  • 8.

    Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden de aanslag te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden anders dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

  • 9.

    Wijzigingen kunnen, indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

  • 10.

    Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur. (Beroep bij de rechter is mogelijk.)

  • 11.

    Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op een andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1 tot en met 10 van overeenkomstige toepassing.

Arnhem, 8 december 2015

De Heffingsambtenaar