Beleidsregels ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling

Geldend van 04-06-2009 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling

Beleidsregels ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling

Algemene uitgangspunten

Een van de uitgangspunten van de WWB, de IOAW en de IOAZ is een algehele plicht tot arbeidsinschakeling voor hen die een beroep doen op een uitkering. Daarom is in de wet volstaan met een algemene omschrijving van deze plicht. De wet onderscheidt daarbij de plicht tot het naar vermogen verkrijgen en aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid (waaronder begrepen de plicht tot inschrijving als werkzoekende bij het UWV-Werkbedrijf) en de plicht tot het gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening (waaronder sociale activering) gericht op arbeidsinschakeling alsmede tot het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Ze worden hier verder kortheidshalve genoemd respectievelijk de arbeidsverplichting en de re-integratieverplichting. Het is aan het college om aan deze verplichtingen door middel van maatwerk concreet invulling te geven. In een beschikking zal dan ook de plicht tot arbeidsinschakeling dienen te worden gespecificeerd. Dit is geen statisch gegeven: afhankelijk van veranderende omstandigheden, zoals herstel van een ziekte of het afsluiten van een traject, zullen de verplichtingen worden geactualiseerd.

Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

Niettegenstaande bovenstaande uitgangspunten kan in individuele gevallen sprake zijn van dringende redenen om tijdelijk ontheffing van bovengenoemde verplichtingen (de arbeids- en/of de re-integratieverplichting) te verlenen. Een dringende reden is aanwezig indien betrokkene dusdanige belemmeringen heeft richting arbeidsmarkt, dat er ook met de aanwezige re-integratiemiddelen (of met de inzet van andere voorzieningen) geen weg richting een (gedeeltelijke) zelfstandige bestaansvoorziening openstaat.

Hierbij kan gedacht worden aan de volgende situaties:

  • 1

    combinatie zorgtaken met arbeid of re-integratievoorziening kan niet worden verlangd;

  • 2

    medisch/psychische redenen;

  • 3

    leeftijd in combinatie met het ontbreken van arbeidsmarktperspectief.

Hieronder zijn deze situaties uitgewerkt.

1. Combinatie zorgtaken met arbeid of re-integratievoorziening

Zorg voor kinderen

De algemene beleidslijn is dat het hebben van de zorg voor kinderen op zichzelf niet leidt tot een ontheffing.

Gehuwden

Voor gehuwden geldt de plicht tot arbeidsinschakeling binnen de hierboven geschetste algemene kaders in beginsel voor ieder van hen, ook als er binnen het gezin kinderen zijn. Wanneer de zorg voor kinderen moet worden gecombineerd met arbeid is het aan beide gehuwden om hierin samen tot een verdeling te komen, waarbij de kansen op toetreding tot de arbeidsmarkt leidend moeten zijn. Met andere woorden: het kan niet zo zijn dat de ouder met een grote kans op toetreding tot de arbeidsmarkt geen uitvoering geeft aan de re-integratieverplichting vanwege de zorg voor de kinderen, terwijl de andere ouder deze zorg ook voor zijn rekening kan nemen.

Alleenstaande ouders

De alleenstaande ouder met kinderen tot 5 jaar kan gedurende een periode van maximaal 6 jaar gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid ontheffing van de arbeidsverplichting te krijgen in ruil voor een scholingsplicht. Voor een dergelijke ontheffing hoeft geen sprake te zijn van dringende redenen. Bij de invulling van de scholingsplicht wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de combinatie met de zorg voor de kinderen.

Een ontheffing van de arbeids- en/of re-integratieverplichting op grond van dringende redenen kan aan de orde zijn wanneer voor de alleenstaande ouder (ongeacht de leeftijd van de kinderen) de combinatie van zorg met arbeid of re-integratievoorziening niet mogelijk is. Er moet dan sprake zijn van objectiveerbare omstandigheden, bijvoorbeeld ziekte of gedragsproblemen bij kinderen. Voorkomen moet worden dat arbeidsinschakeling negatieve gevolgen heeft voor de kwaliteit van zorg en opvoeding binnen het gezin.

In ieder geval ten aanzien van een alleenstaande ouder met zorg voor kinderen tot 12 jaar dient beoordeeld te worden:

  • -

    is passende kinderopvang beschikbaar?

  • -

    is in voldoende mate voldaan aan de eis van scholing?

  • -

    hoe is de belastbaarheid van de alleenstaande ouder? (hierbij kunnen bijv. een rol spelen: opleidingsniveau, werkervaring, zelfredzaamheid, schuldenproblematiek, huisvestingsproblemen).

Mantelzorg

Ook het verrichten van intensieve mantelzorgtaken kán een dringende reden zijn voor (gedeeltelijke) ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling. Dit is alleen het geval indien:

  • -

    de mantelzorg wordt geboden aan inwonende bloed- en aanverwanten; en

  • -

    er sprake is van een zodanige hulpbehoevendheid dat het ontbreken van zorg sociaal en medisch onverantwoord moet worden geacht; en

  • -

    er geen of onvoldoende voorzieningen zijn (bijv. thuiszorg, PGB – denk bij dit laatste ook aan de mogelijkheid PGB aan te wenden t.b.v. de mantelzorger!).

2. Medisch/psychische redenen

Medische en/of psychische gronden kúnnen een dringende reden zijn voor (tijdelijke) ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling. In bepaalde situaties zal de casemanager heel goed in staat zijn dit te beoordelen zo nodig ondersteund door een verklaring van huisarts of behandelend specialist. Te denken valt aan arbeidsongeschiktheid van 80-100%, verblijf in een inrichting/verzorgingshuis, terminale ziekte, drugs-/alcoholverslaving. In die gevallen, dat een verklaring van huisarts of behandelend specialist naar het oordeel van de casemanager onvoldoende duidelijk maakt dat verkrijgen of aanvaarden van arbeid of deelname aan een re-integratietraject niet kan worden verlangd, kan een medisch advies worden opgevraagd.

3. Leeftijd en ontbreken van arbeidsmarktperspectief

In het kader van de invoering van de WWB is de categoriale ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling voor 57,5 jarigen komen te vervallen. Indien ten aanzien van een belanghebbende ouder dan 57,5 jaar wordt geoordeeld dat er – mede gelet op de actuele economische situatie - een nauwelijks meer te overbruggen afstand tot de arbeidsmarkt bestaat, kan ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichting verleend worden.

Gehele of gedeeltelijke ontheffing

De ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling dient te worden afgestemd op de individuele situatie. Zowel de omvang (in tijd) van de verplichting als de soort verplichting (arbeidsverplichting en/of re-integratieverplichting) is hierbij van belang.

Omvang in tijd

Een ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling kan gelden voor een beperkt aantal uren per week. Een ontheffing van de arbeidsverplichting vanwege het ontbreken van voldoende opvang voor schoolgaande kinderen zal bijvoorbeeld een gedeeltelijke ontheffing zijn. Voor de uren dat de kinderen naar school gaan is immers geen aanleiding voor een ontheffing.

Soort verplichting

Sommige situaties kunnen aanleiding zijn van bepaalde verplichtingen wel maar van andere verplichtingen niet te ontheffen. Van iemand die op grond van dringende redenen is ontheven van de arbeidsverplichting, kan tegelijkertijd wel verwacht worden dat, met het oog op arbeidsinschakeling in de toekomst, meegewerkt wordt aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling of deelgenomen wordt aan een traject. De re-integratieverplichting vervalt dan dus niet.

Duur ontheffing

Een ontheffing van de arbeids- en/of re-integratieverplichting op grond van dringende redenen is in principe altijd tijdelijk. De duur van de ontheffing wordt afgestemd op de situatie van de belanghebbende, maar kan maximaal twee jaar duren.

Een uitzondering vormt de groep 57,5 jarigen en ouder, voor wie geen enkel arbeidsmarktperspectief meer bestaat. In overleg met de klant kan in die gevallen ontheffing verleend worden voor de resterende periode dat bijstand wordt genoten.