Protocol Huisbezoeken in het kader van de WWB

Geldend van 01-03-2008 t/m heden

Intitulé

Protocol Huisbezoeken in het kader van de WWB

Protocol Huisbezoeken in het kader van de WWB

Hoofdstuk 1: Inleiding

In het kader van handhaving van de Wet werk en bijstand (WWB) wordt onder andere het huisbezoek als middel gebruikt. Om hiervan een succes te maken, is het van belang de juiste (wettelijke) kaders voor een huisbezoek te schetsen en een beschrijving te geven van de eisen waaraan een huisbezoek moet voldoen.

Het huidige Protocol huisbezoeken Gemeente Arnhem dateert van eind 2006. Aanscherping van de regels met betrekking tot huisbezoeken in de jurisprudentie van het afgelopen jaar, is echter reden om het protocol aan te passen. Daarnaast wordt ook een richtlijn Huisbezoeken opgesteld.

Op basis van de nieuwe jurisprudentie kan vooropgesteld worden dat een huisbezoek een noodzakelijk en adequaat controle-instrument is en dat ondanks de strengere eisen het zeker mogelijk blijft een huisbezoek af te leggen! De regels zijn op de volgende punten aangescherpt:

Voor het binnentreden van de woning moet toestemming op basis van “informed consent” verleend zijn. Dit houdt in dat de toestemming gebaseerd moet zijn op volledige en juiste informatie over de reden en doel van het huisbezoek en de gevolgen van weigering mee te werken. Verder is bepaald dat uitsluitend als er een concrete aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de uitkering, het weigeren van toestemming voor het huisbezoek gevolgen kan hebben voor de uitkering. Dit geldt overigens zowel voor aanvragen als voor lopende uitkeringen!

De in dit protocol beschreven werkwijze is van toepassing op alle huisbezoeken die in het kader van handhaving van de WWB worden afgelegd door medewerkers van de Dienst Inwonerszaken of (eventueel) door andere instanties.

Het is van belang te wijzen op de samenwerking met de SIOD. Als er sprake is van fraude van meer dan € 6000,- (of recidive en meer dan € 3000,-) wordt de zaak overgedragen aan een sociale rechercheur. Dit zijn de zogenaamde rode trajecten. Op dit moment worden deze rode trajecten in Arnhem als pilot door de SIOD afgehandeld. Deze externe sociaal rechercheurs kunnen in het kader van hun (strafrechtelijk) onderzoek ook een huisbezoek afleggen. Zij hebben dan echter andere bevoegdheden dan de medewerkers van de dienst Inwonerszaken.

In het verlengde van de ontwikkeling, waarbij externen huisbezoeken voor de Dienst Inwonerszaken uitvoeren, kan worden opgemerkt dat sommige gemeentes toewerken naar een werkwijze waarbij ‘meervoudige signalering’ voorop staat. Dit wil zeggen dat medewerkers in de nabije toekomst geacht kunnen worden signalen, die voor andere gemeentelijke diensten relevant zijn (bijvoorbeeld schoolverzuim of overbewoning) te registreren en door te geven.

In het protocol wordt in Hoofdstuk 2 ingegaan op de diverse soorten huisbezoek.

In het derde Hoofdstuk wordt ingegaan op de Arnhemse uitgangspunten bij huisbezoeken.

Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 het juridische kader voor het huisbezoek weergegeven. Er wordt onder andere ingegaan op de toestemming voor een huisbezoek, het zogenaamde ‘informed consent’, de aanleiding voor een huisbezoek en de consequenties als de belanghebbende toestemming tot binnentreden van de woning weigert.

In een Bijlage zijn de belangrijkste wettelijke bepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 2: Soorten huisbezoek

Huisbezoeken kunnen om diverse redenen worden afgelegd. Hieronder wordt kort beschreven welke soorten huisbezoeken we kennen.

• Een huisbezoek kan worden afgelegd als onderdeel van de dienstverlening (in het kader van het zorgaspect) als de belanghebbende zelf niet in staat is om een bezoek te brengen aan de dienst Inwonerszaken, bijvoorbeeld door ziekte. Ook kan een huisbezoek gebruikt worden om de algehele situatie van de belanghebbende in kaart te brengen.

• Een huisbezoek kan worden afgelegd als onderdeel van en verificatiemiddel tijdens het aanvraagproces. In het bijzonder kan hierbij gedacht worden aan een aanvraag om bijzondere bijstand voor bv. herinrichtingskosten.

• Een huisbezoek kan worden afgelegd als controlemiddel om de rechtmatigheid van de uitkering vast te stellen maar ook om vast te stellen of de belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

In het eerste geval zal het huisbezoek meestal plaatsvinden op verzoek van de belanghebbende. In de andere genoemde gevallen gaat het initiatief van de Dienst Inwonerszaken uit.

In dit protocol worden de richtlijnen gegeven voor het correct uitvoeren van een huisbezoek. Het protocol is bedoeld voor huisbezoeken in het kader van verificatie en controle.

Hoofdstuk 3: Uitgangspunten bij huisbezoeken

Bij de uitvoering van een huisbezoek worden op basis van het in het volgende hoofdstuk beschreven juridisch kader, de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Algemeen

·Het huisbezoek wordt in principe uitgevoerd gedurende kantooruren (8.30 uur-17.00 uur).

Voorafgaand aan het binnentreden

  • ·

    Voorafgaand aan het binnentreden, legitimeren de medewerkers zich met een daarvoor bestemd legitimatiebewijs.

  • ·

    Voorafgaand aan het binnentreden wordt melding gemaakt van het doel en de reden voor het huisbezoek, wordt toestemming gevraagd voor het binnentreden en worden de gevolgen van weigering mee te werken aan het huisbezoek uitgelegd.

  • ·

    Als de belanghebbende toestemming verleent, wordt hem verzocht een verklaring van toestemming te ondertekenen. Indien de belanghebbende niet wil tekenen wordt dit aangemerkt als niet meewerken aan een huisbezoek en wordt géén huisbezoek afgelegd.

Het huisbezoek zelf

  • ·

    Een rondleiding door de woning van de belanghebbende voor het vaststellen van de rechtmatigheid van de uitkering, is alleen toegestaan met de uitdrukkelijke toestemming van de belanghebbende en in diens aanwezigheid en beperkt zich tot de voor het onderzoek relevante ruimten.

  • ·

    De medewerker stelt zich tegenover de belanghebbende correct, zakelijk en zorgvuldig op.

Verklaringen

·Een verklaring wordt ter plaatse op schrift gesteld. Deze verklaring wordt gedagtekend en ondertekend door de belanghebbende en de medewerkers. Voordat de verklaring wordt ondertekend leest een van de medewerkers de verklaring voor en wordt de belanghebbende de gelegenheid geboden de verklaring te lezen. De belanghebbende heeft het recht wijzigingen in de verklaring te laten aanbrengen.

Veiligheid

·Bij het afleggen van een huisbezoek staat de veiligheid van de medewerkers voorop. Als de situatie dreigt te escaleren en pogingen om de situatie te normaliseren niet blijken te helpen, wordt de woning zo snel mogelijk verlaten. Op deze situaties zijn het Protocol Veiligheid en het Protocol Agressie van toepassing.

Rapportage

  • ·

    Na het afleggen van een huisbezoek wordt altijd een rapportage opgesteld door de medewerker.

  • ·

    Het rapport maakt deel uit van het dossier van de belanghebbende en kan dus indien gewenst (in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur) door de belanghebbende worden ingezien.

Hoofdstuk 4: Juridisch kader

4.1: Inbreuk persoonlijke levenssfeer

Een huisbezoek brengt een behoorlijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer voor de belanghebbende met zich mee. De persoonlijke levensfeer wordt dan ook goed beschermd in nationale en internationale regelgeving, o.a. het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en de Grondwet. Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is alleen gerechtvaardigd op grond van de in de wet gestelde beperkingen. Artikel 8, tweede lid EVRM stelt bijvoorbeeld dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer slechts is toegestaan als er een wettelijke grondslag is, het een legitiem doel dient en het noodzakelijk is (zie § 4.2 en 4.3). Ook de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) speelt een rol bij huisbezoeken in het kader van de WWB aangezien de WWB zelf geen regelgeving kent over het betreden van woningen. De bepalingen van de Awbi zijn dan ook van toepassing op medewerkers die een huisbezoek in het kader van de WWB afleggen.

De uitgangspunten uit de diverse wetten waarin iets bepaald wordt over de toelaatbaarheid van huisbezoeken en de regels waaraan medewerkers zich moeten houden, worden in dit hoofdstuk op een rijtje gezet. Ook de verplichtingen van de belanghebbende in het kader van de WWB komen aan de orde.

4.2: Grondslag huisbezoek

De wettelijke grondslag voor het afleggen van een huisbezoek in het kader van de WWB is gelegen in artikel 17 en 53a WWB.

In artikel 17 zijn de inlichtingen- en medewerkingsplicht van de belanghebbende vastgelegd. Een belanghebbende moet, als dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is, medewerking verlenen aan een huisbezoek.

Uit artikel 53a lid 2 volgt de bevoegdheid om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Het afleggen van een huisbezoek kan een onderdeel vormen van het onderzoek naar of de verificatie van de gegevens die de belanghebbende heeft verstrekt.

4.3: Proportionaliteit en subsidiariteit

Een huisbezoek moet noodzakelijk zijn. Daarnaast moet voldaan zijn aan het subsidiariteitsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel.

  • 1.

    Subsidiariteitsbeginsel: Als het doel (bv. het onderzoek naar de rechtmatigheid van een uitkering) via een minder ingrijpende weg bereikt kan worden, moet die weg genomen worden.

  • 2.

    Proportionaliteitsbeginsel: De inbreuk op de privacy van de belanghebbende moet in redelijke verhouding staan tot het doel. Ook betekent dit dat je niet meer informatie mag vragen dan noodzakelijk is voor dat doel.

  • 4.

    4: Toestemming tot binnentreden woning

In beginsel is een huisbezoek altijd toegestaan mits met toestemming van de (hoofd)bewoner.

Artikel 12 van de Grondwet zegt dat binnentreden in een woning tegen de wil van een bewoner alleen geoorloofd is in de gevallen bij of krachtens wet bepaald. Voorbeeld hiervan is de Awbi. Hierin staat dat binnentreden van een woning, tegen de wil van de bewoner alleen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek is toegestaan in bijzondere gevallen (bijvoorbeeld als hiervoor een machtiging van de Officier van Justitie is afgegeven). Een medewerker belast met de uitvoering van de WWB heeft deze bevoegdheden niet en mag dus nooit tegen de wil van een belanghebbende een woning binnengaan! Als er toch wordt binnengetreden tegen de wil van de bewoner is er sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 van het EVRM) en kan er ook sprake zijn van ‘ambtelijke huisvredebreuk’ (artikel 370 van het Wetboek van Strafrecht).

4.4.1: Informed consent

Uit artikel 8 EVRM volgt dat als de belanghebbende vrijwillig toestemming geeft tot binnentreden van de woning er geen sprake is van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De toestemming moet op basis van vrijwilligheid verleend zijn. Dit houdt in dat de toestemming gebaseerd moet zijn op volledige en juiste informatie over de reden en doel van het huisbezoek, het zogenaamde “informed consent”. Tevens moeten de rechten en plichten rondom het huisbezoek duidelijk zijn voor de belanghebbende.

De bewijslast dat aan de voorwaarde van het “informed consent” is voldaan rust op de gemeente.

Ook tijdens het huisbezoek zal steeds sprake moet zijn van “informed consent”. Dit speelt vooral wanneer tijdens het huisbezoek verdere inbreuken op de privacy nodig geacht worden. Te denken valt hierbij aan het bekijken van de verschillende ruimtes, maar ook eventuele kasten en laden.

4.4.2: Weigering toestemming huisbezoek

Dringende redenen

Alleen een zeer dringende reden aan de zijde van de belanghebbende die aan het onmiddellijke uitvoeren van het huisbezoek in de weg staat, kan het weigeren van medewerking rechtvaardigen. Hier zal zelden sprake van zijn.

Hersteltermijn

Bij het weigeren van een huisbezoek hoeft géén hersteltermijn gegeven te worden omdat een hersteltermijn de belanghebbende in de gelegenheid zou stellen de situatie aan te passen aan de door hem gewenste. Gezien de mogelijke gevolgen van de weigering is het wel zorgvuldig de belanghebbende een bedenktijd te geven.

Consequenties van weigeren

De consequentie van het weigeren van een huisbezoek is afhankelijk van of er wel of niet een concrete aanleiding was voor het huisbezoek. Hiervoor wordt verwezen naar de volgende paragraaf.

4.5: Aanleiding huisbezoek

Getoetst moet worden of het noodzakelijk is om tegen de wil van de belanghebbende een huisbezoek af te leggen. Er moet voldaan zijn aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit (zie § 4.3). Daarbij is van belang of er een gegronde reden (aanleiding) bestond voor een huisbezoek. Het maakt hierbij overigens niet uit of er sprake is van een aanvraag of een lopende uitkering!

Er is sprake van een gegronde reden als:

  • 1.

    op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of de volledigheid van de door belanghebbende over zijn woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen;

  • 2.

    voor zover deze gegevens onmiskenbaar van belang zijn voor het vaststellen van (de omvang van) het recht op bijstand; en

  • 3.

    deze gegevens niet op een voor belanghebbende minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd.

Twee situaties zijn denkbaar, de situatie waarin (A) wél sprake is van een concrete aanwijzing waardoor gerede twijfel is ontstaan over de opgegeven woonsituatie (zie § 4.5.1) of (B) waarin geen sprake is van een concrete aanwijzing (zie § 4.5.2).

4.5.1: Wél aanleiding

Als er voorafgaande aan het huisbezoek een gegronde reden is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van bijstandsverlening, is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer middels een huisbezoek gerechtvaardigd. Voor het binnentreden, moet om toestemming verzocht worden. Hierbij moeten reden en doel voor het huisbezoek aan belanghebbende worden meegedeeld. Een weigering van de belanghebbende mee te werken aan het huisbezoek zal dan gevolgen voor de uitkering hebben (weigeren of beëindigen uitkering).

Op basis van de individuele omstandigheden van een persoon/adres zal bekeken moeten worden of sprake is van gerede twijfel c.q. of in alle redelijkheid van bepaalde instrumenten / bevoegdheden gebruik gemaakt kan, moet en mag worden.

4.5.2: Géén aanleiding

Als er voorafgaande aan het huisbezoek géén gegronde reden bestond om redelijkerwijs te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van de door betrokkene voor het vaststellen van het recht op bijstand verstrekte gegevens, moet bij het vragen om toestemming tot binnentreden aan belanghebbende worden meegedeeld wat reden en doel voor het huisbezoek is én dat het niet meewerken aan het onderzoek géén directe consequenties heeft. Slechts wanneer aan deze voorwaarden is voldaan is sprake van “informed consent”.

Als het huisbezoek dan geweigerd wordt, kunnen daaraan géén directe consequenties verbonden worden (bijvoorbeeld weigeren of beëindigen van de uitkering). Wél is het mogelijk het onderzoek naar de woonsituatie voort te zetten met andere middelen dan het huisbezoek. De bevindingen van dit onderzoek kunnen uiteindelijk alsnog leiden tot directe consequenties voor de burger in kwestie. Ook kan een vervolgonderzoek er toe leiden dat alsnog concrete aanwijzingen ontstaan waardoor gerede twijfel ontstaat over de woonsituatie. Hierop kan alsnog een huisbezoek worden uitgevoerd als bedoeld onder A.

4.5.3: Risicoprofielen

Niet per definitie leidt een risicoprofiel tot een concrete aanwijzing op basis waarvan de woonsituatie gecontroleerd kan worden. Het enkele feit dat iemand tot een bepaald risicoprofiel behoord levert geen grond voor een huisbezoek op. Het is vooral belangrijk de bevindingen vanuit de risicoprofielen zo te gebruiken dat hieruit een aanleiding (onderbouwing) voor het uitvoeren van een huisbezoek kan worden gehaald. Het profiel in combinatie met andere aanwezige informatie kan wel leiden tot een concrete twijfel.

4.6: Onrechtmatig verkregen bewijs

Als er sprake is van een niet gerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (en dat is het geval als niet voldaan is aan de bovenstaande regels), moeten de tijdens het huisbezoek aan het licht gekomen gegevens worden bestempeld als onrechtmatig verkregen bewijs. Het gebruik daarvan is ontoelaatbaar en de resultaten van het huisbezoek zullen bij de beoordeling van (de voortzetting van) het recht op bijstand dan ook buiten beschouwing moeten blijven.

Bijlage 1 Relevante wet- en regelgeving

Artikel 8 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden

  • 1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

  • 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economische welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Artikel 12 Grondwet

  • 1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.

  • 2. Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen.

  • 3. Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.

Artikel 1. Algemene wet op het Binnentreden

  • 1. Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met het toezicht op de naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van binnentreden. Indien twee of meer personen voor hetzelfde doel in een woning binnentreden, rusten deze verplichtingen slechts op degene die bij het binnentreden de leiding heeft.

  • 2. Indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van de misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd.

  • 3. Een persoon in dienst van een bestuursorgaan die zich ingevolge het eerste lid legitimeert, toont een legitimatiebewijs dat is uitgegeven door of in opdracht van dat bestuursorgaan. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder en vermeldt diens naam en hoedanigheid. Indien de veiligheid van de houder van het legitimatiebewijs vordert dat zijn identiteit verborgen blijft, kan in plaats van zijn naam zijn nummer worden vermeld.

  • 4. De persoon, bedoeld in het eerste lid, die met toestemming van de bewoner wenst binnen te treden, vraagt voorafgaand aan het binnentreden diens toestemming. De toestemming moet blijken aan degene die wenst binnen te treden.

Artikel 370 Wetboek van Strafrecht

De ambtenaar die, met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen, in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, diens ondanks binnentreedt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Artikel 17 WWB

  • 1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.

  • 2. De belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

  • 3. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1 tot en met 3, van de Wet op de identificatieplicht.

  • 4. Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 53a Verstrekking en onderzoek gegevens

  • 1. Onverminderd artikel 28, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voorzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overlegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.

  • 2. Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening van de bijstand.

afbeelding binnen de regeling