Regeling vervallen per 02-12-2011

Parkeerverordening 2001

Geldend van 13-11-2000 t/m 01-12-2011

Intitulé

Parkeerverordening 2001

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    een bewonersvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder a1;

  • d.

    een bedrijfsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder a2;

  • e.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • f.

    invalidenvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Voertuigreglement;

  • g.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen, dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • h.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande, dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven, dan wel degene die met schriftelijke bewijsstukken kan aantonen dat het motorvoertuig op het moment van de aanvraag nog voor ten minste 3 maanden aan hem ter beschikking is gesteld door een instantie die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

  • i.

    houder van een invalidenvoertuig: degene die met schriftelijke bewijsstukken kan aantonen dat hij eigenaar of bestuurder is van een invalidenvoertuig dan wel degene die met schriftelijke bewijsstukken kan aantonen dat het voertuig op het moment van de aanvraag nog voor ten minste 3 maanden aan hem ter beschikking is gesteld door een instantie die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, dan wel een overheidsinstantie;

  • j.

    parkeerapparatuur: parkeermeters en parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • k.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • l.

    vergunninghoudersplaats: een parkeerplaats die:

    • -

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990; of

    • -

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • m.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of vergunninghouderplaatsen;

  • n.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • o.

    adres: een straatnaam en een huisnummer, waarvan het huisnummer op grond van de "Verordening benoeming openbare ruimte en adressering" aan een object is toegewezen;

  • p.

    sector: door het college conform artikel 4 van deze verordening aangewezen gebied waar vergunninghoudersparkeren is ingevoerd;

  • q.

    eigen parkeerplaats: een parkeergelegenheid die ter beschikking staat aan de houder van een motorvoertuig krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of een persoonlijk recht;

  • r.

    individuele invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met het bord E6 uit bijlage I van het RVV 1990 en die bestemd is voor een bepaald voertuig;

  • s.

    zelfstandige woning: een woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning, als bedoeld in artikel 1623a, lid 3 Burgerlijk Wetboek;

  • t.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vergunning.

Artikel 2 Nadere regels

Het college is bevoegd, na overleg met de commissie Verkeer & Vervoer, nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 3 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2 Plaatsen voor vergunninghouders en vergunningen

Artikel 4 Aanwijzing vergunninghouderplaatsen en maximum aantal vergunningen

Het college kan bij openbaar te maken besluit:

  • a.

    weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders;

  • b.

    de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan; en

  • c.

    het maximum aantal uit te geven bewoners- en bedrijfsvergunningen per sector vaststellen.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van de vergunning

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 5 De bewoners- en bedrijfsvergunning

  • 1. Het college kan op schriftelijke aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghoudersplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze:

    • a.
      • 1.

        staat ingeschreven op een adres in een sector waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel;

      • 2.

        een beroep of bedrijf uitoefent in een sector waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      in het bezit is van een geldig rijbewijs.

  • 3. De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan beide in het tweede lid, onder a genoemde voorwaarden heeft, voor wat betreft de aangevraagde vergunning, de keuze zijn aanvraag te doen voor een bewoners- of een bedrijfsvergunning.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen en in de gevallen of omstandigheden die in door het college te geven regels zijn voorzien, een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het tweede lid, onder a genoemde voorwaarden.

Artikel 6 Procedure voor vergunningverlening

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd.

Artikel 7 Inhoud vergunning

  • 1. Indien een vergunning kan worden verleend, wordt daarin in ieder geval bepaald:

    • a.

      de naam en voorletters, de geboortedatum en – plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder en het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • b.

      het adres en de woonplaats alwaar beroep of bedrijf wordt uitgeoefend indien de aanvraag wordt gedaan op basis van artikel 5, tweede lid, onder a2;

    • c.

      de periode waarvoor de vergunning wordt verleend;

    • d.

      de sector waarvoor de vergunning geldt;

    • e.

      of het een bewoners- of bedrijfsvergunning betreft.

  • 2. Een vergunning wordt voor ten hoogste een jaar verleend.

  • 3. Een vergunning wordt uitgegeven voor slechts één sector tegelijkertijd.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in het voorgaande lid.

  • 5. De vergunning is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

Paragraaf 2 De wachtlijst

Artikel 8 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1. Het college schrijft de aanvrager in op de wachtlijst, indien:

    • a.

      de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 5, maar aan hem geen vergunning kan worden verleend omdat het aantal vergunningaanvragen voor de sector waar de aanvrager een parkeerplaats wil gebruiken, het aantal uit te geven vergunningen overtreft; en

    • b.

      de aanvrager heeft aangegeven dat hij op de wachtlijst wil worden geplaatst.

  • 2. De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 maart schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 9 Doorhaling van de inschrijving op de wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 maart heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • d.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 5 wordt voldaan of artikel 10 van toepassing is.

Paragraaf 3 Weigering, intrekking en wijziging van de vergunning

Artikel 10 Weigeringsgronden

Het college kan de vergunning weigeren, indien:

  • a.

    de aanvrager geen zelfstandige woning bewoont;

  • b.

    de aanvrager een zelfstandige woning bewoont en aan een bewoner van die woning al een vergunning is verleend;

  • c.

    de aanvrager een beroep of bedrijf uitoefent en op zijn naam of op naam van dit bedrijf reeds een vergunning is uitgegeven;

  • d.

    de aanvrager een eigen parkeerplaats heeft of de mogelijkheid heeft daarover te beschikken;

  • e.

    de aanvrager beschikt over een individuele invalidenparkeerplaats;

  • f.

    een vergunning van de aanvrager in de twee jaar voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag wegens het handelen in strijd met de vergunningvoorschriften is ingetrokken;

  • g.

    de aanvrager in de twee jaar voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag gebruik gemaakt heeft van een vervalsing of onrechtmatige kopie van een parkeervergunning.

Artikel 11 Intrekkings- en wijzigingsgronden

Het college kan een vergunning schriftelijk intrekken of wijzigen:

  • a.

    op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder de sector, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer de aanvrager niet binnen één maand reageert op de schriftelijke aanbieding van een vergunninghoudersplaats;

  • d.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • e.

    wanneer voor de betreffende sector het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder de bij of krachtens deze regeling gegeven voorschriften of aanwijzingen niet of niet behoorlijk nakomt;

  • g.

    indien blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang;

  • i.

    de vergunninghouder niet of niet tijdig het parkeergeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 225 Gemeentewet.

Hoofdstuk 4 Verbodsbepalingen

Artikel 12 Voorwerpen

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan op een parkeerapparatuurplaats of op een vergunninghoudersplaats.

  • 2. Het is verboden een (brom)fiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 13 Misbruik parkeerapparatuur

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op of bij de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

Artikel 14 Parkeren zonder daartoe vereiste voorzieningen

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghoudersplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een originele vergunning.

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het is het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor vergunninghoudersplaatsen in sector 10, indien het motorvoertuig overeenkomstig het Besluit Parkeerschijf is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur van maximaal 2 uur niet is verstreken.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in hoofdstuk 4 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 16 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 17 Intrekking oude regeling

De "Parkeerverordening 1998" wordt ingetrokken.

Artikel 18 Overgangsbepalingen

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de Parkeerverordening 1998 blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Parkeerverordening 1998, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Parkeerverordening 1998 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van de Arnhemse Koerier waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Parkeerverordening 2001".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente

Arnhem op 13 november 2000.

De secretaris De voorzitter,