Regeling vervallen per 21-07-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem houdende regels omtrent beleidsregels handhaving kinderopvang Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Arnhem 2017

Geldend van 21-04-2017 t/m 20-07-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem houdende regels omtrent beleidsregels handhaving kinderopvang Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Arnhem 2017

Hoofdstuk 1 Algemeen

Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Afwegingsoverzicht /richtlijnen: de bij deze beleidsregels behorende lijst met prioriteiten en boetes;

kwaliteitseisen: de kwaliteitseisen die bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan de kinderopvang worden gesteld;

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving en aanverwante regelgeving.

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • a.

    herstelsanctie;

  • b.

    bestraffende sanctie;

  • c.

    uitschrijven uit het Landelijk register kinderopvang

Artikel 3 Hersteltermijnen

  • a) prioriteit hoog: maximaal 2 weken

  • b) prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden

  • c) prioriteit laag: maximaal 6 maanden

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelsanctie

1) Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen , legt het college in beginsel een aanwijzing op met de in het afwegingsoverzicht genoemde hersteltermijn.

Als de houder de aanwijzing niet, niet voldoende opvolgt legt het college een last onder bestuursdwang of dwangsom op;

2)Als de houder een overtreding herhaalt, en als de overtreding zelf daartoe aanleiding geeft, kan het college in plaats van een aanwijzing direct een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen;

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 5 Bestuurlijke boete

Het college legt een bestuurlijke boete op als de houder:

  • 1)

    voordat een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, eerste lid van de Wko, heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van afdeling 3 van de Wko;

  • 2)

    in strijd handelt met lid 1 van artikel 1.47 van de Wko (relevante wijzigingen niet tijdig melden).

  • 3)

    'overige overtredingen' genoemd in het afwegingsoverzicht

Artikel 6 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1. Het college legt voor iedere overtreding de bestuurlijke boete op overeenkomstig het in het afwegingsoverzicht bij de betreffende overtreding opgenomen bedrag;

  • 2. Voor voorzieningen voor gastouderopvang halveert het college het boetebedrag, tenzij het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag specifiek en alleen voor een

    voorziening voor gastouderopvang bedoeld is.

Artikel 7 Verhoging boetebedrag bij recidive

Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering opnieuw voordoet, verhoogt het college de boete met 50%. Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering voor een tweede keer of meer voordoet, verhoogt het college de boete met 100%.

Artikel 8 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    • -

      de ernst van de overtreding,

    • -

      de mate van verwijtbaarheid,

    • -

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • -

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

boeteoplegging volgens deze beleidsregels onevenredig is.

2.Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn in bijzondere omstandigheden waarin deze beleidsregels niet voorzien.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Arnhem 2017".Ondertekening

Toelichting

Algemene toelichting

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

·Aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en, eerste lid van de Wko)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis, zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen, dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal het college de last inzetten.

·Last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

Het college kan een last onder dwangsom meerdere keren opleggen. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellende traject te zetten.

Het college kan de last onder dwangsom ook preventief opleggen. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

·Exploitatieverbod (artikel 1.66 en Wko)

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen, dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:

    • o

      zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;

    • o

      als een kindercentrum, gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

  • ·

    Verwijdering uit het landelijke register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

Het college kan op verschillende gronden een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk verwijderen t.w.:

• indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert;

• indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

• indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang

niet daadwerkelijk is gestart.

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Het college kan overwegen om voor de eerste stap in het herstellende traject (aanwijzing) een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.

Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding. Telkens zal afgewogen worden of toepassing in dit specifieke geval onder meer proportioneel is.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en van de Wko).

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Arnhem is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. Het beleid houdt in dat het college een bestuurlijke boete kan opleggen ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels).

Overeenkomstig artikel 4:84 Awb heeft het college de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregels buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, mits gemotiveerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.

Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding.

Artikel 2

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden, staan in de wet- en regelgeving. Een opsomming van de kwaliteitseisen, m.u.v. de ‘overige overtredingen’ (zie het afwegingsoverzicht), is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.

Artikel 3

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.

Artikel 4

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavings-traject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.

Artikel 5 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen als de kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, of bij overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen”, maar daartoe niet verplicht is.

Artikel 6 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 en van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen neergelegde boetemaximum, heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Boetebedrag bij 100%

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 500,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1500,-

Uitzonderingen hierop zijn:

  • ·

    In geval van overtreding van de artikelen 1.66, en 1.45 en is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • ·

    Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd en het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag leidend.

Het voorgaande laat onverlet, dat het college op grond van artikel 5:46 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 7 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen drie jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%. Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering voor een tweede keer of meer voordoet, verhoogt het college de boete met 100%.

Recidive is in beginsel op locatieniveau, maar voor het bepalen van de hoogte van een boete wordt ook gekeken naar de boetenverlagende of -boetenverhogende omstandigheid. Ook kunnen daar andere locaties van de houder bij worden betrokken als het dezelfde overtreding is waar eerder boetes voor zijn opgelegd. Dit geldt ook voor langdurige recidive waarbij de houder geen verbetering laat zien.

Richtlijnen handhaving

(onderdeel van het beleidskader toezicht en handhaving kinderopvang)

UITLEG BIJ SCHEMA

Soort opvang

Waar wordt gesproken over kindercentrum, kan ook gastouderbureau worden gelezen.

Hersteltermijnen

Prioriteit hoog = maximaal 14 dagen

Prioriteit gemiddeld = maximaal 2 maanden

Prioriteit laag = maximaal 6 maanden

Hoogte boete

Prioriteit hoog = € 1.000,- tot € 8.000,-

Prioriteit gemiddeld = € 500,- tot € 3.000,-

Prioriteit laag = maximaal € 1500,-

Voor de hoogte van de boetes zijn normbedragen opgesteld. Hierbij wordt onder meer gekeken naar het aantal opvanglocaties dat de houder landelijk heeft en het aantal gastouders dat een gastouderbureau landelijk bemiddeld. De hoogte van de boete is hierop afgestemd.

De gemeente hanteert voor de hoogte van de boete bij een KDV/BSO drie categorieën:

  • 1.

    kleine houder: 1 locatie = 50%

  • 2.

    middelgrote houder: 2 tot en met 6 locaties = 75%

  • 3.

    grote houder: 7 locaties en meer = 100%

De gemeente hanteert voor de hoogte van de boete bij een GOB drie categorieën:

  • 1.

    klein gastouderbureau: tot 40 gastouders = 50%

  • 2.

    middelgroot gastouderbureau: van 40 tot en met 99 gastouders = 75%

  • 3.

    groot gastouderburau: 100 gastouders en meer = 100%

Bij de bepaling van het aantal locaties en gastouders is de registratie in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) het uitgangspunt. Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er nog een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn. Dit is afhankelijk van eventuele verzwarende of verzachtende omstandigheden.

Gastouderopvang

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd en het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag leidend.

Vervolg handhavingstraject

Als er geen, gedeeltelijk of onvoldoende herstel plaatsvindt na een aanwijzing of dwangsom, dan wordt een nieuwe handhavingsafweging gemaakt. Dit betreft maatwerk en kent geen 'vast' verloop. Er kan ook voor een tweede dwangsom worden gekozen. Een exploitatieverbod behoort ook tot de mogelijkheden.

Verhoging boetebedrag bij recidive

Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering opnieuw voordoet, verhoogt het college de boete met 50%. Als een overtreding zich binnen drie jaar na de eerste constatering voor een tweede keer of meer voordoet, verhoogt het college de boete met 100%.

Bij het ontbreken van:

Domein

Prioriteit

Ouders

Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld

Gemiddeld

€ 750,-

Inhoud van reglement oudercommissie

Laag

€ 500,-

Houder heeft een oudercommissie ingesteld

Hoog

€ 1.000,-

Houder heeft binnen de normen van de wet géén oudercommissie en betrekt aantoonbaar ouders bij de wettelijke onderwerpen

Hoog

€ 1.000

Voorwaarden oudercommissie

Laag

€ 500,-

Adviesrecht oudercommissie

Gemiddeld

€ 750,-

Informatie aan de ouders

Laag

€ 500,-

Het gastouderbureau is goed bereikbaar

Hoog

€ 1.500,-

De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats

Gemiddeld

€ 1.000,-

In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder

Gemiddeld

€ 1.000,-

Personeel

Verklaring omtrent gedrag (VOG)

·niet in bezit zijn van VOG

·VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd

·VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden

Hoog

€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaam-heden

Voertaal in overeenstemming met het beleidsplan

Hoog

€ 4.000,-

Gastouderbureau besteedt per gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur aan begeleiding en bemiddeling

Gemiddeld

€ 3.000,- per gastouder met < 16 uur

Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten

Hoog

€ 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet

Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling

Hoog

€ 500,-

De gastouder is goed telefonisch bereikbaar

Gemiddeld

€ 750,-

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid / gezondheid

·hebben

·jaarlijks vastgesteld

·actuele situatie

Hoog

Hoog

€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt;

€ 4.000,-

Ongevallenregistratie

Hoog

€ 4.000,-

De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt.

Hoog

€ 8.000,-

€ 4.000,- bij geen jaarlijkse check RI

Plan van aanpak veiligheid / gezondheid

·hebben

·jaarlijks

·actueel

Hoog

Hoog

€ 8.000,-

€ 4.000,-

Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidssrisico’s op de vaste thema’s

Hoog

€ 2.000,- per niet beschreven thema

Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties en plannen van aanpak

Hoog

€ 4.000,-

Houder, personeel en gastouder handelen naar de plannen van aanpak en voeren de maatregelen tijdig uit

Hoog

€ 2.000,- handelen in afwijking van pva

€ 2.000,- per niet uitgevoerde maatregel

Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau

Hoog

€ 4.000,-

Meldcode kindermishandeling

De houder heeft een meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 8.000,-

Medewerkers, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 2.000,-

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

Hoog

€ 2.000,-

Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder

Hoog

€ 2.000,-

Vierogenprincipe is ingevoerd

Hoog

€ 8.000,-

Accommodatie en inrichting

Binnenspeelruimte

Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte

Hoog

€ 2.000,- per ontbrekende ruimte

Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang)

Hoog

3-3.5 m2 = € 2.000,-

< 3 m2 = € 3.000,-

Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO)

Hoog

3-3.5 m2 = € 2.000,-

< 3 m2 = € 3.000,-

De binnenspeelruimte is passend ingericht

Hoog

€ 2.000,-

Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (gastouderopvang)

Het kindercentrum beschikt voor kinderen tot de leeftijd van 1,5 jaar over een op het aantal kinderen afgestemde afzonderlijke slaapruimte

Hoog

Hoog

€ 1.250

€ 2.500

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij

Gemiddeld

€ 1.000,-

Buitenspeelruimte

Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind

Gemiddeld

€ 1.500,-

De buitenspeelruimte is toegankelijk

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang)

Gemiddeld

€ 1.000,-

Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid (VGO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr)

Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO)

Hoog

€ 4.000,-

De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De maximale groepsgrootte per gastouder

Hoog

€ 500,- per kind teveel

Er worden meer kinderen opgevangen dan in het LRKP staan geregistreerd

Hoog

€ 500,- per kind

Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO)

Ieder kind behoort bij een stamgroep (dagopvang)

Hoog

€ 4.000,-

Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders dan wel de overeenkomst gebreken vertoont

Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes

Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang)

Hoog

€ 2.000,-

Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind gedurende een week

Hoog

€ 2.000,-

Beroepskracht-kind-ratio

Beroepskracht-kind-ratio

Hoog

€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht

Als er slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is er ondersteuning door een andere volwassene geregeld

Hoog

€ 2.000,-

Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van ≥ 10 uur (dagopvang)

Hoog

€ 2.000,-

Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio (BSO)

Hoog

€ 2.000,-

Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene geregeld.

Hoog

€ 1.000,-

De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden

Gemiddeld

€ 1.000,-

De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig

Gemiddeld

€ 1.000,-

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleidsplan

Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan.

Hoog

€ 3.000,-

Inhoud pedagogisch beleidsplan

Het pedagogische beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdacht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.

Hoog

€ 1.500,-

Uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel danwel gastouders

Hoog

€ 3.000,-

Waarborgen van emotionele veiligheid, zorgdragen voor ontwikkeling van sociale en persoonlijke competentie en overdracht van normen en waarden

Hoog

€ 5.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau is volledig en actueel

Hoog

€ 3.000,-

Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid.

Gemiddeld

€ 500,-

Voor- en vroegschoolse educatie

Er is een opleidingsplan VVE scholing

Het opleidingsplan VVE scholing en deskundigheidsbevordering is actueel

Hoog

Gemiddeld

€ 3.000

€ 1.000

De (vaste) beroepskrachten zijn aantoonbaar VVE geschoold

Hoog

€ 3.000

De (vaste) beroepskrachten hebben aantoonbaar het vereiste taalniveau

Hoog

€ 3.000

Klachten

Aansluiting bij Geschillencommissie

Gemiddeld

€ 1.500,-

Klachtenregeling ouders

Gemiddeld

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt

Jaarverslag klachten ontbreekt of is te laat ingediend

Laag

€ 500,- indien jaarverslag ontbreekt of te laat is ingediend.

Informatie aan ouders over Geschillencommissie

Gemiddeld

€ 1.000 indien geen/onvoldoende informatie gegeven is

Administratie gastouderbureau

Een contract per vraagouder

Hoog

€ 1.000,- per ontbrekende overeenkomst

Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten

Hoog

€ 1.500,- per ontbrekende kopie

Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders

Hoog

€ 1.500,- per ontbrekende kopie

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is

Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

Kwaliteitscriteria gastouderbureau

De houder beoordeelt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is per gastouder

Hoog

€ 2.000,- per gastouder

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau

Gemiddeld

€ 1.250,-

Overige overtredingen

Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb

Hoog

€ 3.900 (boete tweede categorie)

Exploitatie zonder onderzoek

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Wijzigingen melden

Hoog

€ 2.000,-

Overtreding aanwijzing/bevel

Hoog

Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding

Overtreden exploitatieverbod

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

Hoog

€ 5.000,-

__________________________________________________________________________

TOEZICHT- EN HANDHAVINGSBELEID KINDEROPVANG GEMEENTE ARNHEM 2017

Inhoudsopgave

Inleiding 3

  • 1.

    Landelijk kader 4

  • 2.

    Ambitie 4

  • 2.

    1 Toezicht en handhaving 4

  • 3.

    Aanmelding en registratie 5

  • 3.

    1 Starten van kinderopvang 5

  • 3.

    2 Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) 6

  • 3.

    3 Overname kinderopvangvoorziening 6

  • 4.

    Toezicht 6

  • 4.

    1 Risicogestuurd toezicht 6

  • 4.

    2 Overleg en Overreding 7

  • 4.

    3 Schriftelijk bevel 7

  • 5.

    Handhaving 8

  • 6.

    Handhavingsmaatregelingen 8

  • 6.

    1 De waarschuwing 9

  • 6.

    2 De aanwijzing 9

  • 6.

    3 Last onder dwangsom/Bestuursdwang 9

  • 6.

    4 Bestuurlijke boete 10

  • 6.

    5 Exploitatieverbod 10

  • 6.

    6 Uitschrijven register (LRKP) 11

  • 6.

    7 Publicatie handhavingsbrieven 11

  • 7.

    Handhavingsafwegingen 11

INLEIDING

Kinderopvang is en blijft volop in beweging en ontwikkeling. Goede kinderopvang is toegankelijk voor ouders, bevordert de arbeidsparticipatie en biedt kinderen een vertrouwde en veilige omgeving waarin zij zich kunnen ontplooien. De gemeente Arnhem hecht grote waarde aan de kwaliteit van de kinderopvang en wil vanuit haar rol een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de kinderopvang.

Met dit nieuwe toezicht- en handhavingsbeleid wil de gemeente Arnhem de houder van een kinderopvanglocatie meer duidelijkheid en helderheid verschaffen.

Het vorige beleidskader is eind 2011 vastgesteld. Sinds die tijd is er een aantal Rijksmaatregelingen bijgekomen. Eén van de maatregelen is het risicogestuurd toezicht ('meer toezicht waar nodig, minder waar mogelijk'). De focus in dit nieuwe beleid richt zich op de toezicht van de kwaliteit van de kinderopvang en op een eenduidig handhavingsbeleid. Met 'meer toezicht waar nodig, minder waar mogelijk' wil de gemeente Arnhem voorkomen dat handhaving nodig is. Handhaving is daarin het sluitstuk en wordt ingezet als toezicht niet tot het gewenste resultaat leidt.

In de loop van de tijd groeide hierdoor de behoefte om niet alle 'handhavingsstappen' meer te moeten doorlopen, maar ook de mogelijkheid te hebben om eerder een last onder dwangsom en een bestuurlijke boete op te kunnen leggen. Met daarbij meer oog voor preventie en maatwerk. Doordat niet alle handhavingsstappen meer worden doorlopen, is de handhavingslooptijd korter, zal de handhavingsactie (meer) maatwerk zijn en kan als dat nodig is direct worden doorgepakt. Met dit nieuwe handhavingsbeleid gaan we uit van het vertrouwen in de houder: high trust, high penalty.

Een belangrijke inhoudelijke wijziging is tevens het afwegingsschema/richtlijnen voor handhaving. Dit afwegingsschema/richtlijnen is sterk vereenvoudigd en biedt daardoor beter inzicht dan het oude schema. In Arnhem zijn door de harmonisatie van peuterspeelzaal naar kinderdagverblijf geen peuterspeelzalen meer. In het afwegingsschema/richtlijnen zijn deze daarom niet meer opgenomen. Vanaf 1 januari 2018 dienen alle peuterspeelzalen in Nederland geharmoniseerd te zijn tot kinderdagverblijf.

Het handhavingsbeleid gaat uit van een eenduidig handhavingstraject. Er wordt niet langer gesproken over 'handhavingsstappen'. Het vervolg van een handhavingstraject - na start - wordt gezien als maatwerk en is afhankelijk van meerdere factoren. De normbedragen voor boetes zijn bijgesteld en meer in balans gebracht met de ernst van de overtredingen.

1.Landelijk kader

Aan kinderopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau en voorziening van gastouderopvang worden wettelijke kwaliteitseisen gesteld. Er zijn voorschriften voor het pedagogisch klimaat, personeel, de veiligheid en gezondheid, accommodatie en het ouderrecht. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) en in enkele daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. De Wko bepaalt dat gemeenten in dit kader een toezicht- en handhavingstaak hebben.

De Onderwijsinspectie - onderdeel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeenten hun wettelijke taken goed uitvoeren.

De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (hierna: VGGM) is aangewezen om de kwaliteit van alle kindcentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, en gastouders) in de gemeente Arnhem te inspecteren en zij adviseert het college (de gemeente) naar aanleiding van deze inspecties over de te handhaven voorschriften

2.Ambitie

De gemeente Arnhem wil (zeer) goede kinderopvang en voorschoolse educatie. Dat wil de gemeente in het belang van kinderen en ouders.

Zij moeten erop kunnen rekenen dat de kinderopvang:

  • -

    een veilige, gezonde en stabiele omgeving is

  • -

    waarin de belangen van het kind centraal staan

  • -

    en waar de ontwikkeling van het kind wordt gestimuleerd.

De gemeente Arnhem wil dat overtredingen worden voorkomen en als deze er zijn, ze zo snel mogelijk worden opgelost. Met een goed toezicht wil de gemeente Arnhem in 90% van de gevallen voorkomen dat handhaving nodig is. Daarom zetten we meer in op toezicht en komt handhaving pas als het niet meer anders kan.

Een goed toezicht en handhavingsbeleid voor kinderopvang is daarmee van belang voor zowel het kind, de ouder als de samenleving.

2.1 Toezicht en handhaving

Pilot herstelaanbod

In 2017 zal in een onderzoektraject de pilot herstelaanbod samen met de VGGM plaatsvinden.

In deze pilot zal het toezicht op reguliere wijze plaatsvinden, maar zal bij een tekortkoming door de toezichthouder van de VGGM een apart traject opgestart worden. Dit is het herstelaanbod.

De houder is vrij om wel of niet van dit aanbod gebruik te maken. Accepteert de houder het herstelaanbod dan wordt schriftelijk vastgelegd wat verwacht wordt om de tekortkoming op te lossen en binnen welke termijn. Dit traject maakt onderdeel uit van de inspectie en wordt vastgelegd in het inspectierapport. Indien de tekortkoming niet -tijdig- wordt opgelost of de houder geen gebruik maakt van het herstelaanbod, zal de tekortkoming op de reguliere wijze in het inspectierapport worden opgenomen en volgt een advies tot handhaving.

De pilot herstelaanbod is een verdere uitwerking van Overleg en Overreding.

Het doel van de pilot herstelaanbod is om:

  • a.

    op een niet-formele wijze en zonder gebruikmaking van een handhavingsinstrument de overtreding te herstellen of te beëidigen

  • b.

    de nalevingsbereidheid te versterken

  • c.

    wederzijds begrip en dialoog tussen de toezichthouder en de houder te bevorderen.

Als handhaving nodig is maakt de gemeente gebruik van de handhavingscriteria 'Big Five'.

Bij partijen in het werkveld is 'de Big Five' een landelijk begrip. Hiermee worden de kwaliteitseisen bedoeld met de grootste invloed op de kwaliteit van de kinderopvang

De Big Five zijn:

  • 1.

    Goed pedagogisch klimaat

  • 2.

    Voldoende gekwalificeerd personeel

  • 3.

    Veilige situatie

  • 4.

    Gezonde omgeving

  • 5.

    Goede accommodatie

  • 3.

    Aanmelding en registratie

  • 3.

    1 Starten van kinderopvang

De gemeente ziet graag dat ondernemers zich goed realiseren dat zorg voor kinderen een grote verantwoordelijkheid is. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang, die bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen, vraagt veel van een ondernemer. Het vraagt naast goed ondernemerschap een pedagogische visie en de vaardigheid om die pedagogische visie in de pedagogische praktijk te vertalen. Daarom is de gemeente Arnhem kritisch op de kwaliteit meteen vanaf de start van een kinderopvangvoorziening.

De gemeente wil meteen vanaf start voldoende vertrouwen hebben dat er verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Daarbij kan ook gekeken worden naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de opvang. Dit betekent dat een kindercentrum alleen kan starten als het bestemmingsplan, en de omgevingsvergunning voor activiteit bouwen of brandveilig gebruik in orde zijn. Bij het ontbreken van deze vergunningen wordt afgezien van registratie.

De uitgangspunten die de gemeente Arnhem hanteert om rederlijkerwijs voor de start van een kinderopvangvoorziening te voldoen zijn:

  • -

    de houder voldoet bij aanvang aan alle kwaliteitseisen;

  • -

    het pedagogische beleidsplan voldoet aan de eisen;

  • -

    de ondernemer (houder) laat motivatie en verantwoordelijkheid zien om goede

kinderopvang te bieden

Na aanvraag beoordeelt de gemeente of de opvang zodanig is georganiseerd, dat dit (voor langere tijd) zal leiden tot kwaliteit en verantwoorde opvang. De gemeente kijkt daarbij niet alleen naar de accommodatie, maar ook naar het personeelsbeleid, het veiligheids- en gezondheidsbeleid en de pedagogische visie.

VGGM

Voordat een voorziening mag starten vindt er een vooronderzoek plaats door de VGGM.

Binnen drie maanden na start van de exploitatie vindt er een volledig onderzoek plaats bij het kinderdagverblijf, de buitenschoolse opvang en het gastouderbureau. Door de VGGM wordt na circa

1 jaar voor de eerste keer een risicoprofiel van de locatie opgesteld. Op basis daarvan vindt er jaarlijks een (al dan niet beperkt) onderzoek plaats.

Het gastouderbureau meldt een gastouder aan bij de gemeente als de gastouder een voorziening voor gastouderopvang wil starten. De VGGM onderzoekt of de gastouder over de juiste kwalificaties beschikt en of de opvanglocatie geschikt is. Het toezicht op een gastouder is beperkter dan bij een KDV/BSO/GOB. Wettelijk is bepaald dat de VGGM minimaal 5% van de gastouders jaarlijks onderzoekt. Omdat de gastouders een kwetsbare groep binnen de kinderopvang zijn, volgt in de loop van 2017 een wetswijziging om de kwaliteit van een gastoudervoorziening meer te waarborgen.

3.2 Voor- en vroegschoolse educatie (VVE)

De houder die voor- en vroegschoolse educatie wil aanbieden dient hiervoor een separate aanvraag bij de gemeente in. Om in aanmerking te kunnen komen voor een VVE subsidie mag er geen handhavingsactie lopen. De houder beschikt over een actueel opleidingsplan: VVE-scholing en deskundigheidsbevordering. Het personeel op de locatie is VVE geschoold en heeft een taaltoets afgelegd.

3.3 Overname kinderopvangvoorziening

Het wisselen van eigenaar van een kinderopvangvoorziening betreft meer dan een (administratieve) wijziging. Deze wijziging is een nieuwe aanvraag. De gemeente kijkt daarbij naar de persoon achter de houder en naar het specifieke karakter van de overname.

4.TOEZICHT

De VGGM voert het toezicht uit en de gemeente Arnhem is verantwoordelijk voor de handhaving.

De gemeente en de VGGM werken daarbij samen aan kwalitatief goede kinderopvang.

De VGGM:

 voert het toezicht risicogestuurd uit: minder toezicht waar mogelijk, meer waar nodig

 maakt gebruik van overleg aan overreding bij inspectie

 maakt gebruik van de pilot herstelaanbod

 zet het instrument 'schriftelijk bevel' in als dit nodig is

 controleert of eerdere overtredingen zijn hersteld

 onderzoekt naar aanleiding van signalen en klachten

 onderzoekt in het beginsel onaangekondigd

4.1 Risicogestuurd toezicht

Risicogestuurd toezicht betekent dat aan de hand van een vooraf opgesteld risicoprofiel onderscheid wordt gemaakt in de zwaarte van het toezicht. Het risicoprofiel wordt bepaald aan de hand van verschillende indicatoren die een voorspellende waarde hebben voor de kwaliteit van de opvang.

De VGGM kijkt naar:

 eerdere inspecties op het gebied van veiligheid, gezondheid, pedagogische kwaliteit en de inzet van (voldoende) beroepskrachten

 klachten en signalen over de kwaliteit van de opvang

 kwaliteit van het personeel, personeelsverloop en de aanwezigheid van een leidinggevende

 de mate van nalevingsbereidheid bij handhaving.

Heeft een kindercentrum een groen risicoprofiel, dan vindt er slechts toezicht plaats op enkele belangrijke punten. Deze zijn:

 het pedagogisch klimaat

 diploma's

 verklaring Omtrent Gedrag (VOG)

 beroepskracht-kind-ratio (BKR)

Risicoprofiel

Het risicoprofiel is geen oordeel, maar een hulpmiddel voor de toezichthouder (VGGM) om de benodigde toezichtcapaciteit voor het komende jaar in te schatten. Het risicoprofiel is een intern planningsinstrument voor de VGGM. Het risicoprofiel is gebaseerd op een inschatting van de risico's en niet op in de praktijkgeconstateerde feiten.

Kleur Betekenis

Groen Geen zorg over actuele situatie of situatie in de nabije toekomst

Geel Geen of lichte zorg over actuele situatie, lichte zorg over nabije toekomst

Oranje Lichte zorg of zorg over actuele situatie, zorg over nabije toekomst

Rood (Serieuze) zorg over actuele situatie, serieuze zorg over nabije toekomst

Naar mate de inschatting van het risicoprofiel wordt er op meer punten geïnspecteerd.

4.2. Overleg en Overreding

Om gemeentelijke handhaving te voorkomen maakt de inspecteur van de VGGM bij geringe tekortkomingen gebruik van Overleg en Overreding. Overleg en Overreding wordt al geruime tijd op beperkt aantal voorschriften door de VGGM ingezet. Dit betekent dat een houder tijdens het inspectieonderzoek in de gelegenheid wordt gesteld om kleine overtredingen direct te herstellen.

In 2017 wordt gebruik gemaakt van de pilot herstelaanbod.

4.3 Schriftelijk bevel

Naast Overleg en Overreding maakt de VGGM ook gebruik van het schriftelijk bevel om gemeentelijke handhaving te voorkomen. Het schriftelijk bevel is een maatregel die gericht is op herstel met een spoedeisend karakter. De houder krijgt met een schriftelijk bevel de gelegenheid om, zelf en in eigen beheer de overtreding op te lossen, zonder tussenkomst van de gemeente als handhaver. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen.

Afhankelijk van de geconstateerde overtreding(en) en het advies van de VGGM is het aan de gemeente om wel of niet handhavend op te treden.

5.HANDHAVING

Handhaving op de wet geschiedt door de afdeling Vergunning en Handhaving. Deze afdeling bepaalt op grond van de Wko en het toezicht- en handhavingsbeleid de op te leggen maatregel.

Dit nieuwe toezicht- en handhavingsbeleid is compacter, overzichtelijker en efficiënter en er is meer ruimte voor maatwerk.

De gemeente stelt nadrukkelijk prioriteiten in de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening. Er wordt meer en sneller aandacht besteed aan overtredingen met de grootste gevolgen voor de kwaliteit van de kinderopvang. Tegelijk vermindert de gemeente het ingrijpen bij overtredingen met minder ernstige gevolgen voor de kwaliteit van de kinderopvang.

Als een kinderopvangvoorziening niet aan de kwaliteitseisen voldoet, dan komt handhaving in beeld.

De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten:

 De handhaving is risicogestuurd. Dit betekent:

  • -

    strikte handhaving op de belangrijkste kwaliteitseisen (Big Five)

  • -

    terughoudendheid bij geringe overtredingen

  • -

    handhavingshistorie en het aantal overtredingen wegen mee in het kiezen van de

    maatregel

 handhavingsmaatregelen bestaan uit herstelsancties en bestraffende sancties

 handhaving is maatwerk. Individuele omstandigheden kunnen een belangrijke rol spelen bij de besluitvorming en de richtlijnen in dit beleid bieden de mogelijkheid dat zorgvuldig af te wegen.

Als door Overleg en Overreding de tekortkoming is opgelost, dan meldt de VGGM geen overtreding.

In 2017 wordt gebruik gemaakt van de pilot herstelaanbod.

Bij lichte overtredingen, waarbij is geconstateerd dat ze inmiddels zijn opgelost, kiezen we in eerste instantie voor een waarschuwing. Zijn er meerdere (kleine) overtredingen of zijn de overtredingen eerder geconstateerd dan volgt een handhavingstraject. Ook wordt er gekeken naar de overtredingen in de laatste drie jaar.

Goede handhaving betekent ook: oog hebben voor de specifieke situatie, gezond verstand gebruiken en praktijkervaring benutten. Niet alle situaties zijn onderling vergelijkbaar en dan kunnen regels en richtlijnen tekort schieten. Goed gemotiveerd maatwerk - weergegeven in het besluit - vullen elkaar aan. Niet alle situaties zijn 'standaard'.

6.HANDHAVINGSMAATREGELEN

De gemeente (het college) maakt gebruik van de volgende handhavingsmaatregelen:

  • -

    de waarschuwing

  • -

    de aanwijzing

  • -

    last onder dwangsom/bestuursdwang

  • -

    bestuurlijke boete

  • -

    exploitatieverbod

  • -

    registeruitschrijving

Hieronder volgt een beschrijving in welke situaties en omstandigheden meestal (of vaak) voor de betreffende maatregel wordt gekozen.

Indien er geen of gedeeltelijk herstel plaatsvindt, volgt een nieuwe handhavingsafweging Dit betreft maatwerk en kent geen 'vast' verloop.

De ernst van een overtreding bepaalt de dosering van een maatregel. Dit komt tot uitdrukking in de hoogte van het bedrag (boete/dwangsom) en de hersteltermijn.

Bij meerdere overtredingen tegelijk worden maatregelen en hersteltermijn indien mogelijk samengevoegd, vanwege de handhaafbaarheid.

6.1 De waarschuwing

De gemeente hanteert de waarschuwing als een 'milde maatregel'. Een waarschuwing wordt gegeven bij overtredingen met een laag risico. In het eerstvolgende reguliere onderzoek wordt het betreffende voorschrift als extra inspectie-item meegenomen.

6.2. De aanwijzing

De gemeente geeft in beginsel een aanwijzing bij overtredingen zonder reële herhaalkans. In de aanwijzing wordt aangegeven welke maatregelen de houder moet nemen. De houder krijgt hiervoor een hersteltermijn.

6.3. Last onder dwangsom/Bestuursdwang

Een last onder dwangsom is erop gericht om de overtreding te herstellen. Met een last onder dwangsom krijgt de houder de plicht opgelegd om een overtreding te herstellen binnen een aangegeven termijn. Als de houder binnen de hersteltermijn de overtreding opheft, dan wordt de dwangsom niet in rekening gebracht. De dwangsom is zo vastgesteld dat deze bij elke overtreding van de last wordt verhoogd. Tijdig herstel - hersteld houden - betekent dat het betalen van de dwangsom voorkomen kan worden.

Als de houder een aanwijzing niet (voldoende) opvolgt of de overtreding herhaalt, dan volgt een last en/of een bestuurlijke boete.

Ook bij een vast patroon van overtredingen zal niet een aanwijzing worden gegeven, maar wordt direct een last onder dwangsom opgelegd.

Een last onder dwangsom kan ook ingezet worden om herhaling van de overtreding te voorkomen. Hiermee wordt de houder gestimuleerd om te blijven voldoen aan het voorschrift. Als bij later onderzoek dezelfde overtreding wordt geconstateerd, dan wordt de dwangsom van rechtswege verbeurd. De houder moet dan de dwangsom betalen.

Een opgelegde dwangsom blijft minimaal één jaar in stand. Er zijn meerdere controle-momenten om te zien of de overtreding blijvend opgeheven is. De houder kan de gemeente (het college) altijd verzoeken om de last te beëindigen.

De gemeente legt een last onder dwangsom op bij:

 het niet ondernemen van actie (bijv. het niet volgen van de aanwijzing)

 overtredingen van groot belang voor de kwaliteit (een aantal van de 'Big Five')

 niet meewerken aan het onderzoek van de toezichthouder

6.4 Bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete is een strafmaatregel, die wordt gebruikt als er een overtreding heeft plaatsgevonden. De bestuurlijke boete moet altijd betaald worden. Bij de dwangsom kan het betalen van de boete worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen. Bij de bestuurlijke boete is dit niet het geval.

De gemeente legt een bestuurlijke boete op bij:

 het starten van de exploitatie, voordat er een positief advies is

 het niet tijdig melden van relevante wijzigingen

 'overige overtredingen' genoemd in de richtlijnen

Aanvullend geldt dat naast een boete de houder de verplichting krijgt opgelegd om de tekortkoming te herstellen. Een bestuurlijke boete zorgt namelijk niet voor het herstel en voorkoming van de overtreding.

Een bestuurlijke boete kan verhoogd worden als binnen drie jaar een soortgelijke overtreding wordt geconstateerd.

Voor de hoogte van de boetes zijn normbedragen opgesteld. Hierbij wordt onder meer gekeken naar het aantal opvanglocaties dat de houder landelijk heeft en het aantal gastouders dat een gastouderbureau landelijk bemiddelt. De hoogte van de boete is hierop afgestemd.

De gemeente hanteert voor de hoogte van de boete bij een kinderdagopvang/buitenschoolse opvang (KDV/BSO) drie categorieën:

  • 1.

    kleine houder: 1 locatie = 50%

  • 2.

    middelgrote houder: 2 tot en met 6 locaties = 75%

  • 3.

    grote houder: 7 locaties en meer = 100%

De gemeente hanteert voor de hoogte van de boete van bij gastouderbureaus (GOB) drie categorieën:

  • 1.

    klein gastouderbureua: tot 40 gastouders = 50%

  • 2.

    middelgroot gastouderbureau: van 40 tot en met 99 gastouders = 75%

  • 3.

    groot gastouderbureau: 100 gastouders en meer = 100%

Bij de bepaling van het aantal locaties en gastouders is de registratie in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) het uitgangspunt. Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er nog een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn. Dit is afhankelijk van eventuele verzwarende of verzachtende omstandigheden.

6.5 Exploitatieverbod

De gemeente legt een exploitatieverbod op als een kinderopvangvoorziening niet of niet langer voldoet aan de kwaliteitseisen. Dit middel zet de gemeente in als er ernstig moet worden betwijfeld dat de houder de macht, de middelen of de motivatie heeft om de overtredingen te herstellen.

En in het uiterste geval als de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is (bijv. het inzetten van beroepskrachten). Het opleggen van een exploitatieverbod is ook mogelijk bij veel overtredingen ineens, maar ook na langdurige handhaving waarbij verbeteringen uitblijven of onvoldoende zijn en/of waarbij de overtredingen zich in de loop van de tijd opstapelen.

6.6 Uitschrijven register (LRKP)

Een voorziening kan uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen worden verwijderd:

  • -

    indien is gebleken dat de houder niet langer een kinderopvangvoorziening exploiteert;

  • -

    indien uit de VGGM-inspectie blijkt dat de houder niet langer voldoet aan de Wko;

  • -

    indien na drie maanden na registratie niet met exploitatie van de opvangvoorziening is begonnen.

  • 6.

    7 Publicatie handhavingsbrieven

De gemeente is wettelijk verplicht om de opgelegde sanctie(s) te publiceren. Dit gebeurt in het LRKP op het moment dat het besluit onherroepelijk is en blijft tot 3 jaar na start van publicatie voor eenieder zichtbaar.

7.HANDHAVINGSAFWEGINGEN

De gemeente kiest voor de herstellende en de bestraffende lijn. Bij het inzetten van de herstellende lijn kiest de gemeente in beginsel voor een aanwijzing. De hoogtes van de boetes in de bijlagen zijn mede afgestemd op de volgende overwegingen:

• de aard en ernst van de overtreding

• het aantal overtredingen

• de consequenties van de overtreding (de "winst" voor de houder)

Deze overwegingen kunnen ertoe leiden dat de gemeente geen aanwijzing toepast in een herstellende lijn, maar direct een last oplegt.

Voorbeelden van afwegingen zijn:

• Wat is de ernst van de overtreding?

Als een overtreding een lage prioriteit heeft met weinig consequenties voor de directe veiligheid en gezondheid, zal de gemeente doorgaans kiezen voor een 'lichte' handhavingsactie. Dit betekent: een waarschuwing of een aanwijzing met een langere hersteltermijn. Het omgekeerde geldt voor een hogere prioriteit en herhaalde overtredingen. In het afwegingoverzicht (bijlage) staan de prioriteiten en de hoogte van de bestuurlijke boete per overtreding vermeld. Een grote hoeveelheid van kleine overtredingen tegelijk zegt ook iets over de kwaliteit en kan leiden tot zwaardere handhaving. Dit betekent dat er gemotiveerd afgeweken kan worden.

• Wat is de aard van de overtreding?

Hierbij maken we onderscheid tussen de zwaarte van de overtredingen en het belang van het (blijvende) herstel daarvan.

Hierbij kan gedacht worden aan de dagelijkse inzet van beroepskrachten. Bij een dergelijke overtreding zal in de regel gekozen worden voor het opleggen van een last onder dwangsom in plaats van het geven van een aanwijzing.

• Hoeveel overtredingen zijn er?

Bij meerdere overtredingen tegelijk, is de afweging of er nog sprake is van verantwoorde kinderopvang. Het aantal overtredingen is mede bepalend voor de handhavingsroute. Als er geen sprake meer is van verantwoorde kinderopvang kan dit uiteindelijk ook leiden tot een (tijdelijk) exploitatieverbod.

• Heeft de overtreding een financieel raakvlak?

Met het inzetten van bijvoorbeeld te weinig personeel heeft een houder een financieel voordeel ten opzichte van houders die zich wel voldoende personeel inzet. Met het opleggen van een boete en/of last onder dwangsom wordt de houder geprikkeld om voortaan voldoende personeel in te zetten.

• Betreft het herhaling van een overtreding?

Als zich binnen een tijd van drie jaar een gelijke overtreding voordoet, leidt dit in de regel tot een strengere handhaving. De gemeente geeft dan geen aanwijzing meer maar verhoogt de eerder opgelegde boete of dwangsom danwel verbeurt de houder een eerder opgelegde last.

Gebruikte afkortingen:

AMvB Algemene Maatregel van bestuur

Awb Algemene wet bestuursrecht

blz.bladzijde

BSO Buitenschoolse opvang

College College van burgemeester en wethouders van Arnhem

EVC Ervaringscertificaat

GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst

VGO Voorziening van gastouderopvang

GOB Gastouderbureau

KDV Kinderdagverblijf

m.u.v.met uitzondering van

RI Risico-inventarisatie

SZW Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

VGGM Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden

VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOG Verklaring omtrent het gedrag

VVE Voor- en vroegschoolse educatie

Wkcz Wet klachtrecht cliënten zorgsector

Wko Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen