Regeling vervallen per 04-10-2013

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Assen 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 03-10-2013

Intitulé

AFSTEMMINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTANDGEMEENTE ASSEN 2012

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

De Wwb

:

Wet werk en bijstand;

b.

algemene bijstand

:

de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

c.

bijzondere bijstand

:

de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

d.

bijstand

:

algemene en bijzondere bijstand;

e.

bijstandsnorm

:

de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

f.

verlaging

:

het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

g.

inlichtingenplicht

:

als bedoeld in artikel 17 van de wet;

h.

benadelingsbedrag

:

de als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting ten onrechte of tot een te hoog bedrag betaalde bijstand verhoogd met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede met de ziekenfondspremie, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden, met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

i.

het college

:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen.

Artikel 2. Het opleggen van een verlaging

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag of nadien tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de bij beschikking vastgestelde, of de uit de Wwb, of de artikel 30c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand verlaagd.

  • 2.

    De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand, daartoe aan leiding geeft.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een verlaging

In het besluit tot opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de bijstandsnorm en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

Artikel 5. Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • b.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet of

    • c.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6. Afzien van het opleggen van een verlaging

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan twaalf maanden vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De verlaging wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de verlaging met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Indien de verlaging wordt opgelegd over een periode voor bijstandsbeëindiging en de verlaging kan niet meer worden verrekend, dan wordt de bijstand herzien.

  • 4.

    Een verlaging wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een verlaging die voor een periode van meer dan driemaanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 8. Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet-nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte van de verlaging uitgegaan van het gezamenlijk percentage behorende bij de verschillende gedragingen met dien verstande dat de verlaging niet hoger kan zijn dan de geldende bijstandsnorm.

Artikel 9. Recidive

  • 1.

    Waar in deze verordening geen nadere bepalingen omtrent recidive zijn opgenomen geldt dat de duur van de verlaging wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 2.

    Waar in deze verordening geen nadere bepalingen omtrent een derde verwijtbare gedraging binnen een periode van twaalf maanden is opgenomen, dient de bijstand individueel te worden afgestemd.

Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerd arbeid

Artikel 10. Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van de artikel 9, 9a en/of de nadere verplichting(en) op grond van artikel 55 van de wet niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet of niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      het zich niet of niet tijdig laten inschrijven bij uitzendbureaus.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      niet voldoen aan een oproep ter onderzoek naar arbeidsinschakeling waaronder.

Artikel 11. De hoogte en duur van de verlaging

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2.

    De duur van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie.

  • 3.

    Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 4.

    Het college kan bij een derde verwijtbare gedraging uit de eerste en/of de tweede categorie binnen twaalf maanden na bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging, met toepassing van dit hoofdstuk, de verlaging stellen op 50% gedurende één maand. Bij verdere herhaling van het verwijtbare gedrag kan het college besluiten de bijstand voor bepaalde tijd te weigeren.

  • 5.

    Het college kan bij een derde verwijtbare gedraging uit de derde categorie binnen twaalf maanden na bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging, met toepassing van dit hoofdstuk, de verlaging stellen op 100% gedurende één maand. Bij verdere herhaling van het verwijtbare gedrag kan het college besluiten de bijstand voor bepaalde tijd te weigeren.

  • 6.

    Het college kan bij een derde verwijtbare gedraging uit de vierde categorie binnen twaalf maanden na bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging, met toepassing van dit hoofdstuk, de verlaging stellen op 100% gedurende drie maanden. Bij verdere herhaling van het verwijtbare gedrag kan het college besluiten de bijstand voor bepaalde tijd te weigeren.

Hoofdstuk 3. Verstrekken van inlichtingen

Artikel 12. Onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de bijstand afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de bijstand op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 2.000: 20 % van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000 tot € 4.000: 50 % van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000 of meer: 100 % van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 13. Te laat verstrekken van gegevens zonder dat hierdoor teveel bijstand is verstrekt

  • 1.

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt een verlaging opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2.

    Van het opleggen van de verlaging wordt afgezien en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3.

    De duur van de verlaging wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 14. Onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de verlaging, onverminderd artikel 2, tweede lid, vijfprocent van de bijstand gedurende een maand.

  • 2.

    Van het opleggen van de verlaging wordt afgezien en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3.

    De duur van de verlaging wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot verlaging

Artikel 15. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een verlaging opgelegd die wordt afgestemd op de periode waarover de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een periode tot 3 maanden of korter: 10% van de bijstandsnorm gedurende die maanden dat er verwijtbaar een beroep op bijstand wordt gedaan;

    • b.

      bij een periode van 3 tot 6 maanden: 20% van de bijstandsnorm gedurende die maanden dat er verwijtbaar een beroep op bijstand wordt gedaan.

  • 3.

    Bij een periode van 6 maanden en langer besluit het college

Artikel 16. Zeer ernstige misdragingen

Gedragingen van de belanghebbende waarmee deze zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      verbaal geweld (schelden)

    • b.

      discriminatie.

  • 2.

    2.Tweede categorie:

    • a.

      intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

    • b.

      belediging;

    • c.

      zaakgericht fysiek geweld (vernielingen).

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      mensgericht fysiek geweld/dan wel bedreiging met geweld;

    • b.

      combinatie van agressievormen.

Artikel 17. De hoogte en duur van de verlaging

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging vastgesteld op:

    • a.

      vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      honderd procent van de bijstandsnorm gedurende drie maanden bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2.

    De duur van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit tot verlaging met toepassing van het eerste lid, opnieuw schuldig maakt aan een zeer ernstige gedraging.

  • 3.

    Het college kan bij een derde en een volgende verwijtbare gedraging binnen twaalf maanden na de bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging met toepassing van het eerste lid, de verlaging op een hoger bedrag vaststellen en/of de duur van de verlaging verlengen. Bij herhaald verwijtbaar gedrag kan het college de bijstand voor bepaalde tijd weigeren.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 18.  Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen

    burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Ter uitvoering van deze verordening kan, onverminderd artikel 12, tweede lid, het college nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 19. De inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2.

    De Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Assen wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 januari 2012.
De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier