Marktreglement gemeente Assen 2006

Geldend van 16-01-2014 t/m heden

Intitulé

Marktreglement gemeente Assen 2006

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN.

ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN.

De in artikel 1 van de Marktverordening gemeente Assen 2006 gegeven begripsomschrijvingen zijn tevens van toepassing op deze nadere regels.

ARTIKEL 2. DAG, TIJD EN PLAATS VAN DE MARKT.

  • 1. De markt wordt, behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, gehouden op woensdag en zaterdag van 09.00 uur - 17.00 uur op de als marktterrein aangewezen gedeelten van de Brink, Brinkstraat, Noordersingel en Nieuwehuizen.

  • 2. De markt kan op grond van dringende redenen, dit ter beoordeling van het college, in afwijking van het eerste lid, tijdelijk plaatsvinden op een andere dag, op een andere tijd, op een andere plaats.

HOOFDSTUK 2. VERGUNNINGEN.

ARTIKEL 3. INSCHRIJVING OP DE ANCIËNNITEITENLIJST.

Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor de eerste maal een vaste standplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

ARTIKEL 4. DOORHALEN VAN DE INSCHRIJVING OP DE ANCIËNNITEITENLIJST.

De inschrijving op de anciënniteitenlijst wordt doorgehaald indien de vergunning van een houder van een vaste standplaats wordt ingetrokken.

ARTIKEL 5. INSCHRIJVING OP LIJST VAN GEGADIGDEN.

  • 1. Een aanvrager wordt op de lijst van gegadigden ingeschreven: indien geen vaste standplaats kan worden toegewezen en hij schriftelijk heeft aangegeven dat hij voor een vaste standplaats in aanmerking wil komen.

  • 2. Het college vermeldt op deze lijst:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

    • c.

      de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij behoort;

    • d.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

ARTIKEL 6. DOORHALEN INSCHRIJVING OP DE LIJST VAN GEGADIGDEN.

De inschrijving op de lijst van gegadigden wordt doorgehaald:

  • a.

    wanneer een vaste plaats wordt toegewezen en ingenomen;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    wanneer de ingeschrevene een aangeboden vaste plaats weigert, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt, dan wel niet reageert op een uitnodiging om een vaste plaats in te nemen;

  • d.

    indien ter zake van de inschrijving of ontheffing of anderszins onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt.

ARTIKEL 7. OVERSCHRIJVING VASTE STANDPLAATSVERGUNNING.

  • 1. In geval van overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid dan wel (gedeeltelijke) beëindiging van detailhandelsactiviteiten op een markt kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op de echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op het kind van de vergunninghouder.

  • 3. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van de eerste twee leden, kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op een medewerker of mede-eigenaar van de vergunninghouder. De medewerker dient minimaal drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder te hebben gewerkt. Een mede-eigenaar (aantoonbaar samenwerkingsverband als vennoot of aandeelhouder) dient gedurende eenzelfde periode in het bedrijf te hebben gefunctioneerd. Bij notariële akte dient te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is.

  • 4. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder, na het geheel of gedeeltelijk beëindigen van detailhandelsactiviteiten op een markt, dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 5. Het college is bevoegd om in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

HOOFDSTUK 3. TOEWIJZEN EN BEZETTEN VAN STANDPLAATSEN.

ARTIKEL 8. TOEWIJZEN STANDPLAATSEN.

  • 1. Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.

  • 2. Een vrijgekomen vaste plaats wordt als dagplaats beschouwd en blijft als zodanig aangemerkt zolang zij niet als vaste plaats is toegewezen.

  • 3. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

ARTIKEL 9. HET TOEWIJZEN VAN EEN VASTE PLAATS.

  • 1. Een opengevallen vaste standplaats op de markt wordt tenminste eenmaal per jaar opnieuw als vaste standplaats uitgegeven met inachtneming van de door het college vastgestelde uitgangspunten voor de indeling van de markt en het branchepatroon.

  • 2. Voor een opengevallen standplaats komen achtereenvolgens in aanmerking:

    • a.

      de vergunninghouder van een vaste standplaats die heeft aangegeven een andere vaste standplaats te willen innemen. De toewijzing geschiedt in volgorde van anciënniteit als vaste standplaatshouder en met inachtneming van de branche-indeling van de markt;

    • b.

      de aanvrager voor een vaste standplaats die is ingeschreven op de lijst van gegadigden;

    • c.

      de toewijzing geschiedt in volgorde van de datum dat men zich heeft aangemeld als gegadigde voor een vaste standplaats. Voorwaarde is dat de gegadigde eens per twee weken op de markt aanwezig is geweest als dagstandplaatshouder dan wel zich bij de marktmeester als dagstandplaatshouder heeft gemeld, behoudens ziekte of vakantie;

    • d.

      de vergunninghouder van een aangrenzende vaste standplaats, die heeft aangegeven een tweede aangrenzende plaats ter beschikking te willen krijgen. De toewijzing geschiedt in volgorde van anciënniteit als vaste standplaatshouder.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid, onder b is de aanvrager voor een vaste standplaats die staat ingeschreven op de lijst van gegadigden verplicht een opengevallen standplaats te kiezen, indien hij kan kiezen uit twee of meer standplaatsen. Weigert de aanvrager voor een vaste standplaats te kiezen, dan wordt de datum van inschrijving op de lijst van gegadigden gewijzigd in de datum van weigering.

  • 4. Indien niemand, nadat de hiervoor bepaalde leden in acht zijn genomen, te kennen heeft gegeven in aanmerking te willen komen voor de vrijgekomen vaste plaats, kan de plaats via werving aan een sollicitant worden toegewezen.

ARTIKEL 10. TOEWIJZING DAGPLAATS.

  • 1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

  • 2. Aanvragers voor een dagplaats, die geen vaste plaats op de markt hebben en die in aanmerking willen komen voor een vergunning voor een dagplaats, moeten zich een half uur voor de openingstijd van de markt aanmelden bij de marktmeester.

  • 4. Aanvragers voor een dagplaats met een artikel of artikelsoort waarvoor binnen het vastgestelde branchepatroon nog een vaste plaats beschikbaar is, hebben voorrang op de aanvragers met artikelen of artikelsoorten waarvoor binnen het vastgestelde branchepatroon geen vaste plaats meer beschikbaar is.

ARTIKEL 11. TOEWIJZING STANDWERKERSPLAATS.

  • 1. Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting.

  • 3. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

  • 4. Een standwerker met een artikel dat al op de markt is vertegenwoordigd, mag niet met eenzelfde artikel of artikelsoort op de markt hebben gewerkt in een voorafgaande periode van vier weken.

  • 5. Indien zich bij de aanvang van de markt geen standwerkers melden, kunnen de standwerkersplaatsen als dagplaatsen worden uitgegeven.

HOOFDSTUK 4. BEPALINGEN OVER HET GEBRUIK VAN DE STANDPLAATS.

ARTIKEL 12. INNEMEN VAN EEN STANDPLAATS MET EIGEN MATERIAAL.

  • 1. Op verzoek kan in de vergunning van een vaste standplaatshouder toestemming worden verleend om met eigen materiaal zijn standplaats in te nemen.

  • 2. Het in het vorige lid vermelde verzoek bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      een tekening met maatvoering van het eigen materiaal;

    • b.

      foto’s van het eigen materiaal;

    • c.

      indien het eigen materiaal voorzien is van installaties waarin gekookt, gebakken, gebraden en/of gefrituurd kan worden, moet een bewijs van veiligheid van het te gebruiken eigen materiaal, alsmede van de te gebruiken apparatuur, worden overlegd.

  • 3. Het in het tweede lid, sub c, genoemde bewijs moet jaarlijks opnieuw worden overgelegd, waarbij de laatste keuring van het materiaal niet langer dan één jaar geleden mag hebben plaatsgevonden.

  • 4. Indien de in het tweede lid genoemde bewijsstukken ook na verzoek tot aanvulling van de aanvraag niet tijdig zijn ontvangen, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

  • 5. De toestemming wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      het eigen materiaal technisch niet inpasbaar is binnen de beschikbare ruimte op de markt;

    • b.

      het eigen materiaal niet voldoet aan de in artikel 13 genoemde eisen.

  • 6. Deze bepaling is ook van toepassing bij wijzigingen (geheel of gedeeltelijk) aan het eigen materiaal.

ARTIKEL 13. EISEN EIGEN MATERIAAL.

Het eigen materiaal moet aan de volgende eisen voldoen:

  • a.

    het eigen materiaal mag in opgestelde toestand niet dieper zijn dan de kramenrij (4 strekkende meter) en niet langer dan 18 meter;

  • b.

    uitklapbare toonbanken en/of vitrines mogen niet buiten de staanders van de kramenrij uitsteken;

  • c.

    aan de zijkanten van het eigen materiaal mogen geen zeilen, kleppen of andere zaken zijn aangebracht die de doorgang aan de verkoopzijde verhinderen of het zicht op de naastgelegen verkoopgelegenheden beperken.

ARTIKEL 14. Persoonlijk innemen dagplaats.

  • 1. De vergunninghouder neemt de dagplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de dagplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De vergunninghouder mag zich op een dagplaats doen bijstaan.

ARTIKEL 15. Innemen vaste standplaats.

  • 1.

    De vergunninghouder van een vaste standplaats is verplicht gedurende elf maal per dertien weken de aangewezen standplaats gedurende de vastgestelde markttijden in te nemen of te doen innemen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17.

 

  • 2.

    De vergunninghouder mag zich op zijn standplaats laten vervangen door een medewerker.

 

  • 3.

    De vergunninghouder is in alle gevallen verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen in de marktverordening, het marktreglement en de standplaatsvergunning.

 

  • 4.

    Waar in de marktverordening, het marktreglement of de standplaatsvergunning vergunninghouder wordt gelezen wordt daarmee ook de vervanger bedoeld.

 

  • 5.

    Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de marktverordening en/of het marktreglement door de vervanger begaan, worden toegerekend aan de vergunninghouder.

 

  • 6.

    De standplaats en standplaatsvergunning zijn niet overdraagbaar. De vergunninghouder mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

ARTIKEL 16. Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden.

  • 1. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen of te doen innemen, deelt dit schriftelijk of via elektronische weg mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang hij zijn standplaats niet zal innemen.

  • 2. De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de betreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

ARTIKEL 17. Ontheffing aanwezigheidsplicht.

  • 1. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om tenminste elf maal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen of te doen innemen.

  • 2. De ontheffing van de aanwezigheidsplicht kan in geval van ziekte worden verleend voor een periode van maximaal één jaar te rekenen vanaf de dag van de ziekmelding. De ontheffing van de aanwezigheidsplicht in geval van vakantie of bijzondere omstandigheden kan worden verleend voor een periode van maximaal acht weken per jaar met dien verstande dat maximaal vier weken aaneengesloten vakantie kan worden opgenomen.

ARTIKEL 18. TIJDSTIP INNEMEN STANDPLAATS/AAN- EN AFVOER GOEDEREN.

  • 1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan drie uur voor aanvang en meer dan één uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen of goederen aan of af te voeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan hiervan ontheffing verlenen.

  • 3. Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk om 8.30 uur heeft ingenomen, wordt de betreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.

HOOFDSTUK 5. OVERIGE BEPALINGEN.

ARTIKEL 19. OBSTAKELS EN WELSTAND.

  • 1. Het is verboden de doorgang en de wandelgangen op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren.

  • 2. Het college kan eisen stellen aan de kramen of andere verkoopinrichtingen die op het marktterrein worden gebruikt of geplaatst, alsmede de boven- en achterzeilen die worden aangebracht.

ARTIKEL 20. SCHOONHOUDEN EN OPLEVEREN STANDPLAATS.

De vergunninghouder dient:

  • a.

    ervoor te zorgen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt;

  • b.

    tijdens de markt zelf zijn afval, verpakkingsmaterialen en dergelijke in te zamelen;

  • c.

    voordat hij het marktterrein verlaat, zijn standplaats en onmiddellijke omgeving daarvan schoon op te leveren en zelf voor de afvoer van zijn marktafval zorg te dragen;

  • d.

    een vergunninghouder die opdracht krijgt om aan de voorzijde van zijn kraam of verkoopgelegenheid afvalbakken te plaatsen, dient hieraan te voldoen en volle afvalbakken leeg te maken. Dit afval hoort ook bij het bedrijfsafval van de vergunninghouder;

  • e.

    een vergunninghouder, die handel drijft in artikelen van een branche waaruit zou kunnen voortvloeien dat de ondergrond en omgeving van zijn standplaats vervuild raken, dient hiervoor maatregelen te treffen om dit te voorkomen. De te treffen maatregelen dienen ter goedkeuring van de marktmeester en zonodig op zijn aanwijzingen te geschieden.

ARTIKEL 21. HET GEBRUIK VAN GELUIDSAPPARATUUR.

  • 1. Het gebruikmaken van geluidsapparatuur is alleen toegestaan na verleende schriftelijke toestemming hiervoor van de marktmeester.

  • 2. Standplaatshouders of bezoekers van de markt mogen van het gebruik van de geluidsapparatuur geen hinder ondervinden, dit ter beoordeling van de marktmeester.

ARTIKEL 22. UITSTALLINGEN.

  • 1. Het gebruikmaken van uitstallingen is alleen toegestaan na verleende schriftelijke toestemming hiervoor van de marktmeester.

  • 2. Toestemming voor uitstallingen kan alleen worden verleend indien er sprake is van een vrije doorgang zonder obstakels van 3 meter breed en 2 meter hoog.

  • 3. Op de aanrijroute van hulpverlening kan alleen toestemming worden verleend voor uitstallingen indien er sprake is van een vrije doorgang van 3,5 meter breed en 4,5 meter hoog.

  • 4. Uitstallingen waarvoor geen toestemming is verleend, moeten onmiddellijk op eerste aanzegging van de marktmeester worden verwijderd.

ARTIKEL 23. HET STALLEN VAN RIJ- EN VOERTUIGEN.

  • 1. Het is de vergunninghouder toegestaan zijn auto achter de kraam te parkeren na verleende toestemming daarvoor van de marktmeester en onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      het voertuig wordt achter de kraam geplaatst;

    • b.

      het voertuig veroorzaakt geen hinder of beperkingen voor andere vergunninghouders, omwonenden, aangrenzende bedrijven, hulpverlenend verkeer of de doorstroming van het publiek;

    • c.

      het geparkeerde voertuig wordt niet als extra ruimte voor het uitstallen van verkoopwaar gebruikt;

    • d.

      geparkeerde voertuigen waarvoor geen toestemming is verleend, moeten onmiddellijk op eerste aanzegging van de marktmeester worden verwijderd.

ARTIKEL 24. ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN.

In het kader van brandpreventie gelden de volgende regels:

  • a.

    elektrische gloeilampen dienen zo te worden gemonteerd dat zij niet in aanraking kunnen komen met gemakkelijk brandbare stoffen;

  • b.

    losse kabels moeten zich op een hoogte van ten minste 2,5 meter boven de grond bevinden of kabels die in de looppaden op de grond liggen, moeten afgedekt worden met afdekmatten, dit ter goedkeuring van de marktmeester;

  • c.

    bij elke gelegenheid waar gebakken of gebraden wordt, moet een goedgekeurd blusapparaat aanwezig zijn dat adequaat kan worden gebruikt. Daarnaast moet een deksel voor afsluiting van de pan(nen) aanwezig zijn;

  • d.

    een gaskomfoor of een elektrisch komfoor moet zijn opgesteld op een plaats van onbrandbaar materiaal dat de warmte slecht geleidt;

  • e.

    een gaskomfoor moet door middel van een speciaal daarvoor geconstrueerde rubberslang met metalen klemmen of koppelingen aan de gasflessen zijn verbonden;

  • f.

    lege of niet in gebruik zijnde gasflessen moeten buiten een kraam of wagen zijn opgesteld. In gebruik zijnde flessen moeten op een goed geventileerde plaats zijn opgesteld;

  • g.

    emballage en verpakkingsmateriaal mag niet in of nabij open vuur aanwezig zijn;

  • h.

    ballons met brandbaar gas gevuld, mogen niet aanwezig zijn;

  • i.

    het gebruik van LPG anders dan als brandstof voor motorvoertuigen is niet toegestaan.

ARTIKEL 25. AFGELASTING MARKT.

Indien bij aanvang van de markt, of gedurende de tijdsperiode waarop de markt wordt gehouden, weersinvloeden, calamiteiten e.d. de orde op de markt kunnen verstoren, er direct gevaar dreigt voor de standplaatshouder, het publiek en/of objecten op of in de nabijheid van het marktterrein, waardoor de openbare orde in gevaar komt of schade kan worden toegebracht aan derden, kan het college:

  • a.

    de vergunninghouder verplichten de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te treffen;

  • b.

    beslissen de markt anders op te stellen c.q. in te richten;

  • c.

    beslissen de markt niet te laten aanvangen, of

  • d.

    beslissen de markt onmiddellijk te beëindigen.

HOOFDSTUK 6. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINEN.

ARTIKEL 26. BENAMING.

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als "Marktreglement gemeente Assen 2006".

ARTIKEL 27. INWERKINGTREDING.

Dit reglement treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van 3 april 2006.

TOELICHTING MARKTREGLEMENT 2006.

ALGEMEEN.

Het Marktreglement bevat nadere regels ter uitwerking van de Marktverordening. Het Marktreglement bevat de procedure voor het verkrijgen van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkerplaats. Ook worden in het Marktreglement de verplichtingen beschreven die de vergunninghouder met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. De handhaving van deze regels gebeurt op basis van de strafbepalingen van de verordening.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING.

Hieronder volgt, voorzover de tekst van de bepaling daartoe aanleiding geeft, een artikelsgewijze toelichting.

ARTIKEL 7. OVERSCHRIJVING VASTE STANDPLAATSVERGUNNING.

In de modelverordening (2003) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is de mogelijkheid dat ook een medewerker van de vergunninghouder in aanmerking kan komen voor overschrijving van de vergunning niet opgenomen. De Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) toont zich voorstander van de mogelijkheid dat ook een medewerker van de vergunninghouder de kans moet krijgen om in aanmerking te komen voor overschrijving van de vergunning. Daarnaast adviseert de CVAH bij brief van 23 juni 2005 aan de gemeenten om naast overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid, ook (gedeeltelijke) beëindiging van de detailhandelsactiviteiten op te nemen als reden voor overschrijving van de standplaatsvergunning. Tenslotte adviseert de CVAH bij brief van 23 juni 2005 de mogelijkheid op te nemen dat de plaats voor een vaste standplaats zonder meer kan worden overgeschreven op het kind van de vergunninghouder. Dit zonder de restrictie dat deze mogelijkheid enkel is weggelegd voor een kind van de vergunninghouder die tenminste drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van vergunninghouder heeft gewerkt. Achtergrond is het verhogen van de investeringsbereidheid en daardoor mede de continuïteit op markten. Deze aanbevelingen zijn mede op advies van de marktcommissie overgenomen.

Opgenomen is de mogelijkheid dat de standplaatsvergunning wordt overgeschreven voor de plaats op naam van de partner, kind, mede-eigenaar of medewerker.

Er zijn gemeenten die bij overschrijving van de vergunning ook de anciënniteit overschrijven. Dit is niet de bedoeling geweest van dit artikel. De anciënniteit wordt niet overgedragen. De nieuwe vergunninghouder bouwt zijn eigen anciënniteit op, vanaf het moment dat de standplaats op zijn naam wordt overgeschreven. In het vijfde lid van artikel 7 is een hardheidsclausule opgenomen. Dit geeft het college de mogelijkheid om van het bepaalde in artikel 7 af te wijken als toepassing ervan onbedoeld en onvoorzien buitengewoon onbillijk uitwerkt. De toetsing dient altijd gericht te zijn op individuele en onvoorziene omstandigheden. Toepassing dient dus eerder hoge uitzondering dan regel te zijn.

ARTIKEL 10. TOEWIJZING DAGPLAATS.

De vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend. Uiteraard dient, indien er voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.

ARTIKEL 11. INNEMEN VAN EEN STANDPLAATS MET EIGEN MATERIAAL/EISEN EIGEN MATERIAAL.

Deze bepalingen zijn nieuw opgenomen. De bepalingen bevatten eisen die gesteld worden in verband met het gebruik van eigen materiaal. De eisen hebben betrekking op de inpasbaarheid en de veiligheid van het eigen materiaal.

ARTIKEL 14. Persoonlijk innemen dagplaats; bijstand

Een dagplaats moet persoonlijk door de vergunninghouder worden ingenomen.

De standplaatshouder die vergunning heeft voor een dagplaats bouwt met zijn aanwezigheid persoonlijk rechten op voor het verwerven van een vaste standplaats.

Hij kan zich in tegenstelling tot een houder van een vaste standplaats (zie artikel 15) niet laten vervangen.

De vergunninghouder voor een dagplaats kan zich tijdens de markt uiteraard doen bijstaan door een medevennoot of medewerker.

ARTIKEL 15. Innemen vaste standplaats.

Artikel 15 gaat over de verplichting om de standplaats, behoudens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden minimaal elf keer per kwartaal te laten innemen. Dit om de continuïteit in de bezetting van de markt te waarborgen. Om een optimale bezetting te realiseren en voor de standplaatshouders een eigentijdse bedrijfsvoering mogelijk te maken, kan de standplaatshouder zich te allen tijde laten vervangen door een medewerker.

De standplaatshouder heeft hiervoor geen toestemming van de gemeente nodig; hij hoeft de vervanger niet te laten registeren. Er worden aan de vervangers geen eisen gesteld voor wat betreft de relatie met de standplaatshouder persoonlijk dan wel met de onderneming van de standplaatshouder. Het aantal vervangers dat de standplaatshouder kan inschakelen is onbeperkt.

In lid 6 is opgenomen dat de standplaats en standplaatsvergunning niet overdraagbaar zijn. De vergunninghouder mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

Dat betekent de vervanger de standplaats moet innemen met de kraam of verkoopwagen van de standplaatshouder die de vergunning op naam heeft. Er kan alleen van een huurkraam gebruik worden gemaakt als ook de standplaatshouder ter plekke kramen huurt.

ARTIKEL 16. Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden.

Het is noodzakelijk dat de marktmeester tijdig op de hoogte is van het feit dat de standplaats op een bepaalde marktdag in het geheel niet wordt ingenomen.

ARTIKEL 17. Ontheffing aanwezigheidsplicht.

In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om de standplaats tenminste elf maal per dertien weken in te nemen of te doen innemen.

Acht weken vakantie per jaar met een maximum aaneengesloten periode van vier weken sluit is gebruikelijk.

De ontheffing van de aanwezigheidsplicht wegens ziekte is, teruggebracht naar een periode van één jaar. Indien de ziekte langer dan één jaar duurt en er gedurende dat jaar geen vervanging geregeld, dan zal terugkeer op de standplaats waarschijnlijk geen optie meer zijn.

Het is in het belang van de markt als geheel, om de standplaats na de periode van één jaar opnieuw uit te kunnen geven.

Een verplichting voor de vergunninghouder om een geneeskundige verklaring te overleggen is niet meer opgenomen omdat de beroepsorganisatie van artsen de leden ontraadt de informatievoorziening over hun patiënten te verstrekken. Overigens is er geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergunninghouder uiteraard wel aanbieden zich bijvoorbeeld door de GGD of arbodienst te laten onderzoeken om de ziekte aan te tonen.

ARTIKELEN 19 TOT EN MET 24. OVERIGE BEPALINGEN.

Deze bepalingen hebben te maken met een ordelijk en veilig verloop van de markt. De meeste onderwerpen waren ook in de Marktverordening 1996 opgenomen, maar in dit reglement is de tekst aangepast aan de nieuwste inzichten. Vooral de veiligheidsvoorschriften zijn aangescherpt, evenals de bepaling over het stallen van rij- en voertuigen.

ARTIKEL 25. AFGELASTING MARKT.

In de praktijk doen zich situaties voor dat de markt moet worden afgelast of voortijdig moet worden beëindigd. In artikel 25 is de bevoegdheid van het college om daartoe te besluiten expliciet opgenomen.