Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Assen 2015

Geldend van 13-10-2016 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Assen 2015

De raad van de gemeente Assen;

Gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet, en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 14, eerste lid, en 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

besluit vast te stellen de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Gemeente Assen 2015.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

Een raadslid ontvangt een vergoeding voor de werkzaamheden. De hoogte van de vergoeding is bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig artikel 2 eerste lid van het Rechtspositiebesluit.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

  • 1. Aan commissieleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid ontvangen de leden van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit, die geen burgerlid zijn, voor het bijwonen van een vergadering een vergoeding per uur gelijk aan het uurtarief zoals dat door de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) geadviseerd wordt. Voor de voorzitter van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit bedraagt deze vergoeding 1,5 maal dit uurtarief.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bepaalt het college aan de hand van tabel IV van het Rechtspositiebesluit de hoogte van de vergoeding voor de leden van de Algemene commissie bezwaarschriften.

  • 4. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie:

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij het lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijke belang dient.

  • 5. Het bepaalde in artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan raadsleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. Aan commissieleden worden de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.

  • 3. De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid is:

  • 4. De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.

  • 5. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie:

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij het lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijke belang dient.

Artikel 5 ICT Vergoeding

  • 1. Aan de raadsleden en plaatsvervangend raadsleden als bedoeld in artikel 8 Reglement van Orde voor de raad van de gemeente Assen 2015, wordt gedurende de raadsperiode op verzoek eenmalig een bedrag van € 750,-- voor ICT voorzieningen uitbetaald. Het bedrag zal na iedere bestuursperiode aan de hand van de inflatie-index van het CBS worden bijgesteld.

  • 2. Indien een raadslid geen gebruik heeft gemaakt van de zogenaamde ‘opting-in-regeling’ wordt het in lid 1 genoemde bedrag, gebruteerd uitbetaald.

  • 3. Indien een raadslid of plaatsvervangend raadslid zijn werkzaamheden binnen een jaar na aantreden neerlegt, zal hij aan de gemeente een bedrag van € 500,-- terugbetalen. Beëindigt een raadslid tussen 1 en 2 jaar na aantreden zijn werkzaamheden, dan wordt een bedrag van € 250,- terugbetaald. Wanneer het bedrag gebruteerd is uitbetaald wordt een evenredig bedrag terugbetaald.

  • 4. In afwijking van lid 1 wordt bij vervanging wegens ziekte, aan de vervanger geen geldbedrag uitbetaald, maar wordt door de griffie een tablet ter beschikking gesteld gedurende de tijd van vervanging.

Hoofdstuk III Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 6 Intrekking oude regeling

Met de vaststelling van onderhavige regeling wordt de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden (raadsbesluit van 21 juni 2012) ingetrokken. Voorts worden ingetrokken de artikelen 13 en 14 van de Verordening Ambtelijke bijstand en fractieondersteuning, vastgesteld op 1 januari 2011 alsmede het Raadsbesluit ICT-vergoedingen gemeenteraad van 24 april 2014.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 15 september 2015 en werkt terug tot en met 1 juli 2014.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Assen2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 september 2015.
De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling).

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    De onkostenvergoedingen voor raadsleden

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 5.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 6.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 7.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 8.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden met een fysieke beperking

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. In artikel 99 van de Gemeentewet voor raads- en commissieleden is weergegeven dat door raads- en commissieleden geen andere voordelen worden genoten dan die welke bij of krachtens de wet zijn toegekend. Het tweede lid van die bepaling bepaald dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend, maar daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie raads- en commissieleden.

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst, dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-inregeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de

resterende periode.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In artikel 2 wordt, onder verwijzing naar artikel 2 van het Rechtspositiebesluit over de hoogte ervan, bepaald dat het Raadslid een vergoeding ontvangt voor de werkzaamheden.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen.

Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen.

Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12 lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verhogen als de korting als gevolg van hun raadslidmaatschap hoger is dan hun raadsvergoeding.

Deze mogelijkheid is geregeld in artikel 12 lid 1 en 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de Gemeentewet bieden de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde bedrag.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld.

Daarmee is dit een lokale aangelegenheid Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

De vergoeding voor reis- en verblijfkosten betreft de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer en bij gebruik van een eigen personenauto wordt – op dit moment- een bedrag van € 0,28 per afgelegde kilometer vergoed. Voor wat betreft de verblijfskosten worden de noodzakelijk en redelijkerwijs gemaakt werkelijke verblijfskosten vergoed.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 5 ICT Vergoeding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat het raads- of commissielid, van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. Derhalve is in onderhavig artikel één en ander vastgelegd.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.