Beleidsregels reclame-uitingen

Geldend van 27-12-1999 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGELS RECLAME-UITINGEN

INLEIDING.

In dit voorstel wordt ingegaan op de problematiek van de ontsierende reclameborden binnen en buiten de bebouwde kom van de gemeente Assen. Van verschillende zijden wordt geconstateerd dat de ontsiering van het buitengebied, de toegangswegen tot het centrum en de binnenstad door het plaatsen van reclameborden en vergelijkbare reclame-uitingen hand over hand toeneemt. Dit heeft als gevolg dat de openheid van het Drentse landschap wordt aangetast, de toegangswegen een slordige aanblik bieden en de binnenstad verloedert. Bovendien kan de verkeersveiligheid in het geding komen.

In het verleden lag de bevoegdheid tot het weren van reclame-uitingen in het buitengebied bij de provincie. Nadat de provincie de Verordening "landschapsschoon" had ingetrokken hebben de verschillende Drentse gemeenten deze verantwoordelijkheid op zich genomen. In 1994 is in een vergadering van de Vereniging Drentse Gemeenten over dit onderwerp van gedachten gewisseld. Hier is geconstateerd dat er bij de vertegenwoordigers van de Drentse gemeenten voldoende draagvlak is om tot actie over te gaan. Een en ander heeft geresulteerd in de circulaire "Reclame aan banden", waarin een handreiking wordt gegeven over de te treffen maatregelen tegen ontsierende reclameborden buiten de bebouwde kom in Drenthe. Binnen de gemeente Assen heeft de aanpak van illegale reclame-uitingen in het buitengebied, waaronder met name de borden langs de A28, destijds geen prioriteit gekregen en is (nog) niet aangepakt. Aangezien de wildgroei van illegale reclame-uitingen echter hand over hand toeneemt, lijkt nu het moment gekomen hierin actie te ondernemen.

Ook langs de toegangswegen en in de binnenstad begint het probleem met de illegale reclame uit de hand te lopen. Echter door het ontbreken van beleidsregels en het lange tijd gedogen van de vele illegale situaties, kan momenteel moeilijk worden opgetreden zonder in strijd te komen met het rechtszekerheids- en het gelijkheidsbeginsel. Verwacht kan worden dat wanneer de reclame in het buitengebied (langs de A28) wordt aangepakt, het probleem zich zal verplaatsen naar plekken langs de toegangswegen en naar de binnenstad, hetgeen de situatie daar alleen maar zal verergeren.

De problematiek met betrekking tot de (illegale) reclame binnen en buiten de bebouwde kom van de gemeente Assen is dezelfde. Gelet op deze samenhang en het gevaar van verplaatsing, is het zinvol de problematiek met betrekking tot de illegale reclame binnen en buiten de bebouwde kom van Assen gelijk- of in ieder geval achtereenvolgens op te pakken en hierover integraal beleid te formuleren.

AFBAKENING.

De inhoud van de tekst is van belang voor de mogelijkheden voor de overheid op te treden. Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen boodschappen van commerciële aard (handelsreclame) en boodschappen van ideële aard. Boodschappen van ideële aard vallen onder het grondwettelijke recht op vrijheid van meningsuiting. De gemeentelijke overheid mag dit recht slechts beperken naar plaats, tijd en aard. Een algemeen verbod is niet toegestaan. In het vervolg van deze notitie wordt ideële reclame buiten beschouwing gelaten.

Daarnaast valt buiten het kader van deze notitie de zgn. verwijzingsborden ten behoeve van in de gemeente gevestigde instellingen en bedrijven. Zeker wanneer deze niet aan een doorgaande weg zijn gelegen en er vaak bezoekers van buiten Assen komen, is het noodzakelijk, o.a. ter voorkoming van onnodige verkeersbewegingen en in het belang van de verkeersveiligheid, verwijsborden naar deze bedrijven en instellingen te plaatsen.

Hierover is in februari 1997 in Assen de beleidsnota "Bewegwijzering in de gemeente Assen" verschenen.Wat betreft de "echte" handelsreclame heeft de gemeentelijke overheid de mogelijkheid om deze objecten te verbieden of onder voorschriften toe te staan. Overheidsingrijpen is echter slechts toegestaan, wanneer de openbare (publieke) belangen dienen te prevaleren boven de (financiële) belangen die particulieren hebben bij het plaatsen van een reclameobject. Onder openbare belangen kunnen in dit kader o.a. verkeersveiligheid en openbare orde in de ruime betekenis van het woord (overlast, dorp- en landschapsschoon) en het algemene belang van de handhaving van bestemmingsplannen worden verstaan.

Voor een deel van deze handelsreclame is reeds beleid vastgesteld, nl. met betrekking tot het uitstallingenbeleid bij winkels in de binnenstad.

TOEPASSELIJKE WET- EN REGELGEVING.

APV.

De artikelen 4.2.7 en 5.1.6 van de APV hebben direct betrekking op het reguleren van de reclame-uitingen binnen de gemeente. Daarnaast is artikel 2.1.6.1 APV van belang.

Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.

Artikel 4.2.7.
  • 1.

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak, alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders deze zaak of daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:

    • a.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendige gedeelte van een onroerende zaak;

    • b.

      opschriften en aankondigingen op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door de overheid;

    • c.

      opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op:

      • 1.

        openbare verkoping, aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

      • 2.

        het beroep, dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak bestemd is, zomede op naamborden, mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle grotere in een inrichting hebben dan 1,00 m2 en mits deze opschriften en aankondigingen niet verlicht zijn aangebracht op of aan een onroerende zaak;

    • d.

      opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de naam van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde werken zelf en niet verlicht zijn, dit voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • e.

      opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer; indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;

    • f.

      opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende op de hoofdgebruiker van de onroerende zaak schriftelijke kennisgeving is gedaan aan het college van burgemeester en wethouders en dit college niet binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving van enige bezwaar heeft doen blijken. Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 9 weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover de Woningwet, op de Wet Milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening of artikel 2.1.6.1 van toepassing is.

  • 4.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

    • b.

      in het belang van de verkeersveiligheid;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. Parkeren van reclamevoertuigen.

Artikel 5.1.6
  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijke doel daarmee handelsreclame te maken.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen. Voorwerpen of stoffen, op, aan of boven de weg.

Artikel 2.1.6.1
  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:

    • a.

      vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

    • b.

      zonneschermen, mits deze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:

      • 1.

        geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt;

      • 2.

        geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt en geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;

    • c.

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden, lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;

    • d.

      voertuigen;

    • e.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • f.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5.1.3.

  • 3.

    Het is verboden op, in over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang en vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid onder c wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 5.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf , hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak;

    • d.

      indien het beoogde gebruik een aanvraag om een terrasvergunning betreft, maar deze niet voldoet aan het terrassenbeleid.

  • 6.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer, gebaseerde voorschriften, de Woningwet, het Rijkswegenreglement of het Provinciaal Wegenreglement Drenthe van toepassing zijn.

Het belang van artikel 4.2.7 APV is beperkt, nu in lid 3 is aangegeven dat het verbod op handelsreclame niet geldt voor zover de Woningwet, de voorschriften op grond van de Wet Milieubeheer, de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening of artikel 2.1.6.1 van toepassing is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze kwestie kort aangestipt in haar uitspraak van 9 juni 1994. Volgens de VNG moet dit zo worden uitgelegd dat wanneer de Woningwet van toepassing is (i.c. een bouwvergunning vereist is) of een van de andere regels genoemd in lid 3 artikel 4.2.7 APVniet van toepassing is.

Lid 3 geeft ook een afbakening met artikel 2.1.6.1 APV. Wanneer een reclame-uiting wordt geplaatst op de weg of een weggedeelte dan is dit laatste artikel hetgene waaraan getoetst moet worden. Andere reclame-uitingen op of aan (particuliere) onroerende zaken vallen onder 4.2.7 APV.

Ook het belang van artikel 5.1.6 APV is beperkt, nu dit artikel in de APV is opgenomen met het doel parkeerexcessen te voorkomen en niet ter bescherming van het fraaie aanzicht van de gemeente.

Woningwet.

De langs de weg geplaatste reclameborden en andere vormen van reclame-uitingen vormen in veel gevallen samen met de constructie waarop ze geplaatst zijn, een bouwwerk in de zin van de Woningwet. De woningwet kent drie soorten bouwwerken, waarvoor een verschillend regime geldt.

Geen van de categorieën meldingsplichtige bouwwerken zijn van toepassing op reclameconstructies. Van belang zijn dus slechts de categorieën vrije bouwwerken (art. 43 WW) en bouwvergunningplichtige bouwwerken (art. 40 WW).

Van de vergunningvrije bouwwerken zijn slechts de bouwwerken lager dan 1 m en geplaatst op een zij- of achtererf van belang voor de reclameproblematiek. Het begrip zij- of achtererf dient hier zeer beperkt te worden uitgelegd. Een erf kan worden omschreven als de al dan niet afgezette ruimte waarop een gebouw staat met de daarbijbehorende tuin. Bijvoorbeeld de bij een gebouw (boerderij) behorende landerijen, waarop de reclameconstructies in de praktijk meestal zijn geplaatst, behoren niet bij het erf.

Aangezien een zij- of achtererf over het algemeen geen geschikte plaats is voor de plaatsing van een reclamebord, is de verwachting dat niet veel reclame-uitingen onder deze categorie zullen vallen. Bedacht moet wel worden dat bij deze categorie noch toetsing aan de Woningwet, noch aan de APV mogelijk is.

De hoofdmoot van de reclameconstructies zullen dus vallen onder de categorie vergunningplichtige bouwwerken o.g.v. artikel 40 WW. Bij het verlenen van de bouwvergunning moet worden getoetst aan de criteria van artikel 44 WW, dus aan:

  • -

    bouwbesluit;

  • -

    bouwverordening;

  • -

    bestemmingsplan;

  • -

    redelijke eisen van welstand;

  • -

    monumentenregelgeving.

Hiervan zijn natuurlijk in dit kader de redelijke eisen van welstand en de bepalingen van het bestemmingsplan de belangrijkste toetsingscriteria.

Burgemeester en wethouders hebben op grond van artikel 156 Gemeentewet jo artikel 4:81 Awb de bevoegdheid beleidsregels vast te stellen omtrent hen toekomende bevoegdheden. Het is dus mogelijk in een welstandsnota het welstandsbeleid vast te leggen. De welstandscommissie dient in haar adviezen deze nota tot uitgangspunt te nemen. Hetzelfde is ook mogelijk ten aanzien van een deelaspect, zoals bijvoorbeeld reclameconstructies.

Binnen de gemeente Assen gelden een groot aantal bestemmingsplannen. In de meeste van deze plannen is geen specifieke bepaling ten aanzien van reclame-uitingen opgenomen. In veel gevallen is wel een algemeen bebouwingsvoorschrift opgenomen ten aanzien van andere bouwwerken, waarin is aangegeven dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming en niet hoger dan een nader aangegeven maximum hoogte (meestal 1,5 meter).

Het verdient dan ook aanbeveling in alle (nieuwe) bestemmingsplannen een specifieke reclamebepaling op te nemen. Zo kunnen bepaalde gebieden in de gemeente Assen gevrijwaard worden van reclamebouwwerken, zoals bijvoorbeeld woonwijken, op wellicht kleine borden t.b.v. aan huis gebonden beroepen en ambachten na.

In andere delen van Assen kan aan reclame meer ruim baan gegeven worden. Dit kan het beste gekoppeld worden aan een vrijstellingsbevoegdheid ex. artikel 15 WRO, waarvoor in het plan zelf reeds enige toetsingscriteria en een procedure zijn opgenomen (zoals onevenredige aantasting gebruiksmogelijkheden aangrenzende erven, woon- en leefklimaat, landschapsschoon e.d.). In het bestemmingsplan "De Haar Oost" is een dergelijke bepaling reeds opgenomen.

Als laatste opmerking m.b.t. de toetsing aan de Woningwet het volgende. Vaak wordt gedacht dat de Woningwet, en daarmee de bouwvergunningplicht, omzeild kan worden door de reclameconstructie op een mobiele installatie te plaatsen. Jurisprudentie leert ons dat ook in een dergelijk geval sprake kan zijn van een bouwwerk in de zin van de Woningwet. Het spraakgebruik is richtinggevend, waarbij gelet moet worden op de constructie de omvang en (i.e. het belangrijkst) het plaatsgebonden karakter van het object. Dus wanneer een aanhangwagen, trekker, caravan of welke andere mobiele constructie dan ook, geplaatst wordt met het doel daar permanent te blijven staan, is het een bouwwerk in de zin van de Woningwet.

Wanneer de mobiele constructie regelmatig zou worden verplaatst, is er geen sprake van een bouwwerk o.g.v. de Woningwet. In dat geval moet getoetst worden aan de APV.

Samenvattend schema van het bovenstaande:

Bouwwerk i.z.v. Woningwet

Artikel 4.2.7 APV

Artikel 2.1.6.1 APV

Artikel 5.1.6 APV

Bouwvergunningen

Onroerende zaken

Op of aan de weg

Reclamevoertuigen

Bouwvergunning, tenzij vg-vrij bouwwerk

Vergunningplicht (tenzij Ww of 2.1.6.1 APV enz.) tenzij lid 2 sub a t/m f

Vergunningplicht (tenzij Ww, Wvw enz), tenzij lid 2 a t/m f en tenzij lid 3

Ontheffing

* Bestemmingsplan

* Welstand

* Bouwverordening

* Bouwbesluit

* Monumentenregelgeving

* Welstand

* Overlast

* Verkeersveiligheid

* Schade, gevaar gebruik, belemmering onderhoud

* Welstand

* Overlast naastgelegen zaak

* i.s.m. terrassenbeleid

* Parkeerexcessen,

parkeerhinder

BEVOEGDHEID.

De bevoegdheid van B&W voor het verlenen van de vergunningen/ontheffing o.g.v. de APV is gebaseerd op artikel 108 in samenhang met artikel 147 en 156 Gemeentewet. De bevoegdheid tot het verlenen van een bouwvergunning is gebaseerd op artikel 40 Woningwet.

Op grond van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht kunnen B&W t.a.v. hen toekomende bevoegdheden beleidsregels opstellen, i.c. het verlenen van vergunningen/ontheffingen o.g.v. APV en Woningwet. Deze beleidsregels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het beoordelen van redelijke eisen van welstand, de mate van overlast en verkeersveiligheid en de toepassing van een handhavingsbevoegdheid.

De bestuursdwangbevoegdheid is gebaseerd op artikel 125 jo 129 Gemeentewet.

Artikel 136 Gemeentewet regelt de dwangsom. De afdelingen 5.3 en 5.4 Algemene wet bestuursrecht geven hieraan een nadere invulling.

WELKE DIENSTEN BETROKKEN.

In verband met duidelijkheid naar de burger (één loket-gedachte) zal het verlenen van de vergunningen en ontheffingen met betrekking tot reclameborden in één hand moeten blijven. In het merendeel van de gevallen zal dit een bouwvergunning betreffen, zodat het voor de hand ligt dat alle reclamevergunningen en ontheffingen worden behandeld door het cluster Bouw- en Woningtoezicht (BWT).

Handhavingsacties kunnen wel afzonderlijk worden behandeld. BWT behandelt bouwwerken i.z.v. de Woningwet en vergunningen o.g.v. 4.2.7 APV. De dienst Werk is verantwoordelijk voor de handhaving van 2.1.6.1 en 5.1.6 APV.

Gelet op deze onderlinge samenhang is afstemming en overleg tussen BWT en de dienst Werk absoluut noodzakelijk om dubbel werk te voorkomen, de afhandeling van vergunningaanvragen en handhavingsacties te stroomlijnen en kennis en ervaring uit te wisselen.

Opgemerkt moet worden dat het uitvoeren van deze taken niet past binnen de reguliere budgetten.

WIE AANSCHRIJVEN.

Degene die het feitelijk en juridisch in zijn macht heeft de reclame te verwijderen, dient te worden aangeschreven. Dit kunnen zijn de eigenaar van de onroerende zaak of de eigenaar van het bord. Dit kan een en dezelfde persoon zijn.

Als handhavingsmiddel kan hetzij bestuursdwang worden toegepast, hetzij een dwangsom worden opgelegd. Alvorens het handhavingstraject in te gaan, zal geprobeerd worden door middel van publicatie in "De Koerier" de overtreders ertoe te bewegen reclameborden zelf weg te halen.

Bij de aanpak van de reclameborden langs de A28 zal worden bekeken of het vervolgens verzenden van een schriftelijk verzoek aan de eigenaren van percelen en borden voldoende effect sorteert, zonder dat er direct sprake is van een (voor)aankondiging bestuursdwang dan wel dwangsom. Blijkt dit "vriendelijk verzoek" onvoldoende effect te hebben, dan kan besloten worden bij de aanpak van de reclame in de rest van de gemeente, deze stap over te slaan en na publicatie in "De Koerier" meteen over te gaan tot een vooraankondiging dwangsom/bestuursdwang.

AANZET BELEID.

Bestemmingsplannen.

In alle (nieuwe) bestemmingsplannen van de gemeente Assen dient nadrukkelijk te worden overwogen of reclamebouwwerken zullen worden toegestaan en welke maximum hoogte/grootte aanvaardbaar is. Hiervoor dient een vrijstellingsconstructie ex artikel 15 WRO met daarin enkele toetsingscriteria (overlast naburige erven, woon- en leefmilieu, landschapsschoon e.d.) in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Tevens kan worden bepaald dat de reclame(bouwwerken) slechts ten dienste van de, bestemming mogen worden neergezet.

Woonwijken.

Hier mag in principe géén reclame worden gemaakt. Een uitzondering is mogelijk voor kleinere aanduidingen aan de gevel of op het eigen erf ten behoeve van de aan huis gebonden beroepen en bedrijven.

Industrie- en bedrijventerreinen.

Naast het systeem van industriebewegwijzering, waarbij op de verwijzingsborden verspreid in de gemeente Assen slechts een verwijzing naar het industrieterrein en op het industrieterrein zelf ook een klein logo van het bedrijf zijn aangebracht, kan op de industrie- en bedrijventerreinen ruim baan gegeven worden aan reclame-uitingen. Deze zullen gelet op de omgeving slechts in uitzonderlijke gevallen in strijd komen met de redelijke eisen van welstand. De reclame, die op het eigen erf wordt geplaatst moet wel een relatie hebben met het daar ter plaatse uitgeoefende bedrijf. Wildgroei van reclamezuilen moet worden voorkomen.

Daarnaast is het mogelijk om op enkele plekken grotere constructies neer te zetten, waarop algemene reclame-uitingen mogelijk zijn.

Buitengebied.

Hier wordt slechts reclame toegestaan ten dienste van de bestemming. Voor de percelen langs de A28 wordt het beleid apart geformuleerd.

Langs de A28.

Reclame-uitingen worden hier niet toegestaan, met uitzondering van reclame ten dienste van de bestemmingen van de percelen waarop de reclameconstructies zijn geplaatst. Door middel van het bestemmingsplan moet mogelijk gemaakt worden dat langs de A28, ter hoogte van het TT-circuit één hoge reclamezuil wordt geplaatst, waarop reclame kan worden aangebracht ten behoeve van de daar gevestigde bedrijven. Dergelijke reclamezuilen worden verder langs de A28 niet getolereerd.

Er is overigens in 1990 reeds een bouwvergunning verleend aan het Verkeerspark Assen ten behoeve van een reclamezuil van 19,5 m hoog. Van deze vergunning is echter tot op heden nog geen gebruikgemaakt.

Mogelijke knelpunten:

Door uw college is de wens uitgesproken de "verwijzingsborden" voor motel/wegrestaurant Van der Valk en de reclameborden voor het TT-circuit ongemoeid te laten.

Van der Valk:

Langs de A28 is aan elke kant van de weg een algemene verwijzing geplaatst naar een horecagelegenheid alsmede vlak voor de betreffende afslag een specifieke verwijzing naar Van der Valk. Deze borden zijn omstreeks 1992 geplaatst op gemeentegrond en zijn op het eerste gezicht niet te onderscheiden van de normale bewegwijzeringsborden van de ANWB.

De plaatsing van dergelijke borden langs de A28 is indertijd voor Van der Valk voorwaarde geweest voor vestiging ter plaatse. Na de weigering van Rijkswaterstaat het Van der Valk-restaurant op de normale bewegwijzeringsborden te vermelden wegens strijdigheid met hun aanduidingbeleid voor niet-weggebonden restaurants langs auto(snel)wegen, heeft het toenmalige college van B&W aan Van der Valk schriftelijk de toezegging gedaan dat de verwijzings-/reclameborden (op gemeentegrond) geplaatst konden worden. De plaatsing is in overeenstemming met het binnen de gemeente Assen gevoerde beleid m.b.t. verwijzingsborden.

De ligging van Van der Valk is dusdanig dat eigenlijk gesproken kan worden van een weggebonden voorziening. Automobilisten op de A28 hebben er alle belang bij te weten dat zich vlak langs de snelweg een goed geoutilleerd wegrestaurant bevindt.

Het Van der Valk motel vertegenwoordigt ook een economisch belang voor de gemeente. Daarnaast zorgt het ook voor een stuk naamsbekendheid van Assen.

Gelet op de gedane toezeggingen en bij afweging van alle belangen kan op goede grond worden afgezien van de verwijdering van de verwijzingsborden langs de A28. Een bestemmingsplanwijziging, dan wel een artikel 19 WRO-procedure zal de situatie ook kunnen legaliseren.

Op initiatief van de gedeputeerde zal bestuurlijke druk op Rijkswaterstaat worden uitgeoefend om Van der Valk alsnog in aanmerking te laten komen voor reguliere verwijzingsborden. Dit Overleg zal naar verwachting begin 2000 plaatsvinden tussen de gedeputeerde, Rijkswaterstaat en wethouder Verdegem.

TT-circuit:

De reclameborden voor het TT-circuit langs de A28 zijn te beschouwen als een bouwwerk in de zin van de Woningwet, waarvoor een bouwvergunning verleend moet worden. Deze moet worden getoetst aan het bestemmingsplan Buitengebied.

Het vigerende bestemmingsplan laat deze reclamebouwwerken niet toe. Er is echter inmiddels een nieuw bestemmingsplan "De Haar-West" in ontwikkeling, welke zich in ontwerpfase bevindt. In dit bestemmingsplan zal naar aanleiding van de inspraakreacties, net als in het bestemmingsplan "De Haar Oost", expliciet een regeling omtrent de reclameobjecten rond het circuit worden opgenomen. Te verwachten is dat ook deze regeling de goedkeuring van GS zullen krijgen. Legalisatie van de illegale situatie is derhalve in de toekomst mogelijk. Voor het expliciet gedogen van de reclameborden ware het echter beter, wanneer het bestemmingsplan reeds door de raad was vastgesteld.

Langs andere (toegangs-/doorgaande) wegen:

Deze locaties zijn erg gewild. In verband met het beteugelen van de wildgroei is het noodzakelijk grenzen te stellen in het aantal en uiterlijk van de reclame-uitingen.

De gemeente Assen kent momenteel de volgende gereguleerde vormen van reclame-uitingen langs wegen:

1.Lichtmast reclame (75 stuks verspreid, maar uitbreiding wegens succes gewenst)

5.Evenementaankondigingen (4 stuks bij toegangswegen met 1/4 deel ruimte voor reclame

2.Billboards (15 stuks langs doorgaande wegen)

6.Driehoeksreclameborden (maximaal 90 per periode van 11 dagen, per vergunning geregeld)

3.Abri's (momenteel 40, wordt 70 stuks, met 2 reclamevakken per abri)

7.Spandoeken (5 plekken aangewezen, maar per vergunning geregeld)

4.Verlichte informatiepanelen met stadsplattegrond (VIP's) (ca. 50 stuks met 1 reclamevak

Naast deze genoemde is er geen mogelijkheid reclameconstructies te plaatsen. Hoewel ze niet echt als reclame-uiting zijn te beschouwen, maar meer als verwijzingsbord, kan nog worden vermeld dat "verwijzingsborden" worden geplaatst, wanneer door infrastructurele werken bepaalde bedrijven minder bereikbaar zijn. De plaatsing geschiedt slechts voor de duur van dat project.

PLAN VAN AANPAK.

Gelet op de grote aantallen reclame-uitingen is het noodzakelijk de uitvoering in delen op te splitsen. Voorgesteld wordt de volgende fasering:

  • 1.

    reclameborden langs de A28 buitengebied;

  • 2.

    de toegangswegen en het centrum;

  • 3.

    de andere wegen en wijken.

De reclameborden langs de A28 zijn inmiddels allemaal fotografisch vastgelegd. De juiste kadastrale aanduiding, alsmede de eigendomssituatie van de betreffende percelen wordt momenteel nagetrokken. Gelet op deze stand van zaken is er geen beletsel, na publicatie in "De Koerier" in januari 2000 al vanaf 1 februari 2000 de eerste brieven te versturen met het verzoek binnen 1 maand de borden te verwijderen. De vooraankondiging van de toe te passen bestuurlijke handhavingsmiddelen kan dan vanaf 1 maart volgen. De definitieve aanschrijvingen zullen dan vanaf 1 april 2000 de deur uitgaan.

  • -

    Beleid moet inhoudelijk worden vastgesteld.

  • -

    Beleid moet worden gepubliceerd in "De Koerier". Begin januari 2000. Tevens moet daarbij de eerste stap in de handhavingacties worden gezet, voor zover inventarisatiegegevens bekend zijn.

  • -

    Gefaseerde inventarisatie reclame-uitingen.

  • -

    Als eerste verzoek tot verwijdering door middel van een brief. Maand later volgt de 1e hercontrole.

  • -

    Vooraankondiging, tevens gelegenheid zienswijze + 2e hercontrole.

  • -

    Aanschrijving.

  • -

    Evaluatie.

Ondertekening

Assen,
 
Burgemeester  en  wethouders  van  Assen,
 de secretaris,                            de burgemeester,