Regeling vervallen per 29-12-2017

Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 28-12-2017

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2015

De raad van de gemeente Asten;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4,eerste, tweede, derde enzevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.3.6,vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gezien het advies van de commissie Burgers van 24 november 2014;

Besluit:

  • 1.

    vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuningPeelgemeente Asten 2015

  • 2.

    In te trekken de Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2014

Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag: een verzoek aan het college om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening;

  • b.

    Algemene voorziening; aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • d.

    Beperkingen: moeilijkheden die een cliënt heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • e.

    Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • f.

    Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke onder- steuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • g.

    College: college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    Diensten: maatwerkvoorziening niet zijnde hulpmiddelen of woningaanpassingen;

  • i.

    Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • j.

    Huisgenoot: iedere persoon met wie cliënt gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • k.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • l.

    Ingezetene van een gemeente: inwoner van een gemeente waarbij de feitelijke plek / plaats waar iemand verblijft of woont bepalend is;

  • m.

    Klacht jegens een aanbieder: iedere uiting van onvrede over een handeling, of het nalaten daarvan, dat gevolgen heeft voor een cliënt, door de aanbieder of door een persoon die voor een aanbieder werkzaam is;

  • n.

    Maatschappelijke ondersteuning:

    • 1.

      bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

    • 2.

      ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

    • 3.

      bieden van beschermd wonen en opvang;

  • o.

    Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • 1.

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • 2.

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • 3.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

  • p.

    Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzeke- ringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

  • q.

    Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • r.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • s.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • t.

    Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening dan in het kader van de Wmo 2015 waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoet gekomen;

  • u.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • v.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURE EN CRITERIA MAATWERKVOORZIENING EN TEGEMOETKOMING VOOR MEERKOSTEN

Artikel 2.1 De melding en het onderzoek

  • 1. De melding van een hulpvraag kan schriftelijk, telefonisch, mondeling of elektronisch door of namens een cliënt bij het college worden ingediend. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 2. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 2.2. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kostenloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 2.3 Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te ontvangen.

Artikel 2.4 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundige(n) (namens het college) en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of de samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      de bijdrage in de kosten die de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 2.5 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Na het gesprek bevestigt het college aan de cliënt schriftelijk de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden meegenomen in het schrijven zoals bedoeld in lid 2 .

Artikel 2.6 De aanvraag

Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan schriftelijk, telefonisch, mondeling of elektronisch door of namens de cliënt bij het college worden ingediend.

Artikel 2.7 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. De maatwerkvoorziening levert, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3. Een cliënt komt voor een maatwerkvoorziening zoals genoemd in de leden 1 en 2 in aanmerking indien en voor zover de beperkingen of problemen niet verminderd of weggenomen kunnen worden middels:

    • a.

      inzet van eigen kracht van de aanvrager; en/of

    • b.

      inzet van gebruikelijke hulp; en/of

    • c.

      inzet van mantelzorg; en/of

    • d.

      inzet van hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; en/of

    • e.

      mogelijkheden tot gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; en/of

    • f.

      mogelijkheden tot inzet van voorliggende voorzieningen.

  • 4. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen genoemd in lid 1 en problemen genoemd in lid 2 op te heffen of te verminderen. Uitzondering hierop is de maatwerkvoorziening voor diensten die voor korte duur kan worden geindiceerd.

  • 5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 2.8 Weigeringsgronden maatwerkvoorziening

Een gevraagde voorziening wordt niet toegekend of een gevraagde voorziening wordt afgewezen:

  • a.

    indien de een cliënt niet aan het bepaalde in het voorgaande artikel 2.7 leden 1 tot en met 4 voldoet;

  • b.

    indien cliënt geen ingezetene is conform artikel 2.3.5 eerste lid van de wet en de begripsbepaling “ingezetene” van artikel 1.1 van deze verordening;

  • c.

    voor zover er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen of psychische of psychosociale problemen waarvoor de maatwerkvoorziening wordt aangevraagd;

  • d.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met beperkingen of problemen voorafgaand aan het moment van beschikken op de aanvraag heeft gemaakt, tenzij het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven, of het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

  • e.

    indien een voorziening reeds eerder krachtens deze, of een eerdere Verordening maatschappelijke ondersteuning is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • f.

    indien cliënt niet voldoet aan de in artikel 2.9 van deze verordening gestelde

    voorwaarden en verplichtingen;

  • g.

    indien:

    • 1.

      de noodzaak tot ondersteuning ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was; en

    • 2.

      van de cliënt redelijkerwijs verwacht had mogen worden dat hij maatregelen zou hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

Artikel 2.9 Advisering en medewerking

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, de cliënt of bij gebruikelijke hulp zijn relevante huisgenoten:

    • a

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen of onderzoeken als dit van belang wordt geacht voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Client alsook diens relevante huisgenoten in het kader van gebruikelijke hulp, hebben de verplichting mee te werken aan de oproep en bevraagd /of onderzocht te worden. Deze medewerkingsplicht behelst ook de verplichting om aan het college, gevraagd en ongevraagd, mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op de voorziening.

Artikel 2.10 Tegemoetkoming voor meerkosten

Het college kan bij nadere regeling bepalen in welke gevallen en in welke mate en onder welke voorwaarden een financiele tegemoetkoming voor meerkosten kan worden verstrekt als alternatief voor een maatwerkvoorziening.

HOOFDSTUK 3 BIJDRAGE VOOR VOORZIENINGEN

Artikel 3.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a

      voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning; en

    • b

      voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2. Een bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3. Het college kan bij nadere regeling bepalen:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      dat voor een nader te omschrijven groep van personen op de bijdrage voor één of meerdere algemene voorzieningen een korting kan gelden; en

    • c.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is en de eventuele hoogte van de korting zoals genoemd onder sub b.

  • 4. Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald.

  • 5. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een pgb wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.

HOOFDSTUK 4 INHOUD BESCHIKKING

Artikel 4.1 Verstrekking in natura

  • 1. Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a

      wat de te treffen voorziening is en voor welk resultaat de verstrekking in natura verstrekt wordt;

    • b

      de eventuele duur en eventuele omvang van de verstrekking;

    • c

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt; en

    • d

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2. Als er sprake is van een bijdrage wordt cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 4.2 Verstrekking als pgb

  • 1. Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a

      voor welk resultaat het pgb gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een Programma van Eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

    • b

      wat de omvang van het pgb is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

    • c

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb bedoeld is en

    • d

      welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 2. Als er sprake is van een bijdrage wordt cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

HOOFDSTUK 5 HET PGB

Artikel 5.1 Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Het pgb wordt zo vastgesteld dat de cliënt daarmee een voorziening kan kopen, huren of betrekken die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. In de regel is het pgb gelijk aan de werkelijke kosten van de door de aanvrager aan te schaffen, te huren of te betrekken voorziening. Maximumbedrag van het pgb is het bedrag dat het college aan haar leverancier of aanbieder betaalt voor de goedkoopst adequate voorziening inclusief, - in geval van hulpmiddelen -, de kosten van onderhoud, reparatie en eventuele kosten verbonden aan een verplichte WA-verzekering. Voor wat betreft de looptijd dan wel de afschrijvingsduur van een pgb voor hulpmiddelen wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de afschrijvingstermijn zoals die wordt gehanteerd door de leveranciers met wie de gemeente een contract heeft.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de hoogte van pgb-tarieven en de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

Artikel 5.2 Voorwaarden pgb door personen uit sociaal netwerk

Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Daarbij heeft in ieder geval als uitgangspunt te gelden dat bij de inzet van het sociaal netwerk een lager tarief heeft te gelden dan bij de inzet van een professionele derde.

HOOFDSTUK 6 PROCEDURELE BEPALINGEN ROND WIJZIGING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 6.1 Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een maatwerkvoorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 6.2 Intrekking en beëindigen

  • 1. Het college kan onverminderd artikel 2.3.10 van de wet een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken of het verleende recht beëindigen indien:

    • a

      niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening waaronder gestelde voorwaarden en verplichtingen in de toekenningsbeschikking begrepen;

    • b

      op grond van gegevens een besluit is genomen en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • d

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • e

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 2. Een besluit tot het verlenen van een maatwerkvoorziening of pgb wordt ingetrokken als blijkt dat de cliënt niet langer ingezetene is conform artikel 2.4 onder b van deze verordening.

  • 3. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling van het geldbedrag niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 6.3 Terugvordering en invordering

  • 1. Ingeval de aanspraak op een maatwerkvoorziening of pgb is ingetrokken of beëindigd kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde pgb dan wel een verstrekte maatwerkvoorziening in natura al dan niet in geldswaarde geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 2. Bij de invordering van de ten onrechte verleende geldsom maakt het college, indien mogelijk, gebruik van haar bevoegdheid tot verrekening met in de toekomst uit te betalen pgb.

HOOFDSTUK 7 KWALITEIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen aanbieders

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door in ieder geval:

    • a

      de voorziening veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te verstrekken;

    • b

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • c

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • d

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard, zoals geldend in hun branche.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de gestelde kwaliteitseisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 7.2 Kwaliteit pgb

Het college kan, uit het oogpunt van beoordeling kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoek doen naar de bestedingen van pgb’s.

Artikel 7.3 Verhouding prijs en kwaliteit levering maatwerkvoorziening door derden

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren maatwerkvoorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a

      het brutoloon en de overige arbeidsvoorwaarden, conform de in de branche van toepassing zijnde cao;

    • b

      de aard en eventuele omvang van de te verrichten taken;

    • c

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e

      kosten voor bijscholing van het personeel; en

    • f

      de marktprijs van de voorziening.

Artikel 7.4 Klachtregeling aanbieders

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van de door hen, krachtens deze verordening, geleverde maatwerkvoorzieningen;

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 7.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders van diensten stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 8.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Mantelzorgers van clienten in de gemeente ontvangen jaarlijks een blijk van waardering voor hun inzet.

  • 2. Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 8.2 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Krachtens de Inspraakverordening Participatieraad Asten betrekt het college, ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.2 Besluitvorming en nadere regels

  • 1. Voor zover in deze verordening geen beperkingen zijn opgelegd is het college bevoegd tot alle besluiten ter uitvoering van deze verordening en de wet.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast.

Artikel 9.3 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2014 wordt ingetrokken per 1 januari 2015.

  • 2. Besluiten, genomen krachtens de eerdere Verordeningen maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten en die gelden op het moment van inwerkingtreding van deze Verordening blijven van kracht tot aan het moment dat zij van rechtswege vervallen, worden ingetrokken of beëindigd.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2014 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van onderhavige verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2014.

  • 4. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift tegen een besluit dat is genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, wordt beslist met inachtneming van het bepaalde in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2014.

Artikel 9.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2014.
De raad voornoemd,
griffier,
mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans
voorzitter,
mr. H.G. Vos

Toelichting