Beleidsregel verlaging norm wegens lagere woonkosten Avres 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel verlaging norm wegens lagere woonkosten Avres 2016

Het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling WVS De Avelingen Groep,

met inachtneming het bepaalde in de gemeenschappelijke regeling Avres,

gelet op artikel 27 van de Participatiewet

besluit:

vast te stellen de volgende “Beleidsregel verlaging norm wegens lagere woonkosten Avres 2016.”

Artikel 1

De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 Participatiewet bedraagt:

15 procent van de gehuwdennorm van artikel 21 onderdeel c Participatiewet indien een

woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden.

Artikel 2

Hardheidsclausule: Het Dagelijks Bestuur handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 3

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Dagelijks Bestuur van WVS De Avelingengroep van 10 december 2015,

De secretaris, De voorzitter,

Toelichting bij: Verlaging norm wegens lagere woonkosten

In deze beleidsregel is bepaald dat de norm wordt verlaagd met 15 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden. Hieronder valt ook de situatie waarin er geen huur of hypotheeklasten zijn, maar anderszins wel sprake is van andere woonlasten. Ook in dat geval bedraagt de verlaging 15 procent van de gehuwdennorm.

Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn:

a. bij bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers;

b. indien een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning.

Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonlasten van de door belanghebbende bewoonde woning draagt, heeft het college de keuze om het aldus verkregen woongenot aan te merken als inkomen in natura of de norm of toeslag te verlagen op grond van artikel 27 Participatiewet (zie ook TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 54-55).

Overigens kan het college, indien noch in het kader van artikel 27 Participatiewet noch in het kader van artikel 33 lid 1 Participatiewet rekening wordt gehouden met de situatie waarin een ander dan belanghebbende de woonkosten betaalt, de bijstand in voorkomende gevallen lager vaststellen op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 Participatiewet.