Regeling vervallen per 01-01-2020

BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE WWB/IOAW/IOAZ GEMEENTE BAARN.

Geldend van 19-12-2013 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE WWB/IOAW/IOAZ GEMEENTE BAARN.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn,

Gelet op artikel 18a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 20a van de Wet

inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

werknemers (IOAW) en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en

gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels:

BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE WWB/IOAW/IOAZ GEMEENTE BAARN.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbende: de inwoner van Baarn die een uitkering ingevolge de WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 ontvangt of heeft aangevraagd;

    • b.

      Boete: de bestuurlijke boete zoals bedoeld in artikel 18a WWB, artikel 20a IOAW/IOAZ;

    • c.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn;

    • d.

      Inlichtingenplicht: de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, WWB, artikel 13, eerste lid, IOAW, artikel 13, eerste lid, IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet SUWI;

    • e.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

f: IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • g.

    WWB:Wet werk en bijstand;

  • h.

    nulfraude: schending van de inlichtingenplicht waarbij geen sprake is van teveel of ten onrechte verstrekte uitkering;

  • i.

    Recidiveboete: de bestuurlijke boete bij recidive binnen vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, WWB en artikel 20a, vijfde lid, IOAW/IOAZ.

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing

In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van uitkering tenzij:

  • a.

    de gemeente het gegronde vermoeden heeft dat de belanghebbende opzettelijk de inlichtingenplicht heeft geschonden, of

  • b.

    de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de belanghebbende voor een eerdere schending van de inlichtingenplicht een waarschuwing of een boete heeft gekregen.

Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid

  • 1. De mate waarin de schending van de inlichtingenplicht de belanghebbende kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde toen hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.

  • 2. Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid: a. de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

    • b.

      de belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

    • c.

      de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;

    • d.

      er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid;

    • e.

      er is anderszins sprake van omstandigheden die leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid zoals bedoeld in artikel 18a, lid 7 van de WWB of artikel 20a, lid 7, IOAW/IOAZ:

  • -

    bedraagt de boete van artikel 18a, eerste lid, WWB of artikel 20a, eerste lid, IOAW/IOAZ 50% van het benadelingsbedrag;

  • -

    bedraagt de boete van artikel 18a, vijfde lid, WWB of artikel 20a, vijfde lid IOAW/IOAZ 100% van het benadelingsbedrag.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2013 en wordt aangehaald als ‘Beleidsregels bestuurlijke boete WWB/IOAW/IOAZ gemeente Baarn’.

Aldus op 17 december 2013 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn.

secretaris burgemeester

TOELICHTING BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE WWB/ IOAW/ IOAZ GEMEENTE BAARN

Algemeen

Op 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Deze wet bevat wijzigingen in de sociale zekerheidswetten, arbeidswetten en de wetgeving op het terrein van de kinderopvangtoeslag. Het doel van deze wet is harmonisatie en aanscherping van de sanctiemogelijkheden en wel zodanig dat het draagvlak voor de sociale zekerheid behouden blijft en fraude met kracht wordt bestreden.

Voor de gemeente gaat het om de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

In de door de gemeente uitgevoerde wetten zijn vanaf 1 januari 2013 bepalingen opgenomen, waardoor het college verplicht is om de uitkering, die als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht teveel of ten onrechte is uitbetaald, terug te vorderen. Tot 1 januari 2013 was dit nog een bevoegdheid van het college.

Bovendien is in de door de gemeente uitgevoerde wetten vanaf 1 januari 2013 de bestuurlijke boete ingevoerd. Deze boete moet worden opgelegd bij een schending van de inlichtingenplicht en is in de plaats gekomen van de verlaging van de uitkering die voorheen in de gemeentelijke afstemmingsverordening was geregeld.

De nieuwe bepalingen in de WWB, IOAW en IOAZ over de bestuurlijke boete geven de gemeente op enkele punten een beperkte beleidsvrijheid. Om van de geboden beleidsvrijheid gebruik te maken dient een en ander in beleidsregels te worden vastgelegd.

De geboden beleidsvrijheid heeft betrekking op:

  • ·

    het geven van een schriftelijke waarschuwing in plaats van een boete wanneer het niet of niet behoorlijk nakomen door een belanghebbende van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het teveel of ten onrechte uitbetalen van uitkering;

  • ·

    de mate van verwijtbaarheid.

Een en ander is uitgewerkt in deze beleidsregels.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing

De hoogte van de boete is voorgeschreven in de wet. Bij een schending van de inlichtingenplicht ook al heeft die schending niet geleid tot het teveel of ten onrechte verstrekte uitkering bedraagt de boete minimaal € 150,-

In de situaties dat een schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel of ten onrechte verstrekte uitkering geeft de wetgeving het college de bevoegdheid te volstaan met het opleggen van een schriftelijke waarschuwing in plaats van een boete. Van deze mogelijkheid maakt het college gebruik.

Bij schending van de inlichtingenplicht kan het ook gaan om vergissingen of slordigheden van de belanghebbende.

Bijvoorbeeld een belanghebbende, die:

  • ·

    zijn vakantie te laat meldt of;

  • ·

    een vraag op het rechtmatigheidsformulier niet invult of;

  • ·

    het rechtmatigheidsformulier te laat inlevert

maar alleen zolang dit geen gevolgen heeft voor het recht op uitkering.

In een tweetal gevallen kan er geen sprake zijn van een schriftelijke waarschuwing in plaats van de minimale boete. Allereerst in het geval de gemeente het gegronde vermoeden heeft, dat de belanghebbende opzettelijk zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de belanghebbende zelf aangeeft geen zin te hebben gehad om op een afspraak te verschijnen of meldt dat de gemeente met het gevraagde bewijsstuk niets te maken heeft.

De andere situatie betreft de belanghebbende aan wie in de periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenplicht al een zodanige schriftelijke waarschuwing is gegeven. In deze gevallen In deze gevallen moet meteen een bestuurlijke boete van minimaal € 150,- worden opgelegd.

Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd door middel van een beschikking waartegen bezwaar en beroep openstaat.

Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid

Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, wordt op grond van artikel 5:41 Awb afgezien van het opleggen van een boete. Het gaat dan om onvoorziene omstandigheden die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn inlichtingenverplichting te voldoen. Te denken is dan bijvoorbeeld aan een plotselinge opname in het ziekenhuis.

Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenplicht niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld.

In artikel 18a van de WWB, artikel 20a IOAW/IOAZ en het Boetebesluit sociale zekerheidswetten zijn algemene regels opgenomen voor het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete. Daarin is tevens opgenomen dat het college de bestuurlijke boete kan verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid. In artikel 2a van het boetebesluit is vastgelegd in welke gevallen er in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Lid 1 en lid 2, sub a., b. en c. van artikel 3 komen rechtstreeks uit artikel 2a van het boetebesluit.

Bij de in lid 2, onder a. tot en met e. opgenomen criteria valt te denken aan:

  • a.

    overlijden van partner, weglopen van een kind, onvoorzien ontslag;

  • b.

    belanghebbende is tijdelijk administratief onbekwaam vanwege zijn geestelijke vermogens, bijvoorbeeld een psychose;

  • c.

    belanghebbende verstrekt alsnog de juiste informatie;

  • d.

    een combinatie van omstandigheden die ieder op zich geen aanleiding zijn voor verminderde verwijtbaarheid maar te samen wel;

  • e.

    de hiervoor genoemde situaties doen zich niet voor maar de omstandigheden zijn zodanig dat ze aanleiding geven tot de vaststelling van verminderde verwijtbaarheid (motivering vereist).

Volledigheidshalve zij vermeld dat er geen sprake is van een situatie, die aanleiding kan zijn tot de vaststelling van verminderde verwijtbaarheid, in de volgende gevallen:

  • ·

    De inlichtingenplicht gaat er van uit, dat de belanghebbende informatie onverwijld meldt, indien het hem redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van de belanghebbende mag een redelijke inspanning worden gevergd om op de hoogte te zijn van de feiten, die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeente de belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.

  • ·

    Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal is evenmin een reden voor het aannemen van verminderde verwijtbaarheid. Van een belanghebbende mag zonder meer worden verwacht, dat hij zich laat informeren over de rechten en plichten rondom de uitkering en over de inhoud van correspondentie.

  • ·

    Verminderde verwijtbaarheid is verder niet aan de orde als de belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen. Hij wordt in zo’n geval geacht er voor zorg te dragen dat een ander zijn zaken regelt.

Het belang van volledige en begrijpelijke voorlichting bij de aanvang van de uitkering over de verplichtingen van de belanghebbende is hierdoor groter geworden.

Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

De hoogte van de bestuurlijke boete bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt 50% van het benadelingsbedrag als er geen sprake is van recidive. Is er wel sprake van recidive maar ook van verminderde verwijtbaarheid, dan bedraagt de bestuurlijke boete 100% van het benadelingsbedrag.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

De beleidsregels treden in werking met ingang van de dag van bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2013. Het betreft een begunstigende regeling.