Regeling vervallen per 01-01-2014

Destructieverordening 1994

Geldend van 02-12-1994 t/m 31-12-2013

Intitulé

Destructieverordening 1994

Behoort bij raadsvoorstel nr. 150 - B 7

Van 1994

De raad der gemeente Baarn;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 november 1994;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Destructiewet en de Algemene wet bestuursrecht;

gehoord de commissie voor algemeen bestuurlijke zaken d.d. 15 november 1994;

b e s l u i t :

I in te trekken de “Verordening van de Gemeente Baarn op de destructie”, vastgesteld op 29

augustus 1958, zoals sedertdien gewijzigd;

II vast te stellen de navolgende:

DESTRUCTIEVERORDENING 1994

Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder

a.hoofd van dienst: keuringsdierenarts, hoofd van de gemeenschappelijke

keuringsdienst van slachtdieren en van vlees van de gemeenten Baarn, Bunschoten en Eemnes;

b.destructiemateriaal A: doodgeboren slachtdieren, alsmede gestorven of in nood

gedode slachtdieren, welke moeten worden onbruikbaar gemaakt voor voedsel voor mens en dier, zonder dat een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet heeft plaatsgevonden;

c.destructiemateriaal B: destructiemateriaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b, f en

h van de Destructiewet;

d.destructiemateriaal C: overig destructiemateriaal, dat zich tot het tijdstip van

ophalen door de ondernemer onder beheer of toezicht van de keuringsdienst van slachtdieren en van vlees bevindt.

Aangifte, vervoer en bewaring door de aangifte-plichtige

Artikel 2

  • 1.

    De aangifteplichtige doet van het hebben of houden van destructiemateriaal zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag, waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte bij het hoofd van dienst, voor zover in de volgende artikelen niet anders wordt bepaald. Burgemeester en wethouders regelen de plaats, waar en de uren, binnen welke deze aangifte moet geschieden.

  • 2.

    De aangifte geschiedt telefonisch of schriftelijk onder opgave van de soort en de hoeveelheid van het destructiemateriaal, alsmede de plaats, waar het zich bevindt; de schriftelijke aangifte wordt in tweevoud opgemaakt.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen een model van het aangifteformulier vast (model 1).

  • 4.

    Door of vanwege het hoofd van dienst wordt een gewaarmerkt exemplaar van het ingevulde aangifteformulier verstrekt aan de aangifteplichtige.

Artikel 3

Het bepaalde in artikel 2, tweede en vierde lid, geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal B,

indien burgemeester en wethouders ter zake van de aangifte van dat materiaal afwijkende regels

stellen.

Artikel 4

Het bepaalde in artikel 2 geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal C.

Artikel 5

  • 1. Behoudens het bepaalde in artikel 15 is de aangifteplichtige ten aanzien van het destructiemateriaal A gehouden:

    • a.

      tot vervoer van het destructiemateriaal naar een door het hoofd van de dienst goedgekeurde, voor een vervoermiddel van de ondernemer redelijkerwijze bereikbare plaats; omtrent het tijdstip van het vervoer naar en de bewaring van het destructiemateriaal op die plaats kan het hoofd van dienst aanwijzingen geven; dan wel

    • b.

      tot het ter beschikking houden van het destructiemateriaal, afkomstig van gestorven dieren, geleden hebbend aan of verdacht van een ziekte, waarop titel III van de Veewet van toepassing is, alsmede tot het afgeven daarvan voor vervoer door of vanwege de ondernemer ter plaatse, waar dit destructiemateriaal zich bevindt, met inachtneming van de omtrent de bewaring van dat destructiemateriaal door het hoofd van de dienst gegeven aanwijzingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot het afsluiten, het schoonhouden en het verdere beheer van verzamelplaatsen, alsmede het gemeentelijk toezicht daarop, nadere voorschriften.

Artikel 6

  • 1.

    De aangifteplichtige is gehouden destructiemateriaal B en C te bewaren, ter beschikking te stellen en af te geven voor vervoer naar de destructor met in achtneming van de ter zake door het hoofd van de dienst gegeven aanwijzingen.

  • 2.

    Destructiemateriaal, genoemd in artikel 2, eerste lid, sub b, c, d en f van de wet, alsmede dat, genoemd in artikel 2, tweede lid van de wet, moet worden bewaard in daarvoor bestemde bakken, dan wel metalen confiscaatemmers, tenzij het hoofd van de dienst ter zake van de bewaring een andere regeling met de aangifteplichtige treft.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het bepaalde in dit artikel nadere voorschriften met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen, indien ter zake van de afgifte van dit materiaal een voorziening is getroffen, als bedoeld in artikel 20 van de Destructiewet.

Artikel 7

De aangifteplichtige is gehouden, zolang destructiemateriaal onder zijn berusting is, bederf of

vermenging met andere stoffen tegen te gaan, zulks overeenkomstig door het hoofd van dienst

gegeven aanwijzingen.

Artikel 8

Aanwijzingen van het hoofd van dienst omtrent de bewaring van destructiemateriaal, anders dan op

grond van artikel 7, kunnen slechts strekken ter voorkoming van gevaar, schade of hinder voor de

openbare gezondheid.

Ophalen en vervoer van destructiemateriaal door of vanwege de ondernemer

Artikel 9

  • 1.

    De ondernemer is verplicht tot het ophalen van het destructiematriaal van de plaats, waar dit zich ingevolge de bepalingen van deze verordening bevindt.

  • 2.

    Het ophalen geschiedt uiterlijk op de werkdag, volgende die, waarop het destructiemateriaal is aangemeld, tenzij het betreft destructiemateriaal B of C dat door de ondernemer, ingevolge een met het hoofd van dienst getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen, indien ter zake van de afgifte van dit materiaal een voorziening is getroffen, als bedoeld in artikel 20 van de Destructiewet.

Artikel 10

Het vervoer van destructiemateriaal binnen de gemeente dient langs de kortste weg plaats te vinden.

De vervoerder is verplicht er voor zorg te dragen, dat het vervoer geen sporen van het

destructiemateriaal op de openbare weg nalaat.

Overdracht

Artikel 11

  • 1.

    Ten dienste van de overdracht aan de ondernemer wordt destructiematriaal A door of vanwege het hoofd van dienst op de dag van aangifte telefonisch aangemeld bij de ondernemer, onder vermelding van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2.

    De aanmelding bij de ondernemer van destructiemateriaal B of C geschiedt door het hoofd van dienst zo spoedig mogelijk, tenzij het betreft destructiemateriaal, dat door de ondernemer, ingevolge een met het hoofd van dienst getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

Artikel 12

  • 1.

    De overdracht van destructiemateriaal geschiedt door inlading in een daarvoor bestemd vervoermiddel van de ondernemer.

  • 2.

    De ondernemer is verplicht de overdracht van destructiemateriaal B of C jaarlijks voor 1 maart, onder opgave van de totale hoeveelheid over het voorgaande jaar, aan het gemeentebestuur te bevestigen.

Dode honden en katten

Artikel 13

Omtrent de aangifte, het vervoer, het ophalen en de overdracht van dode honden en katten, alsmede

de afgifte daarvan aan een van gemeentewege aangewezen verzameldienst, kunnen burgemeester en

wethouders nadere voorschriften stellen.

Slotbepalingen

Artikel 14

  • 1.

    De aanwijzing van materiaal, als bedoeld in artikel 2, derde lid, laatste alinea van de wet, geschiedt door de burgemeester op voorstel van het hoofd van dienst of het hoofd van dienst gehoord; zijn aanwijzing wordt onverwijld aan de eigenaar of houder meegedeeld.

  • 2.

    Het hoofd van dienst houdt aantekening van het ingevolge het eerste lid aangewezen destructiemateriaal.

Artikel 15

Burgemeester en wethouders kunnen, met afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid bepalen,

dat de aangifte geschiedt bij een door hen aangewezen ambtenaar. Hetzelfde geldt met betrekking tot

de aanmelding, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

Artikel 16

Indien het hoofd van dienst, dan wel de eigenaar of houder van destructiemateriaal A, sectie van dit

destructiemateriaal noodzakelijk of wenselijk acht, wordt de sectie verricht in een daartoe bestemde

lokaliteit van het gemeentelijke slachthuis dan wel de destructor. De eigenaar of houder is, indien de

sectie niet aan de destructor geschiedt, verplicht het destructiemateriaal naar eerstgenoemde

lokaliteit te vervoeren of te doen vervoeren.

Artikel 17

Deze verordening kan worden aangehaald als “Destructieverordening 1994” en treedt in werking op

de dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Baarn, gehouden op
30 november 1994
de secretaris, de voorzitter,