Regeling vervallen per 01-01-2014

Bezoldigingsregeling

Geldend van 29-06-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

Bezoldigingsregeling

Burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht;

gelet op artikel 3:1 Lokale arbeidsvoorwaardenregeling

nadat met de ondernemingsraad overeenstemming is bereikt;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de volgende BEZOLDIGINGSREGELING

Artikel 1 Definities

  • 1. Het begrip ambtenaar is gedefinieerd in artikel 1:1 Lokale arbeidsvoorwaardenregeling. De begrippen schaal, salaris en bezoldiging zijn gedefinieerd in artikel 3:1 Lokale arbeidsvoorwaardenregeling.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verder verstaan onder:

    • a.

      volwassene: de ambtenaar die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • b.

      salarisanciënniteit: de tijd, die in aanmerking komt voor de vaststelling van het salaris van een ambtenaar op een hoger bedrag dan het voor een volwassene geldende minimum van de schaal, welke op zijn functie betrekking heeft;

    • c.

      functie: het samenstel van werkzaamheden, dat de ambtenaar in opdracht verricht;

    • d.

      nevenfunctie: een functie, bestaande uit een beperkt pakket gerichte werkzaamheden, die buiten de normale diensttijd wordt uitgeoefend;

    • e.

      volledige werktijd: een werktijd welke gemiddeld 38 werkuren per week omvat;

    • f.

      maximum salaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal, dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen.

    • g.

      ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de Lokale arbeidsvoorwaardenregeling en de contractant bedoeld in artikel 2:5 van de Lokale arbeidsvoorwaardenregeling.

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1. Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Salarissen

  • 1. De salarissen van de ambtenaren wiens salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen, zoals opgenomen in bijlage II of bijlage IIa van de lokale arbeidsvoorwaardenregeling.

  • 2. De toepassing van bijlage II of bijlage IIa van de lokale arbeidsvoorwaardenregeling vindt plaats conform hetgeen is bepaald in de artikelen 3:1 en 3:1:1 van de lokale arbeidsvoorwaardenregeling.

  • 3. Het afdelinghoofd c.q. de naast hogere leidinggevende van de medewerker bepaalt de voor de ambtenaar geldende salarisschaal op basis van het dwingend advies van de functiewaarderingscommissie.

  • 4. Het afdelingshoofd c.q. de naast hogere leidinggevende van de medewerker kan met de nieuwe medewerker een salaris afspreken, zolang het maximum van de functionele schaal niet wordt overschreden.

  • 5. Het salaris van een nieuwe medewerker wordt in de proefperiode bij voorkeur gekozen uit een schaal onder het functionele niveau, de zogenaamde aanloopschaal.

  • 6. Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de Lokale arbeidsvoorwaardenregeling, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

  • 7. Het salaris wordt per maand uitbetaald.

Artikel 4 Afwijking aanvangssalaris

  • 1. Een leidinggevende kan alleen een hogere bezoldiging afspreken als de regelingen flexibele beloningen daartoe de bevoegdheid geeft.

  • 2. Alle andere afwijkingen behoeven vooraf de goedkeuring van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 5 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 6 Onvolledige betrekking

Het salaris van een ambtenaar met een volledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 7 Periodieke verhoging

  • 1. De ambtenaar wordt op de voor hem geldende periodiekdatum automatisch bevorderd naar de naasthogere periodiek, binnen de voor hem geldende schaal, voor zover het maximum nog niet is bereikt, tenzij:

    • -

      het afdelingshoofd een beoordeling met de laagste twee eindscores heeft opgesteld en uitgereikt aan de medewerker,

    • -

      de medewerker, volgens het oordeel van het afdelingshoofd, de functie niet volledig vervult en hem hiervoor een verwijt kan worden gemaakt of

    • -

      er met de medewerker bijzondere salarisafspraken zijn gemaakt.

    In de eerste twee gevallen heeft de medewerker geen recht op een periodiek. In het laatste geval vindt de inschaling plaats conform de afspraken.

  • 2. De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling één jaar is verstreken en nadien telkens na één jaar.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van de sectordirecteur aanleiding bestaat.

  • 4. Het salaris wordt, indien de salarisschaal dit aangeeft en wanneer het maximumsalars is bereikt, voor de eerste maal na drie jaar en vervolgens om de twee jaar verhoogd tot het naast hogere bedrag (uitloop oude schalenstructuur).

Artikel 8 Geen periodiek

  • 1. Op grond van de in het eerste lid van artikel 7 vermelde gronden kan het afdelingshoofd c.q. de direct leidinggevende bepalen dat de periodieke salarisverhoging achterwege blijft.

  • 2. De sectordirecteur kan nadien bepalen dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid stelt het afdelingshoofd de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk op de hoogte, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid. Ook over de in het tweede lid genoemde beslissing wordt de ambtenaar schriftelijk geïnformeerd.

Artikel 9 Bevordering naar hogere schaal

  • 1. Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximum salaris, wordt:

    • -

      Voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder a van de lokale arbeidsvoorwaardenregeling, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal heeft genoten;

    • -

      Voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b van de lokale arbeidsvoorwaardenregeling, het salaris in de nieuwe schaal van de nieuwe schalenstructuur vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal heeft genoten.

  • 2. Het verschil tussen het salaris voor en na de bevordering bedraagt minimaal € 25.

  • 3. Indien een ambtenaar op de datum van een bevordering naar een hogere schaal op het maximumsalaris staat (maximale periodiek) en de datum waarop de bevordering plaatsvindt, gelijk is aan de periodiekdatum, dan ontvangt de ambtenaar de jaarlijkse periodieke verhoging in de nieuwe schaal, voor zover het maximum van de nieuwe schaal nog niet is bereikt.

  • 4. De bevordering is inbaar en vorderbaar in de maand waarop het plaatsingsbesluit is kenbaar gemaakt aan de medewerker, tenzij het college een afwijkend besluit heeft genomen.

  • 5. De bevordering naar de hogere schaal vindt plaats in de maand waarin het plaatsingsbesluit is kenbaar gemaakt en heeft geen terugwerkende kracht. Mocht de daartoe bevoegde leidinggevende beslissen dat de medewerker met terugwerkende kracht recht heeft op een hogere inschaling, dan wordt de waarde daarvan in de vorm van een eenmalige toelage verstrekt.

Artikel 10 Bevordering na herwaardering

  • 1. Indien de ambtenaar is geplaatst in een functie met een hoger functioneel niveau, vindt bevordering, conform artikel 9 plaats indien de medewerker:

    • a.

      de functie volledig vervult en

    • b.

      hij bij de laatste beoordeling een van de drie hoogste eindscores heeft gekregen en

    • c.

      hij minimaal één jaar in de aanloopschaal werkzaam is geweest.

  • 2. De hogere bezoldiging c.q. eenmalige toelage bij een bevordering is inbaar en vorderbaar in de maand waarop het plaatsingsbesluit is kenbaar gemaakt aan de medewerker, tenzij het college een afwijkend besluit heeft genomen.

  • 3. De bevordering naar de hogere schaal vindt plaats in de maand waarin het plaatsingsbesluit is kenbaar gemaakt aan de medewerker en heeft geen terugwerkende kracht. Mocht het MT beslissen dat de medewerker desondanks eerder recht heeft op een hogere bezoldiging, dan wordt het verschil, tussen de bezoldiging dat de medewerker zou hebben genoten indien de inschaling eerder zou zijn ingegaan en de genoten bezoldiging, in de vorm van een eenmalige toelage verstrekt.

  • 4. Bij een bevordering naar een nieuwe functionele schaal blijft de periodiekdatum gehandhaafd.

  • 5. Tijdens de proeftijd wordt de medewerker niet bevorderd naar een hogere schaal.

  • 6. Indien het functioneren hiertoe aanleiding geeft of de nieuwe functionele schaal meer dan een schaal boven het oude niveau uitkomt, kan de daartoe bevoegde leidinggevende met de medewerker meerjarige salarisafspraken maken.

  • 7. Een ambtenaar, die als gevolg van de waardering van zijn clusterfunctie wordt ingedeeld in een salarisschaal waaraan een lager maximum bedrag is verbonden dan in de oude salarisschaal, ontvangt een garantietoelage, welke bestaat uit het verschil tussen de oude en nieuwe bezoldiging. Bij plaatsing in een functie met een lager niveau kan de medewerker wel ingeschaald worden in een lagere schaal zonder garantietoelage.

Artikel 11 Vervangingstoelage

  • 1. Met ingang van 1 oktober 1996 worden er geen plaatsvervangerstoelagen meer verleend.

  • 2. De ambtenaar die recht heeft op een plaatsvervangerstoelage en die, door de herwaarderingsronde 1996 of door opclassificatie, niet is bevorderd naar een hogere functionele schaal behoudt recht op de toelage in de vorm van een garantietoelage.

  • 3. De plaatsvervangerstoelage vervalt indien de ambtenaar na 1 januari 1995 wordt bevorderd naar een hogere functionele schaal. De toelage wordt geïncorporeerd in het nieuwe salaris. De medewerker ontvangt minstens de eerst volgende hogere periodiek in de functionele schaal die het bedrag van het oude bruto salaris inclusief de plaatsvervangerstoelage overtreft.

Artikel 12 Overwerktoelage

  • 1. Sectordirecteuren, afdelingshoofden en -chefs hebben, gelet op de aard en het niveau van hun betrekking, geen recht op de financiële component van de overwerkvergoeding. De extra gewerkte uren worden wel in tijd gecompenseerd.

  • 2. De regeling uit het eerste lid geldt eveneens voor ambtenaren, die zijn ingeschaald in salarisschaal 12 of hoger.

  • 3. 3 MT-leden hebben geen recht op compensatie van de tijd, die zij besteden aan het bijwonen van de raadsvergaderingen.

    (uitwerking van het vijfde lid van artikel 3:2:1 L.A.V.)

Artikel 13 Toeslag voor zwaar werk

  • 1. Een inconveniënt is een omstandigheid, voortvloeiende uit het werk, de werkmethode en/of de werkomgeving, dat

    • a.

      afhankelijk van algemeen maatschappelijke factoren als bezwarend wordt ervaren;

    • b.

      die in redelijkheid niet vermijdbaar is en

    • c.

      als zodanig een extra beroep doet op de bereidheid onder een dergelijke omstandigheid te werken.

  • 2. Het afdelingshoofd kan aan de ambtenaar, die zwaar of vuil werk verricht bij de uitoefening van zijn functie, een tijdelijke toelage toekennen.

  • 4. De toelage bedraagt 4% of 6% van het maximumsalaris van schaal 3. Het percentage wordt bepaald op basis van de door burgemeester en wethouders vastgestelde berekeningsmethode (Bijlage D).

Artikel 14 B.H.V.- en E.H.B.O.-toelagen

  • 1. De ambtenaar, die door het afdelingshoofd Personeel & Organisatie is aangewezen als bedrijfshulpverlener en die in het bezit is van een geldig B.H.V.-diploma, ontvangt een maandelijkse toelage overeenkomstig de rijksregeling (Bijlage C).

  • 2. De ambtenaar, die door de afdelingshoofd Personeel & Organisatie is aangewezen om in voorkomende gevallen eerste hulp bij ongevallen te verlenen en die in het bezit is van een geldig E.H.B.O.-diploma, ontvangt daarvoor een maandelijkse toelage overeenkomstig de rijksregeling (Bijlage C).

  • 3. Arbeidscontractanten hebben geen recht op een E.H.B.O.-toelage. De arbeidscontractanten van het zwembad en de sporthal kunnen wel de lidmaatschapskosten van de E.H.B.O.-vereniging vergoed krijgen. Afdelingshoofd Personeel & Organsiatie verstrekt deze vergoeding.

  • 4. Medewerkers die een B.H.V.-toelage ontvangen hebben geen recht op een E.H.B.O.-toelage.

Artikel 15 ORT-toelagen

  • 1. Aan de ambtenaar, voor wie een salarisschaal geldt, welke is opgenomen in bijlage A, met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 en die anders dan bij wijze van overwerk regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 en 18.00 uur, wordt een toelage toegekend. Geen vergoeding wordt toegekend indien uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging met vorenbedoelde verplichting rekening is gehouden.

  • 2. De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur en op zaterdagen;

    • c.

      65% voor de uren op zondag en op feestdagen genoemd in artikel 4:1:1 lid 3 Lokale arbeidsvoorwaardenregeling, met dien verstande, dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximum salaris van salarisschaal 6 van bijlage A.

  • 3. Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

Artikel 16 Toelage voor wacht- en storingsdiensten

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt een wacht- en storingsdienstregeling vast.

  • 2. De toelagen volgen de generieke salarisontwikkelingen van de sector gemeenten.

Artikel 17 Afbouwregeling ORT en wachtdiensttoelage

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 15 of 16 een blijvende verlaging ondergaat, welke tenminste 3% bedraagt van de bezoldiging, wordt een aflopende toelage toegekend.

  • 2. De afbouwregeling wordt getroffen indien de ambtenaar de ORT- of wachtdiensttoelage gedurende tenminste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder, wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 15 of 16 een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, mits hij eerstgenoemde toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 15 of 16 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 5. Voor de toepassing van de vorige leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden

Artikel 18 Toelage voor projectleiders

  • 1. De projectleider ontvangt een toelage van 5% over het bruto salaris indien:

    • a.

      de ambtenaar als projectleider is aangewezen door burgemeester en wethouders;

    • b.

      de ambtenaar feitelijk belast is met het projectleiderschap;

    • c.

      de FUWA-commissie heeft vastgesteld dat de functie van de ambtenaar door het projectleiderschap in een hogere schaal zou worden ingedeeld;

    • d.

      de projectleider, vanaf de eerst volgende beoordeling na het aanwijzingsbesluit, een van de drie laatste eindscores heeft behaald.

  • 2. De toelage wordt uitbetaald vanaf het moment dat aan alle voorwaarden is voldaan en wordt berekend vanaf het moment dat in ieder geval aan de voorwaarden a en b is voldaan.

  • 3. Indien niet meer wordt voldaan aan één van de in het eerste lid genoemde voorwaarden verliest de projectleider de toelage bij de eerst volgende salarisbetaling.

Artikel 19 Ambtswoning

  • 1. Voor het van gemeentewege verstrekte genot van een ambtswoning wordt een korting toegepast van 12% van het salaris.

  • 2. Indien de ambtenaar aantoont, dat de huurwaarde van de woning voor de heffing van de inkomsten- en loonbelasting minder bedraagt dan de op grond van het eerste lid bepaalde korting, wordt deze korting op het bedrag van die huurwaarde gesteld.

Artikel 20 Gemeentedienst jubilea

  • 1. Bij een 25- respectievelijk 40-jarig dienstjubileum van een ambtenaar bij de gemeente Barendrecht, zal een netto gratificatie worden verstrekt van respectievelijk € 185 of €340. Tevens stelt de gemeente de jubilaris in de gelegenheid een receptie c.q. borreluurtje te houden.

  • 2. De jubilaris kan met de afdeling gaan eten voor maximaal € 230; incl. belasting en sociale lasten, indien de gemeente geen receptie heeft betaald c.q. georganiseerd. De kosten worden vergoed op declaratiebasis.

    (artikel 3.4.1 L.A.V. regelt de gratificaties voor overheidsjubilea).

Artikel 21 Afscheidsgratificaties en recepties

  • 1. Bij ontslag ingevolge v.u.t., f.p.u., pensionering of invaliditeitspensioen ontvangt de ambtenaar een netto gratificatie ter waarde van € 2,50 voor elke volle kalendermaand die de ambtenaar in dienst is geweest bij de gemeente Barendrecht met een minimum van € 45 netto. Bij pensionering zal aan betrokkene tevens een 65+ pas worden aangeboden.

  • 2. Bij ontslag ingevolge v.u.t., f.p.u., pensionering of invaliditeitspensioen heeft de ambtenaar recht op een door de gemeente georganiseerde afscheidsreceptie van maximaal € 460. In plaats van een receptie kan de ambtenaar met de collega’s van de afdeling gaan eten voor maximaal € 460. De kosten worden vergoed op declaratiebasis.

  • 3. Ambtenaren die eervol worden ontslagen en minstens 5 jaar in dienst zijn geweest bij de gemeente Barendrecht hebben recht op een door de gemeente georganiseerde receptie. De kosten van de receptie bedragen maximaal € 230. Ambtenaren met een dienstverband van minimaal 10 jaar en sectordirecteuren met een dienstverband van minimaal 5 jaar hebben recht op een door de gemeente georganiseerde afscheidsreceptie van maximaal € 460. In plaats van een receptie kan de medewerker of de sectordirecteur met de collega’s van de afdeling gaan eten voor maximaal €230 respectievelijk € 460. De kosten worden vergoed op declaratiebasis.

  • 4. Een ambtenaar die eervol is ontslagen en minimaal twee jaar in dienst is geweest bij Gemeente Barendrecht ontvangt een netto gratificatie of een cadeaubon van €15 netto vermeerderd met een bedrag van € 7 netto voor ieder volledig dienstjaar met een maximum van € 100 netto.

  • 5. Medewerkers die zijn herplaatst binnen de gemeentelijke instelling hebben geen recht op een afscheidsreceptie of een afscheidscadeau.

Artikel 22 Functiewaardering

De gemeentelijke functies waarop deze regeling van toepassing is, met uitzondering van die welke zijn genoemd in de bijlage “vergoedingslijst voor specifieke activiteiten”, zijn gewaardeerd overeenkomstig het door het college vastgestelde Functieboek en functiematrix 2005.

Artikel 23 Salarisschalen

De bedragen in de bij deze bezoldigingsverordening behorende bijlagen A en B volgen de generieke salarisverhogingen van de sector gemeenten (Bijlage II CAR).

Artikel 24 Ziekte en periodieke salarisverhoging

Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Lokale arbeidsvoorwaardenregeling zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.

Artikel 25 Refertetijdvak

Voor de toepassing van het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Lokale arbeidsvoorwaardenregeling worden de vergoeding, bedoeld in artikel 3:3 van de Lokale arbeidsvoorwaardenregeling, de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatiebeloning slechts geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie kalendermaanden of in de dertien kalenderweken, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand of per week is toegekend aan die vergoeding of die beloning, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald.

Voor zover de ambtenaar op evenbedoelde datum minder dan drie kalendermaanden of dertien kalenderweken zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand of per week is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

Artikel 26 Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, treft het college van burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 27 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als "Bezoldigingsregeling".

  • 2. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2006. Tegelijkertijd wordt de Bezoldigingsregeling van 22 juni 2004 ingetrokken.

  • 3. De financiële component van de overwerkvergoeding komt te vervallen voor afdelingshoofden/ -chefs en medewerkers, die zijn ingeschaald in salarisschaal 12 of hoger, met ingang van de salarisbetaling van april 1999 (artikel 13).

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht van 9 mei 2006.
Burgemeester en wethouders van Barendrecht,
de secretaris, de burgemeester,
J.Dijkstra. M.Th. van de Wouw.

Historie

1    De Bezoldigingsverordening is vastgesteld door de gemeenteraad in de vergade­ring van 18 decem­ber 1995.

2    Op 5 maart 1996 heeft de gemeenteraad de bevoegdheid tot het vaststellen en wijzigen van de C.A.R. en de L.A.V. gedelegeerd aan het college van burge­meester en wethouders. Dientengevol­ge wordt de bezoldigingsver­ordening daarna gewijzigd door het college van burgemeester en wethou­ders.

3    Op 17 december 1996 heeft het college de vervangingstoelageregeling (artikel 13), met terugwer­ken­de kracht, ingetrokken in het kader van de nieuwe functie­waarderings­methode (adviesbladnr. 4017). Tegelijker­tijd is de naam van de Bezoldi­gings­ver­orde­ning gewij­zigd in Bezol­digingsrege­ling als uitwerking van het raadsbesluit van 5 maart 1996 (zie opmerking 2).

4    Op 7 oktober 1997 heeft het college een regeling vastgesteld voor "jubilea ge­meente­dienst" en "af­scheidsrecep­ties" (adviesbladnr. 5268). Daartoe zijn de artikelen 22 en 23 toegevoegd aan de bezoldi­gings­re­geling.

5    Op 3 februari 1998 heeft het college, op verzoek van de ondernemingsraad, bepaald dat de gratifica­ties voor jubilea en afscheid in het vervolg netto worden verstrekt. Hiertoe zijn de artikelen 22 en 23 gewijzigd.

6    In het kader van een aanpassing van de procedureregeling methodische functie­waardering 1996 is artikel 23 gewijzigd, artikel 24 toegevoegd en het huidige artikel 25 verplaatst (voormalig artikel 11). Verder zijn de artikelen vanaf artikel 10 vernummerd (adviesbladnr. 2841 van 11 augustus 1998).

  • Op 24 november 1998 heeft het college artikel 15 gewijzigd (adviesbladnummer 4181). Hieraan is de regeling over de B.H.V.-toelagen toegevoegd.

  • In artikel 13 is de finan­cië­le como­ponent van de over­werk­ver­goe­ding komen te verval­len voor afdelings­hoof­den en -chefs met ingang van de salarisverwerking van april 1999 (conform het collegebesluit van24 november 1998; adviesbladnr. 4181). Op verzoek van het GO is deze regeling ook van toepassing verklaard op medewerkers die zijn ingeschaald in salarisschaal 12 of hoger. Met het GO is hierover overeenstemming bereikt op 15 maart 1999.

  • De artikelen 27 (periodieke salarisverhoging tijdens ziekte) en 28 (hoogte van toelagen tijdens ziekte) zijn toegevoegd ingevolge de totale herziening van hoofdstuk 7 van de Lokale arbeidsvoorwaardenverordening (Loga circulaire van 15 september 1999; Lbr. 99/142 CvA/Loga 99/20; ARZ/199900432). Deze wijziging is vastgesteld in de collegevergadering van 7 december 1999.

  • Op 9 mei 2000 heeft het college een andere regeling voor afscheidsrecepties vastgesteld. Hiertoe is artikel 22 gewijzigd in de collegevergadering van 10 oktober 2000 (adviesbladnummer 3730). Tegelijkertijd heeft het college besloten om alle voorstellen met betrekking tot het beloningsbeleid -uit het eindrapport van OOT-2- te codificeren in de bezoldigingsregeling. Dit eindrapport is op 22 mei 2000 vastgesteld door de gemeenteraad en bevat nieuwe afspraken over het toekennen van periodieken (eerste lid van artikel 6), persoonlijke toelagen/ gratificaties (artikel 9) en arbeidsmarkttoelagen (artikel 11). De belangrijkste wijziging bestaat uit het automatisch verstrekken van periodieken salarisverhogingen. De ondernemingsraad heeft met alle tekstuele voorstellen ingestemd op 24 augustus 2000. Met het Georganiseerd Overleg is overeenstemming bereikt op 25 september 2000.

  • Op 27 november 2001 heeft het college de gulden bedragen omgezet in euro’s (adviesbladnummer 6297).

  • Op 22 juni 2004 heeft het college de tekst van de regeling in overeenstemming gebracht met het mandateringsbesluit van november 2003 en de beleidsuitgangspunten van integraal management (adviesbladnummer 3575). Het flexibel beloningsbeleid is neergelegd in een separate regeling, hierdoor zijn de betreffende artikelen uit de bezoldigingsregeling gehaald. De artikelen over inschaling en bevordering zijn herschreven, met het oog op de modelregeling van de VNG. Tot slot zijn enkele bedragen naar boven afgerond. Met de ondernemingsraad en het GO is overeenstemming bereikt op respectievelijk 27 september 2004 en 26 januari 2005. Instemming van GO heeft op zich laten wachten in verband met stakingen.

  • De artikelen 9, 10 en 22 zijn op 9 mei 2006 gewijzigd (adviesbladnummer 6402) naar aanleiding van de invoering van het organieke functiewaarderingssysteem en de strengere fiscale wetgeving in het kader van betalingen met terugwerkende kracht.