Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand van de gemeente Barendrecht

Geldend van 29-06-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand van de gemeente Barendrecht

Het college van burgemeester en wethouders stelt de volgende regeling vast.

1. ALGEMEEN

1.

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het

verhalen van kosten van bijstand

  • A.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van dehet Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken vangezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot ofminderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op hetminderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn oudersniet of niet behoorlijk nakomt;

  • B.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht naechtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding vantafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • C.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van dehet Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht opgrond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek nietof niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wiebijzondere bijstand is verleend;

  • D.

    op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeftontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit opde bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijngehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij geletop alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijdevan de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijsniet heeft kunnen voorzien

  • E.

    op de nalatenschap van de persoon indien:

    • aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend indien sprake

      is van een situatie als beschreven in de beleidsregels

      terugvordering en voor zover voor het overlijden nog geen

      terugvordering heeft plaatsgevonden;

    • bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg

      van borgtocht.

      Behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel E, ten tweede,

      worden kosten van bijstand die meer dan vijf jaar vóór de datum van

      verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

2 BEPERKING

2.

Buiten de gevallen aangegeven in beleidsregel 1 vindt geen verhaal

plaats.

3. GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN HET NEMEN VAN EEN VERHAALSBESLUIT

3.

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een

verhaalsbesluit waarin een verhaalsbedrag wordt opgelegd indien:

  • a.

    het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 50,- per maand

  • b.

    daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaalwordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen,dringende redenen aanwezig zijn.

4. VERHAAL EN SCHULDSANERING

4.

In afwijking van beleidsregel 1 kunnen burgemeester en wethouders, op

verzoek van een schuldhulpverleningsinstantie namens degene op wie

verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van

kosten van bijstand voor zover het betreft verschuldigde

verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn,

indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaaldniet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling metbetrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zondereen zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen vande schuldeisers van gelijke rang.

5. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in

werking voordat een schuldregeling als bedoeld in beleidsregel 4

onder b. tot stand is gekomen.

6. Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken

of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt,een daadwerkelijke schuldregeling is tot stand gekomen die voldoetaan de eisen bedoeld in de beleidsregel 4 genoemde voorwaarden a, ben c;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente nietovereenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en deverstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluitzou hebben geleid.

5. BEOORDELING VAN MATE VAN ONDERHOUDSPLICHT

7.

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld

in beleidsregel 1 onder A, B en C en de omvang van het te verhalen

bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de

omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient

te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een

uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel

en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed

of ontbinding van een geregistreerd partnerschap zou moeten worden

toegekend.

6.VERHALEN VAN RECHTERLIJKE UITSPRAAK BETREFFENDE LEVENSONDERHOUD

8.

Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud

verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die

uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in

overeenstemming met deze uitspraak.

Het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan

degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde

binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen.

Indien aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven vordert de gemeente

het verschuldigde met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt

in.

Het besluit tot verhaal levert een executoriale titel op, die op

kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de

voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten

uitvoer gelegd.

7. WIJZIGING DOOR RECHTER VASTGESTELD BEDRAG LEVENSONDERHOUD

9.

Indien sprake is van gewijzigde omstandigheden kan de gemeente

verzoeken het door de door de rechter vastgestelde bedrag voor

levensonderhoud te wijzigen.

De gemeente verzoekt, nadat in minnelijk overleg degene op wie wordt

verhaald niet bereid blijkt betalingen aan de gemeente te verrichten,

de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke

uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1

van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

  • a.

    deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in deartikelen 157 en 401 van dat boek;

  • b.

    geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokkenbeslissing in aanmerking komende gegevens en omstandighedenbetreffende beide partijen.

8. INHOUD VAN HET VERHAALSBESLUIT

10.

Een besluit tot verhaal op grond van beleidsregel 1 wordt door het

college aan degene op wie verhaal wordt gezocht schriftelijk

medegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan,

evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot

de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan

worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

9. VERHAAL IN RECHTE

11.

Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de

verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet

tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en

wethouders tot verhaal in rechte.

Burgemeester en wethouders zien af van verhaal in rechte indien het

te verhalen bedrag een bedrag van €600,- niet te boven gaat.

10. HERONDERZOEK

12

Tenminste één keer per 3 jaar verrichten burgemeester en wethouders

Onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een

verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding

geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting

gewijzigd vastgesteld.

Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een

betalingsverplichting indien de draagkracht niet meer blijkt te zijn

vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met €50,- per

maand of blijkt te zijn verminderd dan met een bedrag van € 25,- per

maand.

11. VERREKENING EN BESLAGLEGGING

13.

Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter

vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de op verzoek van de

gemeente vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak

tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig

de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van

het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

12. OVERIGE BEPALINGEN

14. Afronding

De door de gemeente berekende verhaalsbijdrage per maand wordt

afgerond op een veelvoud van € 10,- naar beneden.

15. Ingangsdatum Verhaal

Behoudens in de gevallen aangegeven in artikel 1, aanhef en sub D en

E alsmede in het geval aangegeven in artikel 8 vind verhaal plaats

met ingang van datum van verzending van de brief waarin de gemeente

te kennen geeft van plan te zijn bijstand te gaan verhalen en degene

op wie verhaald wordt verzocht wordt inzicht te geven in zijn

financiële omstandigheden. Uiteraard kan verhaal daarbij niet eerder

geschieden dan met ingang van de datum van daadwerkelijke

bijstandverlening.

16. Nadere invulling van beleid

Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels nader uitwerken

in een beleidsnotitie inzake verhaal van verleende bijstand ingevolge

de Wet werk en bijstand.

17. Inwerkingtreding en werkingsduur

Deze beleidsregels waren in het kader van het door het college

bepaalde overgangsrecht in werking getreden met ingang van 1 januari

2004, hetgeen met het besluit van het college d.d. ……….. thans

bekrachtigd is en voor zolang de nieuwe(kinder)alimentatiewetgeving

nog niet in werking is getreden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering.

Algemeen

Het betreft hier beleidsregels om vast te stellen dat de gemeente gebruik

maakt van de in de Wet werk en bijstand (in casu voornamelijk de

Invoeringswet) genoemde mogelijkheid kosten van bijstand te verhalen.

Een en ander past in de visie om in het kader van de volledige financiële

verantwoordelijkheid van de gemeente zorg te dragen voor eenduidige

vastlegging van de tot 1 januari 2004 vastgestelde werkwijze en de uit die

werkwijze en activiteiten voortvloeiende middelen te waarborgen.

In deze beleidsregels wordt overigens het huidige beleid voortgezet.

 

Beleidsregel 1:

Onder A en B worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot (en

daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn

onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kinderen.

Overeenkomst het bepaalde hierover in artikel 13 van de Invoeringswet WWB

kan de gemeente tot een nader te bepalen tijdstip overgaan tot verhaal van

kosten van bijstand conform de regels van de Algemene bijstandswet. De

mogelijkheid verhaal op grond van deze wettelijke onderhoudsplicht toe te

passen wordt met de komst van een nieuw kinderalimentatiestelsel overbodig.

Er resteert dan als verhaalsmogelijkheid de in beleidsregels C, D en E

benoemde mogelijkheden zoals deze in de WWB zijn opgenomen.

 

Bij beleidsregel 2:

Hierbij wordt benadrukt dat de bijstand uitsluitend wordt verhaal in de in

beleidsregel 1 vastgelegde gevallen.

 

Bij beleidsregel 3:

Op grond van een eerdere circulaire (Uitvoeringsaspecten van de nieuwe

verhaalswetgeving, SZW 30 september 1992) kan een kruimelbedrag worden

gehanteerd. Het gekozen bedrag komt ongeveer overeen met het in de eerdere

circulaire genoemde bedrag (geïndexeerd en afgerond naar Euro maatstaven).

Hiermee wordt voorkomen, dat voor relatief geringe bedragen een

bewerkelijke verhaalsprocedure met herzieningsverzoeken en eventueel een

gerechtelijke procedure gestart dient te worden of er een uitgebreide

discussie ontstaat over zeer geringe bedragen. Verwezen wordt ook naar de

bedragen genoemd in beleidsregels 11, 12 en 14.

 

Bij beleidsregel 7:

Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten tremanormen. Het betreft

hier de normen

die door de rechtbank worden gehanteerd bij de vaststelling van de

alimentatie die voorzien in zowel een zgn. netto- als een brutoberekening.

 

Bij beleidsregel 11:

Het hier genoemde bedrag kan worden herleid uit de onder de toelichting bij

beleidsregel 3 genoemde bedrag van € 50,- per maand. Op grond van

praktische redenen wordt voorgesteld een beperkter bedrag op te nemen bij

verlaging van de draagkracht.

 

Bij beleidsregel 17:

Inwerkingtreding per datum invoering WWB. In ieder geval is aanpassing

verlangd op het moment dat het voorgenomen nieuwe stelsel van

kinderalimentatie ingaat.

Nota-toelichting

2012-08-22