Regeling vervallen per 11-06-2015

Richtlijn krediethypotheek gemeente Barendrecht

Geldend van 21-09-2012 t/m 10-06-2015

Intitulé

Richtlijn krediethypotheek gemeente Barendrecht

De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast.

Inleiding

Onder de Abw verstrekte het college in geval van bijstandverlening aan de eigenaar van een door hem zelf of zijn gezin bewoonde woning de bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek ( artikel 20 Abw).Het ‘’besluit krediethypotheek bijstand ‘’ stelde hiertoe nadere regels.

Het kabinet heeft er uit oogpunt van deregulering voor gekozen het Besluit krediethypotheek bijstand niet meer te handhaven. In de WWB kan in geval aan de eigenaar van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning bijstand verleend worden in de vorm van een geldlening.

De WWB biedt de gemeente , in vergelijking met het huidige regime , meer mogelijkheden om maatwerk te bieden bij het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening. Het is aan de gemeente om , indien bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend bij eigen woningbezit, de terugbetaling van de geldlening zeker te stellen door het bedingen van een hypotheek c.q. recht van pand, die het vrijlatingbedrag overschrijdt.In deze richtlijn wordt voorgesteld om de mogelijkheid tot het vestigen van een hypotheek c.q. recht van pand te benutten om zodoende meer zekerheid te hebben tot het terugbetalen van de geldlening. Tevens wordt voorgesteld de mogelijkheid om tijdens een lopende bijstanduitkering ( om niet) alsnog een krediethypotheek te vestigen op te nemen. Ook wordt voorgesteld om deze richtlijn aan te sluiten bij het Besluit Krediethypotheek Bijstand

In deze richtlijn komen achtereenvolgens aan de orde:

* voorwaarden voor het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening ( zie artikel 1 );

* voorwaarden voor het verstrekken van bijstand om niet ( zie artikel 2 )

* hoogte hypotheek, taxatie en hertaxatie van woning, vestigingskosten ten laste van de belanghebbende ( zie artikel 3)

*voorwaarden hypotheekakte of recht van pand ( zie artikel 4 )

*aflossingsvoorwaarden voor hypotheek of pand ( zie artikel 5 )

*rentevordering ( zie artikel 6 )

* aflossing geldlening bij vererving en verkoop van woning ( zie artikel 7)

* hernieuwde bijstandsaanvraag ( zie artikel 8 )

*jaarlijkse opgave van restantschuld en rentevorderingen ( zie artikel 9)

* inwerkingtreding ( zie artikel 10) en

*overgangsrecht ( zie artikel 11)

Nadere uitleg wordt vervolgens gegeven in de ‘’ Algemene Toelichting’’ en ‘’ Toelichting artikelsgewijs’’. Gebruikte begrippen en afkortingen, en bronnen zijn opgenomen in bijlage 1. In bijlage 2 is een toelichting opgenomen op de wijzigingen in het Besluit krediethypotheek.

Art 1 Voorwaarden voor het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening

Recht op bijstand

1.De belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, heeft recht op bijstand voorzover tegeldemaking, bezwaring, van het in de woning met bijbehorend erg gebonden vermogen redelijkerwijs niet kan worden verland . ( artikel 50, lid 1 WWB)

Voorwaarden voor bijstand in de vorm van een geldlening

2. indien belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, recht op algemene bijstand bestaat, heeft de bijstand de vorm van een geldlening:

  • a.

    indien de bijstand over een periode van een jaar , te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend , naar verwachting meer bedraagt dan het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37 ,eerste lid WWB ; en

  • b.

    voorzover het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erg hoger is dan het vermogen , bedoeld in artikel 34, tweede lid , onderdeel d WWB ( artikel 50, lid 2, sub a , en sub b WWB

Zekerheidsstelling

3.indien op grond van lid 1 en 2 belanghebbende in de vorm van een geldlening wordt verleend, dient belanghebbende hiertoe zekerheid te geven door het vestigen van een hypotheek of recht van pand. ( Krachtens artikel 48, lid 3 WWB)

Art 2 Voorwaarden voor het verlenen van bijstand om niet

  • 1. indien belanghebbende na toepassing van artikel 1 lid 1 recht geeft op bijstand, maar op grond van de in artikel 1 , lid 2, sub a en b gestelde voorwaarden, geen recht heeft op bijstand in de vorm van een geldlening, wordt belanghebbende bijstand om niet verleend.

  • 2. indien belanghebbende bijstand wordt verleend om niet , op grond van lid 1, wordt deze bijstand in principe voor de periode van vier jaar verleend.

  • 3. indien belanghebbende op grond van lid 1 en lid 2 bijstand wordt verleend wordt binnen een periode van vier jaar van bijstandsverlening het recht opnieuw vastgesteld ( zoals bepaald in artikel 1, lid 1, en de voorwaarden waaronder de bijstand wordt verleen, zoals bepaald in artikel 1, lid2, sub a en b , artikel 1 lid 3en artikel 2, lid 1 en lid 2)

  • 4. Belanghebbende wordt per beschikking op de hoogte gesteld van de regels zoals in dit artikel bepaald.

Art.3 Hoogte hypotheek/pand, taxatie en hertaxatie van woning, vestigingskosten en laste van belanghebbende

Hoogte van de geldlening.

  • 1.

    de hoogte van de geldlening, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 bedraagt ten hoogste de waarde van de woning in het economische verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen , als bedoeld in artikel 34, tweede lid, sub d, WWBVaststelling waarde van de woning

  • 2.

    ter vaststelling van de waarde van de woning vindt een taxatie c.q. een hertaxatie plaats door een taxateur die door het college in overeenstemming met de belanghebbende word aangewezen.

Kosten

  • 3.

    de kosten die verbonden zijn aan de taxatie, hertaxatie, de hypotheekakte, de pandakte, alsook de bijkomende kosten, komen ten laste van belanghebbende. De bijstand voor deze kosten worden aangemerkt als algemene bijstand, tenzij aan belanghebbende alleen bijzondere bijstand is verleend.

    • 1.

      de vrijlating van het vermogen gebonden in de eigen bewoonde woning met bijbehorend erf, geldt op grond van artikel 3 lid 6 WWB ook voor het vermogen dat is gebonden in eigen woonschip of woonwagen. Wanneer in de navolgende het begrip woning word gebruikt wordt hiermee ook woonschip en woonwagen bedoeld.

      • 2.

        Artikel 48 lid 3 WWB stelt: Het college kan aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.

Art.4 Voorwaarden hypotheekakte of pandakte

  • 1. Aan de geldlening worden de voorwaarden verbonden genoemd in de artikelen 5 en 6.

  • 2. De in lid 1 bedoelde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte c.q. pandakte.

Art.5 Aflossingsvoorwaarden voor hypotheek of pand

  • 1.

    Aflossing van de geldlening vindt plaats gedurende ten hoogste tien jaar.

  • 2.

    De aflossing begint op het moment van beëindiging van de bijstandsverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 3.

    Het maandelijks af te lossen bedrag wordt telkens voor een periode van een jaar vastgesteld.

Vrijstelling aflossing

  • 4.

    Indien het inkomen van belanghebbende als bedoeld in artikel 32 van de Wet werk en bijstand niet boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.1 tot en met 3.3 van de Wet werk en bijstand, wordt geen aflossing gevergd. Tevens wordt geen aflossing gevergd indien belanghebbende een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars ontvangt.

Aanpassing aflossingstermijn en aflossingsbedrag

  • 5.

    indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven , stelt het college, zonnodig tussentijd, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • 6.

    bij de beoordeling van de hierboven genoemde omstandigheden wordt rekening gehouden met noodzakelijke kosten voor het bestaan, die voortvloeien uit de bijzondere individuele omstandigheden, voor eigen rekening van belanghebbende komende. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

Nalatigheid bij aflossing

  • 7.

    indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rent verschuldigd.

Artikel 6 Rentevordering

  • 1. Indien met toepassing van artikel 5, lid 4 tot en met 6 , na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf da moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2. Deze rente is de wettelijke rente, verminderd met drie procent.

  • 3. Indien belanghebbende naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, maar niet kan aflossen,wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4. Indien belanghebbende naar het oordeel van het college geen rente kan betalen, wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening. Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Art. 7 Aflossing geldlening bij ververving en verkoop woning.

Directe aflossing

  • 1.

    Aflossing van het nog niet afgeloste deel van de geldlening als ook de op de grond van artikel 6, lid 3 en 4, bijgeschreven rente vindt plaats bij verkoop of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving, na overlijden van de langstlevende echtgenoot.

Ver lening nieuwe geldlening na verkoop

  • 2.

    Bij verkoop van de woning kan het college , wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende, of bij werkaanvaarding elders door belanghebbende, nadat aflossing van het nog niet afgeslote deel van de geldlening heeft plaatsgevonden, na toepassing van het eerste lid, besluiten een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek pandrecht, te verlenen voor de aankoop van een andere woning tot ten hoogste het bedrag van de eerder afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende na de aflossing vrijgekomen vermogen me inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

Kwijtschelding resterende geldlening

  • 3.

    indien bij verkoop van de woning, op basis van de waarde bij vrije oplevering in het economisch verkeer, het voor afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Art.8 Hernieuwde bijstandsaanvraag

Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstand onder verband van hypotheek of pandrecht wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek c.q. het laatst gevestigde pandrecht.

Art. 9 Jaarlijkse opgave restantschuld en rentevorderingen

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop na een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

Art 10 Inwerkingtreding

Deze richtlijn krediethypotheek treedt per 1 december 2004 in werking.

Art 11 Overgangsrecht

Artikel 20 van de Algemene bijstandswet en artikel 4, vierde lid, laatste volzin, van de invoeringswet herinrichting Algemene bijstandswet3 blijven van toepassing op bijstand die op de peildatum werd verleend met toepassing van die artikelen.

Art. 12 Citeertitel

Deze richtlijn wordt aangehaald als: Richtlijn krediethypotheek gemeente Barendrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering.

Toelichting

Toelichting bij Richtlijn Krediethypotheek