Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bedum

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bedum.

Versie december 2009 - 2

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.

Artikel 1.1.

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Artikel 1.2.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    de aanvrager in aanmerking komt voor een collectieve voorziening;

  • b.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

Artikel 1.3.

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.000, = welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van vijf jaar.

Artikel 1.4.

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats in alle gevallen na aankoop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen hulp bij het huishouden.

Artikel 2 Omvang van de eigen bijdragen hulp bij het huishouden.

Artikel 2.1.

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 17, 60 per vier weken, terwijl het percentage van het (gezamenlijk verzamel) inkomen boven

€ 22.222, = dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Artikel 2.2.

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17, 60 per vier weken, terwijl het percentage van het (gezamenlijk verzamel) inkomen boven € 15.256, = dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Artikel 2.3.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien beiden of één van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25, 20 per vier weken, terwijl het percentage van het (gezamenlijk verzamel) inkomen boven € 27.222, = dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Artikel 2.4.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25, 20 per vier weken, terwijl het percentage van het (gezamenlijk verzamel) inkomen boven € 21.058, = dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 3.1. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:

Klasse 1 (0 – 1,9 uur per week):

€ 917, =

Klasse 2 (2 – 3, 9 uur per week):

€ 2.753, =

Klasse 3 (4 – 6,9 uur per week):

€ 5.049, =

Klasse 4 (7 – 9,9 uur per week):

€ 7.803, =

Klasse 5 (10 – 12,9 uur per week):

€ 10.557, =

Klasse 6 (13 – 15, 9 uur per week):

€ 13.339, =

terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van € 17, 63 wordt gehanteerd.

Bovengenoemde bedragen zijn gebaseerd op de College Tarieven Gezondheidszorg – norm (bedragen zijn gelijk aan 75 % van de CTG – norm).

Artikel 3.2.

De belanghebbende dient schriftelijke overeenkomsten te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde hulpverleners.

Artikel 3.3.

Het persoonsgebonden budget wordt, onder aftrek van de verschuldigde eigen bijdrage, rechtstreeks aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald.

De volgende betalingsfrequentie is van toepassing op de jaarbedragen:

Klasse1:

het totale bedrag eens per jaar;

Klasse 2:

de helft van het bedrag per halfjaar;

Klasse 3:

een vierde van het bedrag per kwartaal;

Klasse 4 t/m 6:

een twaalfde van het bedrag per maand.

Artikel 3.4.

De belanghebbende dient binnen zes weken na ieder half jaar, gerekend vanaf de ingangsdatum van het persoonsgebonden budget, een verantwoordingsformulier in te dienen.

Als het persoonsgebonden budget betrekking heeft op een periode korter dan een half jaar, moet het verantwoordingsformulier binnen zes weken na afloop van die periode worden ingediend.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.1.

De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor bouwkundige woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 4.2.

Het in artikel 20 van de van de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

De hoogte van de terugbetaling van de meerwaarde (anti-speculatiebeding) bedraagt:

  • a.

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde

  • b.

    voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde,

  • c.

    voor het derde jaar 80% van de meerwaarde,

  • d.

    voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde,

  • e.

    voor het vijfdejaar 60%van de meerwaarde,

  • f.

    voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde,

  • g.

    voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde,

  • h.

    voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde,

  • i.

    voor het negende jaar 20% van de meerwaarde, en

  • j.

    voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde.

Artikel 4.3.

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 14 onder 1 a van de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.500, =.

Artikel 4.4.

De hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor niet bouwkundige of woontechnische voorzieningen wordt vastgesteld op de door het college goedgekeurde kosten van de voorziening, inclusief eventuele kosten voor onderhoud en service gedurende de gebruiksduur van de voorziening.

Artikel 4.5.

De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de getroffen voorziening of de aangeschafte zaak voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren.

Artikel 4.6.

De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor bouwkundige voorzieningen als bedoeld in artikel 4.1. van dit besluit wordt rechtstreeks aan de eigenaar van de woning uitbetaald, met inachtneming van het volgende:

  • 1.

    de financiële tegemoetkoming wordt betaald na gereedmelding en vaststelling, zoals benoemd in artikel 4.8.;

  • 2.

    een persoonsgebonden budget voor bouwkundige voorzieningen kan slechts worden verstrekt aan de belanghebbende die tevens eigenaar is van de woning. Dit budget wordt uitbetaald na toekenning van de voorziening.

Artikel 4.7.

Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten of voorzieningen die van niet bouwkundige of woontechnische aard wordt rechtstreeks aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald.

Artikel 4.8. Financiële tegemoetkoming.

Direct na voltooiing van de werkzaamheden, maar uiterlijk binnen 12 maanden na de datum van de toekenning van de voorziening, verklaart degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt betaald dat de bedoelde werkzaamheden voltooid zijn. Deze gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend en van de op de werkzaamheden betrekking hebbende nota’s.

Artikel 4.9. Persoonsgebonden budget.

Direct na voltooiing van de werkzaamheden, maar uiterlijk binnen 12 maanden na de datum van toekenning van de voorziening, verklaart degene aan wie het persoonsgebonden budget is uitbetaald, dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

Deze gereedmelding gaat vergezeld van de op de werkzaamheden betrekking hebbende facturen. De gereedmelding leidt niet tot nabetaling.

Artikel 4.10.

De belanghebbende dient, voor zover het persoonsgebonden budget is gebruikt voor de aanschaf van roerende zaken, binnen zes maanden na de datum van de toekenningsbeschikking een kopie van het aanschafbewijs (kopie factuur) in te leveren.

Daarnaast dient hij, indien van toepassing, jaarlijks opgave te doen van het onderhoud, door indiening van een onderhoudsfactuur.

Voor zover het bedrag is gebruikt voor een verhuizing, geldt de adreswijziging als verantwoording.

Artikel 4.11 Normbedragen bij woningsanering in verband met CARA.

Als normbedragen worden gehanteerd:

  • -

    voor zeil of linoleum € 53,- per meter (uitgaande van een gemiddelde breedte van de rol van 4 meter), inclusief egalisatiekosten;

  • -

    gordijnen: € 15,- per meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 5.1.

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de door de gemeente vastgestelde tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. Indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud, verzekering en reparatie voor een periode van vijf jaar; uitgaande van een economische afschrijving over vijf jaar.

Artikel 5.2.

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor belanghebbende die geen gebruik van het collectief vervoer kunnen maken en die recht hebben op een individuele kilometervergoeding bedraagt voor het gebruik van een eigen auto: maximaal € 1.043, = per jaar.

Artikel 5.3. Autoaanpassing.

De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld aan de hand van de kosten van de overeenkomstige naturaverstrekking, inclusief eventuele kosten voor onderhoud en service gedurende de gebruiksduur van de voorziening.

Artikel 5.4.

De belanghebbende dient de frequentie en de bestemming van de gemaakte reizen bij te houden en taxibonnen of overige betalingsbewijzen gedurende een periode van één jaar te bewaren en in te dienen bij de gemeente.

Artikel 5.5.

Het persoonsgebonden budget wordt rechtstreeks, in kwartaaltermijnen, aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald.

Artikel 5.6.

Burgemeester en wethouders controleren aan de hand van de bescheiden als bedoeld in artikel 5.4. van het besluit of het persoonsgebonden budget overeenkomstig het doel waarvoor het is toegekend is besteed.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 6.1.

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de door de gemeente vastgestelde tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. Indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor een periode van vijf jaar; uitgaande van een economische afschrijving over vijf jaar.

Artikel 6.2.

De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte zaak voldoende te laten onderhouden. In geval van een scootmobiel of een elektrische rolstoel is het verplicht om minimaal een aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het middel. De normale gebruiksduur van een hulpmiddel is vijf jaar.

Artikel 6.3.

Het persoonsgebonden budget wordt rechtstreeks aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald. Het bedrag voor aanschaf of huur in één keer, het bedrag voor onderhoud, service en verzekering in jaarlijkse termijnen.

Artikel 6.4.

De belanghebbende dient binnen zes maanden na de datum van de toekenningsbeschikking een kopie van het aanschafbewijs (kopie factuur) in te leveren.

Daarnaast dient hij jaarlijks opgave te doen van het onderhoud, door indiening van een kopie onderhoudsfactuur.

Artikel 6.5.

Het verstrekken van een volgende voorziening binnen afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin dat ook bij naturaverstrekking gebeurt, als wijziging in medische of andere relevante omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: besluit maatschappelijke ondersteuning.

Het besluit treedt in werking op 1 januari 2010.

Bedum,

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Bedum,

Burgemeester

Secretaris

BIJLAGE 1

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 14 onder 1b van de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning.

1a.Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

Soort vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

woonkamer

30

6

keuken

10

4

éénpersoonsslaapkamer

10

4

tweepersoonsslaapkamer

18

4

toiletruimte

2

1

badkamer:

·wastafelruimte

2

1

·doucheruimte

3

2

entree/hal/gang

5

2

berging

6

4

1b.Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen tweede ingang en een berging en / of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

BIJLAGE 2

Voorwaarden behorende bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget (Pgb) voor individuele voorzieningen niet zijnde huishoudelijke hulp.

Bepaling hoogte persoonsgebonden budget:

De hoogte van het Pgb wordt vastgesteld aan de hand van het overeenkomstige hulpmiddel uit het kernassortiment zoals dat voor verstrekking in natura geldt. Dit geschiedt op basis van de daadwerkelijke kosten van de gemeente voor de verstrekking in natura.

Hier bovenop komen de kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering (WA) gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel. (Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het rekenmodel van Welzorg.)

Toekenningsperiode:

Het Pgb wordt verstrekt voor een periode van vijf jaar. Van het Pgb kan een nieuwe of een gebruikte voorziening gekocht worden. Bij een gebruikte voorziening kan de besparing aangewend worden om in de (mogelijk) extra kosten gedurende de vijf jaar te voorzien.

Om te voorkomen dat kapitaal verloren gaat wordt de met het Pgb aangeschafte voorziening eigendom van de gemeente als binnen de in de beschikking genoemde gebruiksperiode:

  • ·

    de voorziening niet wordt gebruikt;

  • ·

    de voorziening vanwege medische/ergonomische reden niet meer adequaat is;

  • ·

    de aanvrager verhuisd naar een andere gemeente dan wel een AWBZ-instelling;

  • ·

    de aanvrager overlijdt.

De voorziening kan in het depot worden geplaatst en gebruikt voor herverstrekking bij verstrekking in natura.

Bij verhuizen naar een andere gemeente of AWBZ-instelling kan de aanvrager verzoeken de voorziening te behouden tegen betaling van de resterende waarde uitgaande van een afschrijvingstermijn gelijk aan de technische levensduurgarantie.

Verzekering:

In geval van een scootmobiel of elektrische rolstoel is het verplicht minimaal een aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.

De gebruiksduur van het geselecteerde goedkoopst adequate hulpmiddel is vijf jaar.

Leverancier:

De Pgb-er mag zelf een leverancier kiezen. Echter men dient rekening te houden met het programma van eisen en de mogelijkheden voor onderhoud en verzekeren.

Keuze voorziening:

Ook kan de Pgb-er kiezen voor een ander merk en type hulpmiddel, mits dat voldoet aan het programma van eisen.

De Pgb-er kan een hulpmiddel kopen of huren. Het te kopen/huren hulpmiddel dient het GQ- en CE- kwaliteitskeurmerk te hebben.

Als een luxer hulpmiddel wordt aangeschaft dan het geïndiceerde goedkoopst adequate en er daardoor onderdelen op zitten die meer en hogere reparatiekosten vergen dan het geïndiceerde hulpmiddel dan zijn de meerdere onderhouds- en reparatiekosten voor rekening van de Pgb-er zelf.

Voorbeeld: er is een handbewogen rolstoel geïndiceerd. Men kiest echter voor een rolstoel met hulpmotor. In dat geval worden reparaties aan de motor, vervanging van accu’s e.d. niet vergoed door de gemeente. Andere onderdelen aan de rolstoel, die ook op het geïndiceerde hulpmiddel zitten (bijv. vervanging wielen) worden naar rato vergoed.

Vervanging voorziening:

Na afloop van de gebruiksduur (5 jaar) wordt pas dan een nieuw Pgb verstrekt wanneer de technische levensduur van het hulpmiddel verstrekken is.

In geval van langduriger gebruikmaking van het hulpmiddel als de vermelde gebruiksduur blijft de gemeente na afloop van de gebruiksduur een Pgb-vergoeding voor onderhoud en service verstrekken conform de vermelde onderhoudstarieven van het kernassortiment. Eventuele meerkosten qua onderhoud en service zijn voor eigen rekening.

Wijze van uitbetalen:

Het Pgb wordt rechtstreeks aan belanghebbende uitbetaald. Het bedrag voor aanschaf / huur in één keer, het bedrag voor onderhoud en verzekering in jaarlijkse termijnen.

Naast vergoeding voor onderhoud en service kunnen geen kosten in rekening gebracht worden. De gemeente koopt met het Pgb de compensatieplicht gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel af.

Verantwoording:

De Pgb-er dient binnen zes maanden na de datum van de toekennningsbeschikking een kopie van het aanschafbewijs (kopie factuur) op te sturen aan de gemeente, afdeling Welzijn en Burgers. Daarnaast dient de Pgb-er jaarlijks opgave te doen van het onderhoud.

Eigen verantwoordelijkheid Pgb-er

Het is van belang dat de Pgb-er weet welke eigen verantwoordelijkheden daarmee gepaard gaan.

De Pgb-er moet zich ervan bewust zijn dat de gemeente met de verstrekking van een Pgb als het ware de plicht om te compenseren ten aanzien van het betreffende hulpmiddel gedurende de normale gebruiksduur afkoopt. Het verstrekken van een volgend hulpmiddel binnen afloop van de normale gebruiksduur kan alleen in die gevallen waarin dat ook bij naturaverstrekking gebeurt (wijziging medische omstandigheden etc.).

Bijzonderheden en uitzonderingen:

Indien op basis van de indicering zeer specifieke, persoonlijke aanpassingen aan het hulpmiddel noodzakelijk zijn dan wordt daarvoor een aanvullend Pgb verstrekt ter hoogte van de kosten van een dergelijke aanpassing.

De procedure hiervoor is als volgt: de Pgb-er zoekt bij de leverancier het hulpmiddel uit dat hij/zij wil aanschaffen met het Pgb. Voor de noodzakelijke aanpassingen maakt de leverancier een offerte. De Wmo-consulent toetst of de kosten reëel zijn. Als dat het geval is wordt een aanvullend Pgb toegekend ter hoogte van de noodzakelijke aanpassingskosten.

Als de Pgb-er zeer kostbare aanpassingen geïndiceerd heeft gekregen zal de aanschaf/huur van een hulpmiddel financieel onaantrekkelijk zijn. In een dergelijke situatie zal aangegeven worden dat alleen een nieuw hulpmiddel mag worden gekocht of gehuurd.

Uitgesloten voor de verstrekking van een Pgb zijn cliënten voor wie hulpmiddelen tijdelijk zijn (minder dan een half jaar) en cliënten die niet (meer) zelfredzaam zijn.