Regeling vervallen per 14-05-2012

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Beemster 2010

Geldend van 14-06-2010 t/m 13-05-2012

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Beemster 2010(versie geldend sedert 14 juni 2010)

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BEEMSTER:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 februari 2010, nummer 19;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Beemster 2010.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    organisatie-eenheid:

    iedere eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig is aangewezen, te weten de sectoren grondgebied, bedrijfsonder-steuning en samenleving.

  • b.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Beemster ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    financiële administratie:

    het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Beemster, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    1.de financieel-economische positie;

    2. het financiële beheer;

    3. de uitvoering van de begroting;

    4. het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    5. alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • d.

    administratieve organisatie:

    het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • e.

    financieel beheer:

    het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Beemster.

  • f.

    rechtmatigheid:

    het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • g.

    doelmatigheid:

    het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • h.

    doeltreffendheid:

    de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten;

    • c.

      de baten en lasten.

  • 3.

    Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogdemaatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

  • 4.

    De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Producten

  • 1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productraming aan de programma’s.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt uiterlijk voor 1 juni van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2. De raad stelt deze nota uiterlijk in de laatste vergadering voor het zomerreces vast.

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productenraming;

    • b.

      de budgetten uit de productenraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • c.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de lasten van programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Beheersing en interne controle

Artikel 6. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

  • 3. Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het derde lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Rapportage en verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een tussenrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportage wordt aan de raad aangeboden voor 1 november van het lopende begrotingsjaar.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4. De rapportage gaat in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten. In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

    • a.

      Inkomsten uit de algemene uitkering;

    • b.

      de rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt;

    • c.

      resultaten uit grondexploitatie;

    • d.

      realisatie op begrote subsidieverwachtingen.

  • 5. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      Investeringen groter dan € 10.000;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 10.000.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de diensten naar de productenrealisatie en naar de programma verantwoording.

  • 2. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      welke goederen en diensten zijn geleverd;

    • c.

      wat de kosten zijn;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Titel 2. Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9. Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat, al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij een uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vast activa

  • 1. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd.

  • 2. De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief niet afgeschreven, tenzij deze kosten kunnen worden beschouwd als onderdeel van de verkrijgingsprijs van materiële activa, de zogenaamde voorbereidingskosten. De afschrijvingstermijn van het geactiveerde materiële actief is dan geldend voor het totale bedrag.

  • 3. De afschrijvingstermijn voor kosten verbonden aan het sluiten van nieuwe geldleningen en (dis)agio loopt parallel aan de looptijd van de nieuw aangetrokken geldlening.

  • 4. De materiële vast activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden lineair afgeschreven, tenzij de raad voor een andere afschrijving heeft gekozen. De volgende afschrijvingstermijnen worden gehanteerd:

    A.Gronden en terreinen

    • -

      geen afschrijving

    B.(Bedrijfs)gebouwen

    • -

      40 jaar - Nieuwbouw (traditionele bouw)

    • -

      20 jaar - Nieuwbouw (systeembouw)

    • -

      25 jaar - Renovatie/restauratie/aankoop

    C.Rioleringswerken

    • -

      zoals aangegeven in het vigerende GRP (Gemeentelijk rioleringsplan)

    D.(Technische) installaties in bedrijfsgebouwen

    • -

      15 jaar

    E.Inventaris, meubilair, telefooninstallaties en veiligheidsvoorzieningen

    • -

      10 jaar

    F.Automatiseringsapparatuur

    • -

      5 jaar inclusief software

    G.Transportmiddelen, gereedschappen en overig materiaal

    • -

      naar gangbare ervaringsnormen of voorgeschreven normen over de gebruiksduur

    [Klik hier om het document te downloaden]

  • 5. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van: (inrichting) wegen en straten, waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken.

  • 6. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Activa met een meerjarig maatschappelijk nut in de openbare ruimten worden alleen in uitzonderingsgevallen geactiveerd. Deze uitzonderingsgevallen betreffen:

    • Eerste aanleg, vervanging of groot incidenteel onderhoud (levensduur verlengend) van wegen en straten met de hierbij behorende civiele kunstwerken, niet opgenomen in grondexploitaties;

    • eerste aanleg, vervanging of groot incidenteel onderhoud (levensduur verlengend) van waterbouwkundige werken, verkeerslichtinstallaties en openbare verlichting;

    • omvangrijke wegconstructies in het kader van wijkverbetering of verkeersdoorstroming. De volgende afschrijvingstermijnen worden gehanteerd:

    A. Wegen en staten

    • -

      40 jaar - nieuw (eerste aanleg)

    • -

      25 jaar - Omvangrijke wegconstructies

    • -

      20 jaar - Herinrichting van wegen en straten

    • -

      15 jaar - Herasfalteren en - straten (groot incidenteel onderhoud)

    B. Bruggen en overige grotere kunstwerken

    • -

      20 jaar

    C. Openbare verlichting en verkeersinstallaties

    • -

      15 jaar

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting gebruikers;

    • b.

      onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • c.

      rioolrechten;

    • d.

      afvalstoffenheffing.

    wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

  • 2. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een geactualiseerde nota reserves en voorzieningen aan.

  • 2. De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Beemster wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. Het rentepercentage voor de jaarlijkse toerekening van rente aan een investering wordt zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de rente van vaste geldleningen in het jaar van investering die in soort en looptijden overeenkomen met de afschrijvingswijze / - termijnen van de investering.

Artikel 14. Financieringsfunctie

Het college biedt eenmaal in de vier jaar een geactualiseerde nota over de uitoefening van de financieringsfunctie aan (treasurystatuut).

Titel 3. Financiële organisatie en administratie

Artikel 15. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatie-eenheden;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 16. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifiek verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 17. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatie-eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de organisatieeenheden van de gemeente;

  • e.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de diensten.

Artikel 18. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 19. Misbruik en oneigenlijk misbruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Titel 4. Slotbepalingen

Artikel 20. Inwerktreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die waarop deze is bekendgemaakt, met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2011 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt de Financiële verordening gemeente Beemster, vastgesteld bijraadsbesluit van 30 oktober 2003, wordt hiermee vervangen.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Beemster 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 22 april 2010.
H.N.G. Brinkman, burgemeester
C.J. Jonges, griffier