Regeling vervallen per 01-01-2012

SUBSIDIEVERORDENING WELZIJN GEMEENTE BEESEL 2008-2011

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING WELZIJN GEMEENTE BEESEL 2008-2011

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN GEDEELTE

Algemene bepalingen

1.1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

Bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders;

Instelling: een rechtspersoon

Lid: een lid dat contributie betaalt en werkelijk deelneemt aan de specifieke activiteiten van de instelling.

Subsidie: de subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb;

Raad de gemeenteraad van de gemeente Beesel;

Subsidieperiode: een periode van 4 jaren, lopende van 2008 tot en met 2011 en de daarop volgende clusters van vier jaren, waarop de subsidie betrekking heeft;

Werkplan een overzicht van de door de instelling voorgenomen

activiteiten uitgedrukt in meetbare prestaties en de relatie van

de activiteiten met het gemeentelijk beleid;

Werksoort een verzameling van activiteiten gericht op het realiseren van

een specifiek deel van het gemeentelijk beleid;

Regulier: met regulier wordt bedoeld een jaarlijks (terugkerend) subsidie; Projectsubsidie: Eenmalige subsidie tbv bijzonder activiteiten / projecten

1.2 Reikwijdte van de verordening

Een instelling komt ingevolge deze verordening alleen voor subsidieverlening in aanmerking indien de instelling tot doel heeft het welbevinden en ontplooien van de burger te bevorderen door activiteiten op het gebied van maatschappelijke zorg, educatie, recreatie, emancipatie en sport. Subsidieverzoeken in het kader van toerisme vallen buiten de reikwijdte van deze verordening.

1.3 Algemene Subsidievoorwaarden

Om voor subsidiëring in aanmerking te kunnen komen, dient de instelling in elk geval te voldoen aan onderstaande voorwaarden:

  • 1

    De instelling dient aan te tonen dat haar activiteiten in een duidelijk bestaande behoefte voorzien, dat in deze behoefte niet reeds op andere wijze wordt voorzien en dat de doelstelling of het doel waarvoor subsidie wordt gevraagd niet met eigen middelen op een voldoende niveau en in voldoende omvang kan worden gerealiseerd.

  • 2

    De instelling die op 1 januari van het jaar voorafgaande aan de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft een vrij besteedbaar bedrag heeft, dat meer bedraagt dan 25% van de exploitatie over het daaraan voorafgaande jaar komt niet in aanmerking voor subsidie.

  • 3

    De instelling dient een zodanige werkwijze toe te passen dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat de doelstelling of het doel waarvoor subsidie wordt gevraagd, kan worden gerealiseerd;

  • 4

    De instelling dient voldoende aannemelijk te maken dat met inbegrip van subsidie de nodige financiële middelen ter beschikking staan om de doelstelling of het doel waarvoor subsidie wordt gevraagd, te realiseren.

  • 5

    Indien er ten aanzien van de werksoort die de instelling uitvoert een overkoepelende organisatie bestaat, moet de instelling daarbij aangesloten zijn.

  • 6

    Tenminste 70% van de leden van de instelling of deelnemers aan de activiteit(en) dient in de gemeente Beesel te wonen, Het college is bevoegd van deze bepaling af te wijken vanwege het bijzondere karakter van een instelling of de waarde daarvan voor de gemeenschap.

Subsidieaanvraag, van reguliere subsidies

1.4 Indiening

  • 1.

    De aanvraag tot verlening van een subsidie moet vóór 1 juni voorafgaande aan de subsidieperiode, waarvoor subsidie wordt gevraagd, bij het bestuursorgaan worden ingediend. Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst zo spoedig mogelijk. Het bestuurorgaan is bevoegd aan organisaties een andere datum op te leggen.

  • 2.

    De aanvraag wordt ingediend door middel van een brief die vergezeld is van:

    • a.

      een begroting van baten en lasten voor het eerste jaar van de

      subsidieperiode, waarop de aanvraag betrekking heeft met toelichting;

    • b.

      een werkprogramma;

    • c.

      een exploitatieoverzicht van het jaar, te weten een jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • d.

      een overzicht van bezittingen en schulden per 1 januari van het jaar voorafgaande aan de subsidieperiode;

    • e.

      het jaarverslag van het jaar, een jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, waarin moet worden aangegeven in hoeverre de doelgroep is bereikt en wat de vermoede effecten van de activiteiten zijn;

    • f.

      een toelichting op het onderwerp van de aanvraag

  • 3.

    Instellingen die gedurende de lopende subsidieperiode voor subsidie in aanmerking willen komen, moeten vóór 1 juni, voorafgaande aan het betreffende jaar, een schriftelijk verzoek daartoe indienen bij het bestuursorgaan.

  • 4.

    Ingeval voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd dient de instelling op dat moment één jaar te bestaan en worden de volgende stukken overlegd: a. een bewijs van rechtspersoonlijkheid: een exemplaar van de statuten

en/ of reglementen, de stichtingsakte (voegt niets toe bij statuten en registratie kvk) en het bewijs van registratie bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

b een opgave van de bestuurssamenstelling;

c.een overzicht van de financiële situatie van de instelling.

Subsidieverlening van niet incidentele subsidies

1.5 Subsidieverlening

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening wordt vóór 1 november van het jaar waarop de aanvraag is ingediend, genomen. Wanneer een subsidie wordt aangevraagd voor 1 juni 2007 wordt subsidie verleend voor de gehele periode 2008-2011. Wanneer in een later jaar subsidie wordt aangevraagd (zie artikel 1.4 lid 3) dan wordt subsidie verstrekt voor de resterende subsidieperiode met in achtneming van artikel 1.4 lid 3. De verstrekte subsidiebedragen (niet de grondslagen) worden jaarlijks geïndexeerd met 1,5 %.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:37 Awb wordt in de beschikking tot subsidieverlening de voorwaarde opgenomen dat voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, zij wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 3.

    Het voorbehoud zoals bedoeld in artikel 3 vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan de instelling voor het met of mede met subsidie vormen van fondsen, reserves of andere vermogensvermeerderingen verplichten tot het verkrijgen van haar toestemming. Dit wordt indien van toepassing ook verantwoord bij de aanvraag tot subsidievaststelling

    1.6Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening wordt geweigerd indien vaststaat of indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    a. de subsidieaanvraag of de -aanvrager buiten de reikwijdte van de verordening valt;

    b. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in

    strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde; d. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden,

    hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken

    om de kosten van de activiteiten te dekken; e. de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente.

    • 2.

      De subsidieverlening aan niet in Beesel gevestigde instellingen wordt geweigerd

      indien vaststaat of indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    met hun werk niet het belang van (inwoners van) de gemeente Beesel is gediend;

  • b.

    hun werk tot de beleidsverantwoordelijkheid van Rijk of Provincie behoort;

  • c.

    ingeval van een patiënten- of een gehandicaptenorganisatie deze zich beperkt tot een doelgroep van bepaalde categorieën patiënten of gehandicapten (verwijderen ivm Wmo)

  • d.

    op regionaal niveau er geen afspraken omtrent subsidiëring kunnen worden gemaakt;

1.7 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    Voor zover de subsidie leidt tot vermogensvorming en daarop artikel 4:41, Iid 2 van de Awb van toepassing is, is de ontvanger aan de gemeente een vergoeding verschuldigd.

  • 2.

    Van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:4 1, lid 2 van de Awb doet de subsidieaanvrager onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de toename van het vermogen als gevolg van subsidie. Het bestuursorgaan kan een lagere vergoeding vaststellen.

  • 4.

    De instelling brengt wijzigingen in de statuten, reglementen, bestuurssamenstellingen en de financiële positie, voor zover zij weet of behoort te weten dat de wijziging van belang is voor de beoordeling van de aanvraag of vaststelling van de subsidie, onverwijld schriftelijk ter kennis van het bestuursorgaan.

  • 5.

    a. De instelling meldt het voornemen tot ontbinding onverwijld aan het

    bestuursorgaan.

    • b.

      De instelling doet een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo aan de gemeente toekomen of bestemt het zoveel mogelijk in overeenstemming met haar doel en werkzaamheden en onderwerpt dit aan de goedkeuring van het bestuursorgaan.

    • c.

      Het bestuursorgaan kan aanwijzingen geven over de bestemming van het archief.

  • 6.

    De instelling moet zich voldoende verzekeren tegen de risico’s van wettelijke

aansprakelijkheid voor een som van tenminste € 450.000,00 per

gebeurtenis per geval, brand- en diefstalschade tegen nieuwwaarde of andere in

deze verordening of door het bestuursorgaan aangegeven risico’s. Van de gesloten

verzekeringen wordt desgevraagd de polis en de laatste premiekwitantie overgelegd.

Subsidievaststelling van niet incidentele subsidies

1.8 Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt per kalenderjaar van de subsidieperiode vóór 1 juni van het daarop volgende jaar ingediend bij het bestuursorgaan. Het bestuursorgaan kan bepalen dat aan bepaalde instellingen een andere datum wordt opgelegd.

Het bestuursorgaan beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling op de aanvraag.

1.9 Verplichtingen bij de subsidievaststelling

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling moet:

    • a.

      de instelling aan het bestuursorgaan inzage verlenen in de boekhouding, de

      administratie en alle gevraagde inlichtingen verstrekken, in ieder geval

worden het jaarverslag, de jaarrekening met balans van het afgelopen kalenderjaar en de exploitatiebegroting voor het komende kalenderjaar overgelegd.

  • b.

    uit de administratie op eenvoudige wijze een overzicht kunnen worden

    verkregen van de bezittingen, vorderingen, schulden en de

    exploitatieresultaten.

  • c.

    De instelling, indien het bestuursorgaan daarom vraagt, voor subsidiabele uitgaven bewijsstukken op naam van de instelling kunnen

    overleggen, waaruit de aard van geleverde zaken of verrichte diensten

    blijkt.

  • d.

    het archief op geordende wijze stukken als stichtingsakte, statuten,

    reglementen en jaarverslagen kunnen tonen.

  • e.

    de instelling ontvangsten zoals erfstellingen, legaten en schenkingen

    aangeven in de exploitatierekening, tenzij deze uitdrukkelijk voor kapitaal- of

    fondsvorming zijn bestemd. Een nalatenschap mag slechts worden aanvaard

    onder het voorbehoud van boedelbeschrijving.

    • 2.

      Het bestuursorgaan kan bepalen, dat een instelling niet of niet geheel hoeft te

      voldoen aan het bepaalde in lid 1 onder c. en e., lid 3, lid 4 onder b. en lid 5 (deze artikelen bestaan niet) en

      dat de vastgestelde subsidie niet onderworpen is aan de vaststellingsprocedure en

      geheel wordt uitgekeerd.

    • 3.

      Voor een instelling met meer dan € 25.000 euro per jaar aan subsidie geldt een

      verplichting tot het afgeven van een accountantsverklaring zoals bedoeld in artikel

      2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens behoudt het college zich het recht voor om bij gerezen twijfels over de verantwoording of besteding van de subsidiegelden op eigen initiatief en voor eigen rekening een accountantscontrole te laten uitvoeren.

    • 4.

      Indien geen accountantsverklaring wordt verlangd, kunnen bij de subsidieverlening andere voorschriften worden gesteld met betrekking tot het onderzoek van het financiële verslag. Wanneer de subsidieontvanger een vereniging is, betekent dit dat het verslag van de kascommissie, zoals bedoeld in artikel 2:48 lid 2 van bet Burgerlijk Wetboek kan worden gevraagd.

      HOOFDSTUK 2 BIJZONDER GEDEELTE SUBSIDIEGRONDSLAGEN

      2.1 Amateurkunst en volkscultuur

      Hieronder wordt verstaan de beoefening van kunst en cultuur. Het gaat hierbij om toneel, dans en muzikale vorming (zowel instrumentaal als zang) bij verenigingen.

      Subsidiegrondslag:

      • Ø

        20% van de dirigentkosten;

      • Ø

        € 77 per lid dat een instrument bespeelt.

      • Ø

        Voor de Toneelgroep en de Volksdansgroep gelden bovenstaande grondslagen niet. Zij ontvangen een vast subsidiebedrag, te weten € 1.060 voor de Toneelgroep en € 265 voor de Volksdansgroep.

      Voor koren geldt de volgende grondslag

      Ø20 % van de dirigentkosten.

      2.2 Educatie

      Onder educatie verstaan we de buitenschoolse vorming ten behoeve van alle groepen in de samenleving.

      Subsidiegrondslag:

      ØEen vast subsidiebedrag, te weten voor de Heemkundevereniging € 1.696, voor het IVN € 530, voor de Volksuniversiteit Venlo € 5.830, Voor de Herman Broerenschool € 265 en voor de Speel-o-theek € 3859.

      2.3 Jeugd- en jongerenorganisaties

      Onder jeugd- en jongerenwerk wordt verstaan de buitenschoolse vorming en ontspanning van jongeren en jeugdigen door een aanbod van educatieve, sociale, creatieve en recreatieve activiteiten.

      Subsidiegrondslag:

      • -

        50% van de huisvestingskosten van de vaste eigen accommodatie;

      • Ø

        € 31,80 per jeugdlid.

      2.4 Maatschappelijke zorg

      Onder maatschappelijke zorg worden die instellingen verstaan die zich richten op het verschaffen van informatie, advies en dienstverlening aan mensen en hun omgeving om een bijdrage te leveren aan het voorkomen, verminderen of oplossen van moeilijkheden in de emotionele/ relationele sfeer, dan wel ten aanzien van hun functioneren in de samenleving.

      Subsidiegrondslag:

      ØEen vast subsidiebedrag, te weten voor de WAO-belangengroepering € 1.590, voor het Rode Kruis € 1.855, voor de Zonnebloem € 530, voor Beesel en haar Toekomst € 2.120.

      2.5 Ouderenorganisaties

      Organisaties gericht op het organiseren van sociaal-culturele, educatieve en recreatieve activiteiten voor ouderen.

      Subsidiegrondslag:

      • Ø

        € 10,00 per lid

      • Ø

        vergoeding van 50 % van de kosten voor het open ouderenwerk voor 55 plussers onder de volgende voorwaarden:

      voorwaarden

      • -

        Subsidie wordt gemaximeerd op € 5,00 per persoon per bijeenkomst van een activiteit.

      • -

        De ouderenvereniging dient bij de subsidieaanvraag inzichtelijk te maken op grond van welke argumenten zij voor welke activiteiten heeft gekozen en op grond van welke argumenten zij besloten heeft eventuele activiteiten niet op te nemen in haar programma.

        • -

          Alleen activiteiten die structureel plaatsvinden worden gesubsidieerd. Onder structurele activiteiten worden activiteiten verstaan die jaarlijks terugkeren en die bestaan uit meerdere bijeenkomsten. Incidentele activiteiten worden niet gesubsidieerd.

        • -

          Alleen activiteiten die gericht zijn op een participatie van mensen in de gemeenschap worden gesubsidieerd.

        • -

          Van een activiteit komen de kosten van maximaal 1 bijeenkomst / groep per week in aanmerking voor subsidie.

        • -

          Alleen activiteiten die plaatsvinden in de gemeente Beesel worden gesubsidieerd, tenzij daarover in overleg met de gemeente andere afspraken worden gemaakt. Voor een activiteit die plaatsvindt buiten de gemeente dient goedkeuring te worden gevraagd aan het college.

        • -

          per activiteit dient er sprake te zijn van minimaal 15 deelnemers, tenzij de aard van de activiteit dat niet toelaat.

        • -

          Wanneer een activiteit niet op gang komt of te weinig deelnemers kent, wordt dat inzichtelijk gemaakt in het jaarverslag en kan de gemeente de subsidie voor die activiteit terugvorderen.

        • -

          Voor nieuwe activiteiten wordt een opstartperiode van een jaar gehanteerd. Wanneer er in het tweede jaar geen sprake is van 15 deelnemers, wordt de subsidie vanaf dat jaar teruggevorderd.

        • 2.7

          Buurtverenigingen

      Organisaties gericht op het organiseren van recreatieve activiteiten welke zorg dragen voor het versterken van de onderlinge band in de directe woonomgeving.

      Subsidiegrondslag:

      ØEen vast subsidiebedrag per buurtvereniging, te weten € 250.

      Gezien de hoogte van het subsidiebedrag hoeven buurtverenigingen bij de aanvraag en vaststelling alleen een activiteitenoverzicht in te dienen.

      2.7 Sportorganisaties

      Onder sportorganisaties worden die organisaties verstaan in verenigingsverband, zonder winstoogmerk, en onder organisatorische leiding van vrijwilligers sportactiviteiten aanbieden en uitvoeren.

      Subsidiegrondslag:

      • Ø

        bedrag van € 2,65 per lid;

      • Ø

        20% van de leiderskosten.

      Voor de binnensportverenigingen wordt daaraan de volgende grondslag toegevoegd:

      Ø45 % van de huisvestingskosten.

      Voorwaarde voor het ontvangen van subsidie is dat een sportvereniging gebruik maakt van een sportaccommodatie van de gemeente. Tenzij daarover in overleg met het bestuursorgaan andere afspraken zijn gemaakt.

      2.8 Volksfeesten

      Het gaat hierbij om spel- en sportactiviteiten ten behoeve van kinderen tijdens nationale feestdagen, sinterklaasacties en Sint Maarten. Verder worden onder volksfeesten verstaan organisaties die carnavalsoptochten organiseren.

      Subsidiegrondslag:

      ØEen vast subsidiebedrag, te weten CV De Drake € 795 + € 375 jeugdactiviteiten , CV De Windjbuujels € 901 + € 425 jeugdactiviteiten en Jeugdactie Beesel € 1.643

      2.9 Vrouwenorganisaties

      Organisaties van vrouwen welke zich richten op sociaal-culturele, emancipatoire, educatieve en vormende activiteiten.

      Subsidiegrondslag:

      • Ø

        een vast bedrag per organisatie, gebaseerd op het aantal leden: € 530 voor een organisatie tot 50 leden; € 1.060 voor een organisatie tot 75 leden; € 1.590 voor een organisatie tot 100 leden; € 2.120 voor een organisatie met 100 leden of meer.

      • Ø

        In principe geldt de bepaling die in artikel 1.3, lid 5 staat opgenomen niet voor deze sector. Indien een organisatie wél ervoor kiest aan te sluiten bij een overkoepelend orgaan ontvangt men van de gemeente een ‘bonus’ van € 250.

      2.10 Professionele organisaties

      Met de professionele organisaties worden budgetafspraken gemaakt, waarbij bepaald wordt welke diensten een organisatie levert of welke taakstellingen worden verwacht tegen een vooraf bepaald budget.

      HOOFDSTUK 3 PROJECT SUBSIDIES

      3.1 begripsbepaling

      Aan een instelling kan een project subsidie worden toegekend voor bijzondere

      incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van

      een organisatie.

      3.2. Voorwaarden waaraan een aanvraag voor een project subsidie moet voldoen

      • 1.

        Het project of de activiteit moet een extra meerwaarde bieden voor de gemeenschap ten opzichte van de reguliere taken van de instelling.

      • 2.

        70 % van de bezoekers van de activiteit of deelnemers aan de activiteit is afkomstig uit de gemeente Beesel.

      • 3.

        Indien mogelijk dient de instelling een eigen bijdrage te vragen aan de deelnemers van de activiteit.

      • 4.

        De instelling dient zelf ook een financiële bijdrage te leveren aan het project.

      • 5.

        De activiteit moet passen binnen het beleid van de gemeente Beesel.

      • 6.

        Het college heeft de bevoegdheid aanvullende voorwaarden te stellen en te publiceren.

      3.3 Subsidiabele kosten

      • 1.

        Een instelling komt in aanmerking voor een subsidiebedrag van maximaal 1/3 van de subsidiabele kosten.

      • 2.

        Alleen kosten die rechtstreeks verband houden met de activiteit zijn subsidiabel. Vergaderkosten en kosten voor consumpties zijn niet subsidiabel.

      3.4 Subsidie aanvraag

      • 1.

        In één kalenderjaar kan een instelling slechts éénmaal aanspraak maken op een project subsidie.

      • 2.

        Op aanvragen voor een project subsidie wordt door het bestuursorgaan beslist.

      • 3.

        Een aanvraag voor een project subsidie dient tenminste 3maanden vóór aanvang van de activiteit te worden ingediend.

      • 4.

        Bij de aanvraag dienen de navolgende bescheiden te worden overlegd:

      • a.

        een werkplan, inclusief een begroting van alle inkomsten en uitgaven die betrekking hebben op de activiteit;

      • b.

        een overzicht van bezittingen en schulden van de instelling;

      • c.

        een exploitatieoverzicht van het voorafgaande jaar;

      • d.

        alle overige bescheiden die het bestuursorgaan noodzakelijk acht.

      • 5.

        De artikelen 1.6 en 1.7 zijn van overeenkomstige toepassing op project subsidies

      • 6.

        Het bestuursorgaan beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening op de aanvraag. Bij een positief besluit op de aanvraag wordt aan de aanvrager een voorschot verstrekt op de subsidie tot ten hoogste 75% van de verleende subsidie.

      • 7.

        De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt binnen 2 maanden na afloop of beëindiging van de activiteit waarvoor subsidie werd verstrekt door de subsidieontvanger ingediend en bevat:

      • a.

        een gespecificeerde opgave van alle werkelijke inkomsten en uitgaven;

      • 8.

        Het bestuursorgaan beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot

        subsidievaststelling op de aanvraag.

        3.4Subsidieplafond

        3.4Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid jaarlijks een subsidieplafond en verdeelregels vast te stellen.

      Hoofdstuk 4 Jubileumbijdrage

      4.1Begripsbepaling

      Aan verenigingen, gevestigd in de gemeente Beesel, met een jubileum worden door het bestuursorgaan de volgende bijdragen toegekend:

      • ·

        25 jarig jubileum: € 100

      • ·

        40 jarig jubileum: € 150

      • ·

        50 jarig jubileum: € 200

      • ·

        60 jarig jubileum: € 250

      • ·

        75 jarig jubileum: € 300

      • ·

        100 jarig jubileum: € 500

      Voor verenigingen ouder dan 100 jaar loopt de cyclus weer opnieuw. Dit wil zeggen dat verenigingen met een 125 jarig jubileum weer € 100 ontvangen, verenigingen met een 140 jarig jubileum ontvangen € 150,00 etc.

      4.2 Procedure

      Om in aanmerking te komen voor een jubileumbijdrage dienen verenigingen een schriftelijk verzoek in aan het bestuursorgaan voorzien van een afschrift van de statuten of stichtingsakte waaruit blijkt wanneer de vereniging is opgericht. Het bestuursorgaan beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag. HOOFDSTUK 5 ACCOMMODATIEBELEID

      • 5.1Algemeen

      • 1.

        Onder accommodatie wordt verstaan: een gebouw in eigendom van de organisatie, welke noodzakelijk is om de (kern)activiteiten van de organisatie uit te voeren. Onder investering wordt uitbreiding en of renovatie, waarbij de renovatie het gevolg is van veranderde wet- en regelgeving waarop de vereniging vooraf niet heeft kunnen anticiperen, van de primaire voorzieningen van een accommodatie verstaan.

      • 2.

        Alleen aan een organisatie die in de gemeente is gevestigd en hier haar activiteiten uitoefent, kan subsidie worden toegekend.

      • 3.

        De aanvrager dient aan te tonen dat:

        • a)

          er een noodzaak voor de investering aanwezig is.

        • b)

          het subsidieverzoek past binnen het gemeentelijke beleid.

        • c)

          het verzoek om investeringssubsidies beperkt blijft tot die primaire voorzieningen/ accommodaties die direct verband houden met de doelstelling van de aanvrager.

        • d)

          de organisatie langer dan 10 jaar bestaat

        • e)

          40% van de leden van de organisatie jeugdlid (< 18 jaar) is. Aan het dit percentage is een minimum van 50 jeugdleden gekoppeld.

        • f)

          de laatste tien jaren een groei is geweest van 25% jeugdleden.

      • 4.

        Een organisatie mag slechts een maal per 10 jaar een aanvraag voor een investeringssubsidie indienen.

      • 5.

        De gemeenteraad heeft met ingang van de begroting 2006 een maximaal bedrag van € 25.000 aan structurele kapitaallasten als subsidieplafond vastgesteld. De volgorde van aanvraag is bepalend voor afhandeling.

        5.2Subsidieaanvraag

      • 1.

        Een aanvraag voor subsidie dient minimaal 6 maanden voor aanvang van de investeringswerkzaamheden bij het bestuursorgaan ingediend te worden.

      • 2.

        Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

      • a.

        een kostenspecificatie of -raming van de voorgenomen investering;

      • b.

        een plan tot financiering van de investering en de raming van de gevolgen voor de exploitatie, die uit de investering voortvloeien;

      • c.

        aan de hand van voornoemd plan dient de aanvrager duidelijk te maken dat meerdere subsidiënten (buiten de aanvrager en de gemeente) aan de financiering bijdragen

      • d.

        een beschrijving hoe de investering past binnen het beleid van de gemeente;

      • e.

        een beschrijving dat de accommodatie daadwerkelijk regelmatig gebruikt wordt door andere plaatselijke organisaties

      • f.

        een inschrijving bij de Kamer van Koophandel voor zover de gemeente deze inschrijving niet bezit.

      • g.

        een actuele ledenlijst.

      • 3.

        Ten aanzien van de aanvraag en de afhandeling van de aanvraag worden de navolgende voorwaarden gesteld:

        • a.

          de aanvraag wordt getoetst aan de uitgangspunten soberheid, doelmatigheid en functionaliteit;

        • b.

          bij de aanvraag dienen 3 offertes te worden overgelegd; Indien de

      vereniging geen drie offertes kan overleggen dan wenst het college een onafhankelijke toets door een door de gemeente te benoemen calculatiebureau. De kosten hiervan komen voor rekening van de aanvrager.

      • c.

        zelfwerkzaamheid van de vereniging wordt niet gesubsidieerd;

      • d.

        Gedurende het bouwtraject ontvangt de vereniging 75 % van het subsidie

      bedrag, verdeeld over een aantal betalingstermijnen die gelijk zijn aan de betalingstermijnen zoals die in de offerte van de aannemer staan opgenomen. De resterende 25 % van het subsidiebedrag ontvangt de vereniging na definitieve vaststelling van de subsidie, wanneer blijkt dat de vereniging heeft voldaan aan alle voorwaarden die gesteld zijn bij de subsidieverlening. Indien de vereniging de werken niet conform afspraak realiseert, wordt de subsidie teruggevorderd.

      4.De algemene subsidievoorwaarden uit artikel 1.3 zijn van overeenkomstige

      toepassing.

      5.3 Subsidieverlening en -vaststelling

      • 1.

        Het besluit inzake subsidieverlening, wordt genomen binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag, door het bestuursorgaan.

      • 2.

        Bij de subsidieverlening wordt bepaald tot uiterlijk wanneer de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. De subsidie wordt vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

      • 3.

        De subsidie bedraagt te allen tijde 1/3 deel van de goedgekeurde bouwkosten, met een maximum van € 100.000,00.

      • 4.

        Indien er sprake is van een subsidieverlening dient de subsidieontvanger drie maanden na het gereedkomen van de investering een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college.

      • 5.

        De aanvraag tot vaststelling omvat een financieel verslag, een activiteitenverslag en een verantwoording van de overige subsidieverplichtingen conform eventueel daartoe door het bestuursorgaan vastgestelde richtlijnen.

      • 6.

        Het bestuursorgaan stelt binnen drie maanden de definitieve subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

      • 7.

        De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in art. 4:46, tweede en derde lid Awb, lager worden vastgesteld, indien:

      • a.

        is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel verstrekt;

      • b.

        de subsidieontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

      • c.

        de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

      • d.

        de instelling bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

      • e.

        bij de subsidieontvanger conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

      • f.

        aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

      • g.

        de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard.

      • 8.

        Het bestuursorgaan kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in art. 4:48, lid 1 en art. 4:50, lid 1 Awb, of een geval als genoemd in het vierde lid. In het geval van toepassing van art. 4:50 Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

      • 9.

        Het bestuursorgaan kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen, genoemd in art. 4:49, eerste lid Awb. Deze bepaling is ook van toepassing op de directe subsidievaststelling.

      5.3HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

      5.36.1 Evaluatie subsidieverstrekking

      • 1.

        In het laatste jaar van iedere subsidieperiode wordt de subsidieverstrekking op grond van deze verordening geëvalueerd.

      • 2.

        Als evaluatiecriteria zullen worden gehanteerd de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking.

      • 3.

        Het verslag van de evaluatie wordt gepubliceerd.

      5.36.2 Hardheidsclausule

      5.3In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan van de bepalingen van deze verordening afwijken waarvan mededeling wordt gedaan aan de gemeenteraad. Wanneer er sprake is van een wijziging van meer dan 25 % in de grondslagen die bepalend zijn voor het subsidiebedrag, is bijstelling van het subsidiebedrag mogelijk.

      5.36.3 Slotbepaling

      • 1.

        Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Welzijn gemeente Beesel 2008-2011”.

      • 2.

        Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de subsidieverordening Welzijn 2002.

      • 3.

        Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008

      5.3Aldus vastgesteld door de raad van Beesel in zijn openbare vergadering van 18 juni 2007

      5.3griffier, voorzitter,

      5.3dhr. Scheepens ` drs. L.M. Oord

      5.3Toelichting bij de subsidieverordening welzijn 2008-2011 gemeente Beesel

      5.3toelichting

      5.3Hoofdstuk I Algemeen gedeelte

      5.3Artikel 1.1

      5.3Hierin zijn de gebruikelijke definitiebepalingen omschreven. Onder subsidie verstaat de wet in ieder geval de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

      5.3Artikel 1.2

      5.3In lid 1 van dit artikel zijn de beleidsterreinen omschreven waarop de verordening betrekking heeft. Hoewel dit een algemene aanduiding is, is wel duidelijk voor welke activiteiten op grond van deze verordening subsidies kunnen worden verstrekt. De verordening voldoet daarmee aan artikel 4:23 lid 1 Awb.

      5.3In de overige leden worden argumenten en voorwaarden gesteld waaraan een instelling moet voldoen om voor subsidiering in aanmerking te komen.

      5.3Artikel 1.3

      5.3Het criterium voor het minimum aantal leden is 70%. Hiermee wordt bereikt dat de doelstelling van de instelling zoveel mogelijk ten goede komt aan de Beeselse burgers. Voor sommige instellingen kan hierop een uitzondering worden gemaakt vanwege het bijzondere karakter of de waarde van de instelling voor de Beeselse gemeenschap.

      5.3Artikel 1.4

      5.3Aan de subsidieverlening dient een aanvraag vooraf te gaan: artikel 1.4 regelt deze aanvraag en de stukken die hierbij gevoegd dienen te worden. Op grond van artikel 4.4. Awb kan het bestuursorgaan voor het indienen van de aanvraag en het verstrekken van gegevens een formulier ter beschikking stellen. De reeds eerder op de subsidielijst geplaatste instellingen wordt dit formulier toegezonden. ( de gemeente Beesel kent geen aanvraagformulier)

      5.3Indien een aanvraag incompleet is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen mits het bestuursorgaan de aanvrager de gelegenheid heeft gegeven om binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen (art. 4:5 Awb).

      5.3Momenteel loopt de subsidieperiode 2008 tot en met 2011. Instellingen die nog niet op de subsidielijst zijn geplaatst maar voor een structurele subsidie in de resterende duur van de huidige subsidieperiode in aanmerking willen komen, kunnen dit doen middels een verzoek dat vóór 1 juni van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de instelling subsidie wenst, moet worden ingediend.

      5.3Indien de aanvraag betrekking heeft op de periode 2008 tot en met 2011, worden de jaarstukken en het jaarverslag over 2006 als basisstukken genomen, aangezien de aanvraag vóór 1 juni 2007 moet worden ingediend. Dit ter verduidelijking van het gestelde in lid 1 en 2 van dit artikel.

      5.3Artikel 1.5

      5.3Tenzij in de subsidieverordening anders is bepaald moet ingevolge artikel 4:13 Awb binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag hierop beslist worden.Wij achten een termijn van 3 maanden redelijk en kunnen binnen die termijn garanderen dat de subsidieverlening kan worden uitgevoerd en worden afgerond. (heeft geen betrekking op art 1.5 dus verwijderen)

      5.3In artikel 4:30 en 4:31 wordt aangegeven dat in de beschikking in ieder geval omschreven dient te zijn voor welke activiteiten subsidie wordt verleend en het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald. Daarnaast bepaalt artikel 4:32 dat in de beschikking ook het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend, vermeld dient te worden. In art. 4:37 staan de verplichtingen vermeld die voorheen in de verordening stonden genoemd. Het betreft de volgende facultatieve verplichtingen die kunnen worden opgelegd met betrekking tot:

      • ·

        de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

      • ·

        de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

      • ·

        het voor de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

      • ·

        de te verzekeren risico’s;

      • ·

        het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

      • ·

        het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

      • ·

        het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden. Deze verplichtingen gelden dus van rechtswege en hoeven dan ook niet in de verordening opgenomen te worden.

      5.3Artikel 1.6

      5.3In de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht worden enkele algemene gronden genoemd voor het weigeren van een subsidie (art. 4:25 en art. 4:35). Deze gronden werden met naam genoemd in de oude subsidieverordening maar omdat ze in de wet zijn opgenomen hoeven ze nu niet meer in de verordening genoemd te wordenDit kan slechts met inachtneming van een redelijke termijn (conform art. 4:51). Wanneer een subsidie wordt geweigerd zal daarvoor in het algemeen wel één van de in de wet of in de verordening genoemde weigeringgronden genoemd kunnen worden. Het gaat echter niet om een limitatieve opsomming. Het bestuursorgaan kan zonodig ook andere, niet in de wet of de verordening genoemde gronden aanvoeren voor het weigeren van een subsidie. De onder sub e. genoemde zeer algemene weigeringgrond geeft dit ook wel aan.

      5.3Artikel 1.7

      5.3Het is niet de bedoeling dat de subsidieontvanger de subsidie benut om daarmee vermogen op te bouwen. De subsidie is immers bedoeld om de subsidieontvanger in staat te stellen bepaalde activiteiten te verrichten en vermogensopbouw kan in de regel niet als een dergelijke activiteit worden beschouwd. Daarom is in dit artikel bepaald dat bij vermogensvorming als gevolg van de subsidieverstrekking de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is aan de gemeente. De vergoeding moet in de verordening worden geregeld en daarbij -moet –tevens geregeld worden hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, aldus artikel 4:41 van de Awb. Alleen dan is een vergoeding verschuldigd en bepaalt het derde lid de hoogte. Volgens de Memorie van Toelichting is er sprake van een vergoedingsplicht maar kan de subsidieverordening vrijheid laten aan het bestuursorgaan om een lagere dan volledige vergoeding vast te stellen. Slechts in bepaalde gevallen (lid 2 van art. 4:41) kan een vergoeding worden verlangd. De plicht tot het vergoeden van de vermogensvorming ontstaat op het moment dat één van deze gevallen zich voordoet. Omwille van de rechtszekerheid van de subsidieontvanger is de termijn voor het bestuursorgaan om te reageren tot een jaar beperkt. Om op tijd te kunnen reageren is wel een meldingsplicht voor de subsidieontvanger ingesteld.

      5.3Dit artikel bevat de mogelijkheid om (achteraf) te kunnen reageren op een vermogensvorming. Maar het is in beginsel ook mogelijk om preventief op te treden, namelijk door verplicht te stellen dat voor een aantal rechtshandelingen door de instelling toestemming wordt gevraagd.

      5.3Artikel 1.8

      5.3Na het versturen van de beschikking tot subsidieverlening zal na afloop van ieder kalenderjaar ook een subsidievaststelling volgen. Een instelling dient voor 1 juni een aanvraag tot vaststelling van het subsidiebedrag in te dienen. Het bestuursorgaan kan bepalen dat aan een bepaalde instelling een andere termijn wordt opgelegd.

      5.3Artikel 1.9

      5.3In dit artikel wordt onder andere voldaan aan het bepaalde in art. 4:71 van de Awb. Het bestuursorgaan dient op de hoogte gebracht te worden van dan wel toestemming te verlenen aan de handelingen zoals die in dit artikel worden genoemd.

      5.3Volgens artikel 4:78 van de Awb dient de subsidieontvanger een accountantsverklaring te laten opstellen en deze te overleggen bij het verzoek tot subsidievaststelling. Met het opstellen van een accountantsverklaring zijn natuurlijk de nodige kosten gemoeid. Het zou daarom te ver gaan om zo’n verklaring steeds te verlangen.

      5.3Lid 3 van dit artikel geeft aan dat voor subsidies van minder dan € 25.000,- per boekjaar geen behoefte is aan een accountantsverklaring. Het kan echter zijn dat ook bij een lager subsidiebedrag toch behoefte is aan een accountantsverklaring, bijvoorbeeld bij een nieuwe subsidie of wanneer er enige twijfel bestaat over de financiële gang van zaken bij een subsidieontvanger. In dat geval kan altijd in de subsidievoorwaarden in de beschikking om een accountantsverklaring worden gevraagd of kan het college op eigen initiatief en voor eigen rekening een accountantsverklaring laten opstellen omdat zij twijfelt over de juistheid van de bestedingen en financiële verantwoording van een instelling.

      5.3Omdat een accountantsverklaring een te zwaar middel is, maar toch enige verantwoording gewenst is over de betrouwbaarheid van het financiële verslag, kunnen volgens lid 3 ook zonodig andere voorschriften worden gesteld. Verenigingen dienen volgens artikel 2:48 Burgerlijk Wetboek een kascommissie in te stellen als er geen accountantsverklaring is. In dat geval kan door het bestuursorgaan het verslag van de kascommissie worden gevraagd van de instellingen.

      5.3Artikel 4:79 van de Awb geeft nog de mogelijkheid om niet alleen een accountantsverklaring te verlangen maar om de accountant ook te vragen een onderzoek in te stellen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit verhoogt natuurlijk wel de kosten van de accountantsverklaring. Deze verplichting zal daarom niet zonder reden worden opgelegd.

      5.3Een accountantsverklaring kan ook gewenst worden indien de vereniging bijvoorbeeld een aan haar gelieerde stichting heeft. Het college wenst inzicht te hebben in de financiële relatie tussen de vereniging en stichting en kan hiervoor een accountantsverklaring wensen. De accountantscontrole geeft een onafhankelijke opinie over de scheiding tussen de boekhouding van de stichting en de boekhouding van de vereniging. In bepaalde gevallen zal dus in de beschikking deze voorwaarde opgenomen zijn en kan dit ook hierbij op initiatief en voor rekening van de gemeente uitgevoerd laten worden.

      5.3Hoofdstuk 2 Bijzonder gedeelte

      5.3Artikelen 2.1 tot en met 2.9

      5.3In de verordening worden de organisaties niet meer met naam en subsidiebedrag genoemd omdat hieraan rechten te ontlenen zijn. Daarnaast worden de gegevens per 1 januari van het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, gebruikt voor de berekening van het subsidiebedrag.

      5.3Tot de huisvestingskosten worden gerekend de vaste huisvestingskosten:

      • a.

        de afschrijving op gebouwen;

      • b.

        afschrijving op verbouwing/ uitbreiding, eerste inrichting en buitengewoon onderhoud;

      • c.

        huren, waaronder wordt verstaan de kosten van het huren van gebouwen of lokalen en van terreinen, alsmede de kosten van erfpacht of enig ander zakelijk recht;

      • d.

        kosten van verlichting, verwarming en water;

      • e.

        kosten van buitenaccommodaties;

      • f.

        de premies van verzekeringen en overige lasten, voortvloeiende uit de eigendom van gebouwen en terreinen;

      • g.

        kleine aanschaffingen ten behoeve van de inrichting;

      5.3De reserveringen ten bate van groot onderhoud worden dus niet tot de huisvestingskosten gerekend.

      5.3Het college wenst uitdrukkelijk te bepalen dat in beginsel alleen voor het gebruik van de gemeentelijke binnen- en buitensportaccommodaties subsidie wordt verstrekt. Slechts in die gevallen waarin een instelling genoodzaakt is, vanwege te weinig of het ontbreken van aanbod van een bepaalde sportaccommodatie, uit te wijken naar overige accommodaties buiten de gemeentegrenzen kunnen de huurkosten hiervan gesubsidieerd worden.

      5.3Ten aanzien van de huisvestingskosten van het jeugd- en jongerenwerk wenst het college te bepalen dat het hier alleen de goedgekeurde kosten van de eigen verenigingsaccommodatie betreft. De huurkosten van overige gebouwen bijv. i.v.m. een kamp behoren ons inziens tot de kamp- cq activiteitenkosten.

      5.3Tot de begeleiderskosten warden gerekend:

      • a.

        de subsidiabel gestelde salarissen, vergoedingen en vakantietoeslagen van professionele en vrijwilligerskrachten, met uitzondering van vergoedingen voor overwerk, onverplichte gratificaties en ander bijzondere beloningen;

      • b.

        het werkgeversaandeel in de wettelijk verplichte sociale lasten en in de premiekosten van een afgesloten pensioenverzekering;

      • c.

        eventueel de door de werkgever ontvangen uitkeringen ingevolge de Ziektewet worden niet in mindering gebracht op de personeelskosten, indien en voor zover deze zijn aangewend voor tijdelijke vervanging van de betrokken werknemer(s).

      5.3Artikel 2.10

      5.3Op basis van een meerjarenbeleidplan een begroting en jaarrekening worden met de professionele organisaties één- of meerjarige budgetafspraken gemaakt. Het betreft de volgende organisaties: de bibliotheek, de Schakel, stichting Peuterspeelzalen gemeente Beesel en Zwembad De Bercken en Stichting Wel.kom. Naast de procedurele subsidievoorwaarden worden met sommige van de instellingen ook inhoudelijke afspraken vastgelegd en regelmatig getoetst.

      5.3Hoofdstuk 3 Project subsidies

      5.3Artikel 3.1

      5.3In artikel 3.1 wordt geregeld dat aan een instelling of een project subsidie kan worden toegekend voor bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van een organisatie.

      5.3Artikel 3.2

      5.3In artikel 3.2 worden voorwaarden beschreven. Wanneer een verzoek niet voldoet aan een van deze voorwaarden komt het project niet in aanmerking voor subsidie. Het college is bevoegd om gedurende nadere voorwaarden en verdeelregels vast te stellen. Deze voorwaarden gaan na bekendmaking in werking.

      5.3Artikel 3.3

      5.3In artikel 3.3 wordt beschreven dat een instelling per kalenderjaar slechts eenmaal aanspraak kan maken op een projectsubsidie. De aanvraag moet drie maanden voor aanvang van de activiteit worden ingediend. In lid vijf wordt geregeld welke bijlagen de verenging moet indienen.

      5.3Tenzij in de subsidieverordening anders is bepaald moet ingevolge artikel 4:13 Awb binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag hierop beslist worden.Wij achten een termijn van 3 maanden redelijk en kunnen binnen die termijn garanderen dat de subsidieverlening kan worden uitgevoerd en worden afgerond.

      5.3Het bestuursorgaan beslist zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 12 weken op de aanvraag. Wanneer een subsidie wordt toegekend wordt vooraf een voorschot verstrekt van maximaal 75 % van de verleende subsidie. Binnen twee maanden na afloop van de activiteit dient de aanvrager een aanvraag tot vaststelling in. Het bestuur beslist hierop binnen 12 weken.

      5.3 Hoofdstuk 6 Overgang - en slotbepalingen

      5.3Artikel 6.1

      5.3Lid 1. In de derde tranche Awb (art. 4:24) is de verplichting opgenomen om de subsidieverstrekking ten minste eenmaal in de vijfjaren te evalueren. Bij wettelijk voorschrift kan van deze verplichting worden afgeweken, maar blijkens de Memorie van Toelichting is deze bevoegdheid uitsluitend bedoeld voor bijzondere gevallen, bijvoorbeeld als de kosten van de evaluatie niet opwegen tegen het budgettaire belang van de regeling.

      5.3Omdat in de gemeente Beesel wordt gewerkt met een 4-jarige subsidiemethodiek is het logischer om éénmaal in de 4 jaren te evalueren als voorbereiding op de totstandkoming van de nieuwe subsidieverordening en de berekening van de subsidiebedragen voor de nieuwe 4-jarige periode.

      5.3Lid 2. Als criteria noemt de derde tranche Awb de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie. Onder de doeltreffendheid wordt in het algemeen verstaan de mate waarin de subsidieverstrekking heeft geleid tot de realisatie van de beoogde doelen. De effecten van de subsidieverstrekking zijn meer omvattend, zowel beoogd als niet beoogd.

      5.3Lid 3. Het evaluatieverslag moet worden gepubliceerd. In de derde tranche Awb wordt niet geregeld hoe moet worden gepubliceerd. De Memorie van Toelichting noemt als voorbeelden:

      -een apart verslag; - een rapportage in de toelichting bij de begroting; - een meer omvattende beleidsnota; - een toelichting bij de wijziging van de subsidieverordening.

      5.3De gemeente Beesel kiest voor de laatste optie en zal zoals gezegd de evaluatie laten voorafgaan aan de opstelling van de nieuwe subsidieverordening en de berekening van de subsidiebedragen voor de nieuwe 4-jarige periode.

      5.3Artikel 6.2

      5.3De vangnetbepaling is bedoeld voor incidentele gevallen waarin de verordening niet of onvoldoende voorziet. Het bestuursorgaan heeft de beleidsvrijheid om in deze situatie een oplossing te vinden. Bijvoorbeeld in de situatie dat een vereniging vraagt om bijstelling van het subsidiebedrag als gevolg van gewijzigde omstandigheden. Een vereniging komt pas in aanmerking voor bijstelling van het subsidiebedrag indien de grondslagen met 25 % zijn gewijzigd. De vereniging verzoekt het bestuursorgaan schriftelijk om herziening van de subsidie dan wel toepassing van deze hardheidsclausule.

      5.3Artikel 6.3

      5.3In dit artikel is de citeertitel en de datum van inwerkingtreding vastgelegd.