Regeling vervallen per 23-08-2017

Beleidsregels ambtshalve vermindering

Geldend van 01-01-2012 t/m 22-08-2017

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

gelet op:

Gelet op het artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet juncto artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en op artikel 18 van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

besluit:

Vast te stellen de volgende:Beleidsregels ambtshalve vermindering

Artikel 1 - Reikwijdte

Deze beleidsregels gelden bij de heffing van belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet en artikel 113 van de Waterschapswet, met dien verstande dat onder de belastingen mede worden begrepen rechten die door gemeente en waterschap kunnen worden geheven.

Van deze beleidsregels zijn belastingaanslagen uitgezonderd, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    de ambtshalve vermindering: de vermindering, de ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 244 van de Gemeentewet en artikel 132 van de Waterschapswet.

  • b.

    de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald;

  • c.

    de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt;

  • d.

    de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    1. de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

    2. het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 1 bedoelde bedrag;

    3. de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van belastingen.

Artikel 3 – Wanneer ambtshalve vermindering

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,-- per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 4 - Uitzonderingen

Ambtshalve teruggaaf vindt niet plaats indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

  • b.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 5 - Jurisprudentie

  • a. Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het hof of de rechtbank is gewezen, tenzij het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • b. Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad, van het gerechtshof of van de rechtbank is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 6 - Mededeling

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

Artikel 7 - Inwerkingtreding en titel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en vinden toepassing op belastingen en WOZ-beschikkingen die worden opgelegd met ingang van 1 januari 2012.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels ambtshalve vermindering Belastingsamenwerking West-Brabant’.

Aldus vastgesteld op 4 november 2011.

Het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

De secretaris,

de voorzitter,

drs. M.M.M.F. de Schwartz

drs. Th.J.J.M. Schots