Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels kinderopvang gemeente Groesbeek 2015

Geldend van 27-02-2015 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels kinderopvang gemeente Groesbeek 2015

Het College van Groesbeek;

gelet op artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 1:3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de Beleidsregels Kinderopvang gemeente Groesbeek 2015:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    het college:het college van burgemeester en wethouders van Groesbeek;

  • b.

    de wet:de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

HOOFDSTUK 2. GRONDEN VOOR TEGEMOETKOMING

Artikel 2 Doelgroep

Een ouder heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.13 van de wet, indien de ouder in dat jaar:

  • a.

    algemene bijstand of een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Algemene nabestaandenwet, en gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand, artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt,

  • b.

    de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid, van de Wet werk en bijstand algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 3 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam en BSN-nummer van de ouder;

    • b.

      naam en BSN-nummer van de partner (indien van toepassing)

    • c.

      naam, geboortedatum en (zo mogelijk) BSN-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      de grond waarop de tegemoetkoming wordt aangevraagd;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Voor de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Als de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

HOOFDSTUK 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 4 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 5 Weigeringsgrond

  • 1. Het college weigert de tegemoetkoming indien:

    • a.

      deze niet wordt aangevraagd door een ouder als bedoeld in artikel 2;

    • b.

      er sprake is van een voorliggende voorziening in de zin van het tweede lid van dit artikel;

    • c.

      de opvang niet noodzakelijk is in het kader van de bedoeling van de wet; een ouder als bedoeld in artikel 2 moet deelnemen aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (inclusief sociale activering gericht op arbeidsinschakeling) als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de WWB respectievelijk de IOAW en IOAZ, die de noodzaak tot kinderopvang met zich mee brengt ( zie artikel 2, eerste lid).

  • 2. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      een voorzieningen als bedoeld in de wet.

Artikel 6 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de aanvraag voor een tegemoetkoming door het college is ontvangen.

  • 2. Als op de in het eerste lid bedoelde dag nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 7 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van het lopend kalenderjaar t/m 31 december.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een kortere periode verlenen.

Artikel 8 Beperking van de aanspraak op de tegemoetkoming

  • 1. Het college verstrekt de tegemoetkoming aan een ouder als bedoeld in artikel 2 alleen voor het aantal uren kinderopvang per kind dat naar oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van gezin en activiteiten gericht op werk, participatie en/of scholing.

  • 2. Het college verstrekt aan een ouder als bedoeld in artikel 2, een tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag, zodanig dat het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 1.7, eerste lid van de wet.

  • 3. De noodzakelijkheid wordt vastgesteld op basis van de beschikbaarheid van de alleenstaande ouder of beide inwonende ouders om de voorziening gericht op arbeidsinschakeling te volgen. Het aantal uren dat zij beschikbaar zijn, bepaalt de omvang van de noodzakelijke kinderopvang en de aanspraak.

  • 4. Het maximum aantal uren zoals genoemd in artikel 1.7 van de wet, wordt gehanteerd bij de berekening van de tegemoetkoming.

Artikel 9 Inhoud van de beschikking

  • 1. Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

    • a.

      de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • b.

      de naam en vestigingsplaats van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

    • c.

      de periode van de kinderopvang per kind waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

    • d.

      het maximaal toegekende bedrag per maand of andere periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend en de wijze waarop dit berekend is;

    • e.

      de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

    • f.

      de verplichtingen van de ouder;

    • g.

      de omvang van de kinderopvang indien de noodzakelijkheid wordt beperkt volgens artikel 7;

    • h.

      de grond waarop de tegemoetkoming wordt verstrekt.

Artikel 10 De voorlopige toekenningen van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming is van voorlopige aard en wordt op maandbasis berekend en verleend.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

  • 3. Voor de tegemoetkoming gebaseerd op de gronden zoals genoemd in artikel 2 worden enkel de eigen bijdragen van de ouder vergoed.

HOOFDSTUK 5. DEFINITIEVE VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 11 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt op verzoek van het college een overzicht van de feitelijke afgenomen kinderopvang over het voorafgaande jaar. Dit overzicht wordt verstrekt binnen zes weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming kinderopvang binnen dertien weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

  • 1. De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de definitieve vaststelling binnen vier weken na die vaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorlopige toekenningen;

  • 2. Teveel betaalde tegemoetkomingen worden zo mogelijk verrekend met lopende betalingen dan wel teruggevorderd.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 13 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder(s) of partner verstrekt het college onmiddellijk, uit eigen beweging, gebruik makend van een daarvoor ter beschikking gesteld formulier, alle gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een gewijzigde tegemoetkoming.

  • 2. De ouder(s) verstrekt desgevraagd het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2015.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels kinderopvang Groesbeek 2015

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 24 februari 2015 .

De secretaris, De voorzitter,

J.W. Looijen H.W.C.G. Keereweer

Toelichting op de Beleidsregel Kinderopvang

Inleiding

De hoofdregel van de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) is dat ouders een tegemoetkoming kunnen krijgen voor de kosten van kinderopvang als zij werk en zorg combineren. In een aantal bijzondere gevallen kunnen ouders die geen inkomen uit arbeid hebben, toch aanspraak maken op een tegemoetkoming.

Wanneer, als gevolg van sociaal medische problematiek van de ouder/verzorger en/of kinderen, er een ontwikkelingsachterstand dreigt voor deze kinderen en de ouder/verzorger niet werkt of een traject volgt gericht op re-integratie, kan de ouder/verzorger een aanvraag doen voor vergoeding van kosten voor kinderopvang in het kader van een sociaal medische indicatie kinderopvang (SMI).

In de herindelingsgemeenten zijn tot op heden verordeningen van kracht, gebaseerd op de toenmalige Wet kinderopvang die de tegemoetkoming inzake de sociaal medische indicatie regelen.

In artikel 1.13 van de Wko is opgenomen, dat het college een tegemoetkoming kan verstrekken in aanvulling op de kinderopvangtoeslag. Het ligt dan ook voor de hand de daarop betrekking hebbende bepalingen onder te brengen in beleidsregels. Deze beleidsregels regelen de vaststelling van de tegemoetkoming aan ouders die behoren tot de groep personen die in de Wko zijn vermeld.

Sociaal medische indicatie

Een tegemoetkoming voor kinderopvang is naast de in de Wko genoemde doelgroepen mogelijk bij de aanwezigheid van een SMI. Van een SMI is sprake als de ouder, de partner en/of het kind lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperkingen (of een combinatie daarvan) heeft waardoor kinderopvang noodzakelijk is. Er kan ook sprake zijn van een sociaal medische indicatie als de kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. De ouder kan zelf een verklaring overleggen van bijvoorbeeld een behandelend huisarts, medisch specialist, consultatiebureau of maatschappelijk werk. De gemeente kan (aanvullend) advies opvragen bij een onafhankelijk adviesorgaan (bijvoorbeeld de GGD of een second opinion bij een andere huisarts) om de noodzaak van de kinderopvang op grond van sociaal-medische redenen, de indicatie, vast te stellen.

De indicatie bevat in ieder geval:

  • a.

    de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

  • b.

    voor wie deze indicatie geldt;

  • c.

    de geldigheidsduur van de indicatie;

  • d.

    de soort opvang;

  • e.

    de omvang (het aantal uren) van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Voorliggende voorziening

Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening, is een tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal-medische problematiek door de gemeente niet mogelijk. Het college weigert de tegemoetkoming, indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

  • a.

    de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko);

  • b.

    de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);

  • c.

    Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Aanvraag en verlening tegemoetkoming

Als de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie is vastgesteld kan de aanvraag verder in behandeling worden genomen.

In de beleidsregels is opgenomen welke stukken bij de aanvraag moeten worden overgelegd en voor de aanvraag een aanvraagformulier beschikbaar wordt gesteld.

Hoogte en duur van de tegemoetkoming

In artikel 1.8 van de Wko is geregeld, dat ouders, die aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders/verzorgers met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt. Met betrekking tot de tegemoetkoming aan sociaal medisch geïndiceerde personen wordt de hoogte van de tegemoetkoming afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

De tegemoetkoming wordt maximaal verleend tot 31 december van een kalenderjaar. Verder wordt een tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag verstrekt, zodanig dat het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan de kosten van kinderopvang.