Regeling vervallen per 15-12-2023

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van Bergeijk 2019

Geldend van 04-02-2020 t/m 14-12-2023

Intitulé

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van Bergeijk 2019

De raad der gemeente Bergeijk;

Gezien het advies van het presidium d.d. 3 oktober 2019;

Gezien het advies van de commissie ABZ d.d. 7 november 2019;

gelet op artikel 16 en artikel 82, lid 1 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen het:

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van Bergeijk 2019

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Amendement:

    voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit;

  • Bespreekstukken:

    het deel van de raadsvergadering dat is bestemd voor de inhoudelijke beraadslaging en het politieke debat, inclusief besluitvorming;

  • College:

    het college van burgemeester en wethouders.

  • Commissielid:

    lid van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • Commissievoorzitter:

    door de raad aangewezen voorzitter van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • Griffier:

    griffier van de raad of diens plaatsvervanger zoals bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • Hamerstukken:

    het deel van de raadsvergadering dat is bestemd voor de besluitvorming over raadsvoorstellen zonder bespreking;

  • Initiatiefvoorstel:

    voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel;

  • Interpellatie:

    vragen om inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda, teneinde hier vervolgens een debat over te kunnen voeren;

  • Interruptie:

    een korte verduidelijkende vraag of opmerking tijdens de spreektermijn van een ander raads- of commissielid;

  • Motie:

    verklaring waarmee een oordeel, wens, opdracht of verzoek wordt uitgesproken;

  • Ordevoorstel:

    een voorstel over de orde van de vergadering;

  • Presidium:

    een commissie ex. artikel 83 dan wel artikel 84 van de Gemeentewet die het dagelijks bestuur van de raad vormt;

  • Subamendement:

    voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • Voorzitter:

    voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger.

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • 1.

    het leiden van de vergadering.

  • 2.

    het handhaven van de orde.

  • 3.

    het doen naleven van het Reglement van orde Bergeijk 2019.

Artikel 3. De griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen, vergaderingen van het presidium en in raadscommissievergaderingen.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de gemeentesecretaris, in overleg met het presidium, daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    De griffier kan op verzoek van de voorzitter aan beraadslagingen in de vergadering deelnemen.

Hoofdstuk II. Benoeming en installatie raadsleden en wethouders

Artikel 4. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter, in afwijking van het voorgaande, een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5. Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet en vraagt van de kandidaat-wethouder een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 3.

    De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

Artikel 6. Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Artikel 7. Benoeming en ontslag commissieleden

  • 1.

    Fracties kunnen maximaal 6 personen van buiten de raad voordragen als commissielid. Een commissielid kan in ten hoogste 3 commissies worden benoemd.

  • 2.

    Commissieleden moeten voldoen aan de eisen die artikel 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet aan raadsleden stelt.

  • 3.

    Deze leden worden door de fracties voorgedragen bij het presidium. Bij de voordracht overlegt de fractie de documenten die aantonen dat de aangemelde persoon voldoet aan de wettelijke eisen.

  • 4.

    De zittingsperiode van commissieleden is gelijk aan die van raadsleden in een commissie en eindigt aan het einde van de zittingsperiode van de raad. Het lidmaatschap eindigt verder van rechtswege bij commissieleden bij het niet meer voldoen aan de eisen zoals bedoeld in lid 2.

  • 5.

    Wijzigingen in de door een commissielid beklede betrekkingen en nevenfuncties welke na de aanmelding optreden, deelt het desbetreffende lid terstond schriftelijk mee aan de griffier.

  • 6.

    Indien blijkt dat een commissielid zich niet houdt of heeft gehouden aan de plicht tot naleving van dit reglement, kan het presidium besluiten over het al dan niet aanblijven van het commissielid.

  • 7.

    Een fractie kan een commissielid die namens deze fractie in een commissie zit, te allen tijde overplaatsen of terugtrekken uit een commissie. De fractie maakt hiervan melding aan het presidium.

Hoofdstuk III. Presidium

Artikel 8. Naam en samenstelling

  • 1.

    Er is een presidium dat bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters.

  • 2.

    Fractievoorzitters kunnen vervangen worden door elk ander raadslid van de eigen fractie bij afwezigheid in het presidium

  • 3.

    De griffier en de secretaris zijn bij elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 4.

    Het presidium kan anderen uitnodigen een vergadering van het presidium geheel of gedeeltelijk bij te wonen.

Artikel 9. Taken

Het presidium doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad. Daartoe behoren in ieder geval de volgende taken:

  • 1.

    Het vaststellen van het vergaderschema voor raads- en commissievergaderingen en de vergaderingen van het presidium.

  • 2.

    Het vaststellen en eventueel wijzigen van data en tijdstippen van overige activiteiten voor de raad en haar leden.

  • 3.

    Het vaststellen van de voorlopige agenda’s voor raads- en commissievergaderingen en bepaling verdeling bespreek- en hamerstukken voor de raadsvergadering.

  • 4.

    De benoeming en het ontslag van commissieleden tijdens het verloop van een bestuursperiode. Besluiten worden ter kennisgeving aangeboden aan de raad.

  • 5.

    Voorstellen aan de raad te doen inzake:

    • a.

      de wijze van afdoening van de bij de raad ingekomen stukken.

    • b.

      aanpassingen en uitvoering van alle reglementen en verordeningen rondom het functioneren van de raad en haar commissies.

    • c.

      de rechtspositie van de raadsleden, leden van raadscommissies en voor fractieondersteuning.

Artikel 10. Vergaderingen en vergaderfrequentie

  • 1.

    Het presidium vergadert ten minste eenmaal per vergadercyclus van de raad.

  • 2.

    Het presidium vergadert voorts als zijn voorzitter het nodig oordeelt of als twee leden daarom verzoeken.

  • 3.

    De voorzitter roept de leden op, welke oproep met de daarbij behorende stukken, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste 7 kalenderdagen voor het tijdstip van de vergadering aan de leden ter beschikking wordt gesteld.

  • 4.

    De vergaderingen van het presidium en de besluitenlijsten zijn openbaar en worden ten openbare kennisgeving gebracht door aankondiging op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 5.

    Het presidium kan bepalen, indien noodzakelijk, in algehele beslotenheid te vergaderen.

  • 6.

    De in lid 4 genoemde bepalingen zijn niet van toepassing op privacygevoelige zaken en zaken waarbij openbaarheid de belangen van de gemeente kunnen schaden. Hierover beslist de voorzitter.

Artikel 11. Quorum en stemming

  • 1.

    Het presidium mag alleen beraadslagen of besluiten als tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 2.

    Bij het ontbreken van het quorum stelt de voorzitter alleen de voorlopige agenda’s vast. Beraadslaging en besluitvorming over de overige onderwerpen wordt aangehouden tot de volgende vergadering.

  • 3.

    Het presidium besluit, in voorkomende gevallen, op basis van één stem per fractievoorzitter. Bij het staken van de stemmen wordt het beslispunt voorgelegd aan de raad.

  • 4.

    De voorzitter heeft geen stemrecht. Treedt de plaatsvervanger als voorzitter op en is de plaatsvervanger een fractievoorzitter, dan wordt de plaatsvervanger niet vervangen door het aangewezen fractielid, maar behoudt de plaatsvervanger wel stemrecht.

Artikel 12. Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor de besluitenlijst van het presidium.

  • 2.

    De conceptbesluitenlijst wordt gelijktijdig met de oproep aan de leden en aan de overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden.

  • 3.

    Bij het begin van de vergadering wordt, zo mogelijk, de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld en door de voorzitter en griffier ondertekend.

  • 4.

    De besluitenlijsten van het presidium zijn openbaar, tenzij het presidium besluit om een besluitenlijst, of een deel daarvan, niet openbaar te maken. Raadsleden hebben de mogelijkheid de niet openbaar gemaakte (delen van de) besluitenlijsten bij de griffier in te zien.

Hoofdstuk IV. Raadsvergaderingen

Paragraaf I. Voorbereiding

Artikel 13. Oproep en voorlopige agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een raadsvergadering de raadsleden een oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van een oproep een aanvullende agenda opstellen. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden gezonden.

  • 3.

    Het presidium stelt een voorlopige agenda van de raadsvergadering op. De agenda is onderverdeeld in bespreekstukken en hamerstukken.

  • 4.

    Door het presidium wordt, in samenspraak met de voorzitter en de griffier, na behandeling in de raadscommissies bepaald welk agendapunt voor welk onderdeel van de raadsvergadering wordt geagendeerd.

  • 5.

    Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

  • 6.

    De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld.

  • 7.

    Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 8.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 14. Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Elektronisch beschikbare stukken worden op de website en het openbaar toegankelijke deel van het raadsinformatiesysteem van de gemeente geplaatst.

  • 3.

    Stukken waaromtrent op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

Artikel 15. Openbare kennisgeving

Raadsvergaderingen worden ten openbare kennis gebracht door aankondiging op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website en het openbaar toegankelijke deel van het raadsinformatiesysteem.

Paragraaf II. Ter vergadering

Artikel 16. Bespreking en belsuitvorming

  • 1.

    De raadsvergadering bestaat in de regel uit de volgende onderdelen:

    • a.

      Opening, loting en vaststellen agenda

    • b.

      Vragenhalfuurtje

    • c.

      Behandeling mededelingen, ingekomen stukken, besluitenlijst, aandachtspunten en toezeggingen.

    • d.

      Behandeling hamerstukken (alleen besluitvorming)

    • e.

      Behandeling bespreekstukken (inclusief besluitvorming).

    • f.

      Sluiting

  • 2.

    Tijdens het bespreekstukken-deel wordt over geagendeerde onderwerpen inhoudelijk beraadslaagd en gedebatteerd en vindt aansluitend besluitvorming plaats. Bij de hamerstukken vindt alleen besluitvorming plaats. Daarbij is ruimte voor het afleggen van een stemverklaring.

Artikel 17. Presentielijst en quorum

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst. Aan het einde van elke raadsvergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 3.

    Een vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is.

  • 4.

    Als ingevolge het derde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering dat ten minste 24 uur na de uitgesteld vergadering is gelegen.

  • 5.

    Op een vergadering als bedoeld in het vierde lid is het derde lid niet van toepassing. Een raadsvergadering kan echter alleen over andere agendapunten dan die waarvoor de niet geopende vergadering was belegd beraadslagen of besluiten, als blijkens dat de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is.

Artikel 18. Vragenhalfuurtje

  • 1.

    Aan het begin van de raadsvergadering is er een vragenhalfuurtje voor de raadsleden.

  • 2.

    Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuurtje mondeling vragen wil stellen, meldt dit aan het begin van het vragenhalfuurtje aan de vergadering, onder aanduiding van het onderwerp.

  • 3.

    Een lid van de raad kan, onder aanduiding van het onderwerp, de vragen ook schriftelijk stellen via de griffier. De griffier plaats de vragen en bijgevoegde informatie voorafgaande aan de vergadering in het raadsinformatiesysteem.

  • 4.

    De voorzitter kan, eventueel na overleg met de leden van de raad, weigeren een onderwerp aan de orde te stellen indien de voorzitter het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, onvoldoende actueel acht, of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 5.

    De behandelvolgorde van de ingediende vragen tijdens het vragenhalfuurtje gebeurt aan de hand van de vergaderloting.

  • 6.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd van de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 7.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meerdere vragen aan het college, de burgemeester of andere raadsfracties te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 8.

    De voorzitter kan, na overleg met de leden van de raad, bepalen dat de vragen op een later tijdstip, schriftelijk, worden beantwoord. Voor de vragen, gesteld aan het college of de burgemeester, geldt de behandeltermijn voor schriftelijke vragen volgens art. 59 Reglement van orde Bergeijk 2019.

  • 9.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 10.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 11.

    Tijdens het vragenhalfuurtje kunnen geen moties worden ingediend.

Artikel 19. Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst die aan de raadsleden wordt toegezonden en ter inzage wordt gelegd.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het presidium of de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet, kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 21. Spreektermijnen

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Raadsleden mogen in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging over het door dat raadslid ingediende.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22. Handhaving orde en schorsingen

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 2.

    De voorzitter kan de raad voorstellen aan een raadslid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het raadslid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter het lid verwijderen. Bij herhaling van het gedrag kan het raadslid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door de voorzitter te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

Artikel 23. Ordevoorstel

Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

Paragraaf III. Stemmingen

Artikel 24. Stemverklaringen

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

Artikel 25. Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als deze vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

Artikel 26. Procedure stemmingen

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij de daarvoor bij loting aangewezen fractie.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit door 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Deze doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 27. Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 28. Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

Paragraaf IV. Verslaglegging

Artikel 29. Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor de besluitenlijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Een besluitenlijst bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de raadsleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke raadsleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt, de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 14 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    De conceptbesluitenlijst wordt gelijktijdig met de verzending aan de raadsleden verzonden aan de overige personen die het woord hebben gevoerd in de raadsvergadering waarop het betrekking heeft.

  • 4.

    Vastgestelde besluitenlijsten worden ondertekend door de voorzitter en griffier.

  • 5.

    Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, worden besluitenlijsten zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 6.

    Zodra de besluitenlijsten elektronisch beschikbaar zijn, worden ze op de website en het openbaar toegankelijke deel van het raadsinformatiesysteem van de gemeente geplaatst.

Paragraaf V. Besloten raadsvergaderingen

Artikel 30. Kenmerken besloten raadsvergadering

  • 1.

    Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de raadsleden ter inzage gelegd bij de griffier.

  • 3.

    Deze besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van de vastgestelde besluitenlijst.

  • 4.

    De vastgestelde besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 5.

    Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Paragraaf VI. Toehoorders en pers

Artikel 31. Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 32. Geluid- en beeldregistraties

  • 1.

    Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

  • 2.

    Als er tijdens een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties worden gemaakt dienen toehoorders en met name insprekers, voor de vergadering hiervan op de hoogte gesteld te worden.

Hoofdstuk V. Raadscommissies

Paragraaf I. Installatie raadscommissies

Artikel 33. Instelling raadscommissies

Er is een:

  • 1.

    raadscommissie Algemeen Bestuurlijke Zaken (ABZ), waarvan de werkzaamheden o.a. de volgende onderwerpen betreffen:

    • a.

      Algemene bestuurszaken

    • b.

      Openbare orde, veiligheid en handhaving;

    • c.

      P&C

  • 2.

    raadscommissie Grondgebiedzaken (GZ),waarvan de werkzaamheden o.a. de volgende onderwerpen betreffen:

    • a.

      Ruimtelijke ontwikkeling;

    • b.

      Wonen;

    • c.

      Grondexploitaties

  • 3.

    raadscommissie Maatschappelijke Zaken (MZ),waarvan de werkzaamheden o.a. de volgende onderwerpen betreffen:

    • a.

      Sociaal domein;

    • b.

      Sport, onderwijs en cultuur

Artikel 34. Taken

Een raadscommissie:

  • 1.

    brengt advies uit aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben;

  • 2.

    kan advies uitbrengen aan de raad over andere onderwerpen dan bedoeld onder 1;

  • 3.

    voert overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval de door hen verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de onderwerpen bedoeld onder 1.

Artikel 35. Samenstelling

  • 1.

    Een raadscommissie bestaat uit twee commissieleden per fractie.

  • 2.

    De commissieleden worden door de raad, op voordracht van de fracties, na beoordelen van de geloofsbrieven door een geloofsbrievencommissie, benoemd.

  • 3.

    Zowel raadsleden als niet-raadsleden kunnen lid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op commissieleden die geen raadslid zijn.

  • 4.

    Raadsleden en commissieleden uit andere raadscommissies mogen te allen tijde een commissielid vervangen.

Artikel 36. Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een commissielid en -voorzitter eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Een commissielid houdt op lid te zijn als niet meer voldaan wordt aan de in artikel 35, vierde lid, gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan een commissielid ontslaan op voorstel van de fractie die het lid voor benoeming heeft voorgedragen.

  • 4.

    Een commissielid kan te allen tijde ontslag nemen. Het lid doet daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als de opvolger is benoemd.

  • 5.

    Als door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan.

  • 6.

    Als een fractie niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van commissieleden die op voordracht van die fractie zijn benoemd van rechtswege.

Artikel 37. De commissievoorzitter

  • 1

    De raad benoemt uit haar midden de commissievoorzitters.

  • 2.

    De commissievoorzitter is geen lid van de commissie en heeft geen stemrecht in de commissie.

  • 3.

    De commissievoorzitter draagt zorg voor de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 4.

    De commissievoorzitter wordt bij verhindering vervangen door een van de andere commissievoorzitters of door de plaatsvervangend raadsvoorzitter (die geen lid zijn van de commissie).

  • 5.

    De zittingsperiode van de commissievoorzitter eindigt zodra deze het lidmaatschap van de raad verliest of aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 6.

    Het presidium kan de raad voorstellen een commissievoorzitter uit zijn functie te ontheffen.

  • 7.

    Een commissievoorzitter kan te allen tijde ontslag nemen. De commissievoorzitter doet daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als de opvolger is benoemd.

Paragraaf II. Voorbereiding

Artikel 38. Oproep en agenda

  • 1.

    De commissievoorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de commissieleden een oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de commissievoorzitter na het verzenden van een oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen. De daarbij behorende stukken worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

  • 3.

    Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage.

  • 4.

    De agenda wordt bij aanvang van een vergadering door de raadscommissie vastgesteld.

Artikel 39. Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een voorlopige agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raadscommissie en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Stukken die digitaal beschikbaar zijn worden op de website en het openbaar toegankelijke deel van het raadsinformatiesysteem van de gemeente geplaatst.

  • 3.

    Als omtrent stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage.

Artikel 40. Openbare kennisgeving

Commissievergaderingen worden ten openbare kennis gebracht door aankondiging op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website en het openbaar toegankelijke deel van het raadsinformatiesysteem.

Paragraaf III. Ter vergadering

Artikel 41. Bespreking

De commissievergadering bestaat in de regel uit de volgende onderdelen:

  • a.

    Opening, loting en vaststellen agenda;

  • b.

    Vragenhalfuurtje;

  • c.

    Behandeling mededelingen, besluitenlijst, aandachtspunten en toezeggingen;

  • d.

    Behandeling raadsvoorstellen, incl. advisering presidium behandeling hamerstukken en bespreekstukken voor de raadsvergadering;

  • e.

    Sluiting.

Artikel 42. Presentielijst en quorum

  • 1.

    De commissiegriffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van vergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen commissieleden de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de commissievoorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

  • 3.

    Een vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende commissieleden aanwezig is.

  • 4.

    Als ingevolge het derde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de commissievoorzitter opnieuw een commissievergadering dat ten minste 24 uur na de uitgestelde vergadering is gelegen.

  • 5.

    Op een vergadering als bedoeld in het vierde lid is het derde lid niet van toepassing. Een commissievergadering kan echter alleen over andere agendapunten dan die waarvoor de niet geopende vergadering was belegd beraadslagen, als blijkens dat de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende commissieleden aanwezig is.

Artikel 43. Vragenhalfuurtje

  • 1.

    Aan het begin van de commissievergadering is er een vragenhalfuurtje voor de commissieleden over onderwerpen die liggen op het beleidsterrein van de commissie.

  • 2.

    Het lid van de commissie dat tijdens het vragenhalfuurtje mondeling vragen wil stellen, meldt dit aan het begin van het vragenhalfuurtje aan de voorzitter, onder aanduiding van het onderwerp.

  • 3.

    Een lid van de commissie kan, onder aanduiding van het onderwerp, de vragen ook schriftelijk stellen via de griffier. De griffier plaats de vragen en bijgevoegde informatie voorafgaande aan de vergadering in het raadsinformatiesysteem.

  • 4.

    De voorzitter kan, eventueel na overleg met de leden van de commissie, weigeren een onderwerp aan de orde te stellen indien de voorzitter het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, onvoldoende actueel acht, of indien het onderwerp in de commissievergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 5.

    De behandelvolgorde van de ingediende vragen tijdens het vragenhalfuurtje gebeurt aan de hand van de vergaderloting.

  • 6.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd van de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de commissie.

  • 7.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan de aanwezige collegeleden of andere fracties te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 8.

    De voorzitter kan, na overleg met de leden van de commissie, bepalen dat de vragen op een later tijdstip, schriftelijk, worden beantwoord. Voor de vragen gesteld aan het college of de burgemeester geldt de behandeltermijn voor schriftelijke vragen volgens art. 59 Reglement van orde Bergeijk 2019.

  • 9.

    Na de beantwoording door het college krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 10.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de commissie het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 44. Advies, geen stemmingen

  • 1.

    Als een raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de commissievoorzitter over de inhoud van het advies.

  • 2.

    Een advies van de raadscommissie aan het presidium over de verdelingen tussen hamer- en bespreekstukken voor de raadsvergadering wordt gegeven zodra alle fracties aangeven hier akkoord mee te gaan.

  • 3.

    In het advies worden de standpunten van alle fracties en commissieleden die geen raadslid zijn opgenomen.

  • 4.

    In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van over geheimhouding en met betrekking tot de orde.

Artikel 45. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Een raadscommissie kan op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 46. Spreekrecht van burgers

  • 1.

    Burgers kunnen in een vergadering het woord voeren (spreekrecht) over onderwerpen die geagendeerd zijn.

  • 2.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier onder vermelding van naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover het woord gevoerd wenst te worden.

  • 3.

    De commissievoorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De commissievoorzitter kan van de volgorde afwijken, als dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 4.

    De spreker voert 5 minuten het woord, nadat de commissievoorzitter de spreker dit heeft verleend. De commissievoorzitter ziet hierop toe. De commissievoorzitter kan de deelnemers aan de vergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 5.

    De commissievoorzitter of een commissielid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 47. Spreektermijnen

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de commissievoorzitter afgesloten.

  • 3.

    Commissieleden mogen in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een commissielid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 48. Handhaving orde en schorsingen

  • 1.

    De commissievoorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 2.

    Indien de gedragingen van een commissielid de geregelde gang van zaken van de vergadering belemmeren, kan de commissievoorzitter de raadscommissie voorstellen het lid het verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de commissievoorzitter het lid verwijderen. Bij herhaling van het gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 3.

    De commissievoorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4.

    De commissievoorzitter roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kunnen door de commissievoorzitter het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

Artikel 49. Ordevoorstel

Commissieleden kunnen tijdens een vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raadscommissie beslist hier terstond over.

Paragraaf IV. Verslaglegging

Artikel 50. Besluitenlijst

  • 1.

    Een commissiegriffier draagt zorg voor de besluitenlijsten van commissievergaderingen.

  • 2.

    Een besluitenlijst bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de commissievoorzitter, de commissiegriffier, de burgemeester, de wethouders en de commissieleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke commissieleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een samenvatting van het advies aan de raad onder vermelding van de namen van de commissieleden die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de namen van de commissieleden die zich niet uitgelaten hebben;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 36 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    De conceptbesluitenlijst wordt gelijktijdig met de verzending aan de commissieleden verzonden aan de overige personen die het woord hebben gevoerd in de vergadering waarop het betrekking heeft.

  • 4.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt ondertekend door de commissievoorzitter en commissiegriffier.

  • 5.

    Zodra de besluitenlijsten elektronisch beschikbaar zijn, worden ze op de website en het openbaar toegankelijke deel van het raadsinformatiesysteem van de gemeente geplaatst.

Paragraaf V. Besloten commissievergaderingen

Artikel 51. Kenmerken besloten commissievergadering

  • 1.

    Op besloten commissievergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Besluitenlijsten van besloten commissievergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de commissieleden ter inzage gelegd bij de griffier.

  • 3.

    Deze besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een besluit over het al dan niet openbaar maken van de vastgestelde besluitenlijst.

  • 4.

    De vastgestelde besluitenlijsten worden door de commissievoorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

  • 5.

    Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als de raadscommissie dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Paragraaf VI. Toehoorders en pers

Artikel 52. Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare commissievergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3.

    De commissievoorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 4.

    De commissievoorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 53. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare commissievergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de commissievoorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

Hoofdstuk V. Raadsinstrumenten

Artikel 54. Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben in bij de voorzitter. Dit gebeurt schriftelijk en zodanig dat de tekst geschikt is om in het ontwerpbesluit te worden opgenomen, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben.

  • 3.

    De behandeling van een amendement vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 4.

    Degene, die een amendement heeft ingediend, krijgt van de voorzitter gelegenheid om daarop een korte toelichting te geven. In afwijking van het bepaalde in artikel 21 van dit reglement kan de voorzitter aan de beraadslaging over een aanhangig onderwerp een spreektermijn toevoegen, voor zover dat naar oordeel van de voorzitter voor de behandeling van een amendement nodig is.

  • 5.

    Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk, totdat over wordt gegaan tot besluitvorming.

Artikel 55. Moties

  • 1.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3.

    Degene, die een motie heeft ingediend, krijgt van de voorzitter gelegenheid om daarop een korte toelichting te geven. In afwijking van het bepaalde in artikel 21 van dit reglement kan de voorzitter aan de beraadslaging over een aanhangig onderwerp een spreektermijn toevoegen, voor zover dat naar oordeel van de voorzitter voor de behandeling van een motie nodig is.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk, totdat over wordt gegaan tot besluitvorming.

Artikel 56. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 2.

    Het college kan binnen 10 dagen nadat het ter kennis is gesteld van het voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 3.

    Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst. Als de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 4.

    De raad neemt een initiatiefvoorstel niet in behandeling als het in strijd is met een wet, een algemene maatregel van bestuur of een verordening.

Artikel 57. Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college dient te worden gezonden, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 58. Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie tenminste 48 uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3.

    Als het verzoek voor aanvang van een raadsvergadering is ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt over het verzoek tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.

  • 4.

    Het college of de burgemeester geeft bij aanvang van de behandeling van het onderwerp antwoord op de door de interpellant gestelde vragen.

  • 5.

    De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 59. Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier. Daarbij wordt aangegeven of er een voorkeur voor schriftelijke of mondelinge beantwoording bestaat.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 10 werkdagen nadat de vragen zijn ingediend, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat deze beantwoordingtermijn onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden.

  • 4.

    Het college of de burgemeester kan gemotiveerd het beantwoorden van schriftelijke vragen weigeren als de daarvoor noodzakelijke ambtelijke capaciteit naar oordeel van de secretaris in redelijkheid niet kan worden gevergd.

  • 5.

    Als de secretaris aan het college of de burgemeester adviseert om het verzoek tot beantwoording van schriftelijke vragen te weigeren, deelt hij dit gemotiveerd mee aan de griffier en aan het raads- of commissielid door wie het verzoek is ingediend. De griffier, de secretaris of het raads- of commissielid treden zo spoedig mogelijk in overleg over de vragen en de mogelijkheden voor beantwoording.

  • 6.

    Als overleg met de secretaris en griffier niet leidt tot een ook voor het raads- of commissielid bevredigende oplossing, kan deze de burgemeester verzoeken met de griffier en de secretaris in overleg te treden over de beantwoording van de ingediende schriftelijke vragen.

  • 7.

    Als er, ten minste 48 uur voor aanvang van een raads- of commissievergadering schriftelijke vragen worden ingediend, kan het college of de burgemeester de vragen mondeling beantwoorden tijdens het vragenhalfuurtje, tenzij de gemeenteraad, raadscommissie of de voorzitter schriftelijke beantwoording wensen.

  • 8.

    Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden.

  • 9.

    De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raads- of commissievergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raads- of commissievergadering nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad of commissie anders beslist.

Artikel 60. Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen 10 werkdagen nadat het verzoek is ingediend, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden.

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 61. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad, de raadscommissie of het presidium op voorstel van de voorzitter.

Artikel 62. Intrekking oude regelingen & verordeningen

De volgende oude regelingen en verordeningen worden ingetrokken:

  • 1.

    Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Bergeijk 2016;

  • 2.

    Verordening op de raadscommissies van Bergeijk 2016.

  • 3.

    Reglement voor het presidium van Bergeijk 2016.

Artikel 63. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 64. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Reglement van Orde Bergeijk 2019”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Bergeijk van 21 november 2019.

De gemeenteraad,

J.M. van Dongen Hermans

Griffier

A. Callewaert-de Groot

Voorzitter

Toelichting

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 2. De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de wet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt deze onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3. De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikelen 100 en 107 van de Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. De griffier is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid, van de Gemeentewet). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Hoofdstuk II. Benoeming en installatie raadsleden en wethouders

Artikel 4. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde meldt schriftelijk aan de raad of deze de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat de benoeming wordt aangenomen legt de benoemde aan de raad stukken over waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken:

  • een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die de benoemde  bekleedt,

  • een uittreksel uit de basisregistratie personen met woonplaats, geboorteplaats en -datum en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V 3 van de Kieswet).

Het onderzoek van de geloofsbrieven en de beslissing over de toelating moeten in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na de raadsverkiezingen beslist de raad in oude samenstelling in zijn laatste vergadering over de toelating van de nieuw gekozen leden. Met ingang van 00:00 uur de volgende dag treedt de nieuwe raad aan (artikel 18 van de Gemeentewet en artikel C 4, tweede lid, van de Kieswet). 

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.  

Het onderzoek van het proces-verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten. Het derde lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (of deze juist is vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad een dergelijk besluit kan baseren. Het ligt niet voor de hand dat besloten wordt tot een hertelling waarvan tevoren duidelijk is dat deze niet tot een andere samenstelling in de raad kan leiden. Ook een verschil in zetels tussen de voorlopige uitslag en de definitieve uitslag is geen reden om over te gaan tot hertelling. 

Na een raadsverkiezing kunnen de toegelaten raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling als bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen (vierde lid).

Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden (vijfde lid). De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Artikel 5. Benoeming wethouders

Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.

Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de Gemeentewet). Bij de benoeming van een wethouder zal er een integriteitstoets plaatsvinden. De gedragscode integriteit speelt hierbij een rol. Daarnaast kan een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) worden gevraagd. De raad kan aangeven dat zij deze procedure wil volgen bij de benoeming van wethouders. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. Bij dit profiel staat de integriteit van de aspirant bestuurder centraal. Het is mogelijk om deze VOG via een spoedprocedure uit te laten voeren. Na het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, brengt de commissie advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder. De kandidaat-wethouders kunnen in opdracht van de burgemeester voor aanvang van iedere ambtstermijn aan een integriteitstoets worden onderworpen. De burgemeester brengt over de uitkomsten daarvan verslag uit aan de raad. De uitkomsten van het onderzoek en het verslag zijn niet openbaar. Artikel 5 is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd. De incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen dan immers opnieuw beoordeeld te worden. Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de Gemeentewet).

Artikel 6. Fracties

De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In artikel 33, tweede lid, van de Gemeentewet wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Vanaf de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd (eerste lid). De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee (tweede lid).

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede (vierde lid). Het is ook mogelijk dat een raadslid het lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Het raadslid kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet en artikel 129 van de Grondwet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan het lid rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Dit betekent ook dat:

  • kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn vanwege strijd met de Gemeentewet en de Kieswet;

  • personen die tussentijds van partij veranderen hun raadslidmaatschap niet verliezen;

  • als men uit een partij stapt en als eigen partij verder gaat, de verlatende partij geen middelen heeft om het raadslid uit de raad te weren. 

Fractieafsplitsing en het ontstaan van een nieuwe fractie kan diverse praktische gevolgen hebben. Te denken valt aan: fractievergoedingen en -faciliteiten, fractievoorzitterschap dan wel vertegenwoordiging in het presidium, zo nodig andere zitplaatsen in de raadszaal, bezetting in raadscommissies en eventueel de bezetting in raadscommissies door burgerraadsleden. 

Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet). 

De naam van de fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde; als een politieke groepering zich voor het eerst wil laten registreren gebeurt dit ook. Op grond van artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet wordt de naam van de nieuwe fractie onder meer geweigerd als deze in strijd is met de openbare orde of als deze overeenkomt met of erg lijkt op de naam van een politieke groepering die al geregistreerd is voor de Tweede Kamer- of Statenverkiezingen, én daardoor verwarring te duchten is. Voor het overige is de nieuwe fractie vrij in het kiezen van een naam.

Artikel 7. Benoeming en ontslag commissieleden

Als aanvulling op de artikelen uit de vervallen verordening op de raadscommissies benoemt het reglement van orde de procedure voor het benoemen van commissieleden. De commissieleden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fracties. Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen wie de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet schijft voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid voor dat een raadscommissie bestaat uit een minimum en maximum aantal leden per fractie. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. In dit reglement is gekozen voor twee commissieleden per fractie in een raadscommissie.

Op grond van het derde lid moeten commissieleden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12 en 13 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken en geen functie als bedoeld in artikel 13 van de Gemeentewet mogen vervullen. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de Gemeentewet ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V 4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de commissieleden benoemd worden.

Om er voor te zorgen dat iedere fractie – met name ook de kleine fracties – in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie is bepaalt dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor hen gelden dezelfde eisen als voor commissieleden. Het reglement stelt verder kaders voor commissieleden op. Deze kaders gaan over zittingsperiode, nevenfuncties, ontslag door de raad en terugtrekking door de fractie.

Hoofdstuk III. Het presidium

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van Bergeijk 2019 voorziet als vervanging van het losstaande reglement voor het presidium van Bergeijk 2016. Hierdoor is de bepaling over het opstelling van een huishoudelijk reglement vervallen en zijn de inhoudelijk artikelen uit het huishoudelijke reglement opgenomen in dit Reglement van orde.

Artikel 8. Naam en samenstelling

Dit artikel beschrijft de samenstelling van het presidium. De vervanging van de voorzitter is in artikel 77 van de Gemeentewet geregeld. De fractievoorzitters kunnen zich in het presidium laten vervangen door een ander raadslid van hun fractie. De griffier en de secretaris zijn bij elke vergadering van het presidium aanwezig (artikel 3), omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. De griffier moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Reden hiervoor is om de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel te versterken en de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen te vergroten.

Artikel 9. Taken

In het reglement van orde is een aantal taken voor het presidium opgenomen. Het presidium heeft een algemeen adviserende rol met betrekking tot aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en haar commissies. Aanvullende taken zijn het doen van een voorstel voor de wijze van afdoening van de bij de raad ingekomen stukken, het initiëren van een aanpassing aan reglementen en verordeningen, het instrueren van de griffier en het bespreken van agenda-technische zaken. Het presidium als zodanig kan niet ook optreden als werkgeverscommissie.

Artikel 10. Vergaderingen en vergaderfrequentie

Omdat het presidium de voorlopige agenda van de raadsvergadering, met bespreek- en hamerstukken, en van de raadscommissies vaststelt, komt het presidium voorafgaand van de raadsvergadering en na afloop van de commissies bijeen. Wij spreken van voorlopige agenda, omdat zowel de raad als de raadscommissie hun eigen agenda vaststellen. De vergaderingen zijn openbaar evenals de besluitenlijsten. Privacygevoelige zaken komen in een besloten deel aan de orde. De besluitenlijsten van de besloten vergaderingen zijn evenmin openbaar.

Artikel 11. Quorum en stemming

Tenminste de helft van de leden, inclusief de voorzitter, moet aanwezig zijn om te kunnen beraadslagen. Het presidium heeft vooral een procedurele taak. Met het toebedelen van inhoudelijke taken aan het presidium moet terughoudend worden omgegaan. Gelet op de procedurele taken is het zeer uitzonderlijk indien er gestemd wordt. In het geval van stemming in het presidium wordt de uitslag bepaald door aan de stem van iedere fractievoorzitter of de vervanger ervan een gewicht van één toe te kennen. Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel aan de raad voorgelegd.

Hoofdstuk IV. Raadsvergaderingen

Artikel 13. Oproep en voorlopige agenda

In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. Het eerste lid stelt verplicht dat de voorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden een schriftelijke oproep, waarin de vergadering wordt aangekondigd, en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken stuurt. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst, de oproep en stukken per elektronische weg te versturen. De oproep vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

In het eerste lid gaat het om een voorlopige agenda. Het presidium bepaalt hoe de voorlopige agenda eruit ziet. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen.

Als omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden inzage op verzoek. Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken.

Daarnaast heeft dit artikel tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Enerzijds kunnen individuele raadsleden via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Anderzijds kunnen zij echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet logischerwijs niet van toepassing en geldt artikel 32, vijfde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 14. Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden. Naast de fysieke terinzagelegging op het gemeentehuis, zullen de stukken op elektronische wijze worden aangeboden. Dit gaat via een digitaal raadsinformatiesysteem en door plaatsing op de gemeentelijke website.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij de griffier ter inzage gelegd. Op verzoek van de raadsleden kan de griffier inzage aan hen verlenen.

Artikel 15. Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 13 wordt vastgelegd op welke wijze raadsvergaderingen worden aangekondigd.

Artikel 16. Bespreking en besluitvorming

De invoering van het vragenhalfuurtje en een verdeling van de raadsvoorstellen in hamer- en bespreekstukken (zie andere artikelen) heeft ook zijn gevolgen voor de vergaderorde. Om verwarring te voorkomen geeft dit artikel weer in welke volgorde de verschillende onderdelen van een raadsvergadering verlopen en verduidelijkt het de exacte status van een hamer- en bespreekstuk.

Artikel 17. Presentielijst en quorum

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom zorgt de griffier voor het bijhouden van de presentielijst en stelt de griffier samen met de voorzitter deze vast en ondertekent deze (tweede lid). Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 18. Vragenhalfuurtje

Deze bepaling vormt een nadere invulling van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet voor zover daarin wordt bepaald, dat een lid van de raad aan het college of de burgemeester mondeling vragen kan stellen. Bewust is gekozen voor een algemene regeling aan het begin van iedere reguliere vergadering van de raad. In het oude stelsel fungeerde de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. Omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, is hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd. De vragen dienen te gaan over actuele aangelegenheden. Om een onderwerp te bespreken tijdens een vragenhalfuurtje kan een raads- of commissielid kiezen tussen mondelinge aankondiging aan het begin van het vragenhalfuurtje of een schriftelijk aankondiging via de griffier. Schriftelijk aankondigen geeft het college en andere raadsfracties voorbereidingstijd waardoor inhoudelijker geantwoord kan worden en geeft ruimte voor doorvragen en onderling debat voor de raadsleden. Tevens is afgesproken geen vragen te stellen door individuele fracties over zaken waarbij menselijk leed aan de orde is of waarbij de openbare orde en veiligheid in het geding kan komen.

Artikel 19. Ingekomen stukken

Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld kennisnemen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie of het college, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van het presidium, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast (tweede lid).

Artikel 20. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde immuniteit. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. De raad kan op grond van artikel 3 bepalen dat de griffier deelneemt aan de beraadslagingen. De burgemeester en de wethouder(s) hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet.

Artikel 21. Spreektermijnen

Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan de raad daartoe uitdrukkelijk besluiten (eerste lid). Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp (artikel 29 van de Gemeentewet).

Artikel 22. Handhaving orde en schorsing

Artikel 26 van de Gemeentewet geeft aan dat de voorzitter bij een raadsvergadering bevoegd is om de orde te handhaven. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan de voorzitter een lid het verdere verblijf ontzeggen en het lid uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in het gedrag kan het lid de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.

Artikel 23. Ordevoorstel

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen. Omdat het ordevoorstel betrekking heeft op de lopende vergadering is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet hierop logischerwijs niet van toepassing. Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 30 van de Gemeentewet).

Artikel 24. Stemverklaringen

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.

Artikel 25. Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als deze vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist (eerste lid). De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing (tweede lid). Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 26. Procedure stemmingen

Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden (derde lid). De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen (tweede lid). De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele raadsleden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van deelname aan stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. In gemeenten kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de Gemeentewet.

In het vierde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering. In het vijfde lid is de term ‘uitspreken’ vervangen door de term ‘verklaren’, waarmee buiten twijfel staat dat dit artikellid ook van toepassing is op digitale stemmingen.

Artikel 27. Stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement strekt tot wijziging van een voorstel en komt daarom in stemming voorafgaand aan de stemming over dat voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Bovendien kan de raad besluiten af te wijken van deze stemvolgorde.

Artikel 28. Stemming over personen

Artikel 31, eerste lid, van de Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Sinds 1 februari 2016 is artikel 31 ook van toepassing op de stemming over de benoeming van een wethouder (artikel 35, eerste lid, van de Gemeentewet). Datzelfde geldt voor de stemming over het ontslag van een wethouder in het geval een motie van wantrouwen niet tot onmiddellijk aftreden leidt (artikel 49 van de wet). Ook dat gebeurt schriftelijk en is daarmee geheim. Het is mogelijk om met elektronische stemsystemen te werken, maar het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum.

Bij de benoeming van wethouders is er sprake van een vrije stemming. Dat is dus anders dan bij een voordracht, waarbij de keus beperkt is tot twee of meer kandidaten. Bij een vrije stemming is artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing. Daarin is bepaald dat een raadslid zich van stemming onthoudt wanneer het lid “behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt". Zoals vermeld is dat bij de benoeming van wethouders niet aan de orde. Een raadslid kan op het stembriefje de naam van elke kandidaat die de voorkeur heeft invullen: die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander. Dat geldt dus ook voor raadsleden die zelf genomineerd zijn; die kunnen op zichzelf stemmen als ze dat willen. De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Los van de juridische context pleiten de volgende argumenten nog voor bovenstaande zienswijze:

  • Een democratisch gekozen vertegenwoordiger mag niet te snel het recht op stemming worden ontnomen. Als de kandidaat-wethouder(s) in de raad zitting hebben en niet mee mogen stemmen houdt dit in, dat de partij ineens een of meerderde stem(men) in de raad minder heeft. Dat is onaanvaardbaar in het licht van de politieke verhoudingen;

  • Een aanbeveling is geen voordracht. Het spraakgebruik heeft het vaak over voordracht, maar een persoon nomineren als wethouder staat niet gelijk aan een voordracht;

  • Het is denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreel-politieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de Gemeentewet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.

Artikel 29. Besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet). De conceptbesluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. De griffier verleent de ambtelijke bijstand aan de raad. Daarom is de griffier aangewezen om de besluitenlijst op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen. De besluitenlijst dient op zo kort mogelijke termijn te worden gepubliceerd. Dit kan voordat deze is vastgesteld aangezien de besluitenlijst 'slechts' een overzicht geeft van (alle) door de raad genomen beslissingen. Het ligt voor de hand dat de besluitenlijst ook op de gemeentelijke website toegankelijk worden gemaakt.

Andere vormen van verslaglegging zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld een (geluids)opname van de raadsvergadering met een overzicht van de sprekers, de onderwerpen – voorzien van tijdscodes – en een besluitenlijst.

Artikel 30. Kenmerken besloten vergaderingen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van het reglement van orde van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie en het maken van de besluitenlijst. De bepalingen van het reglement van orde zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel bekrachtigd of opgeheven.

In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt. In overeenstemming met de bepaling over de besluitenlijst van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor de besluitenlijst van een besloten vergadering. Deze besluitenlijst ligt ter inzage bij de griffier.

In het vierde lid aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan haar behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie zijn overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor. Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in de eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen door deze niet te bekrachtigen.

Als de raad een opgelegde geheimhouding opheft of niet bekrachtigt, wil dat niet zeggen dat de desbetreffende stukken dan “automatisch” openbaar zijn. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is nog steeds op deze stukken van toepassing. Wanneer om openbaarmaking wordt verzocht moet dat verzoek dus aan de uitzonderingsgronden in de Wob worden getoetst om tot een besluit te komen over het al dan niet openbaar maken van de betreffende documenten. Dan kan uiteraard blijken dat er inmiddels geen grond meer is om openbaarmaking te weigeren.

Artikel 31. Toehoorders en pers

In deze aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

Artikel 32. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Het moet vooraf voor insprekers of het publiek duidelijk zijn dat zij gefilmd (kunnen) worden.

Hoofdstuk V. Raadscommissies

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Bergeijk 2019 voorziet als vervanging van het losstaande Verordening op de raadscommissies van Bergeijk 2016. Hierdoor is de bepaling over het opstelling van een Verordening op de raadscommissies vervallen en zijn de inhoudelijk artikelen uit de verordening opgenomen in dit nieuwe Reglement van orde.

Artikel 33. Instelling raadscommissies

Dit artikel regelt de hoeveelheid, naamstelling, werkzaamheden en besproken onderwerpen van de raadscommissies in Bergeijk.

Artikel 34. Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigen beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college, maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken.

Artikel 35. Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Zie voor meer toelichting artikel 7 van het Reglement van orde van de raad.

Artikel 36. Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden en de voorzitter is even lang als de zittingsperiode van raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Het lidmaatschap van een raadscommissie eindigt eveneens van rechtswege, indien een lid niet meer voldoet aan de gestelde eisen in de Gemeentewet en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die niet meer vertegenwoordigd is in de raad. De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van het eerste lid recht op een eigen lid.

Artikel 37. Commissievoorzitter

De raad benoemt de commissievoorzitters. Op grond van artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet kan enkel een raadslid als voorzitter van een raadscommissie benoemd worden. Dit artikel regelt verder vervanging en ontslag.

Artikel 38. Oproep en agenda

Het eerste lid stelt verplicht dat de commissievoorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden van zijn raadscommissie een oproep, waarin de vergadering wordt aangekondigd, en de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken stuurt. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de oproep en stukken niet per post maar elektronisch te versturen. De oproep vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

In het eerste lid gaat het om een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de commissievergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de commissievoorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen.

Als omtrent stukken op grond van artikel 86, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage. Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken.

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie haar eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het vierde lid.

Artikel 39. Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden. Naast de fysieke terinzagelegging op het gemeentehuis, zullen de stukken op elektronische wijze worden aangeboden. Dit gaat bijvoorbeeld via een digitaal raadsinformatiesysteem en door plaatsing op de gemeentesite.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de commissievergadering en die geheim moeten blijven bij de griffier ter inzage gelegd. Op verzoek van de commissieleden kan de griffier inzage aan hen verlenen.

Artikel 40. Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet. Gekozen is om de bepaling op te nemen dat op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website de vergaderingen ten openbare kennis worden gebracht. Momenteel wordt gebruik gemaakt van een wekelijks verschijnend huis-aan-huisblad en plaatsing op de gemeentelijke website.

Artikel 41. Bespreking

De invoering van het vragenhalfuurtje en het advies van de commissie om de besproken voorstelen te verdelen in hamer- en bespreekstukken voor de raadsvergadering (zie andere artikelen) heeft ook zijn gevolgen voor de vergaderorde. Om verwarring te voorkomen geeft dit artikel weer in welke volgorde de verschillende onderdelen van een commissievergadering verlopen en verduidelijkt het de exacte status van een hamer- en bespreekstuk. Verder is het apart bespreken van de ingekomen stukken tijdens een commissievergadering uit de behandelvolgorde gehaald. Voortaan worden alle ingekomen stukken tijdens een raadsvergadering vastgesteld. Het staat ieder raads- of commissielid vrij om tijdens het vragenhalfuurtje vragen te stellen n.a.v. een ingekomen stuk, zowel bij de raad- als de commissievergadering.

Artikel 42. Presentielijst en quorum

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen van de niet-raadsleden die lid zijn van de raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Dit artikel voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd.

Het vierde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet bereikt is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 43. Vragenhalfuurtje

Deze bepaling vormt een nadere invulling van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet voor zover daarin wordt bepaald, dat een lid van de commissie het college of de burgemeester mondeling vragen kan stellen. Bewust is gekozen voor een algemene regeling aan het begin van iedere reguliere vergadering van de commissie. Het is echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder bij iedere commissievergadering aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, is hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd. De vragen dienen te gaan over actuele aangelegenheden, zoals ingekomen stukken, maar niet over onderwerpen die voor de commissievergadering al geagendeerd zijn. Om een onderwerp te bespreken tijdens een vragenhalfuurtje kan een raads- of commissielid kiezen tussen mondelinge aankondiging aan het begin van het vragenhalfuurtje of een schriftelijk aankondiging via de griffier. Schriftelijk aankondigen geeft het college en andere fracties voorbereidingstijd waardoor inhoudelijker geantwoord kan worden en geeft ruimte voor doorvragen en onderling debat voor de commissieleden. Tevens is afgesproken geen vragen te stellen door individuele fracties over zaken waarbij menselijk leed aan de orde is of waarbij de openbare orde en veiligheid in het geding kan komen.

Artikel 44. Advies, geen stemmingen

Het gebruik van het woord beslissen in het eerste lid kan de suggestie gewekt worden dat in de commissievergadering ook ‘echte’ Awb-besluiten kunnen worden genomen. Dit is echter niet het geval. Een raadscommissie neemt geen beslissingen maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten worden genomen. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt in het advies de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad. Voor adviezen van de raadscommissie aan het presidium over de verdeling tussen hamer- en bespreekstukken voor de raadsvergadering dienen alle fracties het hier over eens te zijn. De reden hiervoor is dat iedere fractie het recht heeft om een raadsvoorstel te bespreken in de raadsvergadering. Een voorstel tot hamerstuk adviseren gebeurt dan ook alleen als alle fracties aangeven hier niet over te hoeven spreken tijdens de raadsvergadering, met uitzondering van een stemverklaring.

Artikel 45. Deelname aan beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet de mogelijkheid om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld de secretaris uitgenodigd worden. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 46. Spreekrecht van burgers

Het geven van spreekrecht aan burgers is een manier om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming van de raad. Doordat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is er voor gekozen het spreekrecht op te nemen bij de commissievergadering. Op dit moment zijn de fracties nog bezig hun mening te vormen. Een inspreekmogelijkheid tijdens de raadsvergadering is doorgaans minder effectief. Het spreekrecht geldt alleen voor onderwerpen die op de agenda van de commissie staan. In veel gemeenten is er een mogelijkheid voor een burgerinitiatief. Burgers hebben daarmee het instrument van een initiatief om onderwerpen op de agenda te plaatsen. Onderwerpen die burgers belangrijk vinden kunnen op deze manier geagendeerd worden.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich binnen een ‘redelijke termijn’ voor de vergadering melden bij de griffier. De griffier kan, indien nodig, de persoon naar de juiste raadscommissie verwijzen. Door niet uitdrukkelijk een termijn op te nemen, kan hiermee flexibel worden omgegaan en de servicegerichtheid naar de burger worden vergroot.

In het vierde lid is ervoor gekozen om een burger slechts één maal het woord te geven en geen discussie te laten plaatsvinden. Afhankelijk van de lokale situatie kan als richtlijn 5 minuten spreektijd per burger worden aangehouden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken. De besluitenlijst wordt toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.

Artikel 47. Spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de commissieleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een commissielid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 48. Handhaving orde en schorsing

Artikel 26 van de Gemeentewet geeft aan dat de voorzitter bij een raadsvergadering bevoegd is om de orde te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom hier opgenomen. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan de voorzitter hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en het lid uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in verstorend gedrag kan het lid de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.

Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als commissieleden.

Artikel 49. Ordevoorstel

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze of een voorstel over de (beperking van de) spreektijden van de leden en overige deelnemers aan de commissievergadering.

Artikel 50. Besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop de besluitenlijst van de commissie wordt vastgesteld. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet). De conceptbesluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. De griffier verleent de ambtelijke bijstand aan de commissie. Daarom is de griffier aangewezen om de besluitenlijst op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen. De besluitenlijst dient op zo kort mogelijke termijn te worden gepubliceerd. Het ligt voor de hand dat de besluitenlijst ook op de gemeentelijke website toegankelijk worden gemaakt.

Andere vormen van verslaglegging zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld een (geluids)opname van de commissievergadering met een overzicht van de sprekers, de onderwerpen – voorzien van tijdscodes – en een besluitenlijst.

Artikel 51. Kenmerken besloten commissievergaderingen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn, kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijke besluitenlijst wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid van deze bepaling dat de besluitenlijst van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de commissiegriffier. De raad kan de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 52. Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, dit artikel voorziet hierin.

Artikel 53. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Hoofdstuk VI. Raadsinstrumenten

Artikel 54. Amendementen en subamendementen

Elk lid van de raad kan wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen ter behandeling in de raad, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn.

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Op basis van artikel 147b, tweede lid, juncto artikel 147a, tweede lid, van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen, overeenkomstig de door de raad vastgestelde regels. Het recht om amendementen in te dienen komt aan elk individueel raadslid toe.

Artikel 55. Moties

In artikel 1 is de definitie van het begrip ‘motie’ gegeven. Een ‘motie’ is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college en/of de raad dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt, namelijk in artikel 49. Dit betreft de “motie van wantrouwen” waarbij de raad uitspreekt het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

Artikel 56. Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen, maar de raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Hier is bepaald dat een lid van de raad een initiatiefvoorstel kan indienen; met deze formulering wordt tot uitdrukking gebracht dat dit recht aan elk individueel raadslid toekomt, drempelsteun is dus niet vereist. Het tweede en derde lid van artikel 147a van de Gemeentewet bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld. Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van de eis van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

De Gemeentewet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk en ondertekend aan de voorzitter te zenden. De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen. Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden.

In het tweede lid is een termijn gesteld van 10 dagen om het college in de gelegenheid te stellen zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. In het vierde lid van artikel 147a van de Gemeentewet is sinds 1 februari 2016 bepaald dat het college de gelegenheid moet krijgen om wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het college moet immers de besluiten van de raad uitvoeren (artikel 160, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet). Deze zgn. voorhangregeling is uitgewerkt in het tweede lid van dit artikel. Het is in eerste instantie aan de indiener om te beslissen wat hij met die inbreng doet en uiteindelijk beslist de raad over het al dan niet gewijzigde voorstel.

Het derde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst nadat het college in de gelegenheid is gesteld om zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Als de oproep voor die vergadering echter al verzonden is, dan plaatst de voorzitter het niet op de agenda van eerstvolgende, maar daaropvolgende raadsvergadering. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 8, tweede lid, voor te stellen het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Voor zover de in het tweede lid gestelde termijn dan nog niet verlopen is, zal er echter niet over het voorstel besloten kunnen worden (artikel 147a, van de Gemeentewet, juncto tweede lid van artikel 30). Dit staat er weliswaar niet aan in de weg dat er al over wordt beraadslaagd in de raadsvergadering, maar de voorzitter van de raad zal dan vervolgens de stemming over het voorstel aan moeten houden totdat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Ook kan nadere beraadslaging op dat moment wenselijk worden geacht. Voor het overige is het aan de raad om vervolgens te bepalen hoe het initiatiefvoorstel verder wordt behandeld als het op de agenda staat. Indien de wensen of bedenkingen van het college daar aanleiding toe geven kan de indiener van het voorstel eventuele wijzigingen doorvoeren. De indiener is daartoe echter niet verplicht, omdat de Gemeentewet alleen aangeeft dat het college de mogelijkheid moet hebben om een visie op het initiatiefvoorstel te hebben. Er is geen verplichting om de wensen of bedenkingen ook daadwerkelijk in het voorstel te verwerken.

Artikel 57. Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw wordt behandeld. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.

Artikel 58. Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155, tweede lid, van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is een zwaarder instrument. Het gaat om het recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig, omdat de vergaderorde wordt doorbroken.

Artikel 59. Schriftelijke vragen

Het vragenrecht stelt de leden van de raad in staat informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Niet de voorzitter, maar het college of de burgemeester geeft daarom het schriftelijke antwoord. In de praktijk zal een schriftelijk antwoord van het college vaak door de desbetreffende portefeuillehouder gegeven worden (artikel 168 van de Gemeentewet).

De verantwoordelijke portefeuillehouder of de burgemeester kan oordelen dat het wenselijk is dat de vragensteller in de raads- of commissievergadering e.e.a. komt toelichten en nadere vragen komt beantwoorden. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan de vragensteller het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Als de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden, dient het college of de burgemeester dit gemotiveerd aan de vragensteller aan te geven. Het is aan de secretaris om te beoordelen of een van de in het derde lid genoemde weigeringsgronden, voor het door ambtenaren van de reguliere ambtelijke organisatie beantwoorden van de schriftelijke vragen, zich voordoet.

Net als bij de weigering om ambtelijke bijstand door ambtenaren vanuit de reguliere ambtelijke organisatie te verlenen, kan de burgemeester ook een rol vervullen als een raadslid niet tevreden is over de door een ambtenaar van de reguliere ambtelijke organisatie verleende ambtelijke bijstand. Als er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan zal de burgemeester ook hier een bemiddelende rol kunnen spelen.

Artikel 61. Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. De passieve inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 169, derde lid, van de Gemeentewet is de klassieke informatieplicht die het college opdraagt de door de raad gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet. Dit recht om inlichtingen te vragen komt eveneens toe aan individuele raadsleden. Daarmee wordt voorkomen dat een raadsmeerderheid om (partij)politieke redenen belemmeringen opwerpt tegen het vragen van inlichtingen door een raadslid of raadsminderheid. Wel kan de raad via het Reglement van orde op grond van doelmatigheidsoverwegingen een zekere ordening aanbrengen in de wijze waarop het inlichtingenrecht wordt uitgeoefend. De raad gaat immers over de agenda en de vergaderorde. De weigeringsgrond ‘strijd met het openbaar belang’ is, zo blijkt uit de bewoordingen van artikel 169 van de Gemeentewet, wettelijk objectief en algemeen omschreven. Het moet dan gaan om zwaarwegende belangen.

In de praktijk bestaan verschillende wettelijke en politieke figuren om als de raad en het college met elkaar te communiceren buiten de openbaarheid. De openbaarheid van stukken en vergaderingen bijvoorbeeld kan al dan niet tijdelijk worden opgeheven. Vervolgens kent de Gemeentewet een algemene actieve inlichtingenplicht. Artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet verplicht het college uit eigen beweging de raad alle inlichtingen te verstrekken die de raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het college moet permanent nagaan welke informatie de raad behoeft voor een goede taakvervulling. Hier liggen grote politieke risico’s als de raad het college in het ongewisse laat over de aard en omvang van de gewenste informatie. In het geval dat raad en college daarover geen afspraken maken is de kans groot dat het college de raad veiligheidshalve overstelpt met papier. Van controleren komt dan weinig terecht.

Dezelfde risico’s doen zich voor met betrekking tot een tweede actieve, meer specifieke inlichtingenplicht. Artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet verplicht het college de raad vooraf te informeren over de voorgenomen uitoefening van een gemeente wettelijke bestuursbevoegdheid als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, van de Gemeentewet indien de toepassing daarvan ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente of indien de raad daarom verzoekt. Het college mag dan niet eerder een besluit nemen dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen naar voren te brengen. De raad en het college dienen, op basis van de situatie in de eigen gemeente, tot een afbakening te komen. De wetgever heeft destijds het oog gehad op substantiële financiële gevolgen van privaatrechtelijke overeenkomsten. De raad en het college moeten hier derhalve zelf een modus in vinden.