Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2019

Geldend van 01-06-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (L);

gelet op de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) 2019;

besluit vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2019.

Hoofdstuk 1 - Inleiding

Deze beleidsregels zijn de gemeentelijke richtlijnen ten behoeve van het leveren van ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

De beleidsregels worden vastgesteld door het college van B&W en zijn een uitwerking van de door de Raad vastgestelde Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeenten Bergen (L) 2019. Deze regels kunnen op basis van een beleidswijziging opnieuw worden vastgesteld.

In deze beleidsregels is vastgelegd op welke wijze het college belangen afweegt, feiten vaststelt en uitleg geeft aan wettelijke voorschriften. De beleidsregels dienen als hulpmiddel bij de het nemen van besluiten over het toe- of wijzen van voorzieningen.

Uitgangspunt voor de beleidsregels vormt de onderstaande tekst uit de aanhef van de Wmo 2015.

Burgers dragen een eigen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven. Van burgers mag verwacht worden dat zij elkaar naar vermogen bijstaan

Burgers die zelf dan wel samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, moeten een beroep kunnen doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning. De ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, moet erop gericht zijn dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.

Hoofdstuk 2 - Criteria voor een maatwerkvoorziening

Artikel 2.1 Hoofdverblijf

Een voorwaarde om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen is een hoofdverblijf in de gemeente Bergen ( L) en daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijven. Als iemand kan aantonen dat hij op korte termijn in de gemeente Bergen (L) komt wonen, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Er wordt dan wel een termijn afgesproken waar binnen de inschrijving in de gemeente Bergen geregeld moet zijn.

Artikel 2.2 Eigen kracht

De eigen kracht van de cliënt heeft betrekking op de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. Deze eigen kracht komt niet alleen tot uitdrukking op het moment dat de cliënt al belemmeringen heeft, maar ook daarvoor al, bijvoorbeeld door te anticiperen op een levensfase waarin belemmeringen niet ongebruikelijk meer zijn.

Het gebruik maken van eigen kracht betekent ook dat de cliënt zelf voorziet in de kosten/voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Gebruik maken van eigen kracht veronderstelt ook dat de cliënt zicht voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de cliënt.

Artikel 2.3 Algemene voorzieningen

Wanneer blijkt dat belanghebbende niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, gaan we na of er algemene voorzieningen zijn die de problemen van belanghebbende oplossen. Algemene voorzieningen zijn voorzieningen waar iedereen, zonder indicatie gebruik van kan maken. Algemene voorzieningen kunnen commerciële diensten zijn zoals een wasserette/stomerij of een boodschappenbezorgdienst van een supermarkt maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals een rolstoelpool en ontmoetingsruimten in de dorpen.

Afstemming met andere wet- of regelgeving

Indien een cliënt in aanmerking komt voor een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), zorgverzekering of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), zal er op grond van de Wmo in principe geen voorziening/dienst worden verstrekt. Via de ziektekostenverzekeraar kan men bijvoorbeeld tijdelijk gebruik maken van krukken, een rolstoel en andere hulpmiddelen Vanuit het UWV en de werkgever kan er aanspraak gedaan worden op hulpmiddelen in de werksituatie en voor vervoer van en naar het werk. Vanuit de Wlz worden woningaanpassingen en diensten in een Wlz-instelling gefinancierd.

Artikel 2.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

  • ·

    Het is niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking;

  • ·

    Het is verkrijgbaar in de reguliere handel;

  • ·

    Het kan voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon.

Een fiets met elektrische trapondersteuning is een voorbeeld van een algemeen gebruikelijke voorziening. Een dergelijke fiets wordt ook gebruikt door mensen zonder beperkingen (bijvoorbeeld door mensen die een lange afstand naar hun werk of school moeten fietsen) en is gewoon bij de fietsenwinkel te koop. Ook rollators zijn inmiddels algemeen gebruikelijk. Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet verstrekt.

Artikel 2.5 Goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening is altijd gebaseerd op de goedkoopst compenserende oplossing. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven geschikt en de goedkoopste is.

Een voorziening kan ook bestaan uit een tegemoetkoming voor meerkosten als gevolg van de beperking ten opzichte van de algemeen gebruikelijke kosten die iemand voor de noodzakelijke voorziening moet maken. Voorbeelden hiervan is een auto of fiets met (specifiek vanwege de handicap noodzakelijke) aanpassingen. Een auto of fiets is algemeen gebruikelijk, dus de kosten hiervoor (normbedragen zoals vastgesteld door het NIBUD) worden niet vergoed.

Hoofdstuk 3 - Regels voor een persoonsgebonden budget (PGB) bij een maatwerkvoorziening

Een PGB kan de zorgvrager de mogelijkheid bieden om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Een PGB is geschikt voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De gemeente vindt het belangrijk dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een PGB inzetten.

Het is van belang dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het PGB inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Tijdens het onderzoek zal belanghebbende hierover worden geïnformeerd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum PGB van de sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

De motivatie en bekwaamheid van de aanvrager van een PGB en de kwaliteit van de zorg worden getoetst aan de hand van een door de zorgvrager ingevuld plan bij de aanvraag (budgetplan) en een nader gesprek, het PGB gesprek.

Met betrekking tot de bekwaamheid van de aanvrager, moet in ieder geval blijken dat de (beoogd) budgethouder in staat is tot het tijdig afhandelen van de benodigde administratie, het bewaken van de kwaliteit van de geleverde zorg en het invullen van het werkgeverschap.

Met betrekking tot de kwaliteit van de zorg, levert de aanvrager vóór het PGB gesprek een hulpverleningsplan aan. Uit dit plan moet de doelmatigheid van de in te zetten zorg blijken. Voor de voorziening hulp bij het huishouden wordt, gelet op de aard van de voorziening, geen bugetplan gevraagd en geen PGB gesprek gehouden.

Indien de aanvraag betrekking heeft op voortzetting van een eerder toegekend PGB en er geen sprake is van veranderde omstandigheden, kan de gemeente afzien van een PGB-gesprek.

Het budgethouderschap kan niet ingevuld worden door dezelfde persoon die ook de zorg levert.

Na 3 maanden evalueren wij de inzet van de zorg, aan de hand van de behaalde resultaten en monitoren wij hiermee de kwaliteit van de ingekochte zorg.

Voor het PGB heeft de gemeente Bergen (L) met de SVB een aantal proceskeuzes gemaakt:

  • -

    Bemiddelingskosten mogen niet uit het PGB worden betaald;

  • -

    Administratiekosten mogen niet uit het PGB worden betaald;

  • -

    In het PGB wordt geen verantwoordingsvrij bedrag opgenomen;

  • -

    Budgethouders mogen wél vaste maandlonen afspreken met hun zorgverlener(s). Dit betekent dat de budgethouder vrij is om te kiezen tussen vast maandloon, declaratie of factuur;

  • -

    Budgethouders mogen de reiskosten van hun zorgverlener(s) uit hun PGB betalen;

  • -

    De gemeente keurt elke zorgovereenkomst afzonderlijk goed.

Een persoonsgebonden budget om diensten te betrekken van personen die behoren tot het sociale netwerk wordt beperkt tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en moet aantoonbaar tot effectieve ondersteuning leiden en doelmatig zijn.

In de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) is uitgewerkt hoe de hoogte van een PGB wordt bepaald.

Artikel 3.1 PGB bij rolstoelen, losse woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen

Programma van eisen

Wanneer belanghebbende kiest voor een PGB krijgt hij na indicatie bij de beschikking een Programma van Eisen (PvE) waar de voorziening aan moet voldoen. De belanghebbende kan op basis van dit programma van eisen zelf de voorziening aanschaffen.

Als belanghebbende een andere voorziening wil, kan hij daarvoor kiezen onder de voorwaarde dat de voorziening geen (andere) belemmeringen oproept. De voorziening die de belanghebbende aanschaft moet geschikt zijn om de beperking te compenseren en niet slechts een deel van het probleem oplossen.

Duur van de toekenning

De voorziening in de vorm van PGB wordt toegekend voor een periode van 7 jaar of 5 jaar indien er sprake is van een verstrekking bedoeld voor kinderen (tenzij anders beschreven in de beschikking). Als de voorziening tussentijds niet blijkt te voldoen en er geen sprake is van veranderde omstandigheden, kan geen beroep worden gedaan op een vervangende voorziening.

De situatie van de belanghebbende kan verslechteren. Als wordt verwacht dat de belanghebbende achteruit zal gaan, wordt dit ook opgenomen in het PvE. Indien nodig moet belanghebbende meewerken aan een medisch onderzoek of een passing.

Omzetting PGB in voorziening in natura

Een omzetting van het PGB in een voorziening in natura is niet meer mogelijk nadat het PGB is besteed aan een zaak. De belanghebbende moet dan ten minste 5 jaar wachten met het doen van een nieuwe aanvraag. Een voorziening of een PGB voor een voorziening wordt maar eenmaal per 5 jaar verstrekt.

Hoofdstuk 4 - Bijdragen voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

De duur van de eigen bijdrage:

Voor alle maatwerkvoorzieningen, behalve rolstoelen, geldt dat de eigen bijdrage verschuldigd is gedurende de periode van de dienstverlening, bruikleen of conform de afschrijvingsperiode. De eigen bijdrage is niet hoger dan de werkelijke kosten van de voorziening.

Voor dienstverlening, trapliften en hulpmiddelen in bruikleen wordt de eigen bijdrage in rekening gebracht gedurende de gebruiksduur van dienstverlening, de traplift of het hulpmiddel.

Voor de overige voorzieningen of bij de inzet van een PGB wordt de eigen bijdrage in rekening gebracht gedurende de onderstaande afschrijvingstermijnen.

Afschrijvingstermijnen

Hulpmiddelen voor volwassenen 7 jaar

Hulpmiddelen voor kinderen 5 jaar

Autoaanpassingen 5 jaar

Trapliften 10 jaar

Woningaanpassingen 20 jaar

Losse woonvoorzieningen 7 jaar

Hoofdstuk 5 - Ondersteuning bij het voeren van een huishouden en zelfstandig blijven wonen in de eigen leefomgeving

Paragraaf 5.1 Ondersteuning bij huishoudelijk werk in de vorm van een maatwerkvoorziening

Het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Een huishouden voeren is een subjectief begrip waarop een ieder (anders wellicht dan bij hulpmiddelen) eigen normen en waarden hanteert. De uitkomsten van het door KPMG in 2016 uitgevoerde empirisch onderzoek gebruiken wij als richtlijn bij de toekenning van hulp.

Artikel 5.1.1 Vormen van ondersteuning

In Bergen (L) bestaat één type ondersteuning bij huishoudelijk werk. De ondersteuning bestaat uit het overnemen van schoonmaakwerkzaamheden in huis en het zo nodig overnemen van de textielverzorging.

De taken organisatie van het huishouden en het aanleren en activeren van huishoudelijke taken, zoals eerder opgenomen in huishoudelijk werk 2 zijn vanaf 2015 onderdeel van het product begeleiding.

Het hebben van een grotere dan “normale” woning leidt niet tot meerzorg of een hogere indicatie.

De ondersteuning bij het huishouden bestaat uit het overnemen van:

  • -

    Lichte en zware huishoudelijke taken.

  • -

    Textielverzorging.

De basisnorm voor de uitvoering van de lichte en zware huishoudelijke taken is berekend op 2 uur per week.

Onder de lichte huishoudelijke taken vallen o.a. de volgende activiteiten:

  • -

    Stof afnemen.

  • -

    Opruimen van de kamers.

De zware huishoudelijke taken bestaan o.a. uit:

  • -

    Stofzuigen.

  • -

    Schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken.

  • -

    Bedden verschonen.

  • -

    Ramen wassen aan de binnenzijde, 4 maal per jaar.

Voor alleen de zware huishoudelijke taken, wordt 1,5 uur hulp per week toegekend, eventueel in te zetten als 3 uur per 2 weken.

De textielverzorging bestaat uit:

  • -

    Was sorteren.

  • -

    Wasmachine vullen, aanzetten en leeghalen.

  • -

    Was in de droger stoppen en deze leeghalen of was ophangen en afhalen.

  • -

    Was vouwen en strijken van bovenkleding indien noodzakelijk.

  • -

    Was opbergen.

Voor textielverzorging zetten wij in principe maximaal 30 minuten per week in.

De voorziening ondersteuning bij huishoudelijk werk is beperkt tot een aanvulling op de eigen mogelijkheden. Het inzetten van particuliere hulp kan onderdeel zijn van de eigen mogelijkheden.

Bij de beoordeling van de noodzaak en de hoeveelheid hulp wordt uitgegaan van de specifieke persoonskenmerken van de cliënt, zijn situatie met huisgenoten en de sociale omgeving. In het leefplan worden de taken/activiteiten opgenomen, die de zorgvrager zelf en samen met zijn netwerk kan doen.

Artikel 5.1.2 Meerhulp

Bij bepaalde problematiek zoals incontinentie of COPD kan extra tijd worden toegekend. Dit gebeurt alleen wanneer op grond van medisch advies de noodzaak is vastgesteld. Bij jonge kinderen kan voor bepaalde taken ook extra hulp worden geïndiceerd. Het hebben van huisdieren is een eigen keuze.

  • -

    Bij een hoge vervuilingsgraad ten gevolge van een beperking kan meerzorg worden geïndiceerd van maximaal 30 minuten per week.

  • -

    Aantal kinderen jonger dan 16 jaar, 15 minuten meerzorg per kind per week.

Als er ook regievoering nodig is, kan Begeleiding Individueel worden ingezet (liefst bij de dezelfde aanbieder)

Artikel 5.1.3 Verwijzing

Voordat er een maatwerkvoorziening wordt ingezet kijken we eerst of andere voorzieningen een oplossing bieden. Dit kunnen algemene technische hulpmiddelen zoals een wasdroger zijn.

Algemene voorzieningen zoals een boodschappenbezorgdienst, maaltijdservice, vriesversmaaltijden, was en strijkservice, alarmering, kinderopvang kunnen ook een oplossing zijn of de inzet van een maatwerkvoorziening beperken.

Artikel 5.1.4 Gebruikelijke hulp

Indien de cliënt huisgenoten heeft (partner, kind, familielid) die wel in staat zijn huishoudelijk werk te verrichten, komt men niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Iedere volwassene wordt geacht ook naast een baan of gezin een huishouden te voeren. Over het algemeen wordt alleen rekening gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben.

Van kinderen in de leeftijd vanaf 12 jaar wordt ook een bijdrage in het huishouden verwacht.

Voor huisgenoten die geen huishoudelijke taken over kunnen nemen omdat ze niet weten hoe dit moet en dit nog nooit hebben gedaan, kan korte tijd ondersteuning worden ingezet om de kans te krijgen vaardigheden aan te leren.

Artikel 5.1.5 Overbelasting

Wanneer een huisgenoot overbelast is door de zorg voor cliënt, kan tijdelijk ondersteuning bij het huishouden worden ingezet. Tenzij de situatie duidelijk is moet de overbelasting worden vastgesteld door een medisch adviseur. Wij verwachten dat cliënt en zijn huisgenoten (eventueel met ondersteuning van de mantelzorgconsulent of andere cliëntondersteuner) onderzoeken op welke wijze de overbelasting verminderd kan worden. Alleen wanneer het echt niet mogelijk is om de overbelasting te verminderen zal langdurig ondersteuning worden ingezet.

Artikel 5.1.6 Voorzetten hulp na overlijden huisgenoot

Wanneer cliënt overlijdt en een huisgenoot met beperkingen achterblijft, zal de hulp bij het huishouden gedurende 3 weken worden voortgezet. Zo heeft de achterblijvende huisgenoot 3 weken de tijd om de hulp op een andere manier te organiseren.

Artikel 5.1.7 Invloed van de woning of woonvorm op de hulp bij het huishouden

Een grotere woning leidt niet tot meer hulp. Wij gaan uit van het niveau van sociale woningbouw.

Bij kamerverhuur wordt de huurder van de betreffende ruimte niet als een huisgenoot gezien van wie gebruikelijke hulp wordt verwacht. Kamerhuur moet met een huurovereenkomst worden aangetoond. Als mensen zelfstandig samenwonen op één adres en gemeenschappelijke ruimte delen wordt verwacht dat het aandeel in het schoonmaken van de gedeelde ruimtes bij uitval van één van de bewoners wordt overgenomen door een andere bewoner.

In vakantiewoningen, tweede woningen, hotels/pensions en bij kamerhuur wordt alleen hulp verstrekt indien er sprake is van een hoofdverblijf.

Paragraaf 5.2 Rolstoelvoorziening

Een rolstoel is bedoeld voor iemand met problemen of beperkingen die zittend verplaatsen noodzakelijk maken, omdat lopend verplaatsen ook met op andere regelingen te verstrekken voorzieningen of algemeen gebruikelijke voorzieningen als rollators en wandelstokken, niet of onvoldoende mogelijk is. . Met een rolstoel wordt de cliënt in staat gesteld zich binnen en buiten de woning ( al dan niet) zelfstandig te kunnen verplaatsen.

Aanpassingen die niet standaard op een rolstoel zitten (zoals comfort beensteunen of een werkblad), maar wel noodzakelijk zijn voor de cliënt zijn onderdeel van de voorziening. Accessoires die niet noodzakelijk zijn, zoals een boodschappenmand worden niet vergoed.

Rolstoelen voor incidenteel gebruik worden niet individueel verstrekt, omdat hiervoor gebruik gemaakt kan worden van de uitleenservice.

Een elektrische rolstoel is bedoeld voor iemand die geen gebruik kan maken van een handbewogen rolstoel, maar over voldoende arm-en/of handfunctie beschikt om een elektrische rolstoel te bedienen.

De elektrische rolstoel vertoont veel overeenkomsten met een scootmobiel. De belangrijkste overweging voor het toekennen is dat een scootmobiel niet voor gebruik binnenshuis bedoeld is. Het college verstrekt een elektrische rolstoel indien uit (medisch) onderzoek blijkt dat dit, ter compensatie van de beperkingen van belanghebbende, de goedkoopste adequate manier is om de cliënt in staat te stellen zich te verplaatsen in en om de woning.

Artikel 5.2.1 Sportrolstoel

Sport kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Wanneer het voor de cliënt zonder sportrolstoel niet mogelijk is om een sport te beoefenen, zijn de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de voor een persoon zonder beperkingen voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport. In dat geval kan eventueel een sportrolstoel worden verstrekt. Wij verstekken hiervoor maximaal eens per drie jaar een PGB. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening en de aanvrager moet zelf een deel van de kosten dragen. De aanvrager moet ook onderzoeken of het mogelijk is om via een liefdadigheidsfonds als bijvoorbeeld het Fonds Gehandicaptensport een vergoeding te ontvangen.

Paragraaf 5.3 Woonvoorzieningen

Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving (dat kan de eigen woning zijn of een geschiktere woning in dezelfde omgeving) bestaan er veel voorzieningen. In deze paragraaf lichten wij verschillende soorten woonvoorzieningen en aantal begrippen, die bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening een rol spelen toe.

Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

  • ·

    Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een toiletstoel);

  • ·

    Bouwkundige woonvoorziening: nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een traplift)

  • ·

    Verhuiskostenvergoeding

Voor kortdurend gebruik (maximaal 6 maanden) zijn losse woonvoorzieningen te leen via de Medipoint winkel. Losse voorzieningen kunnen meestal snel worden ingezet, vaak voor meerdere doeleinden worden gebruikt en meegenomen worden bij een verhuizing.

Losse voorzieningen verdienen daarom meestal de voorkeur boven bouwkundige woonvoorzieningen.

Relatief goedkope hulpmiddelen, waarvan de kosten van transport en reiniging voor herverstrekking niet opwegen tegen de kosten van een nieuw hulpmiddel, worden niet in bruikleen maar in eigendom verstrekt.

Artikel 5.3.1 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen

Veel woonvoorzieningen zijn in de reguliere handel te koop en worden ook door mensen zonder beperkingen gebruikt. Deze zijn hiermee algemeen gebruikelijk.

Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn:

  • ·

    Verhoogde toiletpotten

  • ·

    Eenvoudige wandbeugels

  • ·

    Douchestoelen

  • ·

    Drempelhulpen

  • ·

    Hendelmengkranen en thermostaat kranen

  • ·

    Antislipbehandeling badkamervloer

  • ·

    Keramische kookplaat

Kosten die verband houden met de renovatie van badkamer, toilet of keuken na de gebruikelijke afschrijvingstermijn van 25 jaar, vergoeden wij niet. Alleen de meerkosten van de aanpassingen die noodzakelijk zijn in verband met de beperking worden vergoed, niet de renovatiekosten.

Artikel 5.3.2 Normaal gebruik van de woning

Een woningaanpassing heeft als doel normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Dit houdt in dat het volgende mogelijk moet zijn slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Er worden daarom geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel.

Artikel 5.3.3 Bezoekbaar

Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. Voor het bezoekbaar maken wordt een bedrag van maximaal € 2.500 verstrekt.

Artikel 5.3.4 Grote woningaanpassingen versus verhuizen

Het onderzoek naar de persoonskenmerken en de mate waarin de aanvrager de noodzaak tot hulp of voorzieningen had kunnen voorzien is van belang bij de beoordeling van de hulpvraag. Als een maatwerkvoorziening nodig is wordt de goedkoopst compenserende voorziening verstrekt. Bij grote woningaanpassingen wordt de afweging gemaakt of verhuizen de goedkoopst compenserende oplossing is. Als de kosten voor de aanpassing hoger zijn dan € 5.000,- en er geen sprake is van zwaarwegende redenen waardoor aanpassen toch de voorkeur heeft, wordt de cliënt geadviseerd te verhuizen. Wij bieden dan ondersteuning bij het vinden van geschikte woonruimte, door het afgeven van een medische urgentie.

Artikel 5.3.5 Verhuiskosten

Een Nederlander verhuist in zijn leven gemiddeld 7 keer. Een verhuizing die samen hangt met een levensfase (bijvoorbeeld ouder worden en kleiner en gelijkvloers willen gaan wonen) is voorzienbaar. Deze verhuizingen zijn algemeen gebruikelijk en hiervoor wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt. Als men ten gevolge van opgetreden beperkingen onvoorzien met een verhuizing wordt geconfronteerd kennen wij een vergoeding voor verhuizing en en herinrichting van maximaal € 2.500, toe indien er sprake is van verhuizing naar een geschikte woning. Uitgangspunt bij de toekenning van een verhuis- en herininrichtingsvergoeding zijn de goedkoopst adequate oplossingen en materialen, waarbij Nibud prijzengids als uitgangspunt worden genomen.

Een verhuiskostenvergoeding wordt ook verstrekt als iemand een aangepaste woning, op verzoek van de gemeente verlaat. Dit zijn situaties waarbij de persoon voor wie de woning was aangepast is verhuisd naar bijvoorbeeld een instelling of wanneer degene waarvoor de woningaanpassing noodzakelijk was is overleden. In uitzonderlijke situaties kan een vergoeding worden geboden voor tijdelijke dubbele woonlasten (maximaal 3 maanden) bijvoorbeeld wanneer cliënt gedurende de uitvoering van de woningaanpassing niet in de eigen woning kan wonen.

Artikel 5.3.6 Bijzondere bepalingen persoonsgeboden budget voor woonvoorzieningen

Indien een bouwkundige of technische woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is verleend moet de woningeigenaar de voltooiing van de werkzaamheden uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget aan het college melden.

Gedurende een periode van 10 jaar moeten alle rekeningen en betalingsbewijzen ter controle beschikbaar zijn.

Artikel 5.3.7 Verkoop van een woning met een woonvoorziening

De eigenaar van een woning waarin een woonvoorziening is aangebracht in het kader van de Wmo, dient de verkoop van de woning binnen 10 jaar na het aanbrengen van de voorziening te melden aan het college. Het college kan besluiten dat de woonvoorziening wordt terugbetaald. Het terug te betalen bedrag voor de aangebrachte aanpassing is gebaseerd op het versterkte persoonsgeboden budget of de waarde van de versterkte woonvoorziening in natura.

Het terug te betalen bedrag is 100% van de kosten hiervan in het eerste jaar na het voltooien van de aanpassing en wordt met 10% per jaar verminderd. 10 jaar na het voltooien van de voorziening is de terugbetalingsverplichting vervallen.

Hoofdstuk 6 - Ondersteuning bij maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid

De Wmo heeft als doel mensen te laten participeren in de samenleving. Vervoer speelt hierbij een belangrijke rol. Wanneer iemand problemen ervaart op het gebied van vervoer onderzoeken wij of en welke beperkingen hij heeft en wat zijn vervoersbehoefte is. Wij gaan na in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (bijvoorbeeld: door het bezitten van een auto), gebruik kan maken van het openbaar vervoer en hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (bijvoorbeeld: meerijden met iemand). Aanvullend hierop kan een collectieve of individuele maatwerkvoorziening worden verstrekt.

Om te kunnen participeren, moet iemand de mogelijkheid hebben om jaarlijks lokaal en regionaal (tot ongeveer 15 tot 20 km afstand vanaf de woning) 1500 tot 2000 km te reizen. Alle buiten regionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo. Hiervoor is Valys bestemd. Om Valys aan te vragen moet men wel een indicatie hebben voor een vervoersvoorziening.

Om de persoonlijke vervoersbehoefte vast te stellen gebruiken wij een vragenformulier dat de klant invult en ondertekent. Mede aan de hand hiervan wordt de meest passende vervoersvoorziening bepaald.

Paragraaf 6.1 Wmo vervoer tegen gereduceerd tarief

Omnibuzz regelt een collectief vervoerssysteem van deur tot deur voor mensen met een beperking met (rolstoel)busjes en taxi’s. Gebruikers kunnen een loophulpmiddel, rolstoel of scootmobiel meenemen in het vervoer. Ook kan een medereiziger (tegen een hoger kostendekkend tarief) of een begeleider (gratis, mits medisch gezien noodzakelijk) meereizen. Voor gratis begeleiding moet een indicatie worden gesteld. Als men een indicatie voor begeleiding heeft mag men niet meer zonder begeleiding reizen.

Iemand kan in aanmerking komen voor gebruik van Wmo vervoer tegen gereduceerd tarief als hij geen 800 meter (eventueel met hulpmiddel) zelfstandig kan afleggen en/of het openbaar vervoer niet in kan komen.

Als iemand problemen op het gebied van vervoer niet zelf of met hulp van zijn sociale omgeving kan oplossen beoordelen wij of Wmo vervoer een geschikte oplossing is. Een pasje voor Wmo vervoer geeft het recht te reizen tegen een gereduceerd tarief. De toekenning van het aantal goedkope zones wordt afgestemd op het reisgedrag van de persoon. Wij kennen afhankelijk van de vervoersbehoefte, maximaal 590 goedkope zones per jaar toe. Hiermee kan men circa 2000 km reizen. Het gebruik van andere verstrekte voorzieningen zoals een scootmobiel wordt hierbij meegewogen.

Wanneer collectief vervoer geen compenserende oplossing is (bijvoorbeeld in geval van onbeheersbare incontinentie of ernstige gedragsproblemen) kan een beschikking worden afgeven voor individueel vervoer.

Paragraaf 6.2 Individuele vervoersmiddelen voor mensen met een beperking

Vervoersmiddelen voor mensen met een beperking worden steeds meer rechtsreeks in de markt aangeboden. Ook het aanbod van gebruikte vervoersmiddelen en huurmogelijkheden groeit. Goed advies over waar op te letten bij aanschaf en het wijzen op de mogelijkheden van rijles e.d. blijft een taak van de gemeente. De vervoersvoorzieningen die in de handel verkrijgbaar zijn echter gelet op de aanschaf – en onderhoudskosten (nog) niet aan te merken als algemeen gebruikelijk zoals bijvoorbeeld een rollator.

Artikel 6.2.1 Aangepaste fietsen

Fietsen zoals de driewielfiets en een duofiets die speciaal ontworpen en bestemd zijn voor mensen met een beperking en alleen bij gespecialiseerde bedrijven worden verkocht kunnen worden verstrekt op basis van de Wmo. Een fiets met lage instap of elektrische fiets zijn niet speciaal ontworpen voor mensen met een beperking en zijn daarom algemeen gebruikelijk.

Artikel 6.2.2 Scootmobiel

Een scootmobiel is bedoeld voor vervoer op de korte en middellange afstanden en kan ook worden gebruikt als aanvulling op het collectief vervoer. Wij verstrekken geen scootmobiel als tijdens het onderzoek naar de ondersteuningsvraag blijkt dat een aanwezige rolstoel hiervoor een goed alternatief is. Bij twijfel betrekken wij het oordeel van een deskundige, bijvoorbeeld een ergotherapeut bij het onderzoek.

Het verstrekken van een scootmobiel kan aan de orde zijn indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • ·

    Er is sprake van een substantiële vervoersbehoefte in de directe omgeving van de woning in het kader van het leven van alle dag, bijvoorbeeld boodschappen doen, familie bezoeken, deelnemen aan hobby/vrijetijdsbesteding

  • ·

    De cliënt kan maximaal ca. 100 meter lopen

  • ·

    Men is voornemens de scootmobiel regelmatig te gebruiken

  • ·

    De cliënt heeft voldoende verkeersinzicht om zich op een veilige en verantwoorde wijze aan het dagelijkse verkeer deel te nemen

  • ·

    Er is sprake van een vervoersbehoefte bestaande uit een regelmatige verplaatsingsbehoefte

In principe verstrekken wij scootmobielen met een actieradius van 20 km en een snelheid van maximaal 10 km/uur omdat de scootmobiel bedoeld is voor korte en middellange afstanden.

Voor de inzet van een snellere scootmobiel met een grotere actieradius is een motivatie vereist waarom er grotere afstanden afgelegd worden met de scootmobiel, bijvoorbeeld regelmatige vervoerbewegingen met een afstand groter dan 10 km enkele reis.

Voor recreatief gebruik is in principe de maximale actieradius van 20 km en een snelheid van 10 km/uur voldoende.

Artikel 6.3.3 Auto-aanpassingen

Als iemand zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto, kunnen eventueel autoaanpassingen worden verstrekt. Het betreft specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen (dus geen stuurbekrachtiging of cruise controle). Wij houden rekening met de persoonskenmerken van de aanvrager en wij gaan wij van een levensduur van minimaal 5 jaar van de aanpassingen. De aanvrager moet daarom aantonen dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 5 jaar mee kan).

Hoofdstuk 7 - Ondersteuning bij dagelijkse activiteiten en het brengen van structuur in de dag

In de Wmo 2015 zijn hiervoor de producten begeleiding en kortdurend verblijf opgenomen. Begeleiding kan zowel individueel als in een groep worden geboden. Het betreft activiteiten gericht op het bevorderen of behoud van de zelfredzaamheid en tot voorkoming van opname of verwaarlozing van de cliënt.

Wij onderscheiden dagbesteding, individuele begeleiding en kortdurend verblijf.

Paragraaf 7.1 Andere (wettelijke) voorzieningen

Artikel 7.1.1 Behandeling

Alvorens begeleiding te verstrekken onderzoeken wij de mogelijkheden van behandeling. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Het is uiteraard niet aan de Wmo consulent om dit te bepalen. Hiervoor wordt de medisch adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld: ergotherapeut, psycholoog, specialist ouderen geneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reuma-centrum). Behandeling is gericht op: het verbeteren van de aandoening/ stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek.

De diagnose is niet leidend maar een diagnose is doorgaans wel vereist om behandeling in te kunnen zetten en om te bepalen hoe begeleiding de behandeling eventueel kan versterken (en niet contraproductief is). Begeleiding kan worden ingezet om de tijdens behandeling geleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten. Soms kan begeleiding en behandeling ook tegelijkertijd worden ingezet, deze zijn dan complementair. Begeleiding is dan een essentiële bouwsteen van een integrale aanpak. Uiteraard dient er hierover een goede afstemming tussen behandelaar en begeleider plaats te vinden.

Artikel 7.1.2 (Wettelijke) voorzieningen

Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens de maatwerkvoorziening “begeleiding” wordt overwogen:

  • ·

    Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan begeleiding zijn geïndiceerd.

  • ·

    Jeugdwet: Opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis, tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan in sommige gevallen ondersteunend op opvoedingsondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden.

  • ·

    Arbeidsvoorzieningen: op grond van ziektewet, WIA, Wajong en WSW zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dat dan begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen.

Artikel 7.1.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp bij begeleiding

Bij mensen met een beperking wordt bij het organiseren van het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding vaak gedacht aan Begeleiding waar algemeen beschikbare oplossingen mogelijk zijn of het gewoon de verantwoordelijkheid is van de cliënt of zijn huisgenoten. Er zijn veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden (die mensen zonder beperking ook zelf moeten regelen of betalen).

Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen:

  • ·

    Lidmaatschap van een vereniging

  • ·

    Activiteiten zoals computercursus of taalles

  • ·

    Alarmering

  • ·

    Pictogrammenbord of domotica in huis

  • ·

    Gezelschap of ondersteuning door vrijwilliger of maatje

Net als bij hulp bij het huishouden hanteren wij bij Begeleiding het begrip: “gebruikelijke hulp”. Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die “normaal” wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben.

Begeleiding door partner, ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:

  • ·

    In kortdurende situaties (max.3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat begeleiding daarna niet meer nodig zal zijn.

  • ·

    In langdurige situaties;

  • ·

    bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek huisarts, brengen en halen naar school, sport of clubjes);

  • ·

    hulp bij overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie;

  • ·

    het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met cliënt;

  • ·

    ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de begeleiding, in vergelijking tot een normaal ontwikkelingsprofiel, substantieel wordt overschreden is er sprake van boven gebruikelijke hulp en kan Begeleiding worden ingezet.

Paragraaf 7.2 Omvang begeleiding

Begeleiding maakt vaak deel uit van een heel pakket van zorg van Behandeling en Persoonlijke verzorging. De indicaties voor Behandeling en Persoonlijke verzorging worden meegewogen bij het toekennen van begeleiding. De hulp zal met behandelaars en thuiszorg (persoonlijke verzorging) worden afgestemd. Verder zoeken wij naar mogelijke combinaties van de maatwerkvoorziening Begeleiding met (algemene) voorzieningen op het gebied van welzijn.

Paragraaf 7.3 Dagbesteding/ begeleiding groep

Dagbesteding speelt een belangrijke rol bij het langer leven in de eigen omgeving. In een omgeving waarin burgers, maatschappelijke partners en overheid samen de sociale cohesie versterken, heeft een dagvoorziening een belangrijke functie. De dagvoorzieningen zijn een buffer tussen thuis wonen en langdurige zorg en daarmee een belangrijk instrument in de Wmo.

In het totale aanbod van dagbesteding maken we een onderscheid tussen:

  • 1.

    Inloop / huiskamer: deze voorziening is vrij toegankelijk

  • 2.

    Geregisseerde dagbesteding: deze is alleen toegankelijk door middel van een beschikking

Artikel 7.3.1 Inloop / Huiskamer

De inloop / huiskamer is er voor en door het dorp. Deze voorzieningen worden volledig beheerd door vrijwilligers. De inloop / huiskamer is er voor iedereen die hier behoefte aan heeft en kenmerkt zich als algemene voorziening.

Activiteiten:

De activiteiten worden op basis van de vraag, behoefte, initiatief van de deelnemers/bezoekers georganiseerd. De activiteiten kunnen divers van aard zijn. Afhankelijk van de behoeftes van de deelnemers zullen per dagdeel een of meerdere gestructureerde activiteiten plaatsvinden.

Begeleiding:

De begeleiding van deelnemers tijdens de activiteiten wordt door de vrijwilligers gedaan.

Artikel 7.3.2 Maatwerkvoorzieningen in de vorm van geregisseerde dagbesteding

Bij deze maatwerkvoorzieningen maken we onderscheid naar complexiteit van de hulpvraag in drie categorieën: licht, midden en zwaar.

Dagbesteding als maatwerkvoorziening

Deelname aan deze dagbesteding is mogelijk op basis van een beschikking gebaseerd op een leefplan. In het leefplan wordt de mate van begeleiding bepaald.

Groep

Volwassenen met een somatische (SOM), psychogeriatrische (PG) aandoening, psychische (PSY) klachten, een verstandelijke (VG), lichamelijke (LG) of zintuiglijke handicap (ZG) met beperkingen op het terrein van:

  • 1.

    sociale redzaamheid

  • 2.

    bewegen en verplaatsen

  • 3.

    psychisch functioneren

  • 4.

    geheugen en de oriëntatie

  • 5.

    vertonen van probleemgedrag

Bij deze deelnemers is er sprake van problematiek die maatwerk vereist in de begeleiding en afgestemd is op de behoefte van het individu. De problematiek bij de individuen vertoont wel overeenkomsten.

Deelnemers aan deze dagbesteding:

  • ·

    hebben behoefte aan structuur en regelmaat;

  • ·

    hebben professionele begeleiding nodig;

  • ·

    hebben vaak een fysieke zorgbehoefte;

  • ·

    kunnen geen gebruik maken van een algemene voorziening (dagbesteding).

De mate van ernst waarin één of meerdere van bovenstaande punten zich uit, bepaalt of een deelnemer ingeschaald wordt in de categorie licht, midden of zwaar, afhankelijk van het gedrag van de deelnemer. In bijlage 1 staan de richtlijnen voor de categorisering van de Maatwerkvoorziening Dagbesteding

Activiteiten

Activiteiten worden collectief aangeboden en sluiten aan bij de mogelijkheden en beperkingen van de deelnemers.

De activiteiten dragen bij aan de kwaliteit van de dag invulling van de deelnemer waarbij de beleving van de deelnemer en eventuele mantelzorger een graadmeter is.

Begeleiding

De begeleiding wordt verzorgd door een professional. De professional is de inhoudsdeskundige. De professional signaleert wanneer begeleiding opgeschaald of afgeschaald moet worden. De professional adviseert de deelnemer of diens mantelzorger om contact op te nemen met het sociaal team voor een aanpassing van de indicatie. Het sociaal team betrekt zo nodig de professional bij het onderzoek.

Artikel 7.3.3 Vervoer bij dagbesteding

De aanbieders organiseren in de huidige situatie het vervoer voor hun cliënten die niet zelf voor vervoer kunnen zorgen. Zij borgen de continuïteit van het vervoer totdat gemeenten op een andere wijze vorm en inhoud hebben gegeven aan de organisatie van dit vervoer. Er wordt alleen een indicatie voor vervoer afgegeven indien het de cliënt met zijn/haar sociale netwerk niet lukt om zelf het vervoer te organiseren of ter ontlasting van de mantelzorger.

Artikel 7.3.5 Omvang begeleiding groep

Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Het aantal dagdelen begeleiding dat wij indiceren is afhankelijk van:

  • ·

    de noodzaak (Hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig. Wat biedt het eigen netwerk of algemene voorzieningen. Hoe belast is de mantelzorg etc.);

  • ·

    de mogelijkheden van de cliënt (Hoeveel kan de cliënt fysiek en mentaal aan?);

  • ·

    het doel dat begeleiding voor deze specifieke cliënt heeft;

  • ·

    de mogelijkheden van de specifieke dagbestedingsgroep (bij het werken in groepen is groepsdynamiek essentieel. Hiermee houden we rekening om de voorziening effectief te laten zijn.

Uitgangspunt is een inzet van maximaal 4 dagdelen dagbesteding per week die verdeeld worden over maximaal 2 dagen per week. Indien de cliënt mentaal of fysiek niet in staat is 2 aaneengesloten dagdelen aanwezig te zijn op de dagbestedingslocatie zetten wij één dagdeel per dag in.

Wij onderzoeken ook combinaties met andere voorzieningen zoals de inzet van een zorgvrijwilliger of het onder begeleiding gebruik maken van algemene voorzieningen.

Indien er meer inzet noodzakelijk is, is hiervoor een advies van een (onafhankelijke) deskundige vereist.

Indien een beroep gedaan kan worden op de Wlz is er geen gemeentelijke taak op grond van de Wmo. Indien een cliënt een Wlz indicatie heeft of hier aanspraak op kan maken maar weigert deze aan te vragen kennen wij geen maatwerkvoorziening dagbesteding toe. Een hogere eigen bijdrage in de Wlz is geen argument om gebruik te ( blijven) maken van de Wmo.

Paragraaf 7.4 Begeleiding individueel

Individuele ondersteuning of begeleiding richt zich op het begeleiden in het dagelijks functioneren. Het gaat om het actief herstellen, dan wel compenseren van het beperkte of afwezige regelvermogen van een persoon waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. De ondersteuning bestaat bijvoorbeeld uit het helpen plannen van activiteiten, het regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1.

    Begeleiding individueel basis

  • 2.

    Begeleiding individueel gespecialiseerd

Ad 1. Begeleiding individueel basis

Doel

  • ·

    Versterking van de eigen kracht en stimuleren van het netwerk.

  • ·

    Bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid ter voorkoming van opname in een instelling of van verwaarlozing.

  • ·

    Vermindering van beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waar onder tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen.

  • ·

    Het inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven.

  • ·

    Om leren gaan met een beperking (psychisch dan wel fysiek).

  • ·

    Beschikbaarheid van begeleiding, waardoor de cliënt erop kan rekenen dat de zorgaanbieder naast planbare zorg, ook oproepbare zorg levert, binnen redelijke tijd (binnen kantoortijden, niet ’s avonds of ’s nachts).

Doelgroep

Mensen met een somatische (SOM), of psychogeriatrische (PG) aandoening/beperking, mensen met psychische klachten (PSY), een verstandelijke (VG), lichamelijke (LG) of zintuiglijke (ZG) handicap met beperkingen op het terrein van en/of:

  • 1.

    Sociale redzaamheid

  • 2.

    Het psychisch functioneren

  • 3.

    Het geheugen en de oriëntatie

  • 4.

    Het vertonen van probleemgedrag

Mensen die – door de aard van hun chronische ziekte en beperkingen – naar verwachting begeleiding moeten inroepen buiten de afgesproken vaste tijden. Bij cliënten met een verstandelijke handicap kan onder deze beschikbaarheid ook de extra aandacht voor cliënten met probleemgedrag vallen.

Activiteiten

  • 1.

    Het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen.

  • 2.

    Het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie.

3 Het overnemen van toezicht.

  • 4.

    Aansturen van gedrag.

  • 5.

    Interveniëren in / stabiliseren van de situatie buiten de afgesproken tijden.

Ad 2. Begeleiding individueel gespecialiseerd

Doel

  • ·

    Vermindering van beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven (waaronder vaardigheden in zelfregelend vermogen) bij zelfstandig wonende cliënten met niet-aangeboren hersenletsel;

  • ·

    Verminderen van langdurig tekortschietende zelfregie over het dagelijkse leven, als gevolg van een psychische of psychiatrische stoornis. Het accent ligt op handhavingsdoelen, maar er is tevens aandacht voor activerende elementen;

  • ·

    Versterking van de eigen kracht en het stimuleren van het netwerk.

Doelgroep

  • ·

    Chronische vorm van niet-aangeboren hersenletsel die gepaard gaat met matig of zwaar regieverlies of met een matige of zware, invaliderende aandoening of beperking (fysieke, cognitieve, sociaal-emotionele beperkingen).

  • ·

    Aanvullend op beperkingen als genoemd onder ‘Begeleiding basis’, is er sprake van een langdurige psychische of psychiatrische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen in “sociale redzaamheid” (beide vastgesteld op grond van psychiatrische diagnostiek) gepaard gaand met matig of zwaar regieverlies.

  • ·

    Groepen die in 2015 zijn aangemerkt als “bijzondere reiziger” vooral voormalige dak- en thuislozen die moeten worden ondersteund bij het weer zelfstandig leren wonen en op orde krijgen van hun leven.

Activiteiten

  • ·

    Activiteiten zoals vermeld onder “Begeleiding individueel basis”.

  • ·

    Begeleiden in verband met ernstig tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, eventueel persoonlijke zorg).

  • ·

    Begeleiden bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de stoornis.

  • ·

    Begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving en de sociale participatie (bijvoorbeeld hulp bij de opbouw van een sociaal netwerk) met als doel zelfredzaamheid. Er is extra aandacht voor ontwikkeltrajecten op het vlak van wonen, werken, sociaal netwerk (doelgericht toepassen van methoden van casemanagement).

De benodigde inzet in uren wordt bepaald aan de hand van de complexiteit van de problematiek en de benodigde intensiteit.

De resultaatgebieden bij individuele ondersteuning zijn:

  • ·

    Zelfstandig wonen en het voeren van een huishouden

  • ·

    Persoonlijke verzorging

  • ·

    Relatiemanagement en het versterken van het netwerk

  • ·

    Post/administratie/financiën

Aandachtspunten bij individuele begeleiding

  • ·

    beweging van begeleiding individueel naar begeleiding groep en algemene voorzieningen als open inloop of het lidmaatschap van verenigingen;

  • ·

    het op orde brengen van het huishouden en de financiën;

  • ·

    toewerken naar meer eigen kracht, bijvoorbeeld in de vorm van het verkrijgen van betaalde arbeid of het doen van vrijwilligerswerk. .

In het leefplan worden de te behalen resultaten in de diverse leefgebieden omschreven.

De indicatie wordt in principe afgegeven voor een jaar. Na 6 maanden is er een evaluatie moment en toetsen wij de voortgang van de gestelde doelen en of de indicatie nog passend is.

Wij streven naar een afbouw in de intensiteit van de begeleiding bij een nieuwe indicatie. Bij bepaalde problematieken zal professionele begeleiding echter altijd (in een beperkte mate) noodzakelijk blijven.

Paragraaf 7.5 Persoonlijk verzorging

De maatwerkvoorziening persoonlijke verzorging wordt bijna altijd vanuit de Zvw verleend. In sommige gevallen gebeurt dit vanuit de Wmo. Criterium hiervoor is het volgende: Als de aard van de hulp voortkomt uit fysieke ongemakken wordt persoonlijke verzorging geleverd vanuit de Zvw. In de andere gevallen vanuit de Wmo.

Als een voorziening vanuit de Wmo geleverd wordt hebben we twee maatwerkvoorzieningen:

  • 1.

    Persoonlijke verzorging basis: het planbaar (op vooraf afgesproken tijdstippen) bieden van activiteiten gericht op hulp bij ADL (wassen, kleden, beweging en houding, eten en drinken, toiletgang), hulp bij beperkingen op het vlak van zelfverzorging (haren, opmaken, scheren etc.).

  • 2.

    Persoonlijke verzorging basis+: idem aan begeleiding basis, aangevuld met het interveniëren in/stabiliseren van de situatie buiten de afgesproken tijden (niet-planbaar) iWmo code 03A04.

Voor persoonlijke verzorging specialistisch (NZa-code H120) is niet de gemeente, maar de zorgverzekeraar verantwoordelijk.

Paragraaf 7.6 Logeren

Logeren is een vorm van respijtzorg die gericht is op het ontlasten van de mantelzorger/verzorger van iemand die behoort tot de doelgroep Wmo. Bij logeren verblijft degene die mantelzorg ontvangt tijdelijk elders, waar toezicht en de noodzakelijke zorg geboden wordt.

Het moet gaan om mantelzorgers van inwoners van de gemeente Bergen die een Wmo indicatie hebben. Inwoners die een indicatie hebben op grond van de Wet Langdurige Zorg (Wlz) en inwoners met een tijdelijke behoefte aan medische noodzakelijk verblijf komen niet voor logeren vanuit de Wmo in aanmerking. Zij kunnen voor respijtzorg een indicatie op grond van de Wlz of in geval van medisch noodzakelijk verblijf op grond van de Zorgverzekeringswet aanvragen.

Bij dit alles onderzoeken wij de mogelijkheden om met hulp van andere personen in het sociale netwerk of op eigen kracht de benodigde ontlasting van de mantelzorger te organiseren.

Er zijn meer manieren om de mantelzorg te ontlasten bijvoorbeeld door een vrijwilliger in te schakelen om een paar uur de zorg over te nemen, ook dagbesteding heeft als belangrijk neveneffect of doel ontlasting van de mantelzorger. Soms is dat niet voldoende om het langdurig vol te kunnen houden of is de zorg die een vrijwilliger kan bieden onvoldoende vanwege de beperkingen van de cliënt. Alleen als er sprake is van de combinatie van voortdurend zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorzieningen niet voldoen kan logeren worden geïndiceerd. Bij een regelmatige inzet van logeren wordt afgewogen of de Wlz meer passende zorg kan bieden.

Logeren is een maatwerkvoorziening die altijd op basis van een leefplan wordt ingezet. Per jaar kan maximaal 104 etmalen aan logeren ingezet worden. Op het logeeradres waar de cliënt verblijft wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging nodig is hiervoor apart een indicatie op grond van de Zvw noodzakelijk. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij logeren.

De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar het logeeradres.

Hoofdstuk 8 - Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is een apart besluit opgesteld:

Besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2018

Hierin is de werkwijze vervat rondom deze maatwerkvoorzieningen. De gemeente Bergen (L) heeft de gemeente Venlo gemandateerd voor de collegebevoegdheden tot het beoordelen en toekennen van beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

De toegang tot het beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt verzorgd door het Zorg- en Veiligheidshuis Limburg Noord.

De gemeente Venlo realiseert voor de regio de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang. In de beleidsregels en het besluit is de regeling uitgewerkt

Hoofdstuk 9 - Slotbepalingen

Artikel 9.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels vormen een nadere toelichting op Verordening maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2019 en treden in werking op 1 juni 2019.

Indien de toepassing van deze beleidsregels bij een herindicatie en onveranderde omstandigheden, leidt tot een vermindering van de in te zetten zorg, kan in overleg met de klant, een redelijke overgangstermijn worden vastgesteld.

Bijlage 1 - Richtlijnen Categorisering Maatwerkvoorziening Dagbesteding

Licht

Midden

Zwaar

Medisch

Zuurstoftoediening

Ja, maar grotendeels zelfstandig

Ja, maar grotendeels zelfstandig

Ja, intensieve professionele ondersteuning nodig tijdens begeleiding (b.v. tracheacanule uitzuigen)

Kunstmatige voedseltoediening

Ja, indien niet structureel

Ja, indien niet structureel

Ja

Epilepsie

incidenteel, aandacht gevraagd

incidenteel, aandacht gevraagd

zeer frequent

Stomaverzorging tijdens begeleiding noodzakelijk

Ja, maar grotendeels zelfstandig en/of indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

Ja, maar grotendeels zelfstandig en/of indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

Ja

Transfers met tilhulpmiddelen noodzakelijk tijdens

nee

nee

Ja

hulp bij toiletgang/verzorging

Ja, indien slechts hulp nodig is bij het naar het toilet brengen/begeleiden

Ja, enige zorg noodzakelijk door professional

Ja, met transfers met tilhulpmiddelen

Medicatie

Ja, indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

Ja, toezicht houden noodzakelijk of indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

-

Spuiten/injecteren

Ja, indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

Ja, door professional of indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

-

Valrisico

laag

hoog

-

Licht

Midden

Zwaar

Gedrag

Agressief gedrag

nee

Ja, verbaal

Ja, fysiek gericht op personen of spullen

seksueel ontremd gedrag

nee

ja, verbaal ontremd

Ja, ongewenste intimiteiten, gevaar op misbruik

psychiatrisch gedrag

ja, in lichte vorm, afhankelijk van de impact op de rest van de groep

Ja, in lichtere vorm, b.v. depressief gedrag, kleptomanisch gedrag

Ja, zwaardere vormen, b.v. zelfmutulatie en zelfmoordneigingen

Gevaar op dwalen/weglopen

nee

ja

ja

Misbruik van alcohol en drugs leidend tot mogelijke overlast tijdens zorg/begeleiding

Geen misbruik of uitsluitend in thuissituatie niet leidend tot problemen buitenshuis

incidenteel

frequent

Communicatieproblemen

communiceren zelfstandig goed mogelijk

lichte vorm van afasie of andersoortige communicatiestoornissen

zware afasie of andere zware vormen van communicatiestoornissen

Ziektemijdend gedrag/initiatiefproblemen

Bij aanbod van activiteiten in beveiligde omgeving kan individu zelf tot invulling hiervan komen

Weinig tot geen ziekte-inzicht bij getroffene met gevaar op verergering problematiek, initiatiefprobleem: getroffene komt zelf niet tot daginvulling met gevaar op verergering problematiek

Bewustzijn

niet gestoord

matig gestoord in tijd en/of plaats

zwaar gestoord in begrip van tijd en plaats

intellectuele/cognitieve functie

licht gestoord (lichte geheugenproblemen, begrip gedeeltelijk gestoord)

matig gestoord (matige geheugenproblemen, begrip gedeeltelijk gestoord, etc.)

zwaar gestoord (korte termijngeheugen zwaar bschadigd, begripvorming zwaar gestoord, niet in staat zelf objectief oordeel te vormen etc.)

Regiefunctie dagelijks leven (administratie, agenda, structuur aanbrengen in dag, financien etc.)

lichte ondersteuning bij regievoering in coachende zin. Kan grotendeels op afstand

matige ondersteuning nodig bij regievoering (hetzij coaching/aanleren, hetzij overname) inzet MBO+niveau voldoende

Regievoering vraagt intensieve ondersteuning dan wel coaching (HBO-niveau minimum)

Bijlage 2 - Bepaling hoogte PGB

Deze bijlage is een concretisering van artikel 12 van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) 2019;

1. Hoogte PGB voor de inkoop van diensten

  • ·

    Deze bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • ·

    De bedragen worden jaarlijks aangepast aan de tarieven waarvoor de ZIN wordt ingekocht en het minimumloon.

  • ·

    Voor de volgende dienstverlening zetten wij door de aard van de voorziening geen PGB in voor niet professionals: Dagbesteding, licht midden en zwaar, Begeleiding individueel gespecialiseerd en logeren midden/zwaar.

  • ·

    Het PGB voor de inzet van een ZZP’ er voor hulp bij het huishouden bedraagt maximaal € 15,- per uur. Voor het sociaal netwerk geldt het tarief van een niet professional, d.w.z. het wettelijk minimum loon, zoals vastgelegd in de verordening.

  • ·

    Een PGB voor logeren licht bij een niet professioneel bedraagt 75% van de vergoeding voor een etmaal logeren bij een gecontracteerde instelling.

2. Hoogte PGB voor de aankoop van voorzieningen

Het PGB-bedrag voor voorzieningen is toereikend en vergelijkbaar met de natura voorziening. De bedragen zijn afgeleid van de bedragen voor de door de gemeenten aangeschafte natura voorzieningen. Om de kosten van individuele afgestemde aanpassingen te bepalen moeten minimaal twee offertes worden overlegd. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven. In de beschikking wordt een bedrag opgenomen voor verzekering en onderhoud en reparaties. Deze kosten worden vergoed tot het in de beschikking vastgestelde maximum bedrag per jaar. De hoogte van het PGB-bedrag en de voorwaarden voor de verantwoording zijn opgenomen in de beschikking. Een aanvraag voor een PGB kan geweigerd worden voor zover de kosten van het PGB hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer de door hen gewenste voorziening duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college weigert het PGB dan voor het gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente voorzieningen goedkoper kan inkopen dan iemand die zelf een voorziening koopt.

2.1 PGB voor rolstoelen, vervoersvoorzieningen en niet bouwkundige woonvoorzieningen

  • ·

    Rolstoel: de kostprijs van een vergelijkbare voorziening voor de gemeente bij de door haar gecontracteerde leverancier. Voor onderhoud en reparatie vergoeden wij het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie gebaseerd op het contract tussen gemeente en leveranciers van het lopende jaar;

  • ·

    Sporthulpmiddel: Voor een sporthulpmiddel geldt een PGB van maximaal €2.500,00 hierin is een bedrag voor drie jaar onderhoud en reparatie ingegrepen.

  • ·

    Niet bouwkundige woonvoorzieningen: Op basis van de bedragen die de gemeente heeft afgesproken met de gecontracteerde leveranciers, eventueel verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie. Voor woonvoorzieningen die niet kunnen worden geleverd door de gecontracteerde leveranciers geldt de kostprijs op basis van de door het college geaccepteerde offerte;

  • ·

    Onderhoud, keuring en reparatie roerende woonvoorzieningen: op basis van het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie gebaseerd op het contract tussen gemeente en leveranciers van het lopende jaar;

  • ·

    Auto-aanpassing: Een PGB voor een auto-aanpassing is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. Er moeten minimaal twee offertes ter beoordeling worden overgelegd. Wij houden rekening met de persoonskenmerken van de aanvrager en gaan uit van een levensduur van minimaal 5 jaar van de aanpassingen.

3. PGB voor Bouwkundige en woon technische voorzieningen

Voor bouwkundige of woon technische voorzieningen aan de eigen woning op basis van twee of meer offertes. De hoogte van het persoonsgebonden budget is het bedrag van de goedkoopste door het college geaccepteerde offerte.

Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor een bouwkundige woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • ·

    de aanneemsom (waarin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • ·

    de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • ·

    het architectenhonorarium tot ten hoogste tien procent van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten;

  • ·

    de kosten van het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van twee procent van de aanneemsom;

  • ·

    de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • ·

    de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • ·

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • ·

    de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

Bijlage 3 - Maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming

Bij sommige voorzieningen leent de aard van de voorziening zich niet voor een verstrekking in natura. Als dit het geval is dan wordt gekeken naar een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

  • ·

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 2.500,00. Dit bedrag is gebaseerd op kleine aanpassingen aan de woonruimte en toilet.

  • ·

    Het primaat van verhuizen is van toepassing bij woningaanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan € 5.000,00. De financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.500,00.

  • ·

    Om voor een financiële tegemoetkoming voor huurderving in aanmerking te komen, dient de huurbeëindiging een woning te betreffen die voor meer dan € 5000,00 is aangepast. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid onder a van de Wet op de Huurtoeslag. De duur van de vergoeding bedraagt maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving wordt niet vergoed.

  • ·

    Tijdelijke huisvesting vergoeden wij op basis van werkelijke kosten met een maximum van niet-zelfstandige woonruimte: het bedrag genoemd in artikel 13, lid 1, onder b van de Wet op de huurtoeslag. Maximaal € 320,00 per maand bij het tijdelijk betrekken of langer moeten aanhouden van niet-zelfstandige woonruimte.