Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Bergen houdende regels omtrent de heffing en invordering van waterverblijfsbelasting (Verordening waterverblijfsbelasting 2021)

Geldend van 26-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Bergen houdende regels omtrent de heffing en invordering van waterverblijfsbelasting (Verordening waterverblijfsbelasting 2021)

De raad van de gemeente Bergen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2020; gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van waterverblijfsbelasting 2021. (Verordening waterverblijfsbelasting 2021)

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    Lengte: de lengte over alles;

  • c.

    Vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • d.

    Etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • e.

    Maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    Seizoen: het tijdvak van 16 april tot en met 16 oktober;

  • g.

    Schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'waterverblijfsbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:

    • de schipper,

    • de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of

    • degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    Door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano's roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.

  • 2.

    Van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:

  • a.

    het aantal personen dat gedurende het seizoen verblijf heeft gehouden, bepaald op:

    • 3, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 4 meter, doch ten hoogste 8 meter;

    • 4, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 8 meter, doch ten hoogste 12 meter;

    • 5, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;

  • b.

    het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op 24.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal keer dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8 Belastingtarief

Het tarief bedraagt € 1,25 per persoon per etmaal.

Artikel 9 Belastingtijdvak

  • 1. Voor de belastingen genoemd in artikel 6 is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Voor de niet-forfaitare aanslagen is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11. Aanslaggrens

  • 1. Belastingbedragen van minder dan €5,00 worden niet geheven.

  • 2. Voor de toepassing van het vorige lid, wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later

  • 2. Betaling van de termijnen zoals bedoeld in het eerste lid is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW);

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen

Artikel 13 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

Artikel 14 Digitale aangifte

Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het uitreiken, toezenden of elektronisch verzenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van elektronische aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte langs elektronische weg door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via de digitale voorziening ‘Digitale aangifte toeristenbelasting’ van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening waterverblijfsbelasting 2020, vastgesteld 17 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat de ‘Verordening waterverblijfsbelasting 2020 van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor deze datum van intrekking hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking;

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2021;

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening waterverblijfsbelasting 2021'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Bergen van 15 december 2020.

Bergen, 15 december 2020

I.C. van ’t Hof

De griffier

M.H.E. Pelzer

De voorzitter