Regeling vervallen per 23-03-2018

Verordening commissie bezwaarschriften Bergen 2008

Geldend van 13-11-2008 t/m 22-03-2018

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften Bergen 2008

De raad van de gemeente Bergen;

gelezen het voorstel van het college van 16 september 2008;

gelezen het advies van de algemene raadscommissie van 14 oktober 2008;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening commissie bezwaarschriften Bergen 2008

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften.

Hoofdstuk II Behandeling van de bezwaarschriften

Paragraaf 1 De commissie

Artikel 2. Inleidende bepaling

  • 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2. De commissie bestaat uit drie kamers:

    • a.

      kamer 1: algemene zaken. Deze kamer behandelt de bezwaarschriften die niet onder de bevoegdheid van kamer 2 vallen;

    • b.

      kamer 2: sociale zaken en welzijn.

    Deze kamer behandelt de bezwaarschriften tegen besluiten die betrekking hebben op:

      • -

        de Wet Werk en bijstand, overige door de gemeente uit te voeren sociale zekerheidsregelingen en aanverwante regelingen;

      • -

        arbeidsreïntegratieregelingen;

      • -

        de Wet maatschappelijke ondersteuning;

      • -

        huisvestingsaangelegenheden;

      • -

        leerlingenvervoer;

      • -

        subsidiebesluiten;

      • -

        de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

      • -

        gehandicaptenparkeerkaarten.

    • c.

      kamer 3: personele zaken.

    Deze kamer behandelt de bezwaarschriften tegen besluiten die betrekking hebben op rechtspositionele aangelegenheden van ambtenaren;

    • d.

      in overleg met de voorzitters van kamer 1 en kamer 2 kan uit oogpunt van efficiënte bedrijfsvoering van de genoemde indeling onder a en b worden afgeweken.

  • 3. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend:

    • -
      • a.

        tegen besluiten op grond van de Wet Onroerende Zaken (WOZ);

      • b.

        tegen besluiten gemeentelijke belastingen betreffende;

      • c.

        tegen besluiten voortvloeiende uit het Sociaal Statuut Gemeente Bergen (inwerkingtreding 29 mei 2007), waartegen de ambtenaar een bezwaarschrift kan indienen bij de bezwarencommissie ingesteld op grond van voornoemd Sociaal Statuut.

Artikel 3. Samenstelling van de commissiekamers

  • 1. Alle kamers bestaan uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2.

    • a.

      de voorzitter en de leden worden per kamer benoemd, geschorst en ontslagen door het college;

    • b.

      iedere kamer regelt de tijdelijke vervanging van de voorzitter;

    • c.

      het college benoemt een genoegzaam aantal roulerende leden.

  • 3.

    • a.

      van kamer 1 is de voorzitter géén ingezetenen van de gemeente. Ten minste één lid mag woonachtig zijn in de gemeente. De overige leden zijn geen ingezetene van de gemeente;

    • b.

      van kamer 2 zijn de voorzitter en de leden géén ingezetenen van de gemeente;

    • c.

      bij de voorzitter en de leden van kamer 3 speelt ingezetenschap van de gemeente geen rol.

  • 4. De voorzitters en de leden kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van een gemeentelijk bestuursorgaan.

Artikel 4. Coördinatie van de commissiekamers

De commissiekamers voeren tenminste eenmaal per jaar coördinerend overleg.

Artikel 5. Secretaris

De secretarissen van de commissiekamers zijn door het college aangewezen ambtenaren.

Artikel 6. Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissiekamers treden af op de dag van het aftreden van de gemeenteraad.

  • 2. De voorzitter en de leden van de commissiekamers kunnen op ieder moment ontslag nemen.

  • 3. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissiekamers blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Paragraaf 2. Procedure

Artikel 7. Ingediend bezwaarschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

  • 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de Awb wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de betreffende commissiekamer:

  • -

    artikel 2:1, tweede lid;

  • -

    artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

  • -

    artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

  • -

    artikel 7:4, tweede lid;

  • -

    artikel 7:6, vierde lid.

Artikel 9. Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter van de commissiekamer is in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissiekamer bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 10. Hoorzitting

  • 1. De voorzitter van de commissiekamer bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 11. Uitnodiging zitting

  • 1. De voorzitter van de commissiekamer deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2. Binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan, onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval twee weken voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 12. Quorum

Voor het houden van een zitting van een commissiekamer is vereist, dat de meerderheid van het aantal leden, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 13. Niet deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van een commissiekamer nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 14. Openbaarheid zitting

  • 1. De zitting van commissiekamer 1 is openbaar.

    • a.

      De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de betreffende commissiekamer of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

    • b.

      Indien de commissiekamer vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

  • 2. De zittingen van commissiekamer 2 en commissiekamer 3 vinden achter gesloten deuren plaats.

Artikel 15. Schriftelijke verslaglegging

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden, niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissiekamer.

Artikel 16. Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting, maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissiekamer dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissiekamer, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3. De leden van de commissiekamer, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Raadkamer en advies

  • 1. De commissiekamer beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2.

    • a.

      De commissiekamer beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b.

      Indien bij een stemming de stemmen staken, dan beslist de stem van de voorzitter.

    • c.

      Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien de minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissiekamer ondertekend.

Artikel 18. Uitbrengen advies

  • 1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissiekamer de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissiekamer en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 19. Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks verslag uit van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar aan de gemeenteraad, het college en de burgemeester.

Hoofdstuk III. Slotbepalingen

Artikel 20. Intrekking oude regeling

De Verordening commissie bezwaarschriften Bergen 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van haar bekendmaking.

Bezwaarschriften waarover op datum van inwerkingtreding van deze verordening nog geen hoorzitting is gehouden, worden afgehandeld conform deze verordening.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening commissie bezwaarschriften Bergen 2008".

TOELICHTING “VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN BERGEN 2008".

Hieronder wordt voor zover nodig een nadere toelichting gegeven op de afzonderlijke artikelen van de verordening, dan wel wordt de letterlijke tekst van de daarin voorkomende wetsartikelen cursief vermeld.

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip ‘bestuursorgaan’ hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als ‘verwerend orgaan’. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een bestuurscommissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2 Inleidende bepaling

Artikel 1:5, lid 1 Awb: Onder het maken van bezwaar wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.Lid 2 (de commissie bestaat uit drie kamers):Een commissie zónder kamers heeft ontegenzeggelijk voordelen. Het behandelen van allerlei zaken voor één groep mensen verhoogt de aantrekkelijkheid (veel variatie) van het commissiewerk en is de beste garantie voor een éénduidige rechtsbenadering, behandeling en advisering. Desgewenst kun­nen nieuwe leden worden bijgeschoold; het nut daarvan geldt ook voor zittende leden, het “rech­t” is steeds in beweging. Dat betekent dat zolang het aantal bezwaarschriften niet extreem hoog is en de commissie ondervindt bij de behandeling van de bezwaarschriften geen tijdsproblemen (fre­quentie vergaderingen), instelling van kamers in ieder geval géén punt van overweging is.Echter in de praktijk van de gemeente Bergen kan niet worden ontkomen aan de instelling van kamers wegens het aantal bezwaarschriften. Een bijkomend voordeel van het instellen van kamers is dat een lid van elke kamer kan worden geselecteerd op specifieke deskundigheid.Lid 3 (uitsluiting behandeling categorieën bezwaarschriften):Bij de onder punt a en b bedoelde bezwaarschriften (“WOZ” en gemeentelijke belastingen) gaat het om bezwaarschriften waarbij sprake is van een dermate specifieke wetgeving en materie in combinatie met te verwachten grote aantallen, dat het wenselijk is daarvoor een andere wijze van behandeling en afhandeling te volgen. Temeer daar hier sprake is van bezwaarschriften waarvoor een andere, langere beslistermijn geldt en een hoorverplichting ontbreekt (tenzij daarom nadrukkelijk wordt verzocht door bezwaarmaker).

Artikel 3 Samenstelling van de commissiekamers

Door dit voorschrift wordt bereikt dat de meerderheid van de commissie uit niet-ingezetenen bestaat, hetgeen als een extra factor ten gunste van de objectieve en afstandelijke benadering van de bestreden beslissingen kan worden aangemerkt. Middels een gemengde samenstelling van zowel ingezetenen als niet-ingezetenen wordt wel gebruik gemaakt van de plaatselijke kennis, hetgeen van belang kan zijn.Lid 3b (samenstelling kamer “Sociale zaken”: uitsluitend niet-ingezetenen): Naast laatstbedoelde (lid 3a) voordelen kan het voor veel bezwaarmakers om reden van privacy van belang zijn dat de leden van de “sociale kamer” niet in de gemeente woonachtig zijn. Lid 4 (“onafhankelijke” commissieleden):De in dit lid gestelde eis waarborgt de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de commissie. Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 van de Awb. Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college, voor zover het de behandeling van bezwaarschriften op raadsbesluiten betreft. Voor behandeling van bezwaren tegen burgemeester of collegebesluiten is delegatie door de raad niet van belang.Lid 3a (“gemengde” samenstelling van de kamer “Algemene zaken”: ingezetenen en niet-ingezetenen van de gemeente):

Artikel 4 Coördinatie van de commissiekamers

Dit artikel spreekt voor zich. Door in ieder geval eenmaal per jaar een plenaire vergadering te beleggen kan de werkwijze van commissie in zijn totaliteit en van de commissiekamers worden besproken. Zo kunnen verschillen in werkwijze tussen de commissiekamers aan het licht komen.

Artikel 5 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 6 Zittingsduur

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn.

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift

Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb). Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325). Een bezwaarschrift verzenden per e-mail is (nog) niet mogelijk. Wordt een bezwaarschrift per e-mail ingediend, dan dient de verzender op de hoogte te worden gebracht van het feit dat dit nog niet mogelijk is en de verzender te verzoeken het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen. De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot 10 weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken (artikel 7:10). Het verdient aanbeveling indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.Dit artikel spreekt voor zich.In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:a. Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).b. De indieningtermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12).De indieningtermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7). De indieningtermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8). De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid). Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11). Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).c. De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium (artikel 6:14). Doorzendplicht (artikel 6:15).

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en artikel 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijk voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.Artikel 2:1, lid 2 Awb:Het bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.Toelichting:Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.Artikel 6:6 Awb: Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.Toelichting:De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er moet duidelijk aangegeven worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift ‘kan’ niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.Overigens mag niet zonder meer geconcludeerd worden dat er in zo’n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor – ingevolge artikel 7:3 Awb – van het horen kan worden afgezien.Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.Artikel 6:17 Awb:Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.Toelichting:Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).Artikel 7:4, tweede lid Awb:Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen tenminste een week voor belanghebbenden ter inzage.Toelichting:Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).Artikel 7:6, vierde lid Awb:Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].Het derde lid van dit artikel luidt:Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

Artikel 9 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente – hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen – als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo’n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 10 Hoorzitting (wettekst):

Artikel 7:3 Awb:

Van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien:

1. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,

2. Het bezwaar kennelijk ongegrond is,

3. de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

4. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen worden geschaad.

Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 11 van deze verordening.

Ad lid 4

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact

opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo’n intrekking- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 11 Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.

Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.

De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.

Artikel 7:4Awb:

Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

Voorzover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet

openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.

Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden. In de bezwaarschriftenprocedure is aangaande inzage en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing.

Artikel 7:8 Awb:

Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde.

Artikel 12 Quorum

Dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie plaats vindt.

Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling

Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 van de Awb.

Artikel 14 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

Indien de bezwaarschriftencommissie adviseert over bezwaren op Abw-gebied, vindt

deze zitting achter gesloten deuren plaats.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb:Van het horen wordt een verslag gemaakt.

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. In de verordening is een vaste procedure opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel moet uit het verslag duidelijk blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten (ABRS 12 juni 1997, JB 1997/188).

Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 16 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 17 Raadkamer en advies

Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 13) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 12); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies totstandkomt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).

Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.

Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

Artikel 18 Uitbrengen advies (wettekst):

Artikel 7:10, eerste lid Awb:

Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 (een adviescommissie die bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden, waarvan de voorzitter geen deeluitmaakt van en niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en welke commissie voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen) is ingesteld - binnen tien weken na ontvangst van het bezwaar­schrift.

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingbesluit toe te zenden.

Artikel 19 Jaarverslag

Dit artikel dat moet worden gehanteerd in samenhang met artikel 4 (coördinatie van de commissiekamers) komt niet voor in het VNG model.

De voordelen van een jaarverslag zijn: aan het gemeentebestuur steeds een algeheel inzicht verschaffen in de uitgevoerde werkzaamheden van de commissiekamers, de kamers in de gelegenheid stellen zo nodig algemene opmerkingen te maken en aanbevelingen te doen aan het gemeentebestuur.

Artikel 20 Intrekking oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad van de gemeente Bergen op 28 oktober 2008
de griffier, de voorzitter,