Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014

Geldend van 26-12-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014

De raad van de gemeente Bergen;

gelezen het voorstel van het college van 29 oktober 2013;

gezien het advies van de Algemene raadscommissie van 28 november 2013;

gelet op het bepaalde in artikel 225 en artikel 235 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2014;

b e s l u i t:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014

(Verordening parkeerbelastingen 2014)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    zone A: zoals aangeduid op de bij het besluit tot aanwijzing weggedeelten en terreinen voor betaald parkeren en tot het stellen van voorschriften voor het in werking stellen van parkeerapparatuur, behorende kaarten met kenmerk 2014-pb-bg-006, 2014-pb-baz-004, 2014-pb-egmaz-006 en 2014-pb-sch-006;

  • f.

    zone E: zoals aangeduid op de bij het besluit tot aanwijzing weggedeelten en terreinen voor betaald parkeren en tot het stellen van voorschriften voor het in werking stellen van parkeerapparatuur, behorende kaart met kenmerk 2012-pb-bg-006.

  • g.

    autodate: het herhaald en opeenvolgende gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden.

  • h.

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate.

  • i.

    oplaadpunt elektrisch rijden: een parkeerplaats met infrastructuur voor het opladen van een elektrisch voertuig.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    • De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

    1e. als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

    2e. als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van:

    • a.

      degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen;

    • b.

      degene die het voertuig geparkeerd heeft op een parkeerplaats in een andere zone dan zone A en die in het bezit is van een geldige en behoorlijk leesbare gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en deze op een goed zichtbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft aangebracht;

    • c.

      degene die het voertuig geparkeerd heeft op een parkeerplaats in zone A en die in het bezit is van een geldige en behoorlijk leesbare gehandicaptenparkeerkaart (GPK), deze op een goed zichtbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft aangebracht en tevens het voertuig overeenkomstig het Besluit Parkeerschijf van 15 december 1997 (Staatscourant 245/1997) heeft voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur van maximaal 1½ uur niet is verstreken;

    • d.

      degene die het voertuig heeft geparkeerd in het gedeelte van het betaald parkeergebied dat wordt aangeduid als Zone “E”, voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, overeenkomstig het Besluit parkeerschijf van 15 december 1997 (Staatscourant 245/1997), waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur van maximaal 1 uur niet is verstreken.

    • e.

      degene die het voertuig heeft geparkeerd op een autodateplaats en deze parkeerplaats als zodanig feitelijk gebruikt ten behoeve van autodate.

    • f.

      degene die het voertuig heeft geparkeerd op een parkeerplaats die is aangeduid als oplaadpunt elektrisch rijden en deze parkeerplaats als zodanig feitelijk gebruikt ten behoeve van het elektrisch opladen van het voertuig.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Een naheffingsaanslag dient terstond te worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht.

  • 2. Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 232, vierde lid, sub a, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 58,00.

  • 2. De kosten voor het overbrengen van het voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    a. basistarief/voorrijkosten : € 77,00 incl. BTW;

    b. overbrengkosten: € 62,00 incl. BTW.

  • 3. De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen:

    a. € 41,30 incl. BTW voor het eerste etmaal of een gedeelte daarvan;

    b. € 7,25 incl. BTW voor elk volgend etmaal of een gedeelte daarvan.

  • 4. Indien de eigenaar c.q. rechthebbende van een voertuig het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging een aanvang wordt gemaakt, bedragen de kosten verbonden aan de voorbereiding van de overbrenging € 77,00 incl. BTW.

  • 5. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    • De “Verordening parkeerbelastingen 2013” van 1 november 2012 en de daarbij behorende tarieventabel wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening parkeerbelastingen 2014”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bergen op 17 december 2013.
de griffier, de voorzitter,

Bijlage Tarieventabel

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2014

Kort Parkeren

 

1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de verordening parkeerbelasting, bedraagt:

 

  • 1.1

     Egmond aan Zee, € 1,90 per uur met een maximum van € 10,00 per dag

Zone A, B en C

  • 1.2

     Bergen aan Zee € 1,90 per uur met een maximum van € 10,00 per dag

Zone A en B

 

  • 1.3

     Bergen € 1,90 per uur met een maximum van € 10,00 per dag

Zone A en B

 

  • 1.4

     Schoorl € 1,90 per uur met een maximum van € 10,00 per dag

Zone A en B

 1.5 Hargen aan Zee € 1,90 per uur met een maximum van € 5,00 per dag

Zone F

 

Vergunning Parkeren

2. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Verordening parkeerbelastingen, bedraagt:

2.1 voor een bewonersvergunning als bedoeld onder artikel 4 van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 kosteloos per jaar voor de eerste vergunning per adres, € 50,- voor elke volgende bewonersvergunning.

2.2 voor een bezoekersvergunning als bedoeld onder artikel 5 van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 € 40,80 per jaar.

2.3 voor een bedrijfsvergunning als bedoeld onder artikel 6a van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 € 204,- per jaar voor een bedrijf zowel binnen als buiten het betaald parkeergebied.

2.4 voor een bedrijfsvergunning als bedoeld onder artikel 6b van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 € 300,- per jaar voor een bedrijf zowel binnen als buiten het betaald parkeergebied.

2.5 voor een tijdelijke bedrijfsvergunning als bedoeld onder artikel 7 van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 € 40,80 voor de eerste week en € 10,20 extra per week voor elke volgende week.

2.6 voor een verblijfsrecreantenvergunning als bedoeld onder artikel 8 van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 € 153,- per jaar.

2.7 voor een strandhuisjesvergunning als bedoeld onder artikel 9 van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 € 102,- per jaar.

2.8 voor een marktliedenvergunning als bedoeld onder artikel 10 van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 € 50,- per jaar.

2.9 voor een bijzondere vergunning als bedoeld onder artikel 3, lid 3 van de nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2014 kosteloos per jaar.

2.10 Het tarief voor het wijzigen van een kenteken zoals bedoeld in artikel 2.1 tot en met 2.9 van deze tarieventabel bedraagt € 30,60.

Behorende bij raadsbesluit van 17 december 2013 tot vaststelling van de Verordening parkeerbelastingen 2014.

de griffier, de voorzitter,