Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2013

Geldend van 31-12-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2013

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2012, nr. RVB12-0108;

gelet op artikel 228, van de Gemeentewet;

mede gelet op het advies van de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

B E S L U I T:

vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN

INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een tijdvak dat aanvangt op een datum van een kalendermaand en eindigt op de dag voorafgaande aan diezelfde datum van de daarop volgende kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen of werken welke noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak door of vanwege het rijk, de provincie, de gemeente of een waterschap zijn aangebracht of geplaatst;

  • d.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. of van andere overeenkomstige instellingen dan wel die van gemeentewege zijn geplaatst of aangebracht;

  • e.

    door of vanwege de Koninklijke TNT Post B.V., Koninklijke KPN N.V. en daarmee vergelijkbare post- en telefoonbedrijven aangebrachte brievenbussen, telefooncellen, telefoonkabels en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;

  • f.

    aan particulieren in eigendom toebehorende buitenbrievenbussen;

  • g.

    een sierlamp als bedoeld in 3.4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, anders dan aan kantoor-, winkel- of bedrijfspanden;

  • h.

    vlaggenstokken, vlaggenhouders, vlaggen en spandoeken;

  • i.

    voorwerpen, gedurende een periode van maximaal twee dagen voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal, weldadig doel, dan wel, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven)activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of media doel of voor kleinschalige wijk- of buurtactiviteiten;

  • j.

    pilasters, plinten, kozijnen, dorpels, gevelversieringen, kelderluiken en -ingangen, goten, puien, balkons en dergelijke onderdelen van bouwwerken, daarmee aard- en nagelvast verbonden en niet dienende tot reclame;

  • k.

    voorzieningen, aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;

  • l.

    zonneschermen, markiezen of luifels zonder reclame of handelsnaam;

  • m.

    buizen of kokers welke bestemd zijn voor de afvoer van huis- en hemelwater of fecaliën;

  • n.

    rijwielrekken, -standaards, -blokken, -tegels en -beugels, voor zover niet - mede - dienende tot reclame;

  • o.

    het uitsluitend tijdens de jaarlijkse Krabbenfoor en daarmee vergelijkbare evenementen, in een bepaald deel van de gemeente gedurende maximaal een week innemen van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond met tot reclame dienende voorwerpen, verkoopstands, kramen, luifels, afdaken, schuttingen, als terras en dergelijke;

  • p.

    uitsluitend op de viering van het carnaval betrekking hebbende voorwerpen boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond tijdens het tijdvak van vijf weken, onmiddellijk voorafgaande aan Aswoensdag;

  • q.

    door of vanwege een energiebedrijf, aangebrachte leidingen;

  • r.

    afval verzamelbakken, zoals de zgn. glas-, textiel en oud papier containers, die in het belang van het bevorderen van hergebruik van gescheiden in te zamelen afvalstoffen op voor de openbare dienst bestemde grond zijn geplaatst.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbare feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting: a. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week; b. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Indien van gemeentewege voor een tijdvak van ten hoogste één jaar vergunning wordt verleend voor een belastbaar feit als bedoeld in artikel 1, wordt de belasting in afwijking van het eerste lid geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,--.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,-- worden niet geheven. Voor toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde belastingen en/of heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Betalingstermijn

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990:

    • a.

      moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later;

    • b.

      moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

      • -

        mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

      • -

        schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels

  • 1. Ter zake van de heffing en invordering van precariobelasting voor een belastbaar feit waarvoor van gemeentewege voor een tijdvak van ten hoogste één jaar vergunning is verleend, kan het college van burgemeester en wethouders nadere regels geven.

  • 2. In alle andere gevallen kan het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. De ‘Verordening precariobelasting 2012’, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 2011, nr. RVB11-0095, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zijn van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening precariobelasting Bergen op Zoom 2013’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2012.

De griffier, De voorzitter,

C.J.M. Terstappen

Bijlage 1 Tarieventabel Precariobelasting 2013

Tarieventabel Precariobelasting 2013