Regeling vervallen per 29-12-2010

Verordening wet inburgering bergen op zoom

Geldend van 01-04-2007 t/m 28-12-2010

Intitulé

VERORDENING WET INBURGERING BERGEN OP ZOOM

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

Gezien het advies van de commissie MD&C,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom van 13 februari 2007 nr. SMD/07/06,

BESLUIT:

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING BERGEN OP ZOOM

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen, beleidsregels en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

  • 3. Begripsomschrijvingen Wet inburgering

    • 3.1.

      In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

      • a.

        Onze Minister: Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

      • b.

        inburgeringsplichtige: de persoon die op grond van de artikelen 3 tot en met 6 inburgeringsplichtig is;

      • c.

        oudkomer:

        • 1°.

          de vreemdeling die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die op grond van de artikelen 3 en 5 inburgeringsplichtig wordt, dan wel

        • 2°.

          de Nederlander die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ingezetene in de zin van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is en die op grond van de artikelen 4 en 5 inburgeringsplichtig wordt, voor zover die vreemdeling of Nederlander op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet geen nieuwkomer was in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers;

      • d.

        leerplichtige leeftijd: de leeftijd waarop bij verblijf in Nederland sprake is van een verplichting tot inschrijving als bedoeld in artikel 3 van de Leerplichtwet 1969;

      • e.

        inburgeringsplicht: de verplichting, bedoeld in artikel 7;

      • f.

        college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de inburgeringsplichtige woonplaats heeft in de zin van titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

      • g.

        geestelijke bedienaar: de persoon die een geestelijk, godsdienstig of

        levensbeschouwelijk ambt bekleedt, arbeid verricht als geestelijk

        voorganger, godsdienstleraar of zendeling, dan wel ten behoeve van een

        kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke

        grondslag werkzaamheden van overwegend godsdienstige,

        geestelijke of levensbeschouwelijke aard verricht;

      • h.

        IB-Groep: de Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging

        Informatiseringsbank;

      • i.

        exameninstelling: de IB-Groep of een krachtens artikel 15, eerste lid, aangewezen instelling;

      • j.

        cursusinstelling: een rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf werkzaamheden verricht, gericht op het toeleiden van inburgeringsplichtigen naar het inburgeringsexamen en die:

        • 1°.

          zolang op grond van artikel 9 geen regels zijn gesteld over de afgifte van een certificaat, in het bezit is van een door Onze Minister aan te wijzen keurmerk, of

        • 2°.

          indien op grond van artikel 9 regels zijn gesteld over de afgifte daarvan: in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 9;

      • k.

        inburgeringsexamen: het examen, bedoeld in artikel 13, eerste lid;

      • l.

        Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

      • m.

        overheidswerkgever: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet;

      • n.

        sociaal-fiscaalnummer: het nummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • o.

        Nederlander: ieder die de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld;

      • p.

        eigenrisicodrager: de werkgever aan wie de toestemming is verleend, bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanhef en onder b of c, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

      • q.

        Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

      • r.

        algemene bijstand: algemene bijstand als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand.

  • 4. Bij regeling van Onze Minister kan de geestelijke bedienaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, nader worden omschreven.

Artikel 2 Beleidsregels

Het college stelt de beleidsregels inburgering vast waarin wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de Wet en deze verordening.

Artikel 3 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college biedt een inburgeringsvoorziening aan ten behoeve van de groep inburgeringsplichtigen zoals in de Wet is vastgelegd:

  • 2. Naast de groep zoals vermeld in het eerste lid, biedt het college een inburgeringsvoorziening aan:

    • a.

      De persoon die algemene bijstand of een uitkering op grond van een van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen ontvangt

    • b.

      De persoon die oudkomer is en zelf geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid, algemene bijstand of uitkering geniet;

  • 3. Het college stelt beleidsregels vast als bedoeld in artikel 2 van deze verordening waarbij wordt aangegeven aan welke inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Bij het vaststellen van deze beleidsregels wordt bovendien vastgelegd binnen welke kaders het college tot de keuze van deze regeling is gekomen.

Artikel 5 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

    De inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt verzorgd door een, door het Ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie, aangewezen instelling in Nederland.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Voor de vrouwen binnen de groep oudkomers en die zich in een achterstandssituatie bevinden, zal de onder lid 1genoemde inburgeringsvoorziening afgestemd worden op zorgtaken.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 6 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan het onderzoek als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet;

  • b.

    het deelnemen aan bijeenkomsten ten behoeve van de aangeboden inburgeringscursus;

  • c.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • d.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • e.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • f.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 2 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben gedaan;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling;

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,= indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het inburgeringsonderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet of aan de verplichting bedoeld in artikel 7 sub a van deze verordening, dan wel heeft verzuimd te melden dat door ziekte of door andere omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan als bedoeld in artikel 7 sub c van deze verordening;

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,= indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 sub b, d en e van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, sub a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inburgeringsplichtige afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12.2 Beslissing van het college van burgemeester en wethouders ingevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 12.3 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als:

    ”Verordening Wet inburgering Bergen op Zoom”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

De griffier

, F.P. de Vos

De voorzitter