Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Geldend van 15-09-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

overwegende dat het noodzakelijk is regels vast te stellen ten aanzien van de krachten en bekwaamheden van een persoon alsmede de door hem geleverde inspanningen om tot inkomensverbetering te komen in relatie tot het recht op individuele inkomenstoeslag;

gelet op artikel 6 van de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet;

BESLUIT:

de Beleidsregels individuele inkomenstoeslagParticipatiewet vast te stellen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebbendezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Participatiewet;

    • b.

      verordening: Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet.

Artikel 2. Recht op individuele inkomenstoeslag

  • 1. Recht op een individuele inkomenstoeslag bestaat bij geen uitzicht op inkomensverbetering en het voldoen aan de overige voorwaarden als gesteld in de wet, de verordening en deze beleidsregels.

  • 2. Geen recht op een individuele inkomenstoeslag bestaat bij uitzicht op inkomensverbetering dan wel bij onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen.

  • 3. De criteria als vermeld in lid 1 gelden bij gehuwden voor beiden.

Artikel 3. Geen uitzicht op inkomensverbetering

Geen uitzicht op inkomensverbetering wordt in ieder geval verondersteld bij:

  • a.

    de persoon die een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet / Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ontvangt en naar

    het oordeel van het college in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de maand van aanvraag de opgelegde arbeidsverplichtingen en inlichtingenplicht in voldoende mate is nagekomen;

  • b.

    de persoon die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

  • c.

    de persoon met een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Artikel 4. Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Uitzicht op inkomensverbetering wordt verondersteld bij de persoon die in de referteperiode een uitkering op grond van de Westudiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten heeft genoten.

  • 2. Uitzicht op inkomensverbetering wordt ook aanwezig geacht bij de persoon met een hoger inkomen dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, maar vanwege het doorlopen van een minnelijke schuldregeling dan wel het wettelijke schuldsaneringstraject op bijstandsniveau leeft.

  • 3. Van uitzicht op inkomensverbetering is eveneens sprake wanneer dit onomstotelijk kan worden vastgesteld.

Artikel 5. Inspanningen van de persoon

  • 1. Er is sprake van onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen als bedoeld in artikel 36, lid 2, sub b, van de wet, wanneer:

    • a.

      de persoon in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de maand van aanvraag een boete- en/of maatregelwaardige gedraging in de zin van de Participatiewet / Wet werk en bijstand,

      Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen heeft gepleegd op grond waarvan een maatregel en/of boete is opgelegd, waarbij een opgelegde boete of maatregel in de vorm van een waarschuwing in dit kader buiten beschouwing blijft;

    • b.

      de persoon in de referteperiode langer dan 180 dagen rechtens van zijn vrijheid beroofd is geweest.

  • 2. Van onvoldoende inspanningen om tot inkomensverbetering te komen is eveneens sprake wanneer dit in andere situaties als in het vorige lid gesteld, onomstotelijk kan worden vastgesteld.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ”Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet”.

Artikel 8. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking en hebben terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 met uitzondering van artikel 4, lid 2.

  • 2.

    Artikel 4, lid 2, van deze beleidsregels treedt in werking met ingang van 1 oktober 2015.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 september 2015.

de secretaris, de burgemeester,

mevr. mr. A.C. Spindler dr. F.A. Petter