Regeling vervallen per 26-01-2022

Beleidsregels van het collge van burgemeester en wethouders van de Gemeente Bergenop Zoom inhoudende Beleidsregels bijzondere bijstand 2020

Geldend van 12-02-2020 t/m 25-01-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregels van het collge van burgemeester en wethouders van de Gemeente Bergenop Zoom inhoudende Beleidsregels bijzondere bijstand 2020

Burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom;

Overwegende dat de Beleidsregels bijzondere bijstand 2017 aanpassing behoeven;

Gelet op het bepaalde in de Participatiewet;

Besluiten:

Vast te stellen de volgende regeling: Beleidsregels bijzondere bijstand 2020

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben

dezelfde betekenis als in de Participatiewet (PW) en de Algemene wet bestuursrecht.

2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. wet: Participatiewet;

b. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

c. bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35, lid 1 van de wet;

d. draagkracht: het gedeelte van het inkomen of vermogen dat de belanghebbende geacht wordt aan te

wenden om in de bijzondere kosten te voorzien;

e. draagkrachtperiode: de periode waarover de financiële draagkracht van de belanghebbende wordt

vastgesteld.

Hoofdstuk 2: Algemeen

Artikel 2 Bijzondere kosten

Het gaat bij de verstrekking van bijzondere bijstand om bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet, die niet worden gedekt door een voorliggende voorziening en die niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan.

Artikel 3 Draagkracht

Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en zijn gezin.

Artikel 4 Vaststelling van de draagkracht

1. De draagkracht wordt vastgesteld met inachtneming van de middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de

wet.

2. Artikel 31, lid 2, van de wet is van overeenkomstige toepassing, tenzij in kosten waarvoor de vergoedingen,

tegemoetkomingen of verstrekkingen in dit artikellid zijn bedoeld, bijzondere bijstand wordt verleend.

3. Vermogen anders dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, lid 2, sub a en b, van de wet

wordt voor de vaststelling van de draagkracht volledig in aanmerking genomen, tenzij anders is bepaald.

4. De individuele inkomenstoeslag wordt voor de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen,

met uitzondering bij de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 51 van

de wet.

Artikel 5 Draagkrachtruimte en draagkrachtpercentage

1. De draagkrachtruimte is het gedeelte van het inkomen, dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde

bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld.

2. De draagkracht wordt gevormd door een percentage van de draagkrachtruimte vermeerderd met het gehele

in aanmerking te nemen vermogen.

3. De draagkracht als bedoeld in het vorige lid bedraagt:

a. 0 % van de draagkrachtruimte tot en met 120 % van de geldende bijstandsnorm;

b. 50 % van de draagkrachtruimte over meer dan 120 % tot en met 150 % van de geldende bijstandsnorm;

c. 100 % van de draagkrachtruimte over meer dan 150 % van de geldende bijstandsnorm.

4. In afwijking van lid 3 bedraagt de draagkracht 100 % over de volledige draagkrachtruimte bij:

- aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud aan personen van18 tot 21 jaar;

- een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;

- een woonkostentoeslag;

- de administratiekosten, waarborgsom alsmede de eerste en tweede maand huur voor een woning,

inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen;

- kosten van beschermingsbewind, mentorschap en curatele.

Artikel 6 Draagkrachtperiode

1. De draagkracht in het inkomen en vermogen wordt vastgesteld over een periode van 12 maanden, te rekenen

vanaf de eerste dag van de maand waarin de in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 2 voor het

eerst zijn gemaakt.

2. Voor de vaststelling van de draagkracht als bedoeld in het vorige lid wordt de draagkracht die is vastgesteld

per maand, toegerekend naar een periode van 12 maanden.

3. De vastgestelde draagkracht als bedoeld in lid 2 wordt in geval van incidentele bijzondere noodzakelijke

kosten in één keer in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.

4. In geval van periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht als bedoeld in lid 2 gespreid

over de maanden waarover de bijzondere bijstand wordt toegekend met een maximum van 12 maanden en

naar evenredigheid in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.

5. Bij samenloop van incidentele en periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht bij

voorrang verrekend met de incidentele kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend.

Artikel 7 Vaststellen vermogen en maandinkomen

1. Als vermogen wordt in ogenschouw genomen het vermogen op de dag waarop de in aanmerking komende

kosten als bedoeld in artikel 2 voor het eerst zijn gemaakt.

2. Als maandinkomen wordt in ogenschouw genomen het inkomen over de maand waarin de in aanmerking

komende kosten als bedoeld in artikel 2 voor het eerst zijn gemaakt.

3. Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen het gemiddelde genomen van

het inkomen over de maand waarin de kosten zijn gemaakt alsmede de onmiddellijk daaraan voorafgaande

vijf maanden.

Artikel 8 Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

Artikel 9 Tijdstip van aanvragen

1. Een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend binnen een termijn van 6 maanden gerekend

vanaf de datum waarop de kosten zijn gemaakt. Hierbij wordt uitgegaan van de datum op de nota.

2. Het vorige lid is niet van toepassing op aanvragen voor verhuis- en/of inrichtingskosten alsmede duurzame

gebruiksgoederen. Dergelijke aanvragen dienen te worden gedaan, alvorens de kosten worden gemaakt.

3. Individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag alsmede deelname aan een van beide collectieve

zorgverzekeringen kunnen eveneens niet met terugwerkende kracht worden aangevraagd.

Artikel 10 Termijn periodieke bijstand

1. De termijn van de periodieke bijzondere bijstand is gekoppeld aan de duur van de voorziening waarvoor

bijstand wordt gevraagd, voor zover en zolang noodzakelijk.

2. Bij een periode langer dan 12 maanden vindt jaarlijks ter beoordeling van de rechtmatigheid van de

verstrekking een toets plaats op de nog aanwezige noodzaak, de hoogte van de kosten, het inkomen en

vermogen alsmede naar de woon- of leefsituatie.

Artikel 11 Vorm van de bijstand

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt, tenzij anders is vermeld.

Artikel 12 Hoogte van de bijstand

1. Voor zover niet anders is vermeld, wordt de hoogte van de noodzakelijke kosten vastgesteld op basis van

de prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Voor zover de gevraagde kosten

niet staan vermeld in deze gids, wordt de hoogte op individuele basis vastgesteld.

2. Een mogelijke besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn, wordt op de bijzondere bijstand in

mindering gebracht.

Hoofdstuk 3: Algemene kosten

Artikel 13 Jongeren

1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van

18 tot 21 jaar kan worden verleend voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de

geldende bijstandsnorm en in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van kosten

met een ander, alsmede hiervoor de ouderlijke onderhoudsplicht niet te gelde kan worden gemaakt.

2. De jongere als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders

redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

a. de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen;

b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdzorg destijds buiten het gezin is geplaatst;

c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

d. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden

gebracht.

3. Een aanvraag voor bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 wordt, analoog aan artikel 41, lid 4, van de wet,

niet eerder ingediend dan vier weken na datum melding en wordt niet eerder dan vier weken na die melding

in behandeling genomen.

4. Indien is vastgesteld, dat er recht op bijzondere bijstand bestaat op grond van dit artikel wordt deze, analoog

aan artikel 44, lid 1, van de wet, toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag

niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om deze bijstand aan te vragen.

5. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende alleenstaande dan wel alleenstaande

ouder van 18 tot 21 jaar zoals bedoeld in lid 1, worden gesteld op het normbedrag voor een persoon van

21 jaar exclusief vakantietoeslag in vergelijkbare omstandigheden. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld

op het verschil tussen dit bedrag en de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

6. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de alleenstaande dan wel alleenstaande ouder van 18 tot 21

jaar die verblijft in een inrichting in de zin van artikel 1, sub f, van de wet, alsmede die zijn onderhoudsrecht

jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, worden gesteld op het normbedrag als bedoeld in artikel 23,

lid 1, sub a, van de wet.

Artikel 14 Tienerouder

Voor het kind van een minderjarige alleenstaande ouder (tienermoeder) kan geen bijstand worden verleend.

Artikel 15 Overbruggingsuitkering

1. Ter overbrugging van de eerste maandbetaling van de algemene bijstand kan in bijzondere omstandigheden

bijzondere bijstand worden verleend in de noodzakelijke kosten van het bestaan.

2. De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand bedraagt, onder aftrek van alle eventueel aanwezige

middelen, maximaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag. Het bepaalde in

artikel 4, lid 2 en lid 3, van deze beleidsregels blijft hierbij buiten toepassing. Voorts dient hierbij rekening

te worden gehouden met betalingen voor algemeen noodzakelijke kosten als bijvoorbeeld huur op basis van

artikel 19.

3. De te overbruggen periode betreft maximaal een maand.

4. Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 1 kan sprake zijn bij:

- het verlaten van een asielzoekerscentrum;

- het verlaten van de echtelijke woning bij echtscheiding;

- bij deelname aan een door of namens de gemeente opgezet zorgproject.

Artikel 16 Arbeidsongeschiktheidsverzekering

Aan de zelfstandige kan, voor zover en zolang hij bijstand met toepassing van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 ontvangt, bijzondere bijstand worden verleend in de maandelijks verschuldigde premie voor een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Hoofdstuk 4. Woonlasten en inrichtingskosten

Artikel 17 Woonkostentoeslag

1. Onder woonkosten wordt in dit artikel verstaan:

a. bij een huurwoning de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op

de huurtoeslag;

b. bij een eigen woning de tot een bedrag per maand omgerekende som van:

- de hypotheekrente na aftrek van de hiermee verband houdende belastingteruggaaf;

- de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten;

- een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

2. Een woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen kan worden verleend, indien de

belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van

de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door

omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag. De woonkostentoeslag

wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De

woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende gelet op zijn financiële

situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand zou ontvangen.

3. Een woonkostentoeslag bij een woning in eigendom kan worden verleend, indien de belanghebbende een

woning bezit en bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten overeenkomstig artikel 13 van de Wet op

de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een toeslag. De woonkostentoeslag

is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond

van de Wet op de huurtoeslag per maand ontvangt, indien het een huurwoning zou betreffen.

4. Aan de belanghebbende met een huurwoning, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van

de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor de toekenning van huurtoeslag, kan voor een periode

van maximaal 12 maanden een woonkostentoeslag worden verstrekt, met dien verstande, dat de woonkosten

die uitgaan boven de maximale rekenhuur, in afwijking van lid 2, volledig voor bijzondere bijstand in

aanmerking komen, voor zover het een reële huurprijs betreft.

5. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing bij bewoning van een woning in eigendom, waarvan de

hoogte van de woonkosten een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, indien het een

huurwoning zou betreffen.

6. Aan de woonkostentoeslag als bedoeld in lid 4 en lid 5 is op grond van artikel 55 van de wet de voorwaarde

verbonden, dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere passende woonruimte te vinden, tenzij

het een toegewezen woning betreft in het kader van een gemeentelijk zorgproject.

7. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere

passende woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, kan de woonkostentoeslag met maximaal een jaar

worden verlengd.

Artikel 18 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

Tijdens een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis kan er gedurende maximaal 6 maanden bijzondere bijstand worden verleend voor de doorbetaling van de vaste lasten in verband met het aanhouden van de woning vanaf het moment dat dit een wijziging van de norm tot gevolg heeft.

Artikel 19 Waarborgsom, eerste huurlasten en inrichtingskosten

1. Indien de belanghebbende vanuit een niet verwijtbare situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor

de betaling van administratiekosten en waarborgsom voor een woning, de (gedeeltelijke) eerste en volledige

tweede maandhuur, inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen en redelijkerwijs niet heeft kunnen

reserveren voor deze kosten, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend. Het bepaalde in artikel 34,

lid 2, sub b, van de wet blijft hierbij buiten toepassing.

2. Tot de in lid 1 genoemde categorie belanghebbenden behoren in ieder geval zij die:

a. de opvang in een asielzoekerscentrum verlaten;

b. na een echtscheiding de echtelijke woning moeten verlaten;

c. deelnemen aan een door of namens de gemeente opgezet zorgproject als Housing First en Sober Wonen.

3. Een geldlening bij de kredietbank waarmee volledig kan worden voorzien in de administratiekosten en

waarborgsom voor een woning, eerste maandhuur, inrichtingskosten of de aanschaf van duurzame gebruiks-

goederen voor zover van toepassing, wordt als een toereikende en passende voorliggende voorziening

beschouwd.

4. De bijzondere bijstand in de administratiekosten en eerste huurlasten voor zover hierover geen aanspraak op

huurtoeslag bestaat, wordt verleend om niet, de bijzondere bijstand in de waarborgsom, de eerste huurlasten

waarover aanspraak op huurtoeslag bestaat, inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen wordt

verleend in de vorm van een lening.

5. Indien de bijstandsaanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een woning, bedraagt de hoogte

van de noodzakelijke kosten maximaal 60 % van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids staat vermeld per

inventarispakket naar huishoudtype.

6. Indien de bijstandsaanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een kamer, bedraagt de hoogte

van de noodzakelijke kosten maximaal 40 % van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids staat vermeld per

inventarispakket naar huishoudtype.

Hoofdstuk 5 Medische en sociaal noodzakelijke kosten

Artikel 20 Medische kosten

1. De Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg zijn toereikende en passende voorliggende voorzieningen

voor medische kosten op grond waarvan deze kosten niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

2. In de gevallen waarbij:

a. op de peildatum voor het afsluiten van een van beide door de gemeente aangeboden collectieve

zorgverzekeringen niet werd voldaan aan de voorwaarden voor deelname, of

b. anderszins een vergelijkbare verzekering tegen ziektekosten is afgesloten, dan wel

c. voor een op zijn/haar medische situatie afgestemde aanvullende verzekering is gekozen,

worden in afwijking van lid 1 de vergoedingen op grond van de door de gemeente aangeboden collectieve

zorgverzekeringen als toereikend aangemerkt en zijn deze vergoedingen maatgevend voor het

(buitenwettelijk begunstigd) bijzondere bijstandsbeleid.

3. Voor zover in wettelijk opgelegde eigen bijdragen in het kader van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige

zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 geen tegemoetkoming kan worden verkregen uit een

voorliggende voorziening en/of een vergoeding in het kader van een van beide collectieve zorgverzekeringen

dan wel een hiermee vergelijkbare verzekering, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt onder de

voorwaarde dat de belanghebbende voldoende aanvullend verzekerd is tegen ziektekosten.

Uitgezonderd hiervan zijn:

a. de (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage bij zorg met verblijf;

b. de eigen bijdrage wanneer een besparingsmotief voor belanghebbende zelf hieraan ten grondslag ligt;

c. een eigen bijdrage voor een geneesmiddel dat is ingedeeld in een groep van onderling vervangbare

geneesmiddelen;

d. het verplicht eigen risico bij de Zorgverzekeringswet.

Artikel 21 Extra kosten van bewassing, kledingslijtage en stookkosten

Voor zover geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening komen de kosten van extra wasverzorging, extra kledingslijtage en/of extra stookkosten ten gevolge van gebreken of ziekte, voor bijzondere bijstand in aanmerking. Een medische verklaring van een arts dient hieraan ten grondslag te liggen.

Artikel 22 Dieetkosten

In de kosten van een dieet welke uitgaan boven die van een normaal voedingspatroon kan bijzondere bijstand worden verleend. Een medische verklaring van een arts dient hieraan ten grondslag te liggen.

Artikel 23 Maaltijdvoorziening

1. In de kosten van een maaltijdvoorziening kan, ter bevordering van het zelfstandig functioneren van ouderen

en mensen met een beperking, bijzondere bijstand worden verleend.

2. De kosten per maaltijd worden vergoed tegen een vast bedrag onder aftrek van de kosten van een zelfbereide

warme maaltijd. Hierbij wordt de norm van de Nibud-prijzengids gehanteerd.

Artikel 24 Alarmering

Bij een medische of sociale indicatie kan in de kosten van een persoonsgebonden alarmering bijzondere bijstand worden verleend.

Hoofdstuk 6 Reiskosten

Artikel 25 Medische behandeling

1. Voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling kan bijzondere bijstand worden verleend

in de reiskosten op basis van het tarief voor openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid, dan wel bij eigen

vervoer tegen een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer, kortste route, alsmede de daaraan

verbonden parkeerkosten voor zover de kosten niet door de zorgverzekeraar op enigerlei wijze worden

vergoed.

2. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

3. Voorwaarde: De belanghebbende dient voldoende aanvullend verzekerd te zijn tegen ziektekosten.

Artikel 26 Ziekenbezoek

1. Voor het bezoeken van een elders in het ziekenhuis verpleegde partner dan wel bloed- of aanverwant in

de 1e of 2e graad, kan voor zover de kosten niet uit andere hoofde worden vergoed, bijzondere bijstand

worden verleend in de reiskosten op basis van het tarief voor openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid,

voor maximaal twee personen, dan wel bij eigen vervoer tegen een kilometervergoeding van € 0,19 per

kilometer, kortste route, alsmede de daaraan verbonden parkeerkosten.

2. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal drie keer per week aan

een partner of bloed- of aanverwant in de 1e graad en op een bezoekfrequentie van eenmaal per week aan

een bloed- of aanverwant in de 2e graad.

4. In bijzondere situaties zoals bij een terminaal verpleegde, kan op individuele basis worden afgeweken van

de bezoekfrequentie zoals genoemd in lid 3.

Artikel 27 Bezoek aan gedetineerde

1. Voor het bezoeken van een gedetineerde kan met een frequentie van maximaal eenmaal per twee weken

bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten op basis van het tarief voor openbaar vervoer,

voordeligste mogelijkheid, voor maximaal twee personen, dan wel bij eigen vervoer tegen een kilometer-

vergoeding van € 0,19 per kilometer, kortste route.

2. Om hiervoor in aanmerking te komen, dient aan beide navolgende voorwaarden te worden voldaan:

a. de gedetineerde is de partner dan wel een bloed- of aanverwant in de 1e graad en behoorde tot aan zijn

detentie tot het gezin van de belanghebbende;

b. de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting binnen Nederland en heeft geen recht op verlof.

Artikel 28 Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen

1. Voor het bezoeken van een uit huis geplaatst kind door de ouder(s) kan bijzondere bijstand worden verleend

in de reiskosten op basis van het tarief voor openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid, dan wel bij eigen

vervoer tegen een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer, kortste route.

2. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de bezoekregeling die is opgesteld door de

instelling, zoals bijvoorbeeld een bureau jeugdzorg, met een frequentie van maximaal eenmaal per week.

Artikel 29 Scholing en opleiding van ten laste komende kinderen

1. Voor het volgen van een opleiding of studie door ten laste komende kinderen kan bijzondere bijstand worden

verleend in de reiskosten, indien geen recht bestaat op een studentenreisproduct.

2. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het tarief openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid.

3. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

Artikel 30 Inburgering en taaleis

1. Voor het volgen van een traject in het kader van de Wet inburgering of voor het voldoen aan de taaleis in de

Participatiewet kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten voor zover en zolang dit geen

onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject.

2. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het tarief openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid.

3. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

Hoofdstuk 7 Uitvaartkosten

Artikel 31 Begrafenis- of crematiekosten

1. Indien de nalatenschap van de overledene onvoldoende opbrengt, kan in de kosten van de begrafenis of

crematie aan de nabestaanden, ieder voor het eigen aandeel in deze kosten, bijzondere bijstand worden

verleend. Hierbij wordt uitgegaan van een sobere uitvaart.

2. Voor bijstandsverlening komen slechts de strikt noodzakelijke kosten in aanmerking, waaronder wordt

verstaan:

- leges voor overlijdensakte;

- werkzaamheden uitvaartverzorger;

- eenvoudige kist;

- opbaren rouwcentrum;

- rouwauto voor de overledene;

- crematie;

- graf delven en grafrechten (voor een algemeen graf en niet voor een graf in eigendom);

- kosten van dragers bij een begrafenis.

3. Voor de in aanmerking te nemen kosten als bedoeld in het vorige lid, geldt een maximum van € 2.400,00

per lijkbezorging. Ontvangen verzekeringsgelden dienen hierop in mindering te worden gebracht.

4. De bijzondere bijstand wordt verleend om niet, tenzij aannemelijk is te achten, dat er achteraf voldoende

middelen zijn.

5. Voor de kosten van een begrafenis of crematie in het buitenland wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Hoofdstuk 8 Bijzondere financiële regelingen

Artikel 32 Kosten beschermingsbewind

In de kosten van beschermingsbewind kan bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

Artikel 33 Kosten mentorschap

In de kosten van mentorschap kan bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig de beschikking van

de kantonrechter.

Artikel 34 Kosten curatele

In de kosten van curatele kan bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

Artikel 35 Kosten van private minnelijke schuldbemiddeling

In de kosten van private minnelijke schuldbemiddeling kan geen bijzondere bijstand worden verleend.

De gemeentelijke integrale schuldhulpverlening is een passende en toereikende voorliggende voorziening.

Artikel 36 Eigen bijdrage rechtsbijstand

In de eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtsbijstand op grond van de Wet op de rechtsbijstand kan bijzondere bijstand worden verleend, indien de kosten niet op andere wijze kunnen worden vergoed.

De bijstand wordt afgestemd op de eigen bijdrage na consultatie van het Juridisch Loket.

Artikel 37 Legeskosten verblijfsvergunning

In de legeskosten van een verblijfsvergunning kan geen bijzondere bijstand worden verleend. Dergelijke kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

Hoofdstuk 9 Categoriale bijstand

Artikel 38 Collectieve zorgverzekering

1. Belanghebbenden met een netto inkomen van maximaal 120 % van de geldende bijstandsnorm kunnen op

aanvraag deelnemen aan een van beide door de gemeente aangeboden collectieve zorgverzekeringen.

2. In de kosten van de premie voor het aanvullende gedeelte van de verzekering kan gedeeltelijk bijzondere

bijstand verstrekt en wel:

a. een bedrag van € 7,50 per maand bij het afsluiten van het GemeentePakket Compleet;

b. een bedrag van € 27,50 per maand bij het afsluiten van het GemeentePakket Compleet Plus.

3. Als peilmaand voor toetsing van het inkomen geldt de maand september van het jaar voorafgaand.

4. Artikel 34 van de wet blijft hierbij buiten toepassing.

5. Bij de toets op het inkomen uitgaan van de volledige bijstandsnormen als bedoeld in de artikelen 20, 21, 22

en 23 van de Participatiewet na brutering voor de fiscus, waarmee de kostendelersnorm buiten toepassing

blijft.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 39 Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 40 Citeertitel en inwerkingtreding

1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ”Beleidsregels bijzondere bijstand 2020” en treden in

werking met ingang van 1 januari 2020.

2. De ”Beleidsregels bijzondere bijstand 2017”, vastgesteld op 13 december 2016, vervallen per 1 januari 2020.

Ondertekening

Vastgesteld bij B&W-besluit d.d. 28 januari, 2020.