Regeling vervallen per 21-03-2018

Treasurystatuut 2012

Geldend van 01-10-2012 t/m 20-03-2018

Intitulé

Treasurystatuut 2012

Inleiding

Dit statuut geeft het kader ( de spelregels) van de gemeenteraad voor het college van burgemeester en wethouders inzake de treasuryfunctie. Het treasurystatuut 2012 treedt in de plaats van het treasurystatuut zoals door de gemeenteraad is vastgesteld op 1 maart 2011.

Bij de samenstelling van dit statuut is rekening gehouden met gewijzigde Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) welke in 2009 is gewijzigd, verder is er rekening gehouden met heersende praktijk.

De treasuryfunctie wordt hierbij gedefinieerd als:

het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:

de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en

de hieraan verbonden risico’s

Wij onderkennen het belang van een verantwoord en adequaat beheer van onze financiële middelen en wensen onze activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

In verband met de vereisten van de Wet fido, gebruiken wij twee instrumenten op het gebied van treasury: allereerst dit treasurystatuut. In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de gemeente jaarlijks in zowel de begroting als in de jaarrekening een paragraaf financiering opnemen. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. In tussentijdse rapportages wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van treasury.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). Om de transparantie van het treasurystatuut te bevorderen is, voor zover dit relevant is, aansluiting gezocht bij de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde “Handreiking Treasury”.

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Treasurystatuut

De raad van de gemeente Berkelland;

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders;

Gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet, de financiële verordening van de gemeente Berkelland, de Wet financiering decentrale overheden (Fido), de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Medium term note Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening uitgegeven door een overheid of bedrijf

  • -

    Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

  • 5.

    Het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op dit onderdeel duidelijk worden geregeld.

Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad vastgestelde derde partijen.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente eerst advies in van een externe onafhankelijke deskundige.

Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1.

    1.De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2.

    2.De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3.

    3.Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    4.De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie; is in de praktijk niet zo

  • 5.

    5.De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld op basis van de rentevisie van een vooraanstaande financiële instelling;

  • 6.

    6.Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen/uitzettingen

.

Koersrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1.

    1.De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd en uitzettingen in vastrentende waarden;

  • 2.

    2.Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

  • 3.

    3.Beleggingen in aandelen of daaraan verwante producten worden uitsluitend gedaan voor de uitoefening van de publieke taak

  • .

Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1.

    1.Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

  • 2.

    Uitzettingen vinden, al dan niet tegen waardepapieren, uitsluitend plaats bij financiële ondernemingen die:

    • -

      A. gevestigd zijn in een land dat ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingburo’s; en

    • -

      B. Voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

  • 3.

    2.Indien de gelden worden uitgezet voor een periode van drie maanden of korter, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren ten minste over een A-rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus beschikken

  • 4.

    3.Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op de liquiditeitsplanning.

Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, derivaten en Medium term notes;

  • 4.

    De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op alvorens een financiering wordt aangetrokken, welke schriftelijk dan wel digitaal worden vastgelegd.

Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan, welke schriftelijk dan wel digitaal worden vastgelegd.

Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige dan wel marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6 en hun bancaire condities worden ten minste eens in de 4 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen in landen met minimaal een AA-rating gevestigd te zijn en onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer.

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

  • 4.

    Artikel 11 is niet van toepassing bij het aantrekken van financieringsmiddelen.

Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    1.Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    2.Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan.

Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    1.De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn in het Mandaatbesluit 2008 - II van 24 december 2008 in de Financiële verordening Gemeente Berkelland 2005 en dit treasurystatuut op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd

  • 2.

    2.Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd; 3.Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe), waarbij voor transacties met een looptijd van minder dan één jaar autorisatie achteraf geldt en voor transacties met een looptijd van meer dan één jaar autorisatie vooraf geldt;

    • b.

      de uitvoering en de controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 3.

    4.Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 4.

    5.Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

  • 5.

    6.De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      c.de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

Verantwoordelijkheden

Artikel 15.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

·Het vaststellen van de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Commissie Bestuurlijk Domein

·Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan het college van B&W

Het college van B&W

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

·Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

De portefeuillehouder Financiën

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Audit-team

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het afdelingshoofd.

Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

·Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de financieringsparagraaf;

·Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

·Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

·Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

De afdelingshoofden

·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdeling aanlevert aan de Afdeling Financiën en Belastingen met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Budgethouders

·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie aan de Afdeling Financiën en Belastingen met betrekking tot toekomstige uitgaven en inkomsten;

·Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Financiën en Belastingen

·Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

Coördinator Financieel beheer

·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de financieringsparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen (via submandaat) geautoriseerd te zijn door het afdelingshoofd Financiën en Belastingen;

·Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen;

·Het afleggen van verantwoording aan het hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Treasury medewerker financieel beheer

·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de financieringsparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen (via submandaat) geautoriseerd te zijn door het afdelingshoofd Financiën en Belastingen;

·Het vervaardigen van en het bewaken van de liquiditeitspositie op korte en lange termijn

·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het opstellen van de rentevisie en financieringsparagraaf

·Het beheren van de geldstromen;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

·Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

·Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

·Het rapporteren aan het afdelingshoofd Financiën en Belastingen belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten;

·Het verstrekken van informatie betreffende de liquiditeitspositie aan derden (toezichthouder en CBS).

Medewerker financieel beleid

·Het adviseren bij beleidsvoorstellen op treasurygebied.

Financieel consulent

·Het adviseren van de afdelingen/sectoren over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten.

De externe accountant

·Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren over de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Financiële Administratie

·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

Bevoegdheden

Artikel 16.

c.In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven evenals de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening, korter dan één jaar en < € 5.000.000,00

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer of Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening, langer dan één jaar of ≥ € 5.000.000,00

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer en Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld, korter dan één jaar en < €5.000.000,00

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer of Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld, langer dan één jaar of ≥ €5.000.000,00

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer en afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Kassier

Comptabele

Bankrelatiebeheer

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer of afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Bankcondities en tarieven afspreken

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer en afdelingshoofd Financiën

Financiering en uitzetting

Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Coördinator financieel beheer

Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut, korter dan één jaar en < € 10.000.000,00

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer of Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut, langer dan één jaar en ≥ € 10.000.000,00

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer en Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Het uitzetten/beleggen van middelen zoals vastgelegd in het treasurystatuut, korter dan één jaar en < € 10.000.000,00

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer of Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Het uitzetten/beleggen van middelen zoals vastgelegd in het treasurystatuut, langer dan één jaar en ≥ € 10.000.000,00

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator financieel beheer en Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Afdelingshoofd Financiën en Belastingen

College van B&W

Het garanderen van middelen uit hoofd van de publieke taak

Afdelingshoofd Financië

Informatievoorziening

c.Artikel 17.

c.Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatiever-strekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

3 x per jaar rond rapportagemomenten

Budgethouder of financieel consulent

Treasury medewerker financieel beheer

2.Liquiditeitenplanning

Kwartaal

Treasury medewerker financieel beheer

Coördinator medewerker financieel beheer

3.Beleidsplannen treasury in financieringsparagraaf van begroting

Jaarlijks

Treasury medewerker financieel beheer

B&W/ Gemeenteraad

4.Evaluatie treasuryactiviteiten in financieringsparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

Treasury medewerker financieel beheer.

B&W/ Gemeenteraad

5.Voortgang onderdelen financieringsparagraaf via de voor- en najaarsrapportage

Minimaal 1x per jaar

Treasury medewerker financieel beheer

B&W/ Gemeenteraad

6.Verantwoording n.a.v. financieringsparagraaf via het jaarverslag

Jaarlijks

Treasury medewerker financieel beheer

B&W/ Gemeenteraad

7.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Treasury medewerker financieel beheer

Derden

8.Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

College van B&W

Gemeenteraad/ Provincie

Inwerkingtreding, slotbepaling

Artikel 18.

Dit Treasurystatuut 2012 treedt in werking met ingang vanaf 1 oktober 2012 en vervangt het Treasurystatuut 2011.

Artikel 19.

Deze verordening wordt aangehaald als: Treasurystatuut 2012.

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf financiering bij de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft er naar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben daarom géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Als van het instrument derivaten gebruik gemaakt wordt is een extra waarborg ingebouwd door te bepalen dat een externe deskundige hierover advies uitbrengt

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. Bij het afsluiten van een lening kan voor verschillende rentevaste periodes gekozen worden. Het gaat er hierbij om de herziening van het rentepercentage of de aflossing van de lening zodanig te spreiden dat deze zo min mogelijk samenvallen. Immers, een samenloop van deze zaken op eenzelfde moment zorgt bij een inmiddels gestegen rentepercentage voor een behoorlijke stijging van de lasten ineens (renterisico). De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage 20%te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4 en 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury geldt in de Regeling Ruddo als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd intact is. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, daggeld of deposito’s worden geen koersrisico’s gelopen. Medium term Notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zij. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 5 lid 3

Van belang is dat het college bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de publieke taak van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen of daaraan verwante beleggingsproducten tot de publieke taak behoren

Artikel 6

lid 1 en 2

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling of land, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

.

Artikel 6

lid 3.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER (Europese Economische Ruimte)-lidstaat (bijv. De Nederlandse Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw geborgde leningen van woningcorporaties)

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen de liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen,waarbij de laatste 2 jaar minder gedetailleerd is.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de Stafafdeling Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente Berkelland.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is op grond van door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd tussen vijf en tien jaar. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 lid 1

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreffen het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijk-heden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het dagelijks bestuur van de gemeente . Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het dagelijks bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4 t/m 8). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente .

Artikel 17 pt. 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen over tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).