Regeling vervallen per 24-04-2020

Beleidsplan participatiewet

Geldend van 26-11-2014 t/m 23-04-2020

Intitulé

Beleidsplan participatiewet

Inhoudsopgave

Samenvatting 3

  • 1.

    Inleiding 4

  • 1.

    1 Gezamenlijke kaders in de Achterhoek 4

  • 1.

    2 In brede samenwerking 4

  • 1.

    3 Leeswijzer 4

  • 2.

    Onze opdracht 5

  • 2.

    1 Landelijke kaders 5

Een regeling voor de basis van de arbeidsmarkt: nieuwe doelgroepen 5

Nieuwe re-integratievoorzieningen 5

Ontschotte budgetten 6

Meer banen voor mensen met een arbeidsbeperking: Werkbedrijven en quotumregeling 6

Aanvullende nieuwe kaders door de Wet maatregelen 7

  • 2.

    2 Lokale kaders 7

  • 3.

    Omgevingsverkenning 8

  • 3.

    1 Klantenbestand 8

Uitkeringsgerechtigden per regeling 8

Positie participatieladder & loonwaardecategorie 8

Ontheffing arbeidsplicht 10

Uitkeringsduur naar leeftijdsopbouw 11

  • 3.

    2 Arbeidsmarkt 11

  • 4.

    Visie en uitgangspunten 19

  • 4.

    1 Participatiewet in breder perspectief 19

  • 4.

    2 Doelstellingen 20

  • 4.

    3 Uitgangspunten 21

  • 5.

    De benadering van doelgroepen en dienstverlening 23

6 Werkgeversbenadering 27

  • 6.

    1 Visie van werkgevers 27

  • 6.

    2 Aanpak op hoofdlijnen 28

  • 6.

    3 Een samenhangend lokaal en regionaal arbeidsmarktbeleid 29

Vormgeving Werkbedrijf 31

  • 6.

    4 Een op de lokale ondernemers afgestemde marktbewerking 32

  • 6.

    5 De gemeente als werkgever en opdrachtgever 32

  • 6.

    6 Instrumenten 32

  • 7.

    Begroting 33

  • 7.

    1 Prognose gemiddeld besteedbaar budget per uitkering 33

  • 7.

    2 Meerjarenraming budget inkomensondersteuning. 34

  • 8.

    Risicoparagraaf 35

  • 9.

    Uitvoering 36

  • 9.

    1 Regionaal 36

  • 9.

    2 Subregionaal 37

  • 9.

    3 Lokaal 37

Bijlage I: Beschrijving Instrumentarium 38

Bijlage II: Gebruikte afkortingen 39

Samenvatting

Met dit beleidsplan Participatiewet geeft de gemeente Berkelland de ambities en meerjarige beleidslijnen aan voor de invulling van de Participatiewet, de lang verwachte decentralisatie op het vlak van werk en inkomen. Met de Participatiewet is er één regeling gekomen voor de basis van de arbeidsmarkt, waarvoor de gemeente de verantwoordelijkheid heeft.

Het beleidsplan Participatiewet richt zich naar de kaders van het overkoepelende 3D Beleidskader: Voormekaar in Berkelland voor het sociale domein. De transformatie in het sociaal domein betekent dat we de dienstverlening ook op het vlak van werk en inkomen “van binnen naar buiten” organiseren. We kijken hierbij naar de eigen kracht van de burger, van het sociaal netwerk en vervolgens naar algemene en maatwerkvoorzieningen.

We moeten meer doen, meer burgers en doelgroepen bedienen, met minder geld. Hiertoe leggen we verdere verbindingen met andere delen binnen het sociaal domein zoals beschreven staat in ons 3D Beleidskader, om zo moderne, integrale en betaalbare dienstverlening te kunnen bieden.

Met dit beleid zetten we in op het terugdringen van het aantal burgers dat is aangewezen op een uitkering, op het bevorderen van kansen op regulier werk, het benutten van het verdienvermogen en actieve deelname aan de maatschappij. De inzet is dat elke inwoner van de gemeente participeert naar vermogen.

Hiertoe ontwikkelen we samen met partners het regionaal arbeidsmarktbeleid, maken we gerichte keuzes in de benadering van doelgroepen en de inzet van middelen, en versterken we onze werkgeversdienstverlening.

We streven ernaar deze dienstverlening te bieden met ook voor de gemeentebegroting een zo gunstig mogelijk financieel resultaat, onder andere door strak risicomanagement. Van de regionale beleidssamenwerking die met de ontwikkeling van dit plan is versterkt hopen we ook in de komende periode de vruchten te kunnen plukken. Onder meer bij de monitoring en evaluatie van het participatiebeleid, waarmee we moeten zorgen dat de dienstverlening in de komende, uitdagende jaren continu is afgestemd op de laatste ontwikkelingen en bovendien adequaat blijft.

1.Inleiding

Gemeenten krijgen te maken met enkele grote stelselveranderingen in het sociale domein: de Participatiewet, de decentralisatie Jeugdzorg, de invoering van passend onderwijs en de decentralisatie van een aantal taken uit de AWBZ naar de Wmo. Deze decentralisaties lijken elk op hun terrein een kleine aardverschuiving teweeg te brengen. Zoals te lezen is in ons 3D Beleidskader: ‘Voormekaar in Berkelland’ krijgen gemeenten taken die zij voorheen niet hadden en tegelijkertijd worden de bijbehorende budgetten fors gekort. Dit beleidsplan zoomt in op de Participatiewet.

Per 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht. De Participatiewet is de transitie op het vlak van werk en inkomen. Mensen met beperkingen die vroeger in de regelingen voor jonggehandicapten of de sociale werkvoorziening zouden instromen, worden met de komst van de Participatiewet door gemeenten ondersteund. De Participatiewet benadrukt dat mensen nog meer gaan participeren naar vermogen. En dit zoveel mogelijk op de arbeidsmarkt, bij reguliere werkgevers. Samen met fikse kortingen op de budgetten die we hiervoor van het rijk ontvangen, betekent deze decentralisatie een grote opgave voor gemeenten. De gemeente moet kortweg meer doen, met minder geld.

Toch zien we ook mogelijkheden. We staan als gemeenten aan het roer en kunnen dicht bij de inwoner ondersteuning op maat bieden. Bovendien kunnen we de verbindingen tussen de verschillende onderdelen van het sociaal domein benutten. We kunnen er zelfs regie op voeren.

1.1 Gezamenlijke kaders in de Achterhoek

In de Achterhoek geven de gemeenten de drie decentralisaties vorm vanuit gezamenlijke kaders. Ook bij het opstellen van dit plan hebben wij intensief samengewerkt met de andere gemeenten in de Achterhoek. Dit heeft ertoe geleid dat wij ons beleid, daar waar dit voordelen biedt, op elkaar hebben afgestemd. Niet omdat dat moet, maar omdat dat voor onze inwoners, werkgevers en andere betrokkenen voordelen biedt. Wij maken immers onderdeel uit van de arbeidsmarktregio Achterhoek en in grote lijnen zijn onze uitdagingen rondom de Participatiewet vergelijkbaar.

Maar er zijn ook verschillen. Bijvoorbeeld in de ondersteuningsbehoefte van onze inwoners of in de ondersteuningsmogelijkheden die er al zijn in onze gemeenten. Daarom hebben we gezocht naar een evenwicht tussen regionale afstemming en lokaal maatwerk. Het is gelukt om te komen tot een verregaande harmonisering van onze aanpak op het gebied van de werkgeversdienstverlening. En ook tot lokale invulling van de samenhang met de andere decentralisaties. Van een beleidsplan op zich wordt de wereld niet beter. Wel geeft dit plan de koers aan, geeft het richting aan de dienstverlening en vormt het een lens om ontwikkelingen en kansen mee te bezien.

1.2 In brede samenwerking

Bij de totstandkoming van dit plan is afgestemd met verschillende partners. Zo hebben we de regionale werkgroep Participatiewet van de Achterhoekse WMO-raden betrokken en hebben we het plan getoetst bij werkgevers, het onderwijs, het Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt, de Achterhoekse sociale werkvoorzieningbedrijven en het UWV. De regionale bouwstenen zijn vervolgens aangepast aan- en ingevuld voor onze eigen situatie.

Het plan is op 28 juli 2014 voor besproken met de lokale Cliëntenraden WWB en de Wsw-Raad voor de Hameland-gemeenten. Het plan wordt – samen met de concept verordeningen – aan de Cliëntenraad WWB en de Ws-Raad toegestuurd. Zij zullen in september advies uitbrengen, zodat hun advies kan worden meegenomen in de definitieve besluitvorming.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 schetsen we de nieuwe kaders. In hoofdstuk 3 volgt een verkenning van de mensen die onder de Participatiewet vallen en van de Achterhoekse arbeidsmarkt. In hoofdstuk 4 geven we onze visie weer op de Participatiewet, terwijl we in hoofdstuk 5 en 6 de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers uiteenzetten. De begroting staat in hoofdstuk 7, het risicomanagement heeft een plek gekregen in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 9 volgt tenslotte een doorkijk naar wat er voor de Participatiewet moet gebeuren op uitvoeringsniveau.

2.Onze opdracht

De opdracht aan gemeenten is om de nieuwe landelijke kaders te vertalen naar succesvol

Participatiebeleid. In dit hoofdstuk worden eerst de landelijke kaders uiteengezet. Daarna volgen de lokale kaders van onze gemeente.

2.1 Landelijke kaders

Per 2015 is de Participatiewet van kracht. Uitgangspunt van deze wet is dat iedere Nederlander naar vermogen deelneemt aan de samenleving. Zoveel mogelijk door een reguliere baan bij een werkgever en als dit niet mogelijk is door maatschappelijke participatie. Net als in de andere decentralisaties in het sociaal domein moet de dienstverlening integraal vorm krijgen, en wordt er meer gekeken naar de eigen kracht van burgers. Het nieuwe stelsel dat de Participatiewet introduceert moet activerender en bovendien betaalbaarder zijn. Hieronder worden de belangrijkste kaders beschreven die deze nieuwe wet met zich meebrengt.

Een regeling voor de basis van de arbeidsmarkt: nieuwe doelgroepen

Met de Participatiewet wordt er een regeling gevormd voor de basis van de arbeidsmarkt. Alle burgers die ondersteuning nodig hebben in hun inkomen en bij het vinden van werk, en in principe ook in staat zijn om te werken, vallen onder deze wet. De Participatiewet voegt daartoe de ‘oude’ Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) samen. De Participatiewet wordt door gemeenten uitgevoerd.

De Wajong blijft vanaf 2015 alleen bestaan voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Minder beperkte burgers, die in principe in staat zijn om te werken, komen vanaf dit jaar onder de Participatiewet te vallen. De burgers die voor 2015 in de Wajong zitten, behouden hun uitkering en blijven geholpen worden door het UWV.

De Wsw sluit per 2015 volledig. Er kunnen geen mensen meer in deze regeling stromen. Mensen met beperkingen die eerder in de Wsw terecht zouden komen, vallen vanaf dit jaar onder de werking van de Participatiewet. De rechten en plichten van burgers die voor 2015 in de Wsw zijn gekomen, blijven wel in stand: zij behouden hun dienstbetrekking. Mensen die op de wachtlijst voor de Wsw stonden, vallen onder de nieuwe Participatiewet. Afgezien van deze nieuwe doelgroepen voor de gemeente, blijft de kern van deze ‘nieuwe bijstandswet’ het bieden van een financieel vangnet aan mensen die niet economisch zelfredzaam zijn en het bevorderen van hun re-integratie op de arbeidsmarkt.

Nieuwe re-integratievoorzieningen

Tegelijkertijd met het sluiten van de WSW wordt er begonnen met de opbouw van beschut werk. Structureel zullen er middelen zijn om 30.000 beschutte werkplekken aan te bieden.

  • 1.

    Beschut werk is bedoeld voor mensen die niet kunnen werken in een reguliere werkomgeving. Door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking is een aanzienlijke mate van begeleiding en aanpassing van de werkplek nodig om arbeid te kunnen verrichten. Of iemand in aanmerking komt voor beschut werk, wordt vastgesteld door het UWV. Gemeenten krijgen de ruimte om binnen de kaders van de Participatiewet een nieuwe voorziening voor beschut werken te organiseren, voor mensen met een verdiencapaciteit tussen de 20% en 40% van het wettelijk minimumloon. Deze nieuwe voorziening kan op verschillende wijzen worden georganiseerd. Zo kunnen de beschutte werkplekken worden aangeboden door reguliere werkgevers, bij sociale werkvoorzieningen en bij gemeenten zelf.

  • 2.

    Een andere vernieuwing is dat loonkostensubsidie kan worden betaald vanuit het inkomensdeel. Met loonkostensubsidie kan de gemeente een werkgever compenseren voor mensen met een lagere loonwaarde dan het wettelijk minimumloon. Deze loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon.

  • 3.

    Ten derde kunnen gemeenten binnen de Participatiewet een studieregeling aanbieden aan jongeren die niet in staat zijn het minimumloon te verdienen. De gemeente bepaalt de hoogte en frequentie van deze studietoeslag.

Ontschotte budgetten

Er komt één gebundeld re-integratiebudget, waarin alle middelen bedoeld voor bevordering van arbeidsdeelname en terugdringing van uitkeringslasten worden gebundeld. Het gebundeld re-integratiebudget is opgebouwd uit het Participatiebudget en de rijksbijdrage Wsw.

Bij de overheveling van de middelen voor de Wsw wordt rekening gehouden met het natuurlijk verloop onder de bestaande Sw-werknemers, doordat zij met pensioen gaan. Daarbovenop wordt een efficiencykorting toegepast door het Rijk. Ook op het Participatiebudget wordt een korting doorgevoerd.

Het Participatiebudget gaat vanaf 2015 onderdeel uitmaken van het Sociaal deelfonds, waarin de middelen voor de WMO, de Jeugdzorg en het Participatiebudget worden gebundeld tot één ongedeeld budget. De gemeenten krijgen vanaf 2015 de ruimte om binnen de grenzen van het sociaal deelfonds deze gebundelde middelen naar eigen inzicht te besteden.

Een andere ontwikkeling op financieel vlak is dat het kabinet verkent of voor de manier waarop de gebundelde uitkering voor WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 aan de gemeenten wordt toebedeeld, een verbeterde systematiek kan worden ingevoerd. Dit hoeft niet automatisch tot een hoger budget te leiden. Het kan voor sommige gemeenten tot een lagere uitkering leiden.

De gebundelde uitkering is een ongeoormerkt budget. Dat betekent dat de gemeente een eventueel overschot op het budget vrij mag besteden, maar ook dat de gemeente een tekort op het budget zelf moet opvangen. De gebundelde uitkering zal niet worden toegevoegd aan het deelfonds sociaal domein.

Meer banen voor mensen met een arbeidsbeperking: Werkbedrijven en quotumregeling

In het Sociaal Akkoord van april 2013 hebben werkgevers, vakbonden en overheid afspraken gemaakt over het creëren van extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Oplopend naar 2026 worden er structureel 100.000 extra banen gecreëerd in de marktsector. De overheid zorgt tot 2024 nog eens voor 25.000 extra banen. Deze baanafspraak staat los van de 30.000 beschutte werkplaatsen die in de komende jaren worden gecreëerd en los van de arbeidsplaatsen waarop Wajongers nu al werken.

De extra banen zijn bedoeld voor mensen die niet in staat zijn een inkomen op het niveau van het wettelijk minimumloon te verdienen en die onder de Participatiewet aan de slag gaan. Bestaande Wajongers en mensen die op de Wsw-wachtlijst stonden, tellen mee voor deze banen. De eerste jaren krijgen zij bovendien prioriteit bij de toeleiding naar de extra banen bij reguliere werkgevers.

Om deze mensen en de werkplekken die beschikbaar komen goed bij elkaar te brengen komen er 35 regionale zogenaamde ‘Werkbedrijven’. Deze samenwerkingsverbanden van werkgevers, gemeenten, UWV en werknemersorganisaties vormen straks de schakel tussen de werkgever en mensen met een arbeidsbeperking die aan de slag worden geholpen. Gemeenten hebben de lead in deze samenwerkingsverbanden.

Als werkgevers de afgesproken extra banen onvoldoende realiseren, treedt een wettelijk quotum in werking. Het quotum houdt in dat op termijn elke werkgever met 25 en meer werknemers een formele verplichting krijgt 5% van de arbeidsplaatsen open te stellen voor mensen met een arbeidsbeperking, en moet betalen voor niet vervulde plekken. Om te bepalen of het quotum wordt ingesteld, wordt er regelmatig gemonitord of er voldoende extra banen beschikbaar zijn. De eerste meting vindt plaats over 2015, ten opzichte van het aantal banen van mensen uit de doelgroep op 1 januari 2013.

Aanvullende nieuwe kaders door de Wet maatregelen

Naast de Participatiewet wordt per 2015 ook de ‘Wet maatregelen’ ingevoerd. Deze wet ondersteunt de participatievisie van de regering. Hieronder worden de belangrijkste nieuwe kaders die deze met zich meebrengt uiteengezet.

  • Ø

    Gemeenten worden verplicht om expliciet beleid te ontwikkelen over het opleggen van de ‘tegenprestatie’ voor het ontvangen van een uitkering. Het gaat hier om maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die niet tot verdringing mogen leiden en die de re-integratie van de bijstandsgerechtigde niet hinderen. De gemeente is niet verplicht elke bijstandsgerechtigde een tegenprestatie op te leggen, maar moet wel in een verordening vastleggen hoe de gemeente omgaat met dit nieuwe middel.

  • Ø

    Daarnaast worden diverse verplichtingen en de ‘maatregel’ die wordt opgelegd bij het niet nakomen daarvan, geharmoniseerd. Hieronder zijn ook de plichten opgenomen om te verhuizen als dit nodig is voor het verkrijgen van een baan en de plicht om persoonlijke verzorging en gedrag het verkrijgen van een baan niet te laten belemmeren. Als een bijstandsgerechtigde een van deze verplichtingen niet naleeft dan leidt dat tot een verlaging van de uitkering van 100% gedurende minimaal één maand en maximaal drie maanden. Bij recidive (herhaling) dienen zwaardere maatregelen te worden opgelegd. De gemeente heeft de ruimte om deze maatregel af te stemmen op de omstandigheden van de bijstandsgerechtigde, of niet op te leggen als er geen sprake is van verwijtbaar gedrag.

  • Ø

    Ook wordt de ‘kostendelersnorm’ ingevoerd. Hierdoor wordt de uitkering lager naarmate meer mensen in dezelfde woning wonen en algemene kosten met elkaar kunnen delen.

  • Ø

    Tenslotte worden de mogelijkheden om individuele bijzondere bijstand te verstrekken verruimd, terwijl de mogelijkheden om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken worden beperkt. De insteek is hier dat deze extra inkomensondersteuning nog meer op basis van individueel maatwerk moet gebeuren.

2.2. Lokale kaders

In februari 2013 werd ‘Meedoen naar Vermogen’ vastgesteld, de Visienota Transities in het Sociaal Domein. In deze nota heeft de raad ervoor gekozen om de taken die voortkomen uit de nieuwe wetten integraal te benaderen. We streven ernaar dat alle inwoners naar vermogen en vanuit eigen kracht meedoen aan de samenleving. Voor het overgrote deel van onze inwoners is dat bijna vanzelfsprekend; zij werken om in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien en nemen actief deel aan de maatschappij. Veel Berkellanders bieden bovendien ondersteuning aan anderen, bijvoorbeeld in de rol van collega, werkgever, goede buur, vriend, vrijwilliger of mantelzorger.

Voor een aantal van onze inwoners gaat deze participatie niet vanzelf. Dan is ondersteuning nodig tijdelijk of permanent, in een instelling of thuis, op het gebied van werk of dagelijkse verzorging.

We streven ernaar deze ondersteuning zoveel mogelijk te organiseren in de eigen natuurlijke leefomgeving van mensen, in eigen sociale netwerken, vrijwilligers in de wijk en bij werkgevers in een gemeente. Wij zien als gemeente een rol gericht op het vergroten van de participatie van mensen. Een stimulerende en activerende rol.

Omdat de ondersteuning die nodig kan zijn voor een inwoner/ een gezin soms raakvlakken heeft met de verschillende transities, kiezen we in Berkelland voor een samenhangende benadering vanuit de Voormekaar Teams. De gevolgen kunnen groot zijn voor gezinnen waar al die regelingen samenkomen. Tegelijkertijd bieden de transities juist kansen om deze gezinnen beter te ondersteunen dan voorheen, doordat de gemeente nu alle regelingen in eigen hand heeft.

3.Omgevingsverkenning

Om vanuit deze nieuwe kaders de vertaalslag te maken naar concrete dienstverlening, is het eerst nodig een beeld te krijgen van de omgeving waarin deze diensten moeten worden verleend. In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens het klantenbestand van de Participatiewet, een prognose van het gemiddeld besteedbaar budget per bijstandsgerechtigde en de arbeidsmarkt onder de loep genomen.

3.1 Klantenbestand

Om de dienstverlening te organiseren is het van belang de bijstandsgerechtigden goed te kennen. Zowel de al bij de gemeenten bekende bijstandsgerechtigden, als de nieuwe doelgroepen die met de Participatiewet hun intrede doen bij gemeenten. Hieronder wordt het klantenbestand in beeld gebracht in eerst kwantitatieve zin. De daarop volgende tabellen geven samen in kwalitatieve zin aan wat de afstand tot de arbeidsmarkt van het klantenbestand is. Bij onderstaande gegevens geldt

1 januari 2014 als peildatum, waar geen aparte datum wordt vermeld.

Uitkeringsgerechtigden per regeling

Uitkeringgegevens per 1 januari 2014

Regeling

Berkelland

Wwb

467

Instroom 2013

252

Uitstroom 2013

223

Bbz - starters

7

Bbz - gevestigd

24

Ioaw

36

Ioaz

7

Totaal uitkeringen

514

Wsw dienstbetrekking

357

Wsw wachtlijst

49

Totaal Wsw-indicatie

406

Inwoners gemeente

44.650

Beeld Wajong UWV

Berkelland

Standcijfer 1 januari 2014

Instroom 2013

Uitstroom 2013

Regeling

Oude Wajong

497

8

Nieuwe Wajong, waarvan

153

67

Uitkeringsregeling

13

Werkregeling

94

Studieregeling

46

Totaal

650

75

17

Positie participatieladder & loonwaardecategorie

Personen die een uitkering krijgen, worden na de werkintake ingedeeld op een treden van de zogenaamde Participatieladder. Voor iemand op de 1e trede is in eerste instantie ‘zorg’ nodig. Iemand op de hoogste trede heeft betaald werk zonder verdere ondersteuning. De indeling is geen statisch gegeven: als het goed is wordt in de loop der tijd een hogere trede bereikt. Het bestand van de gemeente Berkelland is per 1 januari 2014 als volgt ingedeeld.

(berkelland - participatieladder)

Bij de opstelling van het Businessplan SDOA in 2011 hebben wij gekozen voor een indeling in groepen met een indicatie voor de te behalen loonwaarde.

Groep 1

Structurele verdiencapaciteit > 100% Wettelijk Minimum Loon

Deze groep wordt via de kortste weg aan het werk geholpen. De re-integratiedienstverlening aan de groep is minimaal, wij gaan er van uit dat deze groep snel op eigen kracht aan regulier werk kan komen. Het aanvragen van een uitkering wordt ontmoedigd.

Groep 2

Tijdelijke verdiencapaciteit <100% Wettelijk Minimum Loon met tijdelijke ondersteuning

Deze groep heeft een klein steuntje in de rug nodig om uit te kunnen stromen naar ongesubsidieerd regulier werk. Hiervoor worden korte vakgerichte scholing en/of tijdelijke werkervaringsplaatsen (met behoud van uitkering of met tijdelijke loonkostensubsidie) ingezet.

Groep 3

Structurele verdiencapaciteit 20-100% Wettelijk Minimum Loon

Voor deze groep is het belangrijk om, waar mogelijk, de belemmeringen die iemand heeft om aan het werk te komen zo snel mogelijk weg te nemen. Hierbij is een brede inzet van instrumenten mogelijk. Het UWV voert de indicatie uit voor eventueel beschut werk. Het uitgangspunt bij de inzet van loonkostensubsidie is dat de inzet op klantniveau minimaal kostendekkend moet zijn. Wanneer het niet kostendekkend is, richten wij ons op participatie zonder loonvormende arbeid. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de sociale netwerken in de buurten en wijken.

Groep 4

Structurele verdiencapaciteit < 20%

Wettelijk Minimum Loon (zonder indicatie “Beschut werken”)

Deze groep ontvangt langdurig een uitkering (vanuit het inkomensdeel). Er is geen mogelijkheid tot instroom in reguliere arbeid. Voor maatschappelijke participatie is deze groep aangewezen op een zogenoemd zorgtraject of sociale activering. Deze ondersteuning vergt een integrale aanpak over de volledige breedte van het sociale domein.

Deze indeling geeft ons aanknopingspunten voor in te zetten maatregelen per groep:

  • Ø

    Groep 1 zijn mensen die direct bemiddelbaar zijn. Deze groep moet snel weer op eigen benen kunnen staan. De focus ligt op het voorkomen van de instroom, de snelle bemiddeling naar algemeen geaccepteerde arbeid en beperkte ondersteuning in de vorm van bijvoorbeeld sollicitatietrainingen. Scholing en training kunnen aan de orde zijn, maar alleen in combinatie met een dienstverband.

  • Ø

    Groep 2 zijn mensen die bemiddelbaar zijn, maar die zonder ondersteuning moeilijk een dienstverband vinden. De focus bij deze groep ligt op snelle inzet van tijdelijke vormen van loonkostensubsidie ter ondersteuning van de bemiddeling. Daarnaast kan ook hier scholing en training worden ingezet in combinatie met een (tijdelijk gesubsidieerd) dienstverband.

  • Ø

    Groep 3 zijn mensen die in verschillende mate arbeid kunnen vervullen, maar permanent afhankelijk zijn van ondersteuning daarbij. De focus bij deze groep ligt op het werken naar vermogen, of een combinatie van een uitkering met een dienstverband of een daarmee vergelijkbare constructie. De ondersteuning richt zich op de vaststelling van de verdiencapaciteit, de bemiddeling naar geschikte werkplekken en de begeleiding op de werkplek (jobcoaching). Daarnaast willen we een vorm van beloning voor mensen die zich ontwikkelen naar een hogere verdiencapaciteit.

  • Ø

    Groep 4 zijn mensen die permanent niet in staat zijn om arbeid te vervullen, maar aangewezen zijn op mogelijkheden voor dagbesteding in de regio. De focus bij deze groep ligt op de rechtmatige verstrekking van de uitkering en het stimuleren van mensen om met behoud van uitkering vrijwilligerswerk te doen of, voor zover mogelijk, gebruik te maken van voorzieningen gericht op dagbesteding.

Als we het landelijke beeld vertalen naar de gemeente, komen we tot het volgende specifieke beeld (stand per 1 januari 2014):

Groep

Landelijk

Berkelland

Loonwaarde

1 Direct bemiddelbaar

20%

97

≥ 100% WML

2 Bemiddelbaar met tijdelijke ondersteuning

25%

121

60% WML

3 Bemiddelbaar met langdurige ondersteuning

25%

121

40% WML

4 Permanent niet bemiddelbaar

30%

145

< 20% WML

Totaal

100%

483

Zoals gesteld, is dit een vertaling naar het landelijke beeld. De werkelijke aantallen per groep kunnen hiervan afwijken. De in deze tabel genoemde aantallen geven een eerste indicatie.

Ontheffing arbeidsplicht

In het klantenbestand zitten mensen die door persoonlijke omstandigheden (medisch, psychisch) niet in staat zijn zich in te zetten voor het krijgen van werk. Zij krijgen een – in principe tijdelijke – ontheffing van de arbeidsverplichting. Wij zijn hier terughoudend in omdat het uitgangspunt is dat iedereen zo veel mogelijk in zijn of haar eigen onderhoud moet voorzien. Uit onderstaand figuur blijkt dat slechts 13% van het bestand (67 personen) een ontheffing heeft.

Uitkeringsduur naar leeftijdsopbouw

In onderstaande tabel is het uitkeringenbestand ingedeeld naar leeftijd met gemiddelde uitkeringsduur (in maanden gerekend). Voor Berkelland geldt (evenals voor de beide andere SDOA-gemeenten) dat ca. 50% ouder is dan 45 jaar. Berkelland heeft het laagste percentage jongeren en het hoogste percentage ouderen. Oost Gelre valt op door de langste gemiddelde uitkeringsduur. De doorstroming van vooral de 45- plussers is in deze gemeente erg laag. Winterswijk heeft het hoogste percentage jongeren en het laagste percentage ouderen. Bovendien is de gemiddelde uitkeringsduur hier het kortst. Dit duidt op een snellere doorstroom dan bij de beide andere gemeenten.

3.2 Arbeidsmarkt

De in- en uitstroom van mensen in de Participatiewet is, naast de dienstverlening door gemeenten, in belangrijke mate afhankelijk van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het economische tij – een krappe of ruime arbeidsmarkt – is voor gemeenten vooral een gegeven. Het is belangrijk deze gegeven situatie goed te bekijken en in te spelen op de kansen.

Regionaal

De arbeidsmarkt functioneert grotendeels regionaal. In deze paragraaf wordt aan de hand van enkele belangrijke indicatoren de situatie op de Achterhoekse arbeidsmarkt geschetst. De onderstaande informatie komt uit de volgende bronnen:

  • Ø

    Basisset regionale arbeidsmarktinformatie Achterhoek, januari 2014, UWV

  • Ø

    Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek, december 2013, UWV

  • Ø

    Landelijke arbeidsmarktprognose, update, februari 2014, UWV

  • Ø

    Regio in beeld 2013, Arbeidsmarktschets Achterhoek’, UWV

Door behoorlijke toename van de participatiegraad groeit de beroepsbevolking, ook al daalt het aantal mensen in de leeftijdscategorie 15-64.

Met een dubbele dip achter de rug, begint de economie en het aantal banen langzaamaan te herstellen.

Aantal WW-uitkeringen stijgt landelijk al jaren hard

Het werkloosheidspercentage in de Achterhoek ligt significant onder het landelijk gemiddelde.

Aantal WW-uitkeringen in de regio Achterhoek in 2012 en 2013 hard gestegen

Behoorlijke fluctuatie in Achterhoekse WW-uitkeringen over 2013, veel instroom, maar ook behoorlijke uitstroom.

Aantal Achterhoekse vacatures bij UWV over 2013 sterk afgenomen

De 25 meest door werkgevers gevraagde beroepen laten zien dat voor sommige beroepen er goede perspectieven zijn, gezien het aantal WW-ers dat korter en langer dan 6 maanden WW ontvangt en de competenties heeft.

In 2012 daalde de werkgelegenheid in de Achterhoek in alle sectoren, behalve in de sector zorg en welzijn. Links van de verticale lijn geeft aan dat een sector kleiner is dan het landelijk gemiddelde; rechts groter dan landelijk gemiddelde (i.e. Achterhoek kent veel bouw en industrie).

De teruggang in het aantal Achterhoekse banen is in 2013-2014 vooral sterk in openbaar bestuur en financiële dienstverlening

Het aantal Achterhoekse vacatures is in de afgelopen drie jaar praktisch gehalveerd.

De afname van nieuwe Achterhoekse vacatures is sterk in 2013 en 2014, vooral in de sectoren bouw, zorg/welzijn en onderwijs.

Achterhoekse vacatures voor laagopgeleiden zijn er in 2012 en 2013 vooral in de detailhandel, zakelijke diensten en industrie.

Nieuwe Achterhoekse vacatures in 2012 en 2013 vooral in verzorgende/dienstverlenende, economische/ administratieve en technische beroepen.

Er zijn behoorlijke verschillen in geregistreerde niet-werkende werkzoekenden tussen de gemeenten in 2013.

De Achterhoek blijft net als het gehele oosten van het land achter in de werkloosheidscijfers in 2014

Achterhoekse werkzoekenden in 2013 vooral in technische, economische/ administratieve en verzorgende/dienstverlenende beroepen.

De helft van de Achterhoekse WW-ers stroomt de WW uit door het weer vinden van werk.

De Achterhoekse arbeidsmarkt is over de gehele breedte zeer ruim in Q2 2013.

Kansen liggen in de Achterhoek op de middellange termijn vooral in medische, verzorgende/ dienstverlenende en technische beroepen.

Vooral de Achterhoekse sectoren overheid en onderwijs zijn sterk vergrijsd

In dit hoofdstuk hebben we een globale beschrijving opgenomen van de arbeidsmarkt in de Achterhoek. Een goede analyse van de (toekomstige) werkgelegenheid en een inschatting van de mogelijkheden die deze werkgelegenheid biedt voor onze doelgroepen geeft op meerdere manieren richting aan onze inzet. Het vormt een basis voor het richten van begeleiding en opleiding van werkzoekenden op beschikbare en te verwachten banen in kanssectoren. Ook is het een goed vertrekpunt voor het opstellen en uitvoeren van marktbewerkingplannen. Samen met onze partners zullen wij deze analyse actueel houden en waar nodig verbeteren.

4.Visie en uitgangspunten

In dit hoofdstuk worden de visie en uitgangspunten waarmee de Achterhoekse gemeenten invulling willen geven aan de Participatiewet uiteengezet.

4.1 Participatiewet in breder perspectief

Dit hoofdstuk gaat in op de visie en uitgangspunten waarmee de Achterhoekse gemeenten invulling willen geven aan de Participatiewet.

In de Participatiewet wordt een vergelijkbare beweging gemaakt als in de andere transities. Deze leidt tot een herdefiniëring van de rollen van zowel overheid, samenleving als individuele inwoners. Deze herdefiniëring is noodzakelijk gezien de beleidsinhoudelijke opdracht, maar zeker ook gezien de financiële opdracht waar het Rijk ons voor stelt. Die vraagt om een andere manier van uitvoeren van taken in 2015. We denken niet meer vanuit ‘recht hebben op’, maar vanuit ‘wat kan ik zelf nog en waar heb ik hulp bij nodig?’ De beweging in het sociaal domein is niet langer ‘zorgen voor’ maar ‘zorgen dat’. Op andere beleidsterreinen is hetzelfde gaande. Er is duidelijk te zien dat onze rol verandert van “overnemen” van de problemen naar “zelf leren oplossen” en “zelf een bijdrage leveren”. Dit leidt ook tot andere uitvoeringsstructuren. Denk maar aan het wijk- en buurtgericht werken. Hieronder staan enkele initiatieven genoemd waarmee we de Participatiewet verder verbinden in het sociaal domein.

Vrijwilligerswerk, Beschut werk en dagbesteding in eigen kern We willen in de “eigen “ kern van mensen vormen van beschut werken, daginvulling/-besteding en vrijwilligerswerk koppelen aan Wmo-diensten en mantelzorgondersteuning. Zo komen vrijwilligers en inwoners die ondersteuning nodig hebben in hun eigen kern bij elkaar. We geloven hierbij sterk in de kracht van het lokale.

Brede intake Met inwoners die zich een eerste keer melden op het Loopbaanplein houden we een brede intake waarbij alle onderdelen van het sociaal domein aan bod komen. Uiteraard staan hier de eigen omgeving en kracht van de burger centraal. Aan de voorkant werken we dan met generalisten. Waar nodig vindt na de brede intake via een warme overdracht doorgeleiding plaats naar de Voormekaar teams.

Plaatsing SW-ers Een ander initiatief is de bestaande samenwerking tussen het SW bedrijf en de gemeenten, bij de plaatsing van SW-ers binnen de gemeentelijke organisatie. Een belangrijk doel hiervan is dat deelnemers de mogelijkheid krijgen om (weer) te participeren in het arbeidsproces. Deelnemers kenmerken zich door een verstandelijke beperking en bijkomende psychische problematiek die met de juiste ondersteuning in staat zijn te werken.

Ondersteuning na inzet van eigen mogelijkheden

Deze visie gaat uit van ondersteuning vanuit de volgende vragen: Wat kan de inwoner zelf? Welke mogelijkheden zijn er vanuit de eigen omgeving en in hoeverre kunnen ze daaruit ondersteuning krijgen? Welke ondersteuning is er nog nodig vanuit het algemene voorzieningenaanbod? Als na deze stappen nog altijd de vraag niet kan worden beantwoord, dan volgt de inzet van individuele voorzieningen. Het streven is daarbij wel om via maatwerk iemand zo snel mogelijk in staat te stellen om zelf weer verder te kunnen.

Het streven is om vanuit deze visie een samenhangende en betaalbare sociale infrastructuur te realiseren. Wij gaan uit van de eigen kracht van werkzoekenden. Wij willen dat zij zo veel als mogelijk zelf regie voeren. Niemand is gelijk, daarom moet onze ondersteuning altijd maatwerk zijn. Het ondersteuningsaanbod is selectief (dus “waar nodig”).

Daar waar sprake is van “meervoudige uitdagingen” willen wij de ondersteuning vormgeven volgens het principe van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur.

Samenwerking met andere spelers Wij beseffen dat de lokale overheid slechts een van de spelers is op het terrein van re-integratie. Met dit beleidsplan leggen wij ons beleid vast, in de wetenschap dat de effectiviteit van dit beleid voor een groot gedeelte wordt bepaald door anderen binnen ons speelveld. “Anderen” binnen de werelden van overheid, ondernemers en onderwijs. “Anderen” binnen onze gemeenten en daarbuiten, “anderen” binnen en buiten de Achterhoek. Vandaar ook dat wij ons sterk gaan maken voor het in samenwerking met diverse partijen vormgeven van het regionaal arbeidsmarktbeleid.

Dit betekent dat wij met inzet van bestuur en ambtelijke organisatie de boer op moeten. Wij moeten anderen verleiden om zich in te zetten voor een effectieve re-integratie van mensen die niet geheel op eigen kracht een plek op de arbeidsmarkt kunnen verkrijgen. Dit kunnen we doen door onze instrumenten af te stemmen op vraag en aanbod vanuit werkgevers, onderwijs en werkzoekenden. Maar dat kunnen we ook doen door overtuigingskracht, helderheid en bindend vermogen. En zeker niet in de laatste plaats door het goede voorbeeld te geven. Wij zijn tenslotte ook werkgever en opdrachtgever op een veelheid aan terreinen.

Brede transformatie in denken en doen Kortom, zoals wij de Participatiewet voor ogen hebben, is het niet enkel een technische aanpassing van de wetgeving. In onze visie maakt de Participatiewet onderdeel uit van een bredere transformatie in het sociaal domein, in denken en doen. Hoe dit allemaal moet, is nog niet op alle onderdelen duidelijk. Wetgeving is en blijft in ontwikkeling en hetzelfde geldt voor de arbeidsmarkt. We zullen steeds meer ervaring opdoen in het efficiënt en effectief invulling geven aan onze taken. Intern op het gebied van bijvoorbeeld de afstemming met de andere transities. En extern in de samenwerking met andere partijen, zoals werkgevers en onderwijsinstellingen. Dit betekent wel dat er bewegingsruimte moet blijven om deze afstemming voortdurend te kunnen verbeteren. Deze ruimte bouwen we dan ook in dit beleidsplan en de uitvoering ervan in.

4.2 Doelstellingen

Bij het opstellen en uitvoeren van het participatiebeleid stellen wij ons de volgende doelen:

Het terugdringen van het aantal bijstandsgerechtigden Uiteraard is en blijft het terugdringen van het aantal bijstandsuitkeringen een doel van het re-integratiebeleid. Hierbij is niet alleen de uitstroom van belang, maar ook het voorkomen van instroom in de bijstand. Wij gaan deze doelstellingen jaarlijks “SMART” formuleren in termen van uitstroom, toename van participatie aan de samenleving en aantallen bijstandsgerechtigden.

Het bevorderen van de mogelijkheden op regulier werk. Een groot gedeelte van de werkzoekenden vindt zonder tussenkomst van de gemeente een plek op de arbeidsmarkt. Voor een aantal geldt dat niet. Door het bieden van ondersteuning willen wij de kansen van deze groep op regulier werk (baan of zelfstandig ondernemerschap) vergroten.

Het bevorderen van het benutten van het verdienvermogen Een aantal werkzoekenden is niet in staat om dusdanig productief te zijn, dat werkgevers bereid zijn om hen aan te nemen tegen het wettelijk minimumloon. Wij richten ons erop om deze mensen te ondersteunen bij het vinden van werk, waarbij hun vermogens maximaal worden benut.

Het bevorderen van scholing vooral bij de doelgroep van 18 tot 27 jaar Deze groep vergroot door scholing de kans op de arbeidsmarkt. Bovendien zal er vaak recht bestaan op studiefinanciering waardoor men geen beroep op bijstand hoeft te doen.

Het bevorderen van actieve deelname aan de maatschappij Niet voor iedereen is op korte of middellange termijn een reguliere baan een haalbaar doel. Onze inzet is om hen (weer) actief te laten deelnemen aan de samenleving.

4.3 Uitgangspunten

Bij de uitvoering van de Participatiewet hanteren wij de volgende uitgangspunten:

  • Ø

    Klant- en resultaatgericht: Wij redeneren vanuit het perspectief van de klant en zijn daarbij resultaatgericht. Resultaat voor werkzoekenden betekent “naar vermogen” meedoen aan de maatschappij, bij voorkeur in een reguliere baan. Wij gaan uit van de mogelijkheden en niet zozeer van de beperkingen van mensen. Voor werkgevers betekent het resultaat het voorzien in een arbeidsbehoefte.

  • Ø

    Eigen verantwoordelijkheid van onze klanten: Wij doen een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van onze klanten. Wij nemen deze verantwoordelijkheid niet over, maar leveren selectieve ondersteuning. En dat doen we alleen daar waar deze noodzakelijk is om het resultaat te bereiken.

  • Ø

    Streng maar rechtvaardig: Als een klant recht heeft op een uitkering, dan verstrekken wij deze. Maar dan ook alleen aan diegenen die daar daadwerkelijk recht op hebben. Dit achten wij van groot belang voor het behouden van het maatschappelijk draagvlak voor ons stelsel van sociale zekerheid. Zowel bij de eerste aanvraag als gedurende de uitkeringsperiode zorgen we ervoor dat uitkeringen niet ten onrechte worden verstrekt. Dit doen we geheel volgens de principes van hoogwaardig handhaven.

  • Ø

    Werk boven inkomen: Het is belangrijk dat klanten zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Ondersteuning van onze klanten in hun zoektocht naar werk staat daarom centraal in onze dienstverlening. Evenals het al dan niet vergroten van hun kansen op de arbeidsmarkt.

  • Ø

    Uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid: Wij richten ons op uitstroom van onze klanten naar regulier werk. Het uitgangspunt is algemeen geaccepteerde arbeid. Dit wil zeggen: alle arbeid die algemeen maatschappelijk is aanvaard. In principe is dat alle arbeid die wettelijk is toegestaan. Het is hierbij niet noodzakelijk dat het werk aansluit bij opleiding of werkervaring. Klanten met een uitkering dienen een aanbod voor een dergelijke baan te accepteren. Uiteraard is het wel van belang dat de klant fysiek en geestelijk het vermogen heeft om het werk te verrichten.

  • Ø

    Structurele en duurzame verbetering kansen op de arbeidsmarkt: Het uitgangspunt is dat iedere klant de plicht heeft om algemeen geaccepteerde arbeid te accepteren. Toch leidt dit er niet bij alle klanten toe dat de kansen op een structurele onafhankelijkheid van een uitkering toenemen. Als de mogelijkheden van de klant zich daartoe lenen, wijken wij af van dit principe. Voor een klant zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt, die wel in staat is om binnen afzienbare tijd een dergelijke startkwalificatie te behalen, wordt overwogen om deze startkwalificatie alsnog te behalen. Onze ondersteuning is niet alleen gericht op werk verkrijgen, maar ook op werk behouden. Dit is maatwerk, waarbij onder andere vaardigheden en motivatie een rol spelen.

  • Ø

    Sluitende aanpak, selectieve en effectieve ondersteuning: Iedereen die daarvoor in aanmerking komt, heeft recht op een activerend aanbod. Wel zijn wij selectief in de ondersteuning die wij bieden. Wij laten ons mede leiden door (de zich steeds verder ontwikkelende) kennis over de effectiviteit van de verschillende instrumenten. Zo bieden wij geen ondersteuning aan klanten die naar onze inschatting zonder onze hulp een baan kunnen vinden. Verder richten wij ons erop om klanten “in beweging te houden”. Langdurige werkervaringsbanen of participatiebanen achten wij niet effectief.

  • Ø

    Maatwerk: Re-integratie is en blijft maatwerk. Ook is niet voor iedere klant regulier werk in dezelfde mate en in hetzelfde tijdsbestek haalbaar. Iedere klant is anders en heeft specifieke ondersteuning nodig in zijn of haar weg naar werk of andere vormen van “meedoen aan de maatschappij”. Bovendien is de vraag van de werkgevers mede bepalend voor het meest effectieve traject naar werk. Wij streven ernaar om zowel werkgevers als werkzoekenden zoveel mogelijk maatwerk te leveren.

  • Ø

    De marktvraag centraal: De werkgever stelt eisen aan de werkzoekenden en bepaalt of iemand wel of niet wordt aangenomen. Maatschappelijke instellingen en burgers stellen eisen aan vrijwilligers of klanten die al dan niet met behoud van uitkering bepaalde diensten verrichten. Deze vragen vanuit de markt stellen wij centraal. Wij richten onze ondersteuning erop om onze werkzoekende klanten te laten voldoen aan deze eisen.

  • Ø

    Voor wat hoort wat: Wij verwachten van mensen dat zij zich maximaal inzetten om naar vermogen mee te doen. Wij achten het rechtvaardig om van klanten een tegenprestatie te verlangen voor het ontvangen van een bijstandsuitkering. Onze inspanningen zijn er ook op gericht om de arbeidsparticipatie te verhogen en de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren. Dit vergroot de mogelijkheden van werkgevers om geschikt personeel te vinden. Daarom verlangen wij ook van werkgevers een bijdrage. Uiteraard, voor zover wij daartoe mogelijkheden hebben.

  • Ø

    Waar voor uw geld: Niet alle werkzoekenden zijn in staat om op de reguliere arbeidsmarkt een baan te vinden tegen het wettelijk minimumloon. Wij zijn bereid om werkgevers te compenseren voor een eventueel verminderde arbeidsproductiviteit van onze werkzoekenden. De werkgever krijgt dus waar voor zijn of haar geld. Dit betekent dat zowel de hoogte als de duur van de compensatie afhankelijk zijn van de geleverde arbeidsprestatie.

  • Ø

    Korte lijnen en administratieve lastenbeperking: Wij organiseren onze dienstverlening zo effectief mogelijk. Onze dienstverlening kenmerkt zich door heldere aanspreekpunten, korte lijnen en zo weinig mogelijk administratieve lasten voor werkgevers, werkzoekenden en onze eigen organisatie(s).

  • Ø

    Samenhang met andere gemeentelijke dienstverlening: Onze klanten doen vaak een beroep op meerdere gemeentelijke diensten. Dit geldt zowel voor werkgevers en maatschappelijke instellingen als voor werkzoekenden. Wij gaan onze dienstverlening zo inrichten, dat we verbindingen kunnen leggen met deze andere vormen van dienstverlening. Bij bredere vraagstukken van de inwoner (meerdere domeinen) is er één centraal aanspreekpunt/ persoon. Deze coördineert alle benodigde ondersteuning. Adagium is hierbij: 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Werk en inkomen vervullen hierin een specialistische rol, namelijk het zo snel mogelijk weer begeleiden naar regulier werk en (indien nodig) verstrekken van uitkering.

  • Ø

    Modern en persoonlijk: We maken optimaal gebruik van de mogelijkheden van moderne media en digitale dienstverlening. Dit is efficiënt en vergroot de effectiviteit van onze dienstverlening. Maar dit mag niet leiden tot een “onpersoonlijke” benadering van onze klanten. Dus digitaal waar het kan, maar voor veel van onze diensten is persoonlijk contact noodzakelijk. Persoonlijk contact met werkzoekenden én werkgevers. Daarnaast geldt dat (nog) niet al onze klanten de mogelijkheden van de digitale dienstverlening (kunnen) benutten.

  • Ø

    Financieel gezond: Onze dienstverlening moet haalbaar zijn binnen de beschikbare budgetten. Dit kan leiden tot het stellen van prioriteiten en het maken van keuzes ten aanzien van de kwaliteit en intensiteit van de dienstverlening.

  • Ø

    Ook gedeeltelijke en/of tijdelijke uitstroom is uitstroom: De flexibilisering van (vooral de basis/onderkant van) de arbeidsmarkt maakt het noodzakelijk dat er flexibel wordt ingespeeld op de mogelijkheden. Zoals “parttime werk is ook werk” en “flexcontracten/tijdelijke contracten zorgen ook voor tijdelijke uitstroom en versterken CV’s.

5.De benadering van doelgroepen en dienstverlening

5.1 Beloningsbeleid

In de wet, nu nog WWB en straks in de Participatiewet, zijn mogelijkheden opgenomen om mensen te stimuleren aan het werk te gaan. Deze mogelijkheden bestaan uit:

    • Ø

      Een vrijlating van inkomsten uit arbeid;

    • Ø

      Een vrijlating van kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk;

    • Ø

      Het verstrekken van (stimulering)premies;

Vrijlating van inkomsten

Met betrekking tot de vrijlating van inkomsten is in de wet bepaald dat van de parttime inkomsten van een belanghebbende van 27 jaar en ouder gedurende maximaal een half jaar 25% mag worden vrijgelaten met een maximum van € 193, - per maand (peil 1-1-2014). Alleenstaande ouders kunnen onder voorwaarden nadat het recht op bovengenoemde vrijlating is geëindigd nog voor een extra vrijlating in aanmerking komen. De inkomstenvrijlating is alleen van toepassing indien de vrijlating naar het oordeel van het college bijdraagt aan inschakeling in de arbeid. Op grond hiervan kunnen gemeenten beleid formuleren bijvoorbeeld door strikte voorwaarden aan de vrijlating te verbinden.

Tijdens de behandeling van de Participatiewet in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris toegezegd dat er een inkomstenvrijlating in de nieuwe wet zal worden opgenomen ten behoeve van mensen met een medische uren beperking. Daarnaast komt er een studieregeling voor mensen met een bijstandsuitkering die een arbeidsbeperking hebben. De nadere uitwerking dient te worden afgewacht.

Vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk

De gemeenten kunnen ook vrijwilligerswerk stimuleren door de eventuele kostenvergoeding voor het vrijwilligerswerk tot een wettelijk bepaald bedrag vrij te laten. Het gaat daarbij om forfaitaire bedragen waarbij niet wordt gekeken naar de feitelijke hoogte van de kosten, waarvoor de vergoeding is bestemd. Gemeenten kunnen beleid formuleren voor die gevallen, waarin de kostenvergoeding meer bedraagt dan het forfaitaire bedrag. Daarnaast kunnen de gemeenten een nadere invulling geven aan het begrip “vrijwilligerswerk”.

Verstrekken van premies

De gemeenten kunnen in het kader van het re-integratiebeleid ook stimuleringspremies verstrekken. Bijvoorbeeld een premie bij uitstroom uit de bijstand, bij het verrichten van onbetaalde werkzaamheden of bij het afronden van scholing. De premies zijn in beginsel eenmalig en komen ten laste van het re-integratiedeel van het participatiebudget. De premies mogen maximaal € 2.305, - per jaar bedragen (peil 1-1-2014). De premies zijn voor de belanghebbenden fiscaal onbelast, waardoor deze niet doorwerken in bijvoorbeeld inkomensafhankelijke regelingen, waaronder de huur- en zorgtoeslag. Een aantal gemeenten verstrekt ook premies om daarmee het vrijwilligerswerk te stimuleren. Deze verstrekking mag niet samengaan met een vrijlating van kostenvergoeding vrijwilligerswerk, omdat anders de premie haar onbelaste status verliest.

Het hiervoor beschreven beloningsbeleid is niet van toepassing op de groep jongeren (tot 27 jaar) . Van deze groep wordt verwacht dat zij op eigen kracht uitstromen en dat daar geen stimuleringsmaatregelen voor nodig zijn.

Argumenten voor en tegen beloningsbeleid

Bij de vormgeving van het beloningsbeleid spelen een aantal (politieke)opvattingen een rol.

Tegen het beloningsbeleid kan worden aangevoerd dat dit indruist tegen het complementaire karakter van de bijstand, de bijstand vult immers aan tot een minimumniveau. Het druist ook in tegen het standpunt van het Kabinet dat gemeenten geen inkomenspolitiek mogen bedrijven. Daarnaast kan het beloningsbeleid leiden tot het vergroten van de armoedeval. Dit is het verschijnsel waarbij klanten bij het aanvaarden van een baan er in inkomen op achteruitgaan, door het wegvallen van tegemoetkomingen.

Anderzijds moet worden opgemerkt dat de ruimte in het budget van bijstandsgerechtigden de afgelopen jaren drastisch is gedaald. Op basis van het beloningsbeleid, bijvoorbeeld een premie voor het verrichten van onbetaalde arbeid, bestaat de mogelijkheid om enige inkomensverbetering te realiseren. Daarbij kan ook de opvatting, dat arbeid moet lonen, een rol spelen. Ook kan er een koppeling met het maatregelenbeleid worden gelegd, waarbij de insteek is dat een royaal beloningsbeleid een streng maatregelenbeleid rechtvaardigt.

De keuze om wel of niet een beloningbeleid te voeren kan ook afhankelijk zijn van de situatie op de lokale arbeidsmarkt en de bereidheid van de gemeente om hiervoor (extra)budget beschikbaar te stellen. Ten aanzien van de inkomstenvrijlating en vrijlating van kostenvergoeding vrijwilligerswerk voeren de gemeenten in de Achterhoek geen eenduidig beleid. Er zijn ook grote verschillen in beleid met betrekking tot het verstrekken van premies.

De gemeenten binnen het SDOA gebied hebben bij de vaststelling van het Businessplan 2012 impliciet besloten geen beloningbeleid te voeren. Vrijlating van een kostenvergoeding bij vrijwilligerswerk gebeurt in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. De burger wordt ook in financiële zin gefaciliteerd bij het vinden en aanvaarden van werk, maar het voldoen aan de plicht te participeren naar vermogen wordt niet apart beloond. Het wordt wel wenselijk geacht een inkomensvrijlating toe te passen ten behoeve van mensen met een medische uren beperking. Deze vrijlating is in de Participatiewet opgenomen om mensen die om medische redenen slechts beperkt (in uren) kunnen werken, enig perspectief te bieden.

5.2 Aanpalend beleid

Naast instroombeperkende en uitstroombevorderende instrumenten zijn er diverse maatregelen te onderscheiden die ondersteunend zijn aan het re-integratie en/of participatiebeleid van gemeente. De inkomensondersteunende maatregelen zijn erop gericht om de financiële belemmeringen waardoor mensen niet kunnen meedoen aan de samenleving weg te nemen. Daarnaast bieden deze maatregelen de mogelijkheid om de kans op algemeen geaccepteerde arbeid en het niveau van deze arbeid te verhogen.

Individuele studietoeslag

Studenten met een beperking die door hun beperking geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen in bijvoorbeeld een bijbaan kunnen een individuele studietoeslag van de gemeente ontvangen. De individuele studietoeslag is bestemd voor personen van 18 jaar of ouder met een arbeidsbeperking die recht hebben op studiefinanciering of een bijdrage op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Voorwaarde hiervoor is wel dat de desbetreffende persoon geen in aanmerking te nemen vermogen heeft en met voltijdse arbeid niet in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. In relatie tot het participatiebeleid kan de individuele studietoeslag er aan bijdragen dat personen langer doorstuderen en/of weer een studie oppakken. Dit wordt in een aparte verordening vastgelegd.

Individuele inkomenstoeslag

De individuele inkomenstoeslag geldt als een vervanging van de voorheen bekende langdurigheidtoeslag. De gemeente kan de toeslag verlenen aan personen van 21 jaar of ouder (doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd) indien de desbetreffende persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Bij het verlenen van een individuele inkomenstoeslag kijkt de gemeente naar de krachten enbekwaamheden van de desbetreffende persoon. Indien de desbetreffende persoon voldoendeinspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, wordt de individueleinkomenstoeslag verleend.

Medisch urenbeperkt

Van een persoon die algemene bijstand ontvangt kan vastgesteld worden dat hij/zij medisch urenbeperkt is. Medisch urenbeperkt houdt in dat iemand alleen maar in deeltijd kan werken, maar daarbij per uur wel volledig productief is. Medische urenbeperking kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling. Een medische urenbeperking dient te allen tijde medisch vastgesteld te zijn. Voor mensen die alleen de indicatie ‘medisch urenbeperkt’ hebben, kan geen loonkosten subsidie worden ingezet, zij zijn immers per gewerkt uur volledig productief. Een loonkostensubsidie kan alleen worden ingezet indien mensen naast de indicatie ‘medisch urenbeperkt’ ook een beperking per uur hebben. Mensen met een indicatie ‘medisch urenbeperkt’ kunnen wel een beroep doen op de gemeente voor andere ondersteuning en voorzieningen om te werken. Indien medisch urenbeperkten ter aanvulling op hun loon vergaard uit gedeeltelijk werk aanvullende bijstand ontvangen, wordt 15 procent van de inkomsten uit dit werk (met een maximum van €124 per maand) niet verrekend met de bijstand of IOAW/IOAZ-uitkering.

Minimabeleid en Bijzondere bijstand

Inwoners kunnen op grond van het minimabeleid en de bijzondere bijstand een vergoeding aanvragen voor noodzakelijke uitgaven die door bijzondere omstandigheden niet betaald kunnen worden. Voorbeeld hiervan zijn extra kosten door ziekte of een bijdrage in de schoolkosten van kinderen. Zoals eerder gesteld worden in het kader van de Maatregelen WWB de mogelijkheden voor het verlenen van categoriale bijzondere bijstand sterk beperkt. In de beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid die in het najaar van 2014 opnieuw zullen worden vastgesteld wordt ingegaan op de wijze waarop we invulling geven aan de verdere individualisering van bijzondere bijstand.

Vrijwilligerswerk en de Tegenprestatie

We stimuleren in principe alle uitkeringsgerechtigden tot het verrichten van vrijwilligerswerk. Al moet voorkomen worden dat een zogenaamd ‘lock-in effect’ ontstaat. Dit zou betekenen dat mensen vast zitten aan het vrijwilligerswerk en niet kunnen doorstromen naar een reguliere baan. Ook voor hen die vrijwilligerswerk verrichten geldt dat het verkrijgen van reguliere arbeid (al dan niet met ondersteuning van de gemeente) altijd voorop moet staan. Het verrichten van vrijwilligerswerk is niet alleen goed voor de persoon in kwestie, maar draagt ook bij aan het maatschappelijke klimaat in de gemeente. Vrijwilligers kunnen bijvoorbeeld ondersteuning bieden aan ouderen en mensen die op de één of andere manier niet in staat zijn om helemaal zelfstandig in de samenleving te participeren. Deze vorm van vrijwilligerswerk kan voorkomen dat inwoners een beroep op de WMO moeten doen. De gemeente faciliteert en ondersteunt vrijwilligers die zich nuttig maken voor de samenleving.

De verplichte tegenprestatie is uit de wet gehaald. Onder een tegenprestatie wordt het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden verstaan die naast of in aanvulling op reguliere arbeid worden verricht. De gemeente is wel verplicht een verordening op te stellen over hoe om te gaan met wederkerigheid / tegenprestatie. Wij staan achter het idee van wederkerigheid. Om dat te bereiken passen wij geen directe dwang toe, maar motiveren wij mensen een bijdrage te leveren naar vermogen. Ook een tegenprestatie draagt namelijk bij aan het maatschappelijk klimaat en is goed voor de persoon in kwestie. Belangrijk uitgangspunt van de tegenprestatie is dat deze niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt. In de nog op te stellen verordening wordt de mogelijkheid open gelaten om in voorkomende gevallen een daadwerkelijke verplichting op te leggen (ter beoordeling aan het college).

Financiële ondersteuning (startende) ondernemers Via het Bijstandbesluit zelfstandigen (Bbz) 2004 kan de gemeente ondersteuning bieden aan startende ondernemers (bijvoorbeeld vanuit een uitkeringssituatie) maar ook aan gevestigde zelfstandigen die tijdelijk in financiële problemen verkeren. Deze ondersteuning kan bestaan uit begeleiding en advies en uit bijstand in de kosten van levensonderhoud of bedrijfskrediet. De gemeente Berkelland heeft de uitvoering van het Bbz opgedragen aan de ROZ-groep, de regionale adviesorganisatie voor ondernemers in Twente en de Achterhoek.

Schulddienstverlening

In de eerste plaats zijn schuldenaren en schuldeisers zelf verantwoordelijk voor het op orde krijgen van hun financiële situatie. Als inwoners toch hulp nodig hebben, kunnen zij bij de Stadsbank Oost Nederland terecht voor hulp bij het op orde krijgen van hun financiën. In het beleidsplan schulddienstverlening is nader uitgewerkt hoe we hier vorm aan geven. Vrijwilligersorganisaties Humanitas en schuldhulpmaatje spelen een aanvullende en ondersteunende rol binnen de schulddienstverlening. Ze leren inwoners hoe ze om moeten gaan met geld om problemen in de toekomst te voorkomen. Deze vrijwillige initiatieven worden door ons ondersteund door middel van subsidieverlening.

Volwasseneneducatie

De afgelopen jaren zijn de gemeentelijke budgetten voor de volwasseneneducatie aanzienlijk gedaald en is de bestedingsvrijheid verder beperkt, terwijl de doelgroep alleen maar groter wordt. Een belangrijke voorwaarde om te kunnen participeren in de samenleving is de beheersing van de Nederlandse taal. Onder druk van de bezuinigingen en vanuit ons uitgangspunt dat inwoners zich maximaal moeten inzetten om naar vermogen mee te doen, verwachten wij dat inwoners nog meer zelf acties en initiatieven ondernemen om de Nederlandse taal te leren, indien nodig in samenwerking met het Voormekaar team. Ook willen wij meer nadruk leggen op het informele aanbod. Dit aanbod kenmerkt zich door de inzet van vrijwilligers. Wij willen verbindingen stimuleren tussen bibliotheken, taalinformatiepunten en de plek waar cursisten en taalcoaches elkaar treffen. Samen met het ROC willen we dit vormgeven door bestaande lokale initiatieven inzichtelijk te maken en met elkaar te verbinden. Hierdoor leert men elkaars mogelijkheden en werkwijzen kennen. Verder willen wij vooral inzetten op het verbeteren van de ondersteuning van de taalvrijwilligers bijvoorbeeld door het aanbieden van begeleiding door deskundige beroepskrachten.

Passend onderwijs en entreeonderwijs

In de Participatiewet is vastgelegd dat er voor jongeren een vierwekelijkse zoekperiode vooraf gaat aan een bijstandsaanvraag. In deze periode moeten jongeren zelfstandig op zoek naar werk en/of scholing. Als de jongere nog scholingsmogelijkheden heeft, wordt hij verwezen naar een opleiding en krijgt hij geen uitkering. In de Achterhoek passen we deze regels in goed overleg met onderwijsinstellingen toe, zodat er geen jongeren tussen wal en schip vallen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de “gezamenlijke intake”. Vanuit een brede intake worden alle leefgebieden in beeld gebracht om de leerbaarheid en schoolbaarheid van de jongere vast te stellen. Alleen zo kan een maatwerkoplossing worden geboden.

De invoering van het entreeonderwijs houdt een aanscherping van het MBO niveau 1 onderwijs in. De entreeopleiding is niet alleen gericht op doorstroom binnen het onderwijs, maar bereidt jongeren ook direct voor op de arbeidsmarkt. Ook worden de streefcijfers voor voortijdig schoolverlaten lager gesteld, wat een gezamenlijke uitdaging is voor gemeenten en het onderwijs. Deze belangrijke wijzigingen in het sociaal domein rond jongeren willen we gezamenlijk met onderwijs- en zorgpartners aangrijpen om tot een efficiëntere, minder versnipperde en meer sluitende dienstverlening te komen. In de Achterhoek wordt in verschillende projecten en structuren samengewerkt om deze wijzigingen gezamenlijk vorm te geven. Voorbeelden hierbij zijn: JOUW Unit, de Regionale Agenda Kwetsbare Jeugd, de Voorloperaanpak en het Actieplan Jeugdwerkloosheid 2013-2014.

Wtcg en CER

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatie Eigen Risico (CER) waren bedoeld als financiële tegemoetkoming voor mensen die door hun beperking bepaalde zorgkosten maakten. Gemeenten hebben de taakstelling om te kijken naar maatwerk en daarom worden deze regelingen afgeschaft. Het budget voor deze regelingen wordt toegevoegd aan de Wmo. Wij willen dit geld nadrukkelijk besteden aan maatwerkoplossingen. Daarnaast willen we een deel van deze voorziening onderbrengen in het pakket van de collectieve zorgverzekering die wij met Menzis hebben afgesloten (Zie ook blz. 26, 3D Beleidskader).

6 Werkgeversbenadering

Het re-integratiebeleid is al geruime tijd één van de speerpunten van ons beleid. En dat blijft voorlopig ook zo. Door een betaalde baan kunnen onze klant-werkzoekenden niet alleen onafhankelijk worden in hun levensonderhoud, maar ook hun talenten verder ontplooien. Wij zien dat het hebben van werk, een participatiebaan of deelname aan andere vormen van maatschappelijke participatie in belangrijke mate bijdraagt aan het terugdringen van sociale uitsluiting en armoede. Actief zijn, meedoen, initiatief nemen, eigen verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen (etc.), voegen op vele manieren iets toe aan het individueel welzijn van onze burgers, aan de economische ontwikkeling en aan de leefbaarheid van onze samenleving als geheel. Re-integratie dient meer doelen dan het aan het werk helpen van onze klanten alleen.

De rol van werkgevers is voor een effectieve re-integratie van groot belang. Zonder werkgevers geen banen. En dat de werkgevers zelf een belang hebben bij het vinden van arbeidskrachten is duidelijk. Hetzelfde geldt voor de werkzoekenden: het is in hun eigen belang dat zij een baan vinden. Gelet op deze belangen, kan veel worden overgelaten aan de werkzoekenden en werkgevers zelf. Daar waar dat kan, zullen we dat ook doen. Dit past bij het uitgangspunt dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het vergroten van hun kansen. Maar, we hebben een publieke taak om de werkzoekenden te ondersteunen, die niet op eigen kracht een baan kunnen vinden. In dit hoofdstuk schetsen we hoe we de koppeling tussen werkgever en werkzoekende tot stand willen brengen.

6.1 Visie van werkgevers

De afgelopen tijd hebben wij diverse gesprekken gevoerd met werkgevers in de regio over hun visie op re-integratie en werkgeversdienstverlening. Op basis van deze gesprekken kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Ø

    De toegang tot informatie en dienstverlening moet helder zijn. Het werkgeversservicepunt is hiervoor één van de geschikte kanalen. De uitstraling naar buiten toe kan worden verbeterd. Bij veel werkgevers is er nog sprake van onbekendheid over de mogelijkheden. Successen zouden meer bekend moeten worden gemaakt. Daarnaast bestaat bij de werkgevers de wens om automatisch toegang te hebben tot het aanbod van geschikte kandidaten.

  • Ø

    Een goed en intensief relatiebeheer met regelmatig persoonlijk contact met de werkgever, korte lijnen met de beslissers, en bedrijfsbezoeken zijn onontbeerlijk voor een effectieve werkgeversdienstverlening. Eén aanspreekpunt per ondernemer, individueel contact leidt tot de beste resultaten.

  • Ø

    Werkgevers zien voor gemeenten een belangrijke rol weggelegd bij de arbeidsmarktparticipatie van de doelgroep. De markt zelf zal zonder publieke dienstverlening niet snel of effectief zelf aan de slag gaan met deze doelgroep. Een actieve werkgeversbenadering is noodzakelijk.

  • Ø

    Dienstverlening met betrekking tot de groep mensen met arbeidsbeperking moet gericht zijn op het ontzorgen van de werkgever. Extra begeleiding mag geen ballast zijn voor de werkgever.

  • Ø

    Zo weinig mogelijk regels en administratieve lasten.

  • Ø

    Bedrijven die personeel in meerdere gemeenten werven moeten niet met verschillende regelingen te maken krijgen. Eén regeling voor loonwaarde naar een uniform model. De publieke uitvoering moet ondernemers zo veel mogelijk uit één loket faciliteren.

  • Ø

    Motivatie en het bezitten van elementaire werknemersvaardigheden zijn twee cruciale succesfactoren voor een geslaagde plaatsing. Zorg dat een kandidaat over elementaire werknemersvaardigheden beschikt. Laat opleiding en kwaliteitsborging aan de werkgevers over.

  • Ø

    Zet jobcoaching op maat in. Niet iedereen heeft dezelfde begeleidingsbehoefte. Bied alleen een no-risk polis aan voor die personen waarbij het risico van uitval door ziekte hoog is. Detachering wordt gezien als een gewenst instrument in het totale re-integratieaanbod. Ook dit dient als maatwerk te worden ingezet.

  • Ø

    Compensatie van verminderde arbeidsproductiviteit in de vorm van loonkostensubsidie en/of afdekking risico’s eventueel ziekteverzuim. Ook payrolling of detachering zijn instrumenten die de risico’s van werkgevers kunnen beperken.

  • Ø

    Verder is van belang dat er in het sociaal akkoord van 11 april 2013 afspraken gemaakt zijn over banen voor werkzoekenden met een arbeidsbeperking. Werkgevers nemen hun verantwoordelijkheid met de toezegging dat zij mensen met een beperking aan een baan zullen helpen, oplopend tot tienduizend mensen per jaar in 2020. Zo komt er een garantie voor in totaal 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking, waarvan 25.000 bij de overheid. Voor de Achterhoek betekent dit 1566 garantiebanen die door werkgevers zijn toegezegd.

In de uitgangspunten die de Werkkamer op 29 januari 2014 publiceerde, worden de regionale werkbedrijven verantwoordelijk voor het aan werk helpen van werkzoekenden met een arbeidsbeperking. Wajongers en mensen op de wachtlijst WSW krijgen de eerste jaren voorrang bij de bemiddeling naar door de werkgevers ter beschikking te stellen garantiebanen.

6.2 Aanpak op hoofdlijnen

Hoewel de lokale overheid een essentiële rol heeft bij het implementeren van de Participatiewet, is haar invloed op het functioneren van de arbeidsmarkt beperkt. Die beperkte invloed op de arbeidsmarkt is een lastige factor bij het optimaal kunnen bedienen van de doelgroep waarvoor de lokale overheid verantwoordelijk is. Dit gegeven dwingt de gemeenten vitale partijen (ondernemers, onderwijs, overheden; de drie O’s) bij elkaar te brengen en consensus te bereiken over de plannen en in te zetten middelen voor bovengenoemde doelgroepen. Haar rol zit er vooral in om processen op gang te brengen, partijen en mensen bij elkaar te brengen en erop toe te zien dat belangrijke stappen worden gezet.

Wij stellen ons tot doel om een bijdrage te leveren aan de volgende doelstellingen:

  • Ø

    Stimulering werkgelegenheid: Aantrekken nieuwe of behoud bestaande werkgelegenheid is van groot belang voor de kansen op werk voor werkzoekenden. Gemeenten hebben meerdere aangrijpingspunten om hier een bijdrage aan te leveren, zoals de uitgifte van bedrijventerreinen, vergunningverlening en economisch beleid in brede zin. Ook via het regionaal arbeidsmarktbeleid en de Agenda Achterhoek 2020 wordt hierop ingezet. Voor dit beleidsplan voert het te ver om hier uitgebreid op in te gaan, maar wij zullen ons er op richten om in de uitvoering van dit beleidsplan actief de dialoog en samenwerking te zoeken rondom het stimuleren van werkgelegenheid.

  • Ø

    Verbeteren aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt: Het onderwijs is op verschillende manieren en niveaus betrokken bij dit onderwerp. Vele initiatieven in de Achterhoek zijn gericht op een betere afstemming tussen de (toekomstige) vraag van werkgevers en het scholingsaanbod. Daar blijven we op inzetten.

  • Ø

    Eenduidiger dienstverlening voor werkgevers: Werkgevers hebben behoefte aan een eenduidige dienstverlening vanuit de diverse partners in de keten van Werk en Inkomen. In overleg met de werkgevers en onze partners, zoals het UWV en de SW-bedrijven zullen we onze dienstverlening de komende tijd verder stroomlijnen.

  • Ø

    Verbeteren matching vacatures en werkzoekenden: In de praktijk blijkt het vaak lastig om op het juiste moment de juiste werkzoekenden voor te dragen voor vacatures. Het vergroten van het inzicht in de mogelijkheden van onze doelgroep en een effectieve begeleiding van de werkzoekenden richting de arbeidsmarkt blijft voortdurend onze aandacht houden. Van belang hierbij is uiteraard ook kennis van de vraag van werkgevers. Goed zicht op zowel de vraag als het aanbod is essentieel voor een effectieve matching.

  • Ø

    Speciale doelgroepen aan het werk krijgen en houden: Maatwerk is ons uitgangspunt bij het begeleiden van werkzoekenden. Een uitgebreide beschrijving van doelgroepenbeleid past hier niet bij. Wel zijn er groepen werkzoekenden aan te wijzen waarvoor een bijzondere benadering noodzakelijk is om hen aan het werk te krijgen en te houden. Het gaat hier onder meer om de werkzoekenden en werknemers met een arbeidsbeperking, c.q. de doelgroep loonkostensubsidie, de werknemers van de sociale werkvoorziening en de mensen die de nieuwe indicatie “beschut werken” krijgen.

Deze doelen willen we bereiken via vijf “lijnen”:

  • 1.

    Een samenhangend lokaal en regionaal arbeidsmarktbeleid

  • 2.

    Effectieve en efficiënte organisatie van de dienstverlening aan werkgevers

  • 3.

    Een regionaal afgestemd instrumentarium rondom werkgeversdienstverlening

  • 4.

    Een op de lokale ondernemers afgestemde marktbewerking

  • 5.

    Gemeente als werkgever en opdrachtgever

In de volgende paragrafen werken we deze lijnen uit.

6.3 Een samenhangend lokaal en regionaal arbeidsmarktbeleid

In de (arbeidsmarkt)regio Achterhoek is het Platform Onderwijs Arbeidsmarkt (POA) een essentiële partner. Het Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt houdt zich onder meer bezig met het signaleren van knelpunten en kansen op de arbeidsmarkt en afstemming van de activiteiten van alle betrokken partijen. Hierbij gaat het om strategische afspraken over het geheel van de arbeidsmarkt (en dus niet alleen over het beleid ten aanzien van de doelgroep van gemeenten, UWV en SW-bedrijven). Tevens houdt het POA in de gaten of nieuwe ontwikkelingen passen binnen of een aanvulling zijn op bestaande initiatieven. Zo nodig worden hierover in het bestuur afspraken gemaakt.

Bevorderen van de werkgelegenheid in de regio is een van de onderwerpen binnen de Achterhoek Agenda 2020. In die agenda trekken overheden, ondernemers en organisaties samen op voor een vitale Achterhoek. Binnen de werkplaats Innovatieve Duurzame Economie maakt het POA de knelpunten op de arbeidsmarkt transparant en fungeert als aanjager bij het oplossen hiervan.

Samen met de partners in het POA zullen we onder andere uitvoering geven aan de Achterhoekse Human Capital Agenda. Deze agenda focust op de drie belangrijkste branches van ambachtelijke bedrijvigheid in onze regio: de Maakindustrie, de Agrofood sector en de Zorg. De Zorg is geen marktsector, maar een budgetgestuurde sector, sterk afhankelijk van het gevoerde overheidsbeleid. De Zorg groeide tot voor kort, maar krijgt nu te maken met stelselwijzigingen en bezuinigingen. Mede gelet hierop hebben we met een groot aantal partijen een Regionaal sociaal akkoord arbeidsmarkt Zorg en Welzijn Achterhoek gesloten. Doel van dit akkoord met onder andere werkgevers, werknemers, onderwijsinstellingen en het UWV Werkbedrijf is om gezamenlijk de personele gevolgen van de komende veranderingen zo goed mogelijk op te vangen. Inmiddels is onder deze paraplu een sectorplan zorg en welzijn voor de regio Achterhoek tot stand gekomen. Andere voorbeelden van projecten op het gebied van regionaal arbeidsmarktbeleid zijn het Actieplan Jeugdwerkloosheid en het Techniekpact Achterhoek-Liemers.

Voor een effectief arbeidsmarktbeleid is de inzet van vele partners vereist. Een gezamenlijke inzet op regionale schaal kan worden ondersteund door een lokale aanpak en vice versa. Ook onze gemeenten leveren hieraan een bijdrage door onder meer de uitvoering van het in dit beleidsplan beschreven re-integratiebeleid.

Voor wat betreft de werkgeversbenadering werken de gemeenten Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem en Montferland samen in het Werkgeversservicepunt Achterhoek West. Zowel Wedeo als het UWV participeren hierin.

De werkgeversbenadering vanuit de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk wordt vanuit het Loopbaanplein Oost Achterhoek gecoördineerd. Het ISWI organiseert de werkgeversbenadering vanuit Ulft. Zowel door ISWI als het Loopbaanplein Oost Achterhoek vindt samenwerking plaats met het UWV op basis van complementariteit. Het Werkgeversservicepunt Achterhoek opereert vanuit het Werkplein in Doetinchem en wordt bemand door medewerkers van het UWV.

In onderstaand figuur wordt een overzicht gegeven van de partijen waar werkgevers mee te maken hebben.

Zoals uit deze beschrijving blijkt, is er nog geen sprake van een eenduidige vormgeving van de werkgeversdienstverlening op het niveau van de regio Achterhoek. Bovendien geldt dat de deelnemende partijen aan het Werkgeversservicepunt Achterhoek West en het Loopbaanplein Oost Achterhoek ook nog hun eigen relaties onderhouden met werkgevers. Wij zien kansen om hier verbetering in aan te brengen.

Uniforme benadering en vermindering loketten

De gemeenten in de Achterhoek kiezen er voor om samen met de andere ketenpartners een uniforme werkgeversbenadering uit te werken. Hiertoe worden ook de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten geharmoniseerd (zie paragraaf 6.6). Gelet op de omvang van de regio zal deze benadering vanuit meerdere punten plaatsvinden.

De deelnemende partijen gaan alle werkgeverscontacten coördineren vanuit het Loopbaanplein Oost Achterhoek en vanuit het Werkgeversservicepunt Achterhoek West. Het UWV past zijn werkwijze hierop aan. In hoeverre de dienstverlening vanuit Ulft blijft plaatsvinden is onder meer afhankelijk van de toekomst van het ISWI. Hierover vindt naar verwachting nog dit jaar besluitvorming plaats.

Om de duidelijkheid voor werkgevers te vergroten en invulling te geven aan “één aanspreekpunt voor werkgevers” ontwikkelen we als sluitstuk van onze gezamenlijke aanpak een website, waar werkgevers zich kunnen melden voor alle onderwerpen aangaande werkgeversdienstverlening op het gebied van werk en inkomen.

Gemeenten leveren uiteraard meer diensten aan werkgevers. Andere vormen van dienstverlening kunnen mogelijk verbonden worden met de hierboven beschreven aanpak. Een snelle lijn naar diensten als vergunningverlening en uitgifte van bedrijventerreinen kan de effectiviteit van de bemiddeling van werkzoekenden naar werk vergroten.

In onderstaand figuur wordt een overzicht gegeven van de partijen waar werkgevers in de meer gestroomlijnde vorm mee te maken krijgen.

Onderwijsinstellingen, vooral de ROC’s, het speciaal onderwijs en het Praktijkonderwijs, hebben een rol op het gebied van toeleiding naar arbeid en beschikken over een groot netwerk aan werkgevers. Zij zullen als samenwerkingspartners verbonden worden aan de werkgeverservice.

Opstellen op elkaar afgestemde marktbewerkingplan(nen)

Mede op basis van de arbeidsmarktanalyse en de afspraken over een uniforme benadering stellen we marktbewerkingplannen op. Deze plannen stemmen we op elkaar af. Indien mogelijk voegen we deze plannen samen tot één gezamenlijk marktbewerkingplan.

Vormgeving Werkbedrijf

Zoals al eerder vermeld, vormt het toekomstig “Werkbedrijf” de schakel tussen de door werkgevers toegezegde garantiebanen voor werkzoekenden met een arbeidsbeperking en de doelgroep. Op korte termijn zullen wij in overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties en het UWV afspraken maken over de manier waarop wij het werkbedrijf in de Achterhoek vormgeven. Planning en inhoud worden mede bepaald door afspraken op rijksniveau in de zogenaamde Werkkamer.

Onlangs heeft deze werkkamer de eerste contouren geschetst van de uitgangspunten en regelgeving ten aanzien van de werkbedrijven. De belangrijkste zijn:

  • Ø

    Het werkbedrijf is een bestuurlijk samenwerkingsverband, waarbij iedere arbeidsmarktregio de ruimte krijgt om de samenwerking vorm te geven. In het bestuur zijn vertegenwoordigd: gemeenten, werkgevers en werknemersorganisaties en het UWV.

  • Ø

    Er wordt een door alle partijen onderschreven arbeidsmarktanalyse gemaakt.

  • Ø

    Er is een door alle partijen onderschreven marktbewerkingplan aanwezig.

  • Ø

    In elke regio wordt een basispakket aan functionaliteiten georganiseerd onder regie van het Werkbedrijf. Dit basispakket wordt gefinancierd uit publieke middelen.

6.4 Een op de lokale ondernemers afgestemde marktbewerking

Zoals gesteld gaan de deelnemende partijen alle werkgevercontacten coördineren vanuit het Loopbaanplein Oost Achterhoek en vanuit het Werkgeversservicepunt Achterhoek West. Het Team Marktbewerking van de Sociale Dienst Oost Achterhoek matcht werkzoekenden met lokale werkgevers na een gedegen – brede – werkintake. Daarbij wordt ook nadrukkelijk samen gewerkt met de lokale uitzendorganisaties.

6.5 De gemeente als werkgever en opdrachtgever

Gemeenten zijn niet alleen verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet, maar zijn zelf ook werkgever en opdrachtgever van werkzaamheden op een veel terreinen. Vanuit beide rollen kunnen wij de uitvoering van de Participatiewet versterken.

Creëren garantiebanen binnen onze eigen organisaties

In het sociaal akkoord is afgesproken dat de overheid 25.000 garantiebanen biedt voor mensen met een arbeidsbeperking. Een doorvertaling naar de Achterhoek en Doetinchem is opgenomen in bijlage II. Wij zullen minimaal een evenredig deel voor onze rekening nemen.

Social return on Investment

In ons huidige inkoopbeleid is het principe van social return on investment opgenomen. Dit betekent dat in de gunningvoorwaarden van inkoop –en aanbestedingstrajecten is vastgelegd dat een opdrachtnemer een opdracht alleen krijgt als hij een of meerdere mensen met een bijstandsuitkering een (leer)werkplek aanbiedt. In de praktijk blijkt het moeilijk om in alle gevallen effectief uitvoering aan dit principe te geven. In regionaal verband gaan we afspraken maken hoe we de uitvoering van ons beleid kunnen verbeteren. Hierop lopen al diverse initiatieven.

6.6 Instrumenten

Het uitgangspunt is duurzaam regulier werk (loondienst of zelfstandig ondernemerschap) en een inkomen dat voldoende is om in de bestaanskosten te voorzien. Veel werkzoekenden slagen er zelf in dit te bereiken, zonder bemiddeling of verdere ondersteuning. Voor werkzoekenden die – tijdelijk dan wel blijvend - een steuntje in de rug nodig hebben, worden indien mogelijk instrumenten ingezet om een goede match te realiseren tussen werkgever en kandidaat-werknemer. Deze inzet van instrumenten om werkgevers te stimuleren uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen vormt een belangrijk onderdeel van de werkgeversbenadering.

Deze instrumenten maken ook deel uit van het basispakket aan functionaliteiten dat onder regie van het Werkbedrijf in de arbeidsmarktregio aanwezig moet zijn. In landelijke wet- en regelgeving wordt nog het kader vastgelegd voor de criteria en de (financiële) verantwoordelijkheid voor de inzet van loonkostensubsidie, beschut werk en overige instrumenten voor re-integratie.

Een overzicht van in te zetten instrumenten is opgenomen in Bijlage I.

Het instrumentarium stemmen we op elkaar af in de arbeidsmarktregio Achterhoek. Dit schept duidelijkheid naar werkgevers en voorkomt dat gemeenten elkaars concurrent worden bij het vervullen van vacatures. Dit betekent dat we de beleidsruimte die de landelijke kaders bieden bij de dienstverlening richting werkgevers op dezelfde manier zullen invullen. Een uniform en regionaal afgestemd instrumentarium voor de werkgeversdienstverlening dus. Met een eensluidende regeling voor loonkostensubsidie en één systematiek voor loonwaardebepaling. Voor zover dit noodzakelijk is, zullen wij dit in onze verordeningen en beleidsregels vastleggen.

7.Begroting

In dit hoofdstuk maken we een doorkijk tot 2019 op het vlak van re-integratie en inkomensondersteuning.

7.1 Prognose gemiddeld besteedbaar budget per uitkering

Bij de prognose in onderstaande tabel is gerekend met een aantal aannames. Deze staan beschreven in de voetnoten.

2013

2014

2015

2016

2017

2018

%

Aantal bijstandsuitkeringen

483

531

590

680

774

859

77,85%

Doelgroep Wsw-oud

335,93

331,05

311,19

292,52

274,96

258,47

-23,06%

Totale doelgroepvolume

818,93

862,05

901,19

972,52

1048,96

1117,47

Gebundeld re-integratiebudget

9.498.976

9.368.903

8.835.724

8.237.071

7.651.753

7.133.999

Kosten Wsw-oud

8.734.180

8.607.300

7.885.479

7.219.289

6.604.655

6.037.788

Restant gebundeld re-integratiebudget

764.796

761.603

950.245

1.017.782

1.047.098

1.096.211

Gemiddeld budget per bijstandsuitkering

1.583

1.434

1.611

1.497

1.353

1.276

Bijstandsuitkeringen in % van totale doelgroep

59,0

61,6

65,5

69,9

73,8

76,9

Conclusie

Uit de tabel hiervoor blijkt dat de gemiddelde re-integratiebudgetten per bijstandsuitkering komende jaren afnemen. Deze lage budgetten leiden onafwendbaar tot de conclusie dat gemeente scherpe keuzes moet maken in de besteding van re-integratiemiddelen.

Zoals beschreven in de doelgroepbenadering in het vijfde hoofdstuk zullen de re-integratiemiddelen vooral worden ingezet voor instrumenten voor uitkeringsgerechtigden die enerzijds ondersteuning nodig hebben om betaald werk te vinden en waarvan anderzijds wordt verwacht dat zij met deze investeringen ook daadwerkelijk betaald werk vinden en zo mogelijk uitstromen uit de uitkering.

Ook moeten we vanuit dit budget investeren, vaak samen met andere arbeidsmarktpartners in de regio, in onze werkgeversdienstverlening. In onze jaarplannen maken wij telkens een begroting van de inzet van het re-integratiebudget over de verschillende instrumenten en voorzieningen. Natuurlijk moeten we manieren onderzoeken om het krappe budget te verhogen. We zetten op verschillende manieren in op het beperken van de instroom en het vergroten van de uitstroom uit de uitkering. Daardoor kan er bespaard worden op het inkomensbudget.

Verder zetten we in op het meer benutten van het verdienvermogen van uitkeringsgerechtigden die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie. Doordat loonkostensubsidie in de Participatiewet kan worden betaald vanuit het inkomensbudget, komt er minder druk op het re-integratiebudget.

Waar mogelijk worden verbindingen gelegd in het sociaal domein en met het onderwijs die de re-integratie ten goede kunnen komen en er besparingen kunnen realiseren. Tenslotte bekijken we op welke manieren er aanvullende financiële middelen kunnen worden gevonden voor re-integratie, bijvoorbeeld binnen het Europees Sociaal Fonds.

7.2 Meerjarenraming budget inkomensondersteuning.

In de gemeente Berkelland verwachten we eind 2014 op 568 uitkeringsgerechtigden uit te komen. Het gemiddelde over de jaren 2013, 2014 bedraagt ongeveer 541 uitkeringen. Bij een gemiddelde uitkering van € 14.500 geeft dat een uitkeringslast van ongeveer € 7.850.000. Wij verwachten een budget van € 6.685.000 te ontvangen van het Rijk.

Deze rijksbijdrage is afhankelijk van de macro-ontwikkelingen en het bijbehorende verdeel model van het Rijksbudget voor een uitkeringsjaar. Dit is op dit moment niet exact te voorspellen. Daarom presenteren we hier een inschatting van de eventuele tekorten of overschotten ten opzichte van het huidige rijksbudget.

Overzicht begroting 2015-2018

Begroting inkomensondersteuning (x € 1.000)

Begroting

Financieel meerjarenperspectief o.b.v. huidig rijksbudget

2014

2015

2016

2017

2018

Uitgaven (aantal klanten * € 14.500)

7.850

8.613

9.019

9.338

9.657

Rijksbijdrage inkomensvoorziening 2014 (voorlopig)

-6.685

-7.381

-7.729

-8.002

-8.275

Tekort

1.165

1.232

1.290

1.336

1.382

10 % eigen risico

669

739

773

800

828

Mogelijke aanvullende rijksuitkering

-496

-493

-517

-536

-554

Netto kosten gemeente

669

739

773

800

828

Conclusie

De meerjarenraming tot 2018 geeft een inschatting van de eventuele tekorten en overschotten ten opzichte van het rijksbudget. Zoals de tabel aangeeft en ook in eerdere begrotingen is aangegeven, verwachten we niet uit te kunnen met het inkomensbudget dat het Rijk ons verschaft.

Aangezien de uitkeringen betaald moeten worden, moet de gemeente de tekorten dekken uit eigen middelen of eventuele aanvullende uitkeringen vanuit het Rijk, als we daarvoor in aanmerking komen. Met de beleidslijnen in dit beleidsplan proberen we naast een goede dienstverlening ook de druk op de gemeentelijke begroting zoveel mogelijk te beperken.

8.Risicoparagraaf

De hierboven beschreven activiteiten en de ontwikkelingen die op ons afkomen, gaan gepaard met risico’s. Deze risico’s kunnen van juridische, financiële, maatschappelijke of inhoudelijke aard zijn. In dit hoofdstuk beschrijven we de risico’s rond de Participatiewet, als onderdeel van het sociaal domein. De uitvoering van de Wwb en Wsw kenmerkt zich door grote financiële stromen en veel en uiteenlopende burger/klantcontacten. Met de komst van de Participatiewet als de decentralisatie op het vlak van werk en inkomen, worden deze kenmerken verder versterkt. De precieze invulling van het door het rijk aangekondigde sociaal deelfonds is momenteel nog niet bekend. Ook met dit nieuwe fonds zullen de belangrijkste risico’s echter op hoofdlijnen als volgt zijn.

Inkomensondersteuning Ten eerste de risico’s rond de inkomensondersteuning. Jaarlijks ontvangt de gemeente een genormeerde vergoeding voor het verstrekken van uitkeringen aan uitkeringsgerechtigden. Besparingen op het inkomensdeel mag de gemeente houden en vrij besteden. Eventuele tekorten moeten, tot een bepaald maximum, vanuit de eigen middelen worden aangevuld. Het Rijk is bezig met een nieuw verdeelmodel voor de uitkeringsbudgetten en is er nog overleg gaande met de VNG over een mogelijk in te stellen vangnet.

Participatiebudget Ten tweede de risico’s rond het Participatiebudget. Jaarlijks ontvangt de gemeente een budget voor de financiering van de activiteiten voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden en niet- uitkeringsgerechtigden en voor educatie. Eventuele overschrijdingen van dit budget komen ten laste van de gemeente. Daarnaast bestaat een risico dat het rijk in een lopend jaar de regeling of de meeneemregeling (een eventueel overschot mag tot 25% van het werkdeel naar een volgend jaar worden meegenomen) aanpast. Als we al verplichtingen aan zijn gegaan die zodoende niet meer worden gedekt door rijksvergoeding komen deze ten laste van de gemeente.

Uitvoering Wsw Ten derde de uitvoering van de Wsw. Hier zijn grote bedragen mee gemoeid. Een risico is dat de rijksbezuinigingen op de Wsw niet tijdig worden gerealiseerd door het sw-bedrijf. Een tweede risico is de beheersbaarheid van de bedrijfsvoering van het sw-bedrijf. Met de komst van de Participatiewet is besloten het sw-bedrijf te ontmantelen. De in de Gemeenschappelijke regeling Hameland samenwerkende gemeenten maken ieder hun eigen keuzes in de uitvoering van de Participatiewet. Dit heeft tot gevolg dat de Gemeenschappelijke Regeling niet langer de optimale vorm is voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening. Het is belangrijk om de bij het sw-bedrijf aanwezige expertise te behouden. Onderdelen van het bedrijf zullen naar andere partijen overgaan of bij andere organisaties worden ondergebracht. Deze risico’s zullen de aankomende periode veel aandacht vergen en krijgen.

Overige risico’s

De verwachting is dat het economisch tij ook de komende jaren nog niet zodanig is dat de groep inwoners die onder de participatiewet valt snel zal uitstromen richting regulier werk. Voor inwoners met een arbeidsmarktbeperking komt er loonkostensubsidie beschikbaar om de beperkte loonwaarde te compenseren maar het is maar de vraag of dit werkgevers over de streep zal trekken. Het is in dit kader belangrijk dat het nieuwe regionale werkbedrijf een podium wordt voor sluitende afspraken met werkgevers. Tenslotte wordt veel verwacht van de aansluiting op andere decentralisaties binnen het sociaal domein. Dit moet bevorderen dat de inwoners sneller en beter worden begeleid. Als de gewenste integraliteit ontbreekt of te beperkt is wordt dit doel niet bereikt.

9.Uitvoering

In de voorgaande hoofdstukken hebben wij een beeld geschetst van onze visie en uitgangspunten, de benadering van de doelgroepen en de te organiseren dienstverlening. Wij zullen de komende jaren aan de slag gaan om dit beleid tot een succes te maken. Tegelijkertijd zullen we voortdurend moeten inspelen op vele ontwikkelingen. Wij denken daarbij aan ontwikkelingen op Rijksniveau en op de arbeidsmarkt.

In dit hoofdstuk vertalen wij de eerdere hoofdstukken naar acties en benoemen we onder andere de partijen die we daarbij nodig hebben. Deze vertaalslag maken wij in tabelvorm langs de verschillende niveaus waarbinnen wij voornamelijk opereren. We hebben het daarbij over samenwerking op regionaal niveau, subregionaal en lokaal. Dit is geen limitatieve opsomming maar we benoemen wel de belangrijkste. Voor de noodzakelijke stroomlijning van de regionale samenwerking is onderstaande structuur in het leven geroepen.

Voor de uitwerking van de verschillende items zijn concrete opdrachten geformuleerd en werkgroepen ingericht.

9.1 Regionaal

Actie

Toelichting

Betrokkenen

Planning

Besluitvorming

1.

Voorbereiding nieuwe doelgroepen

Benutten expertise UWV en SW-bedrijven

Afstemming met Werkbedrijf

UWV en SW-bedrijven

Kwartaal 2 en 3 2014

Niet van toepassing

2.

Richtlijn loonkostensubsidie

Indicering van de doelgroep

Transparant en eenduidig loonwaarde systematiek

Vastleggen subsidievoorwaarden met werkgevers

Herbeoordelen van de loonwaarde

Regionaal beleidsoverleg werk en inkomen

Kwartaal 3 2014

Afzonderlijke colleges in kwartaal 4 2014.

3.

Uitvoering actieprogramma POA

Uitvoeren van de voor de gemeenten relevante acties. Dit programma wordt in onderling overleg vastgesteld en jaarlijks geactualiseerd.

Partners in het Platform Onderwijs en arbeidsmarkt Achterhoek.

Doorlopend

Bestuur Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt

4.

Vormgeving regionale werkgeversdienst-verlening

Uitwerken uniforme benadering en vermindering loketten

Werkgevers, gemeenten, UWV, SW-bedrijven, onderwijsinstellingen

Kwartaal 3 2014

Diverse partijen / college van B&W

5.

Opstellen regionale arbeidsmarktanalyse

Vraag naar en aanbod van arbeid

Opleidingsniveau, beroepsniveau, competenties

POA

Kwartaal 3 en 4 2014

Niet van toepassing

6.

Opstellen marktbewerkings-plannen door Werkbedrijf

Regionale arbeidskenmerken

Kansen en mogelijkheden voor het plaatsen van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en in het bijzonder de mensen met een arbeidsbeperking.

In beeld brengen van kanssectoren en beschikbare arbeidsaanbod

Gemeenten, werkgevers en werknemersorganisaties, UWV

Kwartaal 3 en 2014

7.

Vormgeving Werkbedrijf

Bestuurlijk regionaal samenwerkingsverband, gemeenten hebben de lead. Zware vertegenwoordiging van werkgevers in het bestuur en betrokken bij financiering. Regionaal marktbewerkingsplan

Basispakket aan functionaliteiten voor werkgevers organiseren

Gemeenten, werkgevers en werknemersorganisaties, UWV

Planning mede afhankelijk van landelijke uitwerking. Operationeel werkbedrijf in 2015

Diverse partijen

8.

Regionale ondersteuning uitvoering Social return on investment

Uniform beleid en uitvoering SROI.

Gemeenten, werkgevers, UWV, onderwijsinstellingen, SW

Kwartaal 3 2014

Diverse partijen

9.2 Subregionaal

Actie

Toelichting

Betrokkenen

Planning

Besluitvorming

1.

Pilot Wajongeren in het kader van Werknet

Schoolverlaters met WAJONG en evt. Sw-indicatie op een ontwikkelplek bij het reguliere bedrijfsleven.

SDOA – Hameland – speciaal onderwijs - UWV

Kwartaal 3 2014

Gemeenten

9.3 Lokaal

Actie

Toelichting

Betrokkenen

Planning

Besluitvorming

1.

Vaststellen verordeningen

Toeslagen

Re-integratie

Handhaving

Langdurigheidtoeslag

Afstemming/Maatregel

Participatieregeling

Reguliere partijen en betrokkenen

Kwartaal 4 2014

Gemeenteraad

2.

Vaststellen richtlijnen en beleidsregels

Bijzondere bijstand

Tegenprestatie

Langdurigheidtoeslag

Reguliere partijen en betrokkenen

Kwartaal 4 2014

College van B&W

4.

Implementatieplan

Voorlichting klanten

Opleiden medewerkers

Aanpassen:

werkprocessen

beschikkingen

rapportages

Plan van aanpak alle uitkeringsgerechtigden

Aanpassen ICT

Interne organisatie

Kwartaal 4 2014

Niet van toepassing / Dagelijks Bestuur SDOA

5.

Gemeentelijk inkoopbeleid

Operationaliseren social return on investment

Gemeenten

Kwartaal 4 2014

College van B&W

6.

Invulling Garantiebanen

Registratie en ontwikkeling van banen

Begeleiding op de werkvloer

Werkplekaanpassing

Werkbedrijf

Kwartaal 4 2014

College van B&W

Bijlage I: Beschrijving Instrumentarium

De onderstaande tabel geeft een indicatie van de instrumenten die de gemeente Berkelland binnen de Participatiewet kan inzetten om uitkeringgerechtigden te re-integreren. Een aantal instrumenten worden waarschijnlijk landelijk geüniformeerd.

Instrument

Omschrijving

Activeringtraject

Traject gericht op het opdoen van werkritme en werknemervaardigheden

Beschut werk

Aangepaste werkplek met begeleiding voor mensen met een arbeidsbeperking

Detachering

Tegen vergoeding detacheren van mensen bij een inlenende werkgever

Eigen bedrijf

Met inzet van Bijstandbesluit Zelfstandigen ondersteunen bij starten van eigen bedrijf

Jobcoaching

Begeleiding van geplaatste werkzoekenden op de werkplek

Landelijke stimulansen

Benutten van stimulansen als mobiliteitsbonus voor ouderen en premiekorting voor jongeren

Loonkostensubsidie

Kortdurende tegemoetkoming in de loonkosten

Langdurende tegemoetkoming in de loonkosten bij aanstelling werkzoekende met arbeidsbeperking (met eigen loonwaarde als basis)

Onkostenvergoeding

Maatwerkvergoeding van kosten die gemaakt worden voor re-integratie (bijv. reiskosten)

Proefplaatsing

Met behoud van uitkering korte periode proefdraaien bij een werkgever (met uitzicht op contract)

Scholing

Kortdurende beroepsgerichte scholingtrajecten naar bijv. ervaring certificaten, heftruckdiploma, verkeersregelaar, lasdiploma, etc.

Verzekeringen

Afdekken van risico’s als wettelijke aansprakelijkheid (bij vrijwilligerswerk of werkervaringsplaatsen) en ziekte (No Risk polis voor werkgever die iemand met een arbeidsbeperking in dienst neemt)

Vrijlating

Een deel van de inkomsten wordt niet in mindering gebracht op de uitkering als iemand een medische urenbeperking heeft

Vrijwilligerswerk

Stimuleren en faciliteren als opstap naar re-integratie

Werkervaringsplaats

Onder begeleiding werkervaring opdoen met behoud van uitkering

Werkplekaanpassing

Vergoeding noodzakelijke aanpassing aan individuele mogelijkheden waardoor de werknemer in staat gesteld wordt zijn werk te verrichten

Bijlage II: Gebruikte afkortingen

AWBZ

Algemene wet bijzondere ziektekosten

Bbz

Bijstandbesluit zelfstandigen

CER

Compensatie eigen risico

CV

Curriculum Vitae

ICT

Informatie en communicatie technologie

Ioaw

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Ioaz

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

ISWI

Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen

POA

Platform Onderwijs Arbeidsmarkt

ROC

Regionaal opleidingen centrum

SDOA

Sociale Dienst Oost Achterhoek

SMART

Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden

SROI

Sociale Return On Investment

Sw

Sociale werkvoorziening

UWV

Uitvoeringsinstituut werknemers verzekeringen

Wajong

Wet werk en arbeidsondersteuning jong gehandicapten

WESP

Werkgeverservicepunt Achterhoek West

WML

Wettelijk minimum loon

WMO

Wet maatschappelijke ondersteuning

WW

Werkloosheidswet

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WWB

Wet Werk en Bijstand