Regeling vervallen per 01-05-2018

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent nadere regels Nadere regels verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Geldend van 03-08-2016 t/m 30-04-2018

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent nadere regels Nadere regels verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Het college van burgemeester en wethouders van Berkelland;

gelet op het bepaalde in artikel 5:35 lid 5 sub d van de Algemene plaatselijke verordening 2016 (Apv 2016);

B E S L U I T :

De navolgende nadere regels vast te stellen voor paasvuren en het verbranden van snoeihout waardoor het verbod als bedoeld in artikel 5:35, eerste lid niet geldt.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    snoeihout: alle takken en bladeren die van bomen en struiken worden gehaald in het kader van duurzaam onderhoud en takken en bladeren die overblijven na het rooien van bomen en struiken. Stammen en takken met een doorsnede van meer dan 25 cm., stobben en stronken vallen niet onder het begrip “snoeihout”;

  • b.

    landschappelijk onderhoud: snoeiwerkzaamheden in het kader van klein landschapsbeheer, die noodzakelijk zijn om de omvang en kwaliteit van waardevolle cultuurlandschappen in stand te houden en die plaatsvinden buiten de bebouwde kom en buiten erven en tuinen;

  • c.

    erf: huis met de erbij behorende grond;

  • d.

    tuin: omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een (woon)huis en daaraan sluitend, waar bloemen gekweekt of groenten enz. geteeld worden;

  • e.

    paasvuur: een vreugdevuur, dat bij wijze van traditie ter gelegenheid van Pasen wordt ontstoken;

  • f.

    openbaar paasvuur: een paasvuur, meestal met een grote omvang, dat wordt georganiseerd voor een groot publiek;

  • g.

    particulier paasvuur: een paasvuur, dat niet is georganiseerd voor een groot publiek, maar voor familie, vrienden of kennissen.

1. Het in artikel 5:35, eerste lid, gestelde verbod geldt niet voor zover het betreft openbare paasvuren, als voldaan wordt aan de volgende voorschriften:

  • 1.

    Het hout voor het paasvuur mag alleen bestaan uit snoeihout. Dit snoeihout mag zowel afkomstig zijn van snoei- en rooiwerkzaamheden in het kader van landschappelijk onderhoud, als van andere snoeiwerkzaamheden. Het snoeihout mag dus ook afkomstig zijn van bijvoorbeeld particuliere erven en uit particuliere tuinen. Het snoeihout mag niet afkomstig zijn van bedrijven die bedrijfsmatig (grof) tuinafval inzamelen.

    Het snoeihout voor de openbare paasvuren mag ook bestaan uit stammen en takken met een doorsnede van meer dan 25 cm.

  • 2.

    De organisator van het paasvuur dient minimaal twee weken voordat het paasvuur wordt ontstoken hiervan melding te doen bij de afdeling Handhaving en Veiligheid van de gemeente Berkelland.

  • 3.

    Tijdens de verbranding moet er continu toezicht zijn op het paasvuur door een meerderjarige persoon om brandoverslag en ongelukken te voorkomen.

  • 4.

    Bij mist mag er geen verbranding plaatsvinden.

  • 5.

    Het verbranden is niet toegestaan bij een windkracht minder dan één Beaufort (minimaal 0,3 m/s) of meer dan vijf Beaufort (maximaal 10,7 m/s).

  • 6.

    Door de verbranding mag geen overlast voor de omgeving en het verkeer optreden.

  • 7.

    Als het paasvuur een omvang heeft van 25 m3 of meer, moet een afstand van minimaal 100 meter worden aangehouden tussen het paasvuur en brandbare objecten (bijvoorbeeld gebouwen of beplanting/bos/natuurgebieden).

    Heeft het paasvuur een omvang van minder dan 25 m3dan moet een afstand van minimaal 50 meter worden aangehouden.

    In bijzondere gevallen mogen deze afstanden met toestemming van de brandweer kleiner zijn.

  • 8.

    Ter voorkoming van afspoeling moet tussen het paasvuur en oppervlaktewater een afstand van ten minste 10 meter worden aangehouden.

  • 9.

    De afstand tussen het publiek en het paasvuur moet minimaal twee maal de hoogte van het paasvuur in m1 bedragen, met een minimum van 15 meter.

  • 10.

    Het verbranden dient plaats te vinden op een onbrandbare ondergrond.

  • 11.

    De brandstapel mag niet met behulp van brandbare vloeistoffen zoals benzine, petroleum of (afgewerkte) olie worden aangestoken.

  • 12.

    Het vuur mag niet met bladeren, houtwol, hooi, stro of dergelijke gemakkelijk opstijgende brandstof worden onderhouden.

  • 13.

    De verbrandingresten dienen binnen 14 dagen na de verbranding te worden verwijderd en afgevoerd naar een afvalverwerkingsbedrijf.

  • 14.

    De organisator van het paasvuur dient na verbranding van het paasvuur het naverbranden zodanig te beperken dat er geen overlast ontstaat voor omwonenden. Is wel sprake van overlast, dan dient het vuur afgeblust te worden.

  • 15.

    De organisator van het paasvuur draagt er zorg voor dat onmiddellijk nadat het directe toezicht op het paasvuur is beëindigd, voor het gebruik geschikte en deugdelijke hekken (bouwhekken) om de stookplaats worden geplaatst.

  • 16.

    Als burgemeester en wethouders of de burgemeester, ongeacht de reden, oordelen dat het vuur niet mag worden ontstoken, kan de organisator geen enkele aanspraak op schadevergoeding doen gelden.

  • 17.

    Door de medewerkers van politie, gemeente (toezichthouders) en/of brandweer gegeven aanwijzingen dienen stipt te worden opgevolgd.

2. Het in artikel 5:35, eerste lid, gestelde verbod geldt niet voor zover het betreft:

    • a.

      verbranding van snoeihout dat afkomstig is van landschappelijk onderhoud;

    • b.

      verbranding van snoeihout dat overblijft na het rooien van bomen en struiken in het kader van landschappelijk onderhoud;

    • c.

      verbranding van hout in geval van besmettelijke ziekten waardoor vervoer niet mogelijk is, zoals bacterievuur/perenvuur, iepeziekte, loodglans en fruitkanker;

    • d.

      particuliere paasvuren.

als voldaan wordt aan de volgende voorschriften:

  • 1.

    Het tijdstip van de verbranding dient minimaal één uur van tevoren aan de alarmcentrale van de brandweer in Apeldoorn (telefoonnummer 055-5053322) te worden gemeld.

  • 2.

    Op de dag van verbranding moet de organisator van het vuur via www.vnog.nl (internet) controleren of er in het kader van een eventuele “code droog”-situatie verbrand mag worden. Als er sprake is van een code droog (oranje of rode kleur op de indicator) mag er niet verbrand worden. Na het opheffen van de code droog mag er weer verbrand worden.

  • 3.

    Het hout voor een particulier paasvuur mag alleen bestaan uit snoeihout. Dit snoeihout mag zowel afkomstig zijn van snoei- en rooiwerkzaamheden in het kader van landschappelijk onderhoud, als van andere snoeiwerkzaamheden. Het snoeihout mag dus ook afkomstig zijn van bijvoorbeeld particuliere erven en uit particuliere tuinen.

  • 4.

    Er mag geen snoeihout van derden worden verbrand.

  • 5.

    Tijdens de verbranding moet er continu toezicht zijn op het vuur door een meerderjarige persoon om brandoverslag en ongelukken te voorkomen.

  • 6.

    Bij mist mag er geen verbranding plaatsvinden.

  • 7.

    Het te verbranden hout dient uitwendig droog te zijn.

  • 8.

    Het verbranden is niet toegestaan bij een windkracht minder dan één Beaufort (minimaal 0,3 m/s) of meer dan vijf Beaufort (maximaal 10,7 m/s).

  • 9.

    Door de verbranding mag geen overlast voor de omgeving en het verkeer optreden.

  • 10.

    Als de brandstapel een omvang heeft van 25 m3 of meer, moet een afstand van minimaal 100 meter worden aangehouden tussen de brandstapel en brandbare objecten (bijvoorbeeld gebouwen of beplanting/bos/natuurgebieden). Heeft de brandstapel een omvang van minder dan 25 m3dan moet een afstand van minimaal 50 meter worden aangehouden. In bijzondere gevallen mogen deze afstanden met toestemming van de brandweer kleiner zijn.

  • 11.

    Ter voorkoming van afspoeling moet tussen de brandstapel en oppervlaktewater een afstand van ten minste 10 meter worden aangehouden.

  • 12.

    Verbranding mag uitsluitend plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang. Dit geldt niet voor particuliere paasvuren.

  • 13.

    De brandstapel mag niet met behulp van brandbare vloeistoffen zoals benzine, petroleum of (afgewerkte) olie worden aangestoken.

  • 14.

    Het vuur mag niet met bladeren, houtwol, hooi, stro of dergelijke gemakkelijk opstijgende brandstof worden onderhouden.

  • 15.

    Het verbranden dient plaats te vinden op een onbrandbare ondergrond.

  • 16.

    Er mag geen verbranding plaatsvinden op zon- en feestdagen. Dit geldt niet voor particuliere paasvuren.

  • 17.

    De organisator van het vuur dient na verbranding van het vuur het naverbranden zodanig te beperken dat er geen overlast ontstaat voor omwonenden. Is wel sprake van overlast, dan dient het vuur afgeblust te worden.

  • 18.

    Als burgemeester en wethouders of de burgemeester, ongeacht de reden, alsnog oordelen dat het vuur niet mag worden ontstoken, kan de organisator geen enkele aanspraak op schadevergoeding doen gelden.

  • 19.

    In geval van verbranding van hout met een besmettelijke ziekte, zoals genoemd onder c, dient er een verklaring te zijn van een ter zake deskundige medewerker van de gemeente Berkelland. Deze verklaring kan worden aangevraagd bij de Afdeling Beheer en Onderhoud van de gemeente Berkelland.

  • 20.

    Door de medewerkers van politie, gemeente (toezichthouders) en/of brandweer gegeven aanwijzingen dienen stipt te worden opgevolgd.

Het aanwijzingsbesluit op basis van artikel 5.34 APV van 17 januari 2011 in te trekken.

Borculo, 12 juli 2016

Burgemeester en wethouders van Berkelland,

de secretaris, de burgemeester,

J.Harmsen, drs. J.H.A. van Oostrum