Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent het uitoefenen van zijn bevoegdheden in het kader van artikel 13b Opiumwet

Geldend van 02-10-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent het uitoefenen van zijn bevoegdheden in het kader van artikel 13b Opiumwet

De burgemeester van Berkelland;

B E S L U I T :

Vast te stellen: de Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Berkelland voor de uitoefening van zijn bevoegdheden in het kader van artikel 13b Opiumwet.

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Juridisch kader

3. Algemene uitgangspunten voor bestuursrechtelijk optreden

4.Toepassen last onder bestuursdwang

5. Inherente afwijkingsbevoegdheid

6. Verzwaarde sancties

7. Inwerkingtreding

1. Inleiding

Gemeenten krijgen steeds vaker te maken met het fenomeen ondermijning en georganiseerde criminaliteit. Dit fenomeen uit zich op verschillende manieren. Hennepteelt is de meest bekende vorm van ondermijning.

In augustus 2014 hebben diverse partners het Hennepconvenant Oost-Nederland ondertekend. Met het convenant verplichten de gemeenten, de Veiligheidsregio’s en de woningcorporaties binnen de provincies Overijssel en Gelderland en daarnaast alle netbeheerders, de politie, het UWV en het Openbaar Ministerie zich tot een intensieve en integrale aanpak van hennepteelt. Met het opstellen voor beleidsregels artikel 13b Opiumwet wordt ook vormgegeven aan de mogelijkheid om bestuurlijk op te treden tegen teelt, productie en de handel in drugs vanuit bijvoorbeeld koopwoningen en bedrijfspanden. Zo worden maatregelen niet naast elkaar ingezet, maar bevoegdheden versterkt in een integrale aanpak. De handel in drugs, maar ook de hennepteelt kan (grote) overlast veroorzaken voor de directe omgeving in de vorm van brandgevaar, wateroverlast, vervuiling, geluidshinder, vandalisme etc. Ook kan het onveiligheidsgevoel van omwonenden hierdoor toenemen. Daarnaast gaat de handel in- en productie van drugs gepaard met georganiseerde criminaliteit. Daarom is het van belang om te komen tot een eenduidig beleid en regels voor uitvoering daarvan binnen de gemeente Berkelland.

2. Juridisch kader

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) Opiumwet, is in die wet het artikel 13b opgenomen.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen).

Drugshandel

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs dan wel de aanwezigheid van drugs in een pand en de daarbij behorende erven met als kennelijke doel de verkoop, aflevering of verstrekking.

Voor het begrip drugshandel in de zin van deze beleidsregels hoeft er dus geen constatering te zijn van daadwerkelijke handel in drugs. Ook bijvoorbeeld de enkele aanwezigheid van een voorraad drugs welke kennelijke bedoeld is voor de handel valt onder het begrip. De beleidsregels zien toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

Indien een pand wordt gebruikt voor de productie, verkoop, aflevering dan wel verstrekking van drugs maar geen daadwerkelijke middelen worden aangetroffen zoals vermeld op lijst I of II bij de Opiumwet, dan valt het pand wel onder artikel 13b Opiumwet en wordt de situatie gelijkgesteld aan de situatie waarin drugs daadwerkelijk is aangetroffen.

Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom. Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het verkopen, verstrekken, afleveren danwel daartoe aanwezig zijn van drugs.

In geval van een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram harddrugs en/of 5 gram softdrugs wordt aangenomen dat er geen sprake is van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Dit wordt in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid als bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van de Opiumwet.

3. Algemene uitgangspunten voor bestuursrechtelijk optreden

  • Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een hennepbericht of bestuurlijke rapportage waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek. Daarbij wordt aangetekend dat aan de bewijslast voor bestuursrechtelijke maatregelen minder zware eisen worden gesteld dan in het kader van het strafrecht.

  • De benodigde informatie voor de bestuurlijke handhaving ten aanzien van hennepkwekerijen wordt verkregen conform het Regionaal Hennepconvenant, met als ondertitel ‘Integrale aanpak van hennepkwekerijen in Oost Nederland’.

  • In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • °

      drugs: de middelen als bedoeld in lijst I (harddrugs) of II (softdrugs) van de Opiumwet;

    • °

      (drugs)productie: het telen of bereiden van drugs; -productiemiddel voor drugs: een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet.

  • Deze beleidsregel is van toepassing op alle vormen van drugshandel en productie, zoals bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet, zowel hard- of softdrugs. Mocht tussen de verschillende vormen een onderscheid worden gemaakt, wordt dit in deze beleidsregel expliciet toegelicht.

  • Het begrip verkoop wordt ruim geïnterpreteerd: het totaal aan handelingen dat rechtstreeks tot de overdracht van het verkochte leidt. Ook voorbereidingshandelingen voor drugshandel, zoals het maken van afspraken om drugs te verkopen tussen leverancier en afnemer, al dan niet via een tussenpersoon wordt hieronder verstaan. Dit betekent dat zelfs bij het leggen van contacten of het niet plaatsvinden van de levering en betaling vanuit het lokaal of de woning sprake kan zijn van verkoop vanuit dat lokaal of woning.

  • Voor een omschrijving van de definitie van een handelshoeveelheid wordt verwezen naar de Aanwijzing Opiumwet. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State is een hennepkwekerij ook te beschouwen als een handelshoeveelheid waardoor de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet ook van toepassing is op hennepkwekerijen.

  • Met een pand wordt in deze beleidsregel bedoeld een lokaal of woning en de daarbij behorende erven en ruimten. Ook mobiele lokalen, zoals containers of trailers, en het erf waarop ze staan vallen onder de werking van de beleidsregel.

  • Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is een directer middel dat, in tegenstelling tot een last onder dwangsom, tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden, herhaling zal voorkomen en de bekendheid van het pand teniet zal doen. Van een last onder dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is, dat met een last onder dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.

  • Bij het toepassen van een last onder bestuursdwang houdt dit feitelijk een (tijdelijke) sluiting van het lokaal of de woning in. Het (tijdelijk) sluiten van een pand en/ of erf moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.

  • In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel in de matrixen aan op:

    • °

      de locatie van de overtreding van de Opiumwet;

    • °

      de zwaarte van de overtreding van de Opiumwet;

    • °

      de frequentie van de overtreding.

De gekozen termijn van de tijdelijke sluiting wordt noodzakelijk geacht om:

    • °

      te bewerkstelligen dat er door de gekozen maatregel een einde komt aan de overtreding van de Opiumwet;

    • °

      te bewerkstelligen dat door de gekozen maatregel het drugspand definitief uit het drugscircuit wordt verwijderd, door de loop uit het drugspand te halen en de bekendheid van het pand dan wel het erf als locatie waar drugs worden verkocht of daartoe aanwezig zijn dan wel geproduceerd worden of productiemiddelen aanwezig zijn bij handelaren, gebruikers en derden te weg te nemen;

    • °

      te bewerkstelligen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

    • °

      de negatieve effecten en risico’s voor de openbare orde en veiligheid van handel in, productie van en het gebruik van drugs zoveel mogelijk te beheersen;

    • °

      te voorkomen dat strafbare feiten plaatsvinden;

    • °

      het beschermen van de rechten van anderen door een voor een ieder zichtbare sluiting:

    • °

      het signaal af te geven dat het ongeoorloofd is dat een pand als locatie dient om drugs te verbouwen of anderszins te creëren;

    • °

      het signaal af te geven aan bij een pand betrokken drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid tegen drugscriminaliteit optreedt en daarmee, met name in kwetsbare woonwijken/bedrijventerreinen bewerkstelligen dat er een grotere meldingsbereidheid bij buurtbewoners/bedrijven ontstaat;

    • °

      voorkomen van verdere aantasting van het woon- en leefklimaat en verloedering van de wijk/het terrein;

    • °

      voorkomen van aantasting van de geloofwaardigheid van de overheid;

    • °

      het belang van handhaving van de Opiumwet tot uitdrukking te brengen.

  • De burgemeester heeft bij het vaststellen van de bestuursrechtelijke maatregelen in de matrixen een belangenafweging gemaakt, waarbij de bovengenoemde aspecten, zijn afgewogen tegen de belangen van belanghebbende(n).

  • Gelet op het recht op respect voor het/ieders privé-, familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie (artikel 8 EVRM) dient bij het sluiten van woningen een nog zorgvuldigere belangenafweging plaats te vinden dan bij lokalen, waarbij in het bijzonder rekening gehouden dient te worden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

  • Om tot een zorgvuldige belangenafweging te komen, wordt gebruik gemaakt van een aantal indicatoren. Door gebruik te maken van de indicatoren geeft de burgemeester invulling aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

  • Het bestuursrechtelijk optreden is niet persoonsgebonden maar pandgebonden. Het is dus niet noodzakelijk dat de eerstvolgende constatering van overtreding van de Opiumwet na een gegeven waarschuwing onder de verantwoordelijkheid van dezelfde persoon valt, als aan wie de waarschuwing is gegeven.

  • Indien een bestuursrechtelijke maatregel is opgelegd of waarschuwing is gegeven, geldt een periode van 5 jaar na verzenddatum van de bestuursrechtelijke maatregel of waarschuwing waarbinnen een volgende constatering leidt tot de volgende stap/bestuursrechtelijke maatregel in de handhavingsmatrix.

  • Indien meer dan 5 jaar na verzenddatum van de bestuursrechtelijke maatregel of waarschuwing een constatering wordt gedaan, dan geldt deze als 1e constatering en wordt conform die constatering opgetreden (waarschuwing of bestuursrechtelijke maatregel).

  • Bij een sluiting voor onbepaalde tijd wordt de kanttekening gemaakt dat de pandeigenaar te allen tijde een verzoek tot opheffing van de sluiting kan indienen. Dit verzoek kan in beginsel alleen ingewilligd worden als de vrees voor herhaling verdwenen is en de burgemeester van oordeel is dat er door nieuwe feiten en omstandigheden een andere belangenafweging moet plaatsvinden.

4. Toepassing last onder bestuursdwang

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:

  • I.

    Woningen: de niet gedoogde drugshandel in woningen dan wel bij woningen behorende erven. Bijgebouwen bij woningen vallen in het kader van dit beleid onder het begrip “woningen”;

  • II.

    Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven.

In de gemeente [gemeentenaam] geldt een nulbeleid voor gedoogde verkooppunten voor softdrugs.

4.1 Woningen en daarbij behorende erven

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen, wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie.

4.1.1 Harddrugs in woningen en daarbij behorende erven

Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van > 0,5 gram, dan volgt bij een 1ste constatering een waarschuwing of een sluiting van 3 maanden. Een uitzondering kan zijn de situatie dat de hoofdbewoners geen weet hebben van de aanwezigheid van de harddrugs (zie hieronder). Bij een 2de constatering in een woning of bij woningen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, er een sluiting plaats van 6 maanden (ook als in eerste instantie is volstaan met een waarschuwing). Bij een 3de constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.

Overtreding:

In een woning en bijbehorende erven wordt harddrugs geconstateerd met een handelsvoorraad van > 0,5 gram.

Maatregel:

  • 1e constatering: afhankelijk van de omstandigheden van het geval een waarschuwing of 3 maanden sluiting

  • 2e constatering binnen 5 jaar: 6 maanden sluiting

  • 3e constatering binnen 5 jaar: sluiting voor onbepaalde tijd

4.1.1.1 Handelsvoorraad harddrugs buiten medeweten hoofdbewoner(s)

Denkbaar is dat er situaties zijn dat de hoofdbewoner van een woning redelijkerwijs geen weet heeft van de aanwezigheid van handelsvoorraden harddrugs in de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een in een huis wonend kind buiten medeweten van zijn of haar ouders een handelsvoorraad harddrugs bewaart in de woning en/of een bijgebouw bij een woning. In die situaties zal eerst een waarschuwing gegeven worden. Het is in beginsel aan de hoofdbewoner om aannemelijk te maken dat hij geen weet had van de aanwezigheid. Als hoofdbewoner geldt in deze situaties de eigenaar van de woning die er ook woont of, bij verhuur, de hoofdhuurder van de woning.

4.1.2 Softdrugs in woningen en daarbij behorende erven

Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelsvoorraad van > 5 gram (al dan niet verkregen door teelt in dezelfde woning), ontvangen eigenaar, huurder en gebruiker een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing. Deze waarschuwing geldt voor een termijn van 5 jaar.

In afwijking van het voorgaande wordt bij constatering van een gevaarlijke situatie door de aanwezigheid van een hennepplantage ook bij de eerste constatering al besloten tot een sluiting van 3 maanden. Dit omdat het enige tijd kost voor een dergelijke plantage volledig ontmanteld is en het bovendien bekend is dat (bijvoorbeeld) elektrische installaties vaak onveilig zijn door het grote vermogen dat de plantage vraagt. Om de veiligheid van bewoners van de woning en de (eventuele) buren te beschermen kan de woning onmiddellijk worden gesloten.

Bij een 2de constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering in een woning of bij woningen behorende erven vindt er een sluiting plaats van 6 maanden. Bij een 3de constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering vindt er een sluiting plaats van 12 maanden en bij een 4de overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering, een sluiting voor onbepaalde tijd.

Overtreding:

In een woning en bijbehorende erven wordt softdrugs geconstateerd met een handelsvoorraad van > 5 gram.

Maatregel:

  • 1e constatering: afhankelijk van de omstandigheden van het geval een waarschuwing voor 5 jaar of 3 maanden sluiting

  • 2e constatering binnen 5 jaar: 6 maanden sluiting

  • 3e constatering binnen 5 jaar: 12 maanden sluiting

  • 4e constatering binnen 5 jaar: sluiting voor onbepaalde tijd

4.2 Lokalen en bijbehorende erven

Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten).

Drugshandel in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

4.2.1. Harddrugs in lokalen en daarbij behorende erven

Bij een 1e constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen -niet zijnde feitelijk bewoonde woningen - en daarbij behorende erven drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, dan wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een 2e constatering, binnen vijf jaar na de eerste constatering wordt het pand gesloten voor onbepaalde tijd.

Overtreding:

In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal, niet zijnde een woning en bijbehorende erven worden harddrugs geconstateerd.

Maatregel

1e constatering: sluiting 12 maanden

2e constatering binnen 5 jaar: sluiting voor onbepaalde tijd

4.2.2. Softdrugs in lokalen en daarbij behorende erven

Bij een 1e constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen -niet zijnde feitelijk bewoonde woningen - en daarbij behorende erven drugshandel ten aanzien van softdrugs wordt geconstateerd, volgt afhankelijk van de situatie een waarschuwing of wordt het pand voor 6 maanden gesloten. Bij een 2de constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering wordt een sluiting van 12 maanden bevolen. Bij de 3de constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt een sluiting plaats voor onbepaalde tijd.

Overtreding:

In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal worden softdrugs geconstateerd.

Maatregel:

1e constatering: 6 maanden sluiting

2e constatering binnen 5 jaar: 12 maanden sluiting

3e constatering binnen 5 jaar: sluiting voor onbepaalde tijd

handhavingsmatrix

Overtreding 1

Overtreding 2

Overtreding 3

Overtreding 4

Harddrugs woning

> 0,5 gram

waarschuwing of 3 maanden sluiting

binnen 5 jaar 6 maanden sluiting

binnen 5 jaar onbepaalde tijd sluiting

 

Softdrugs woning

> 5 gram / > 5 planten / voorwerpen ter voorbereiding

waarschuwing voor 5 jaar of 3 maanden sluiting

binnen 5 jaar 6 maanden sluiting

binnen 5 jaar 12 maanden sluiting

binnen 5 jaar onbepaalde tijd

Harddrugs lokaal

Geen hoeveelheid aangeven

12 maanden sluiting

binnen 5 jaar onbepaalde tijd

 
 

Softdrugs lokaal

Geen hoeveelheid aangeven

6 maanden sluiting

binnen 5 jaar 12 maanden sluiting

binnen 5 jaar onbepaalde tijd

 

4.3 Handelsvoorraad harddrugs buiten medeweten exploitant

Het gaat in bovenstaande gevallen om de situatie dat de harddrugs worden verhandeld door de exploitant van de lokalen met erven (of zijn personeel) en niet om de situatie dat een bezoeker (zonder medeweten van de exploitant) in de lokalen of erven handelt. In onze gemeente is in het geval van voor publiek toegankelijke lokalen maar bij een beperkt aantal lokalen sprake van deurbeleid met beveiligers en er is dan ook slechts beperkte controle op de aanwezigheid van drugs bij bezoekers d.m.v. bijvoorbeeld fouilleren van bezoekers.

Exploitanten van voor publiek toegankelijke lokalen kunnen gelet op het voorgaande niet altijd bekend zijn met (incidentele) handel van drugs door bezoekers. Om die reden wordt bij handel door bezoekers van een voor publiek toegankelijk lokaal met erf buiten medeweten van de exploitant (of diens medewerkers), als beleid gehanteerd dat bij een 1ste constatering altijd eerst een waarschuwing wordt gegeven. Bij een tweede constatering geldt het beleid zoals dat hiervoor weergegeven is (waarbij dus voor “1e constatering” gelezen moet worden “2e constatering”.

Zoals gezegd beperkt de uitzondering zich tot voor publiek toegankelijke lokalen. Het geldt niet voor loodsen, hallen, magazijnen, schuren en dergelijke die niet voor publiek toegankelijk zijn.

4.4 Verhuursituaties

Is er sprake van een situatie dat een woning of een lokaal met erf wordt verhuurd, dan kan de verhuurder de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW ontbinden. In situaties waarin er sprake is van verhuur, is het mogelijk dat de verhuurder niet op de hoogte was van de overtreding van de Opiumwet en hiervan ook redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn. Maakt de verhuurder aannemelijk dat dit het geval is, dan kan de termijn van sluiting worden verkort.

De termijn kan worden verkort als de rechter in een ontbindingsprocedure op grond van art. 7:231 lid 2 BW de ontbinding van de huurovereenkomst heeft uitgesproken. Uitgangspunt dient wel te zijn dat het ontruimingsvonnis uitvoerbaar is en ook daadwerkelijk door de verhuurder wordt uitgevoerd. Vanaf de dag na de datum van de feitelijke ontruiming door de eigenaar, kan de burgemeester dan besluiten om het handhavingsbesluit per die datum in te trekken. Vertrekt een huurder vrijwillig dan kan eveneens de datum van de ontruiming worden aangehouden.

Wordt bij eenzelfde onroerende zaak bij verschillende (al dan niet opvolgende) huurders geconstateerd dat er handel in drugs plaatsvindt, dan kan dit aanleiding zijn om af te zien van verkorting van de sluitingstermijn.

5. Inherente afwijkingsbevoegdheid

Op grond van artikel 4:84 Awb dient de burgemeester van de beleidsregels af te wijken indien toepassing van het beleid voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Uit jurisprudentie van de Raad van State (ABRvS 26-10-2016, nr. 201507715/1/A3, AB 2016/447) blijkt dat de burgemeester bij de toepassing van de beleidsregels inzake artikel 13b Opiumwet, alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling dient te betrekken om te bezien of er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb. Bij toepassing van dit beleid zal uiteraard rekening worden gehouden met deze jurisprudentie.

6. Verzwarende omstandigheden

De burgemeester kan, mits gemotiveerd, in aanvulling op dit beleid besluiten tot verzwaarde sancties indien naast het aantreffen van de aangegeven drugshandel sprake is van een of meer verzwarende omstandigheden zoals vermeld in de hieronder opgenomen niet-limitatieve lijst:

  • De hoeveelheid van de aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet;

  • Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;

  • De mate waarin de woning betrokken is bij dan wel bekend staat als pand waar drugshandel plaatsvindt of waar drugs aanwezig zijn. Relevant hiervoor is bijvoorbeeld de (waarneming van)aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht of het aantreffen in de woning van attributen die op handel in verdovende middelen wijzen, zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen;

  • Er is tevens sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • Er is tevens sprake van een of meer (vuur)wapen(s) / verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkenen;

  • Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten betreffende de Opiumwet en/of de Wet Wapens en Munitie. Ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernietiging of diefstal e.d. kunnen een rol spelen;

  • Er is sprake van recidive;

  • De mate van gevaar voor de omgeving, de mate van risico voor omwonenden;

  • De mate van overlast;

  • Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

  • Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken zijn bij de drugshandel.

7. Inwerkingtreding

De onderhavige beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad. Wanneer voor publicatie een overtreding wordt geconstateerd kan de burgemeester besluiten gebruik te maken van zijn bevoegdheden conform artikel 13b Opiumwet. In het handhavingsbesluit zal dit nader worden gemotiveerd.

Ondertekening

23 september 2020,

De burgemeester van Berkelland,

drs. J.H.A. van Oostrum.