Regeling vervallen per 21-02-2020

Reglement Brandweer Achterhoek Oost

Geldend van 09-02-2011 t/m 20-02-2020

Intitulé

Reglement Brandweer Achterhoek Oost

Deel I

- BWAO -

B randw eer A chterhoek O ost, de brandweer in:

Aalten, Borculo, Dinxperlo, Eibergen, Groenlo, Lichtenvoorde, Ne e de, Ruurlo, Winterswijk

VOORWOORD

Dit is het reglement van Brandweer Achterhoek Oost. Het bestaat uit drie delen. Het eerste deel is het algemeen reglement. Het tweede deel is het Handboek met onder andere de operationele procedures. Het derde deel bevat gemeentespecifieke regelingen die alleen voor de betreffende gemeente gelden. Deel III is altijd ondergeschikt aan de afspraken en bepalingen in de delen I en II.

Ve r sie:

Datum:

Vastgesteld in:

Vastgesteld op:

2

31 augustus 2010

MT BWAO

17 november 2010

2

31 augustus 2010

Colleges van B&W

-Berkelland

-Winterswijk

-Aalten

-Oost Gelre

ALGEMEEN

REGLEMENT

INHOUD Blz.

  • 1.

    Inleiding 5

  • 2.

    Organisatie

  • 2.

    1 Taken 5

  • 2.

    2 Organisatievorm 5

  • 2.

    3 Overlegstructuur 6

  • 2.

    4 Routeprocedure 7

  • 3.

    Rechtspositie

  • 3.

    1 Algemeen 8

  • 3.

    2 Vergoedingen en declaraties 8

  • 4.

    Arbeidsomstandigheden (Arbo)

  • 4.

    1 Algemeen 8

  • 4.

    2 Melding (bijna)-arbeidsongevallen, incidenten, enz. 9

  • 4.

    3 Welzijn 9

  • 4.4.

    Seksuele Intimidatie, discriminatie, geweld, pesten 9

  • 4.

    5 Agressie en geweld 9

  • 4.

    6 Besmetting en vaccinatie 10

  • 4.

    7 Zwangerschap 10

  • 4.

    8 Medicijnen, alcohol en drugs 10

  • 4.

    9 Roken 11

  • 4.

    10 Rechten, plichten en instructies dienstkleding 11

  • 4.

    11 Inzetgereed maken van materieel 11

  • 5.

    Personele zaken

  • 5.

    1 Externe sollicitatie 11

  • 5.

    2 Open sollicitatie 12

  • 5.

    3 Interne sollicitatie 12

  • 5.

    4 Functioneren 12

  • 5.

    5 Rechten en plichten omtrent gegevens 13

  • 5.

    6 Medisch onderzoek 13

  • 5.

    7 Ziekte 14

  • 5.8.

    Ontslag 14 5.9 Personeelsvereniging 15

  • 6.

    Opleiding en bijscholing 15

  • 7.

    Oefening 15

  • 8.

    Gebruik voertuigen en materiaal

  • 8.

    1 Uitrukvoertuigen 16

  • 8.

    2 Regionale voertuigen 16

  • 8.

    3 Dienstvoertuigen 16

  • 8.

    4 Brandweermaterieel 17

  • 9.

    Onderhoud en actualisering reglement 17

  • 10.

    Situaties waarin dit reglement niet heeft voorzien 17

1.INLEIDING

Het doel van dit reglement is om de vrijwilligers van Brandweer Achterhoek Oost (BWAO: gemeenten Berkelland, Winterswijk, Aalten en Oost Gelre) duidelijkheid te verschaffen over rechten en plichten. Het omschrijft welke regelingen van toepassing zijn. Met het in werking treden van dit reglement komen alle voorgaande versies te vervallen.

2. ORGANISATIE

2.1. Taken

De taken van de brandweer zijn omschreven in de Wet veiligheidsregio’s en de daarbij behorende Besluiten. De taken zijn:

  • a.

    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen dat daarmee verband houdt;

  • b.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

De taken van specifiek BWAO, alsook haar missie, visie en doelstellingen, zijn opgenomen in het Beleidskader/Beleidsplan van BWAO (zie deel II van dit reglement).

2.2.Organisatievorm

BWAO is een brandweercluster binnen de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG). BWAO beschikt over circa 260 vrijwilligers die in dienst zijn van de vier gemeenten van Achterhoek Oost. Deze vrijwilligers werken vanuit negen posten (Aalten, Borculo, Dinxperlo, Eibergen, Groenlo, Lichtenvoorde, Neede, Ruurlo, Winterswijk). Daarnaast kent BWAO een ondersteunende dagdienst (21 medewerkers), in dienst van de VNOG, geplaatst bij BWAO. BWAO wordt aangestuurd door een Bestuurscommissie, bestaande uit de vier burgemeesters van de vier gemeenten in Achterhoek Oost.

De BWAO-organisatie is juridisch verankerd in de Gemeenschappelijke regeling VNOG. Aan deze regeling nemen in totaal 22 gemeenten deel. In het Algemeen Bestuur van de VNOG wordt elke gemeente vertegenwoordigd door de burgemeester. Eén burgemeester vanuit Achterhoek Oost heeft zitting in het Dagelijks Bestuur van de VNOG. Het Algemeen Bestuur heeft de basisbrandweerzorg in Achterhoek Oost gelegd bij de Bestuurscommissie van BWAO.

De dagdienst is organisatorisch opgedeeld in vier brandweertaakvelden en het onderdeel “Special” (management-/beleidsondersteuning). De vier taakvelden zijn: Risicobeheersing (RB), Opleiden/Trainen&Oefenen (OT&O), Operationele voorbereiding/Repressie (OV/Repr.) en Bedrijfsvoering (BV). Het Formatieplan BWAO bevat een uitgebreide omschrijving (zie deel II van dit reglement). Elke coördinator van deze taakvelden neemt deel aan het Stafoverleg BWAO. BWAO heeft één clustercommandant. Deze is tevens gemeentelijk brandweercommandant in de vier gemeenten en daarmee de hoogste brandweerleidinggevende in Achterhoek Oost.

Alle negen uitrukposten beschikken over een eigen postcommandant; deze treedt op als coördinator van de post, voorzitter van het bevelvoerdersoverleg (kader) van de post en is een belangrijke schakel tussen de brandweertaakvelden en de vrijwilligers op de posten. De negen postcommandanten vormen samen het MT BWAO. Een overzicht van de taken van de postcommandant is opgenomen in deel II van dit reglement.

Het organogram van BWAO:

2.3. Overlegstructuur

Bestuurscommissie

De Bestuurscommissie BWAO bestaat uit de vier burgemeesters, een gemeentesecretaris en de clustercommandant. Zij komen circa vijf keer per jaar bijeen. Deze overleggen zijn afgestemd op de Algemeen Bestuursvergaderingen van de veiligheidsregio. De Bestuurscommissie stuurt BWAO aan, bepaalt de hoofdlijnen en de koers voor de toekomst.

MT BWAO

De clustercommandant is voorzitter van het managementteam BWAO. De leden van dit MT BWAO zijn de negen postcommandanten van de posten. De coördinator van het taakveld OV/Repr. is als vice-voorzitter bij het MT BWAO aanwezig. Hij is de vaste contactpersoon voor de postcommandanten, treedt op als intermediair tussen de posten en de taakvelden en verzorgt een stuk aansturing. Het MT BWAO adviseert de voorzitter gevraagd en ongevraagd over zaken voorzover deze de posten raken, op basis van ontwikkelingen op de eigen post. Het MT vergadert in principe maandelijks. Haar taken zijn:

  • -

    Het informeren van de voorzitter over de eigen post

  • -

    Het signaleren en melden van benodigd nieuw beleid / aanpassingen in bestaand beleid op basis van ontwikkelingen op de eigen post

  • -

    Het creëren van draagvlak voor beleid op de eigen post

  • -

    Het vertegenwoordigen van de eigen post in het MT BWAO

Taakveldoverleg en Stafoverleg BWAO

De coördinatoren van de vier brandweertaakvelden zijn verantwoordelijk voor de voortgang op het aan hen toegewezen taakveld. Onder hun voorzitterschap vindt er geregeld binnen het taakveld overleg plaats. De taakveldcoördinatoren hebben voorts samen zitting in het Stafoverleg BWAO. De clustercommandant is voorzitter van het Stafoverleg. Het Stafoverleg adviseert de voorzitter en het MT BWAO gevraagd en ongevraagd vanuit de eigen expertise over onderwerpen op het respectievelijke eigen specialisme. De Staf komt in principe tweewekelijks bijeen, of vaker indien nodig. Haar taken zijn:

  • -

    Het informeren van de voorzitter over landelijke, regionale en gemeentelijke ontwikkelingen op het eigen vakgebied

  • -

    Het signaleren en melden van benodigd nieuw beleid / aanpassingen in bestaand beleid op het eigen vakgebied op basis van deze ontwikkelingen

  • -

    Het in opdracht van de voorzitter of op eigen initiatief voorleggen van voorstellen voor nieuw beleid of aanpassing van bestaand beleid op het eigen vakgebied

  • -

    Het, indien gewenst, inhoudelijk toelichten van deze voorstellen aan het MT BWAO

  • -

    Het ervoor zorgdragen dat de op te leveren producten voldoen aan de afgesproken uitgangspunten van BWAO, de kwaliteit ervan gewaarborgd is en dat de producten uit de taakvelden op elkaar aansluiten

  • -

    Het afstemmen van zaken tussen de taakvelden

  • -

    Het vertegenwoordigen van het eigen taakveld in het Stafoverleg BWAO

Kaderoverleg/bevelvoerdersoverleg

Alle bevelvoerders van een post vormen gezamenlijk het kader van die post. Minimaal drie keer per jaar komen zij, onder voorzitterschap van de eigen postcommandant, bijeen. In dit overleg worden de dagelijkse zaken op postniveau doorgesproken en geeft de postcommandant informatie vanuit het MT BWAO en de brandweertaakvelden. De bevelvoerders kunnen in dit overleg punten voor de diverse taakvelden aan hun postcommandant meegeven. Daarnaast kunnen grote relevante zaken, die betrekking hebben op de gehele BWAO, ook van hieruit door de postcommandant worden meegenomen naar het MT BWAO.

Onderdeelcommissies

Elk van de vier gemeenten kent een Onderdeelscommissie (OC) voor de vrijwilligers. Deze OC valt onder de gemeentelijk Ondernemingsraad. Via de OC hebben de vrijwilligers inspraak in gemeentelijke aangelegenheden. Daarnaast spelen de vier OC’s een rol in de routeprocedure van BWAO (zie paragraaf 2.4.).

Ondernemingsraad

De beroepsmedewerkers van BWAO zijn in dienst van de VNOG. Via de Ondernemingsraad van de VNOG hebben zij inspraak op regionale zaken die hen aangaan.

2.4. Routeprocedure

Om werkafspraken en procedures binnen BWAO met draagvlak vast te stellen, is een route van advisering en vaststelling omschreven, zie hierna. Soms kan het overigens noodzakelijk zijn om van de route af te wijken, bijvoorbeeld vanwege efficiency, wettelijke verplichting of overmacht. Er kunnen zich (nood)situaties voordoen waarbij per direct wijzigingen in procedures of werkafspraken moeten worden aangebracht. In die gevallen zal de commandant achteraf hierover conform de procedure een toelichting geven. De route luidt als volgt:

  • 1.

    Formulering van een initiatief voor een procedure / werkafspraak. Dit kan op voorspraak van vrijwilligers, OC-leden, overige medewerkers brandweer, MT BWAO, Staf BWAO, de gemeenten, Bestuurscommissie, etc.

  • 2.

    Het initiatief wordt ingebracht bij het MT BWAO dat vervolgens adviseert hier al dan niet een voorstel voor op te stellen.

  • 3.

    Voorstellen gaan vervolgens ter informatie naar:

    • i.

      Bevelvoerders per post

    • ii.

      OC’s binnen BWAO via de WOR-bestuurder (NB wel adviestaak als de WOR dit voorschrijft)

    • iii.

      Waar relevant: overleg clustercommandant / burgemeester

  • 4.

    Daar waar voorstellen mogelijk effecten hebben op de gemeentelijke bedrijfsvoering worden deze ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenten (o.a. directies).

  • 5.

    Voorstellen worden vervolgens besproken in het MT BWAO en vastgesteld.

  • 6.

    Voorstellen gaan daarna ter kennisname naar het Bevelvoerders per post en de OC’s.

  • 7.

    Voorstellen gaan vervolgens indien nodig een vervolg besluitvormingstraject in. Dit kan een bestuurlijk traject zijn (bijvoorbeeld Bestuurscommissie).

  • 8.

    Vastgestelde voorstellen/updates reglement worden vervolgens algemeen bekendgemaakt via het periodieke nieuwsbulletin van BWAO en de website van BWAO. Op deze website is het actuele reglement voor een ieder steeds in te zien. Daarnaast krijgt iedere post een hard copy van het betreffende vastgestelde document.

3.RECHTSPOSITIE

3.1. Algemeen

De arbeidsvoorwaarden van de vrijwilligers van de brandweer zijn grotendeels geregeld in de “Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de brandweer” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze is opgenomen als artikel 19 van de rechtspositieregeling voor ambtenaren, de Car-Uwo (Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst). Op het websitegedeelte van BWAO staat een link naar de Car-Uwo. Daarnaast zijn er door de gemeentebesturen vastgestelde nadere arbeidsvoorwaarden, bijvoorbeeld de Vergoedingsregeling Vrijwillige Brandweer en de Geschenkenregeling Vrijwillige Brandweer (deze zijn opgenomen in de andere delen van dit reglement). Bepaalde lokale rechtspositieregelingen voor alle ambtenaren zijn ook van toepassing op de vrijwilligers. Voor het brandweerpersoneel is een ongevallenverzekering afgesloten, zoals vermeld in artikel 19 Car-Uwo.

3.2. Vergoedingen en declaraties

Voor de vrijwilligers geldt de “Vergoedingsregeling Vrijwillige Brandweer” (opgenomen in de andere delen van dit reglement), gebaseerd op ondermeer meer de Vergoedingsregeling, zoals vermeld in de Car-Uwo, wat betreft:

  • -

    de vaste jaarvergoeding per rang

  • -

    de uurbedragen per rang voor oproep brandbestrijding en hulpverlening

  • -

    de uurbedragen per rang voor oefening, cursussen en vergaderingen.

Daarnaast zijn er overige vergoedingen, die gebaseerd zijn op lokale of regionale afspraken.

Declaraties moeten aan het einde van de maand zijn ingediend. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de voorgeschreven declaratieformulieren. Het declaratieformulier dient volledig te zijn ingevuld en te worden ondertekend, waarna het formulier ter goedkeuring wordt ingeleverd bij de postcommandant per post en via deze aan de taakveldcoördinator OV/Repressie. Hierna wordt het door het taakveld Bedrijfsvoering verwerkt in het brandweerregistratiesysteem.

Na verwerking van de vergoedingen en declaraties in het registratiesysteem, vindt de uitbetaling per maand plaats via de salarisadministratie van de afdeling Personeel en Organisatie van de eigen gemeente. Uitbetaling geschiedt op grond van de geregistreerde brandrapporten (waarin vermeld de personen en tijden van opkomst/uitruk en aanwezigheden bij oefeningen), de presentielijsten van vergaderingen/bijeenkomsten en de ingediende declaraties. Men ontvangt per maand een salarisstrook en een urenopgave.

4.ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN (Arbo)

4.1. Algemeen

Het arbobeleid is gericht op een zo groot mogelijke veiligheid, een zo goed mogelijke bescherming van de gezondheid en het bevorderen van het welzijn van de werknemers. De Arbowet is volledig van toepassing tijdens oefening, opleiding, kazernewerkzaamheden, preparatie- en preventiewerkzaamheden en is een verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer, oftewel van de gemeenten en iederkorpslid. Toezicht op de naleving van de Arbowetgeving ligt bij de clustercommandant.

Bij repressieve werkzaamheden kan niet altijd aan de doelstelling van de Arbowet worden voldaan. Daarom is er voor de brandweer een uitzonderingspositie geregeld. In opdracht van de leidinggevende ter plaatse tijdens een inzet (bevelvoerder of de (H)OVD, etc.) mag er worden afgeweken van de regels vermeld in de Arbowet. Dit geldt overigens alleen voor levensbedreigende situaties en bij zeer grote economische en / of grote historische waarden.

4.2. Melding en registratie van (bijna)- arbeidsongevallen, incidenten, enz.

Voor de brandweer geldt de gemeentelijke “Regeling melding en registratie van (bijna)- arbeidsongevallen, incidenten, onveilige situaties en materiële schaden”. Deze bevat de meldingsprocedure en een meldingsformulier, die korpsleden moeten hanteren bij voornoemde (dreigende) calamiteiten. De bevelvoerder dient erop toe te zien, dat deze meldingen ook daadwerkelijk worden gedaan.

Melding dient te gebeuren aan de coördinator Arbobeleid van BWAO, die vervolgens zaken doorgeeft aan de gemeentelijke Arbocoördinator. Deze is verantwoordelijk voor (het goed wegzetten van) de vervolgstappen, de directe melding van ernstige arbeidsongevallen aan de Arbeidsinspectie etc. Centrale registratie van gemelde calamiteiten vindt ook plaats bij deze gemeentelijke Arbocoördinator.

4.3. Welzijn

Voor de eerste opvang na een traumatische gebeurtenis is er binnen elke post een vertrouwenspersoon en wanneer noodzakelijk het RCBOT team van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) beschikbaar. Voor meer specialistische opvang / begeleiding kan gebruik worden gemaakt van een ter zake kundig extern bureau. Voor inschakeling van deze externe opvang/begeleiding dient vooraf toestemming te worden gegeven door de clustercommandant.

4.4. Seksuele intimidatie, discriminatie, agressie, geweld, pesten (onderling)

De gemeenten kennen beleid ten aanzien van psychosociale belastingsfactoren, zoals seksuele intimidatie, discriminatie, agressie, geweld, pesten, waar personeelsleden op de werkvloer mee te maken kunnen krijgen. De gemeentelijke regeling “Seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld” voorziet onder andere in de mogelijkheid om een opgeleide vertrouwenspersoon te kunnen raadplegen. Voor de externe klachtenprocedure is aansluiting gezocht bij de Regionale Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen.

4.5. Agressie en geweld (van burgers)

De gemeenten kennen voor de gemeentelijke organisatie een nota “Agressie en geweld”, met als doel werknemers te beschermen tegen agressie en geweld van burgers. Met inachtneming van de kaders zullen afdelingen en locaties zelf nader invulling moeten geven aan de maatregelen ter bescherming tegen agressie en geweld. Dit geldt ook voor de brandweer. Het beleid bevat preventieve maatregelen, de interne en externe gedragscode, de zorg voor opvang en begeleiding en een meldingsformulier van incidenten. Agressie- en geweldincidenten dienen te worden gemeld aan de coördinator van het taakveld OV/Repressie, die vervolgens zaken doorgeeft aan de verantwoordelijken binnen de betreffende gemeente (Arbocoördinator van de afdeling Personeel en Organisatie). Deze zorgt daarna voor (het goed wegzetten van) de vervolgstappen (o.a. centrale registratie meldingen).

4.6. Besmetting en vaccinatie

Door de aard van de werkzaamheden kan het voorkomen dat brandweerlieden in aanraking komen met personen /objecten die een besmettelijke ziekte bij zich dragen. Ter voorkoming van eventuele besmetting tijdens brandweerwerkzaamheden gelden de volgende preventieve / preparatieve maatregelen:

  • bij incidenten waarbij mogelijk slachtoffers (gewond dan wel dodelijk) betrokken zijn, dienen door de uitvoerende brandweerlieden naast de gewone beschermende middelen speciaal afsluitende handschoenen te worden gebruikt;

  • contact met eventuele verwondingen van de slachtoffers moet tot een minimum worden beperkt;

  • bij schoonmaakwerkzaamheden dient er door de betrokken brandweerlieden, na opdracht van de leidinggevende, tijdens het schoonspuiten gewerkt te worden met ademlucht;

  • ontsmettingsmiddel kan worden geregeld via de OVD;

  • indien een medewerker toch in aanraking komt met bloed, een naald, speeksel, etc. en er mogelijk besmetting plaatsvindt (bijv. Hepatitis B) dan dient er zo spoedig mogelijk contact te worden opgenomen met de GGD voor een vaccinatie. Dit dient te gebeuren binnen 24 uur na de mogelijke besmetting.

4.7. Zwangerschap

Brandweermedewerkers kunnen bij het uitoefenen van hun taak met verschillende extreme werkomstandigheden te maken krijgen. De risico’s betreffen onder andere fysieke belasting, fysische omstandigheden, gevaarlijke stoffen en psychische belasting. Deze risico’s kunnen gevolgen hebben voor zwangere vrouwen. Het is daarom belangrijk dat brandweervrouwen die zwanger zijn, dit zo vroeg mogelijk melden aan hun postcommandant. Zij dienen de instructie van hun postcommandant op te volgen en zijn verplicht deel te nemen aan eventuele voorlichting met betrekking tot brandweerwerk en zwangerschap. Omdat genoemde risico’s bij repressieve werkzaamheden niet voorkomen kunnen worden, worden brandweervrouwen gedurende de gehele zwangerschap en lactatieperiode niet meer opgeroepen voor inzetten. Wel kunnen zij worden ingezet voor andere taken, deelnemen aan theoretische en/of fysieke oefeningen, zolang deze niet schadelijk zijn voor de zwangere of voor haar kind.

4.8. Medicijnen, alcohol en drugs

Omwille van de veiligheid van de brandweermedewerker en de burger, geldt de volgende regeling:

  • -

    Het is de brandweermedewerker verboden deel te nemen aan een oefening, een repressief optreden of andere brandweeractiviteiten, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet of kan weten, dat het gebruik daarvan (al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof) het reactievermogen kan verminderen en dat hij hierdoor niet tot normaal functioneren in staat moet worden geacht; hierbij worden wettelijke normen/richtlijnen gevolgd;

  • -

    Wanneer het vermoeden bestaat dat een collega mogelijk in strijd gaat handelen met bovengenoemde regel, moet de bevelvoerder deze persoon uitsluiten van de voorgenomen activiteiten. De bevelvoerder meldt dit vervolgens zo spoedig mogelijk aan de postcommandant;

  • -

    De postcommandant neemt na een melding van de bevelvoerder direct contact op met de betrokken brandweermedewerker. Na afloop van dit gesprek wordt hiervan een aantekening geplaatst in het personeelsdossier van de betrokken brandweermedewerker;

  • -

    Ingeval van herhaling kan de brandweermedewerker worden voorgedragen voor oneervol ontslag.

4.9. Roken

Voor de kazernes en de brandweervoertuigen geldt een algeheel rookverbod, behoudens de daarvoor aangewezen ruimtes. De brandweer volgt hierin de landelijke richtlijnen.

  • 4.10 Rechten, plichten en instructies dienstkleding

  • De dienstkleding omvat alle kleding waardoor de drager herkenbaar is als lid van de brandweer, daaronder valt dus werkkleding met emblemen, het uitgaansuniform, uitrukkleding, etc.

  • Voor rechten en plichten met betrekking tot dienstkleding en uitrustingsstukken, zie artikel 19 van de Car-Uwo.

  • Bij het dragen van dienstkleding in openbare gelegenheden wordt men geacht zich naar behoren te gedragen.

  • De keuze van het juiste tenue voor een evenement of bepaalde gelegenheid wordt bepaald door de clustercommandant.

  • Iedere brandweermedewerker is verantwoordelijk voor zijn dienstkleding (persoonlijke uitrukkleding, werkkleding, uitgaansuniform, etc.) en uitrusting. Eventuele gebreken / tekortkomingen / afwezigheid materiaal e.d. dienen te worden gemeld aan het taakveld OV/Repressie. OV/Repressie zal vervolgens zorgdragen voor de vereiste maatregelen.

  • Tijdens oefeningen wordt een volledige set uitrukkleding gedragen, tenzij de bevelvoerder anders bepaalt.

  • Bij een daadwerkelijke inzet wordt een set volledige uitrukkleding gedragen, ongeacht het type inzet en weertype, tenzij de bevelvoerder anders bepaalt.

  • De uitrukkleding bestaat uit: blushandschoenen, bluskleding, helm, brandweerlaarzen, veiligheidsbril.

  • Bij het dragen van uitrukkleding wordt er geen alcohol genuttigd.

  • Het is niet toegestaan met uitrukkleding en laarzen in het instructielokaal / kantine te komen.

  • Er wordt tijdens een uitruk pas in het voertuig gestapt, wanneer men de volledige uitrukkleding draagt.

4.11. Inzetgereed maken van materieel

De voertuigen moeten na iedere inzet en oefening meteen worden gecontroleerd door de betrokken chauffeur en de bevelvoerder. Eventuele gebreken / tekortkomingen / afwezigheid van materiaal e.d. worden gemeld aan het taakveld OV/Repressie. OV/Repressie zal vervolgens zorgen voor de vereiste maatregelen. Indien er voertuigen als gevolg van mankementen buiten dienst moeten worden gezet, wordt dit in ieder geval direct via de telefoon aan OV/Repressie gemeld. Deze zorgt voor verdere afhandeling. Ieder korpslid is verantwoordelijk voor orde en netheid in en om de kazerne.

5. PERSONELE ZAKEN

5.1. Externe sollicitatie

Wanneer er nieuwe leden worden geworven voor de vrijwillige brandweer, is de procedure als volgt (NB een uitgebreid draaiboek is opgenomen in deel II van dit Reglement):

  • (Schriftelijke) aanmelding door kandidaat, naar aanleiding van een vacaturemelding in de media. Kandidaat krijgt sollicitatieformulier BWAO;

  • Kandidaat vult sollicitatieformulier in en stuurt dit op;

  • Voorselectie door de gemeentelijke afdeling P&O in samenspraak met de postcommandant van de betreffende post, op basis van de competenties van de kandidaat versus de gestelde eisen in de vacaturemelding;

  • Goedkeuring van de werkgever;

  • Bekendmaking namen kandidaten bij de leden van de selectiecommissie (bestaande uit de postcommandant van betreffende post en een P&O consulent van betreffende gemeente) en de adviescommissie (bestaande uit een vertegenwoordiging van betreffende post);

  • Kandidaten uitnodigen voor een gesprek met zowel de selectie- als adviescommissie;

  • Keuze van de te benoemen leden na overeenstemming binnen en tussen beide commissies;

  • Bekendmaking van de te benoemen kandidaten binnen het korps;

  • Voorstel afdeling P&O aan college van B&W;

  • Besluit B&W tot tijdelijke aanstelling;

  • Medische keuring.

Na het doorlopen van de sollicitatieprocedure wordt, na medische goedkeuring, overgegaan tot een tijdelijke aanstelling. De aanstelling is voor een proeftijd van één jaar. Deze proefperiode kan eventueel verlengd worden wanneer daar gegronde redenen voor bestaan. Aan het eind van deze periode volgt een voortgangsgesprek met de postcommandant van de betreffende post, in overleg met de coördinator taakveld OV/Repressie. Bij wederzijdse instemming en gebleken geschiktheid volgt een aanstelling in vast dienstverband voor onbepaalde tijd.

5.2.Open sollicitatie

Open sollicitaties kunnen schriftelijk of digitaal worden gedaan via het taakveld Bedrijfsvoering van BWAO, de afdeling P&O van de gemeenten of via de postcommandant van de betreffende post. Desgewenst wordt nadere informatie gegeven.

5.3. Interne sollicitatie

Bij een interne vacature (bijvoorbeeld voor de functie van bevelvoerder) start de procedure met het in het korps bekend maken van de vacature met de daaraan verbonden voorwaarden. De kandidaten zullen daarna een gesprek hebben met een door het korps aangestelde adviescommissie. De mogelijkheid bestaat dat een interne kandidaat, wanneer een bepaalde voor de functie benodigde opleiding nog gestart moet worden, een psychologische test en indien nodig een assessment zal moeten ondergaan. De deelname aan deze opleiding wordt uiteindelijk bepaald door de clustercommandant in overleg met de afdeling P&O.

5.4. Functioneren

Per functie is een werkinstructie/functieomschrijving (takenpakket) opgesteld. Deze instructie bevat een omschrijving van de functie en eventuele speciale taken van de medewerker. De instructies zijn opgenomen in de andere delen van dit reglement.

De bevelvoerder voert één keer per jaar een werkgesprek met elke manschap van zijn groep. De postcommandant voert één keer per jaar een werkgesprek met de bevelvoerders van zijn post. Van deze gesprekken wordt een verslag in tweevoud opgesteld, waarvan de medewerker één exemplaar ontvangt. De medewerker ondertekent het verslag voor gezien en kan eventuele opmerkingen apart toevoegen aan het verslag. Het tweede exemplaar wordt toegevoegd aan het persoonlijke dossier van de medewerker. Dit wordt als vertrouwelijke informatie behandeld.

Buiten deze cyclus om is het mogelijk dat op initiatief van de leidinggevende of op aanvraag van de medewerker er een gesprek plaatsvindt in het kader van de persoonlijke ontwikkeling (POP), bevordering, evaluatie van het functioneren, etc.

5.5. Rechten en plichten omtrent gegevens

  • -

    De medewerker geeft wijzigingen van persoonlijke gegevens direct door aan het taakveld Bedrijfsvoering (woonadres, telefoon, emailadres, burgerlijke staat, enz.).

  • -

    De medewerker behoort zaken, waarvan hij door zijn functie kennis draagt en die hem als geheim zijn toevertrouwd of waarvan hij het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet openbaar te maken aan anderen, dan aan hen, aan wie hij volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht is.

  • -

    Voor “overige rechten en verplichtingen” wordt verwezen naar artikel 19 “Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de brandweer” (Car-Uwo).

5.6. Medisch onderzoek

Op grond van de regelgeving is een medische goedkeuring met ademlucht een vereiste voor ieder korpslid. Het onderzoek hiertoe geschiedt door de bedrijfsarts. Men ontvangt hiervoor een uitnodiging. Het is niet alleen noodzakelijk om nieuwe leden dit te laten ondergaan, maar ook periodiek alle andere leden. Het onderzoek omvat onder andere een ogen-, long- en gehoortest. Ook wordt de conditie beoordeeld en bepaald of men bestand is tegen hoge belastingen. Naarmate iemand ouder wordt, nemen weerbaarheid en kracht af. De frequentie van het onderzoek is daarom afhankelijk van de leeftijd:

  • -

    leeftijd tot en met 39 jaar 1 keer per 4 jaar

  • -

    van 40 tot en met 49 jaar 1 keer per 2 jaar

  • -

    50 jaar en ouder 1 keer per jaar

Totale ongeschiktheid

Uit het onderzoek kan totale ongeschiktheid volgen. Er wordt dan overgegaan tot eervol ontslag conform artikel 19 van de Car-Uwo. Het ontslag wordt verleend met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin het medische advies ter kennis is gebracht aan de vrijwilliger en de gemeente (zie ook paragraaf 5.8.).

Gedeeltelijke, tijdelijke/langdurige ongeschiktheid: verbetertr a ject

Uit het onderzoek kan ook een gedeeltelijke of tijdelijke/langdurige ongeschiktheid volgen. Er wordt dan een verbetertraject ingezet met een van tevoren afgesproken tijdpad. Wanneer de periode is verstreken zal er een nieuw (medisch) onderzoek plaatsvinden waarvan de uitslag positief dient te zijn. Mocht de uitslag dan alsnog negatief zijn, wordt overgegaan tot ontslag op grond van ongeschiktheid.

Reïntegratietraject

Na de terugkeer na een tijdelijke/langdurige of gedeeltelijke ongeschiktheid volgt een reïntegratietraject, waarbij bijvoorbeeld extra oefenmomenten worden ingepland. De invulling en het tijdpad van het reïntegratietraject zijn afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Het betreft daarom maatwerk.

Verbetertraject bij conditionele omstandigheden

Wanneer de gedeeltelijke of tijdelijke/langdurige ongeschiktheid een gevolg is van conditionele omstandigheden, zal er een beperking worden opgelegd voor de uitruk (in ieder geval niet meer lopen met ademlucht, andere aanvullende beperkingen zijn afhankelijk van de situatie) en een verbetertrajectafspraak gaan gelden voor het op peil brengen van de conditie. Dit verbetertraject is in principe als volgt. De medewerker krijgt een half jaar de tijd om de conditie op peil te brengen. Gedurende dit half jaar mogen enkel hand- en spandiensten worden uitgevoerd. Dan volgt een nieuw onderzoek. Mocht de uitslag opnieuw negatief zijn, krijgt de medewerker nogmaals een half jaar de tijd om de conditie op peil te brengen. Gedurende deze periode mogen helemaal geen werkzaamheden meer voor de brandweer worden uitgevoerd. Na het verstrijken van deze periode zal er opnieuw een onderzoek worden aangevraagd, waarvan de uitslag positief dient te zijn. Is dit niet het geval, dan zal in het belang van de organisatie en in overleg met de betrokkene de ontslagprocedure worden ingezet.

Verbetertraject bij medische omstandigheden

Wanneer er een medische reden is, dan zal er met onmiddellijke ingang geen deel meer worden genomen aan de repressieve dienst. De postcommandant kan in overleg met de coördinator van het taakveld OV/Repressie bezien of er mogelijkheden zijn om betrokkene in te zetten voor andere taken binnen het korps. Er zal contact worden opgenomen met de huisarts, (onderzoeks)arts, behandelend specialist en/of het gemeentelijk Sociaal Medisch Team (bedrijfsarts, afdeling P&O, clustercommandant) om te kijken naar een oplossing. Met de betreffende persoon wordt vervolgens een gesprek gevoerd. De afdeling P&O adviseert aan het college van B&W. Wanneer er een behandeling zal plaatsvinden, dient hiervan terugkoppeling naar de clustercommandant plaats te vinden, om het vervolgtraject te bezien. Indien er geen verbetering optreedt, zal in overleg met betrokkene de ontslagprocedure worden ingezet. Is er wel verbetering, dan wordt er een herkeuring aangevraagd; de uitslag hiervan is bepalend voor verdere deelname aan de repressieve dienst.

Afspraken die gemaakt zijn met bepaalde korpsleden vóór de vaststelling van dit reglement blijven overigens gehandhaafd.

5.7. Ziekte Na een ziekmelding bij de werkgever, mogen de repressieve brandweertaken niet meer door het betreffende korpslid worden uitgevoerd. Bij langdurige verwachte ziekte (meer dan een week) moet de postcommandant hiervan op de hoogte worden gebracht door betrokkene persoonlijk of een vertegenwoordiger van betrokkene. Repressieve brandweertaken mogen tijdens de ziekteperiode uitsluitend worden uitgevoerd, wanneer:

  • -

    de bedrijfsarts (eventueel de arts van de Arbodienst) en de eigen werkgever schriftelijk hebben bevestigd aan de clustercommandant, dat er geen bezwaren bestaan tegen het uitvoeren van de repressieve taken bij de brandweer;

  • -

    het is de verantwoordelijkheid van het betreffende korpslid zorg te dragen voor bovengenoemde verklaringen.

5.8. Ontslag

Afhankelijk van de ontslaggrond wordt ontslag eervol of oneervol verleend door het college van B&W. De vrijwilliger kan zelf om ontslag vragen. Dit gebeurt via een schriftelijk verzoek. Dit ontslag wordt eervol verleend binnen een termijn van 1-3 maanden na ontvangst van het ontslagverzoek.

Het college van B&W kan ongevraagd eervol of oneervol ontslag verlenen op grond van verschillende redenen zoals ziekte, onbekwaamheid/ongeschiktheid, organisatieverandering van de brandweer, onbetamelijk gedrag, veroordeling tot gevangenisstraf, etc.

Het functionele leeftijdsontslag voor de brandweer bestaat niet meer. Er is dus geen maximum leeftijd voor deelname aan de brandweer. Voorwaarde is wel dat de vrijwilliger steeds tijdens het jaarlijkse onderzoek medisch goedgekeurd wordt en de testen met goed gevolg aflegt. Mocht dit niet het geval zijn (zie ook paragraaf 5.6.) zal door het college van B&W eervol ontslag worden verleend. Zie voor uitgebreide informatie de “Rechtspositieregeling brandweer vrijwilligers” (artikel 19 van de Car-Uwo).

5.9. Personeelsvereniging Voor de organisatie van diverse activiteiten voor de brandweerleden, partners en eventuele oud-leden zijn er binnen Achterhoek Oost diverse personeelsverenigingen. De contributie van de (brandweer)leden aan de personeelsvereniging kan per post verschillen en wordt door de leden van die vereniging vastgesteld, zie hiervoor deel III van dit reglement.

6. OPLEIDING EN BIJSCHOLING

De opleiding tot en met “manschap” is de minimale opleidingseis. Ieder brandweerlid binnen het korps volgt de bijbehorende cursussen / opleidingen en dient deze met goed gevolg af te sluiten. Afhankelijk van de functie, taken en behoeften van de organisatie kunnen er specifieke opleidingen, bijscholingen en / of cursussen gevolgd worden. Jaarlijks wordt er geïnventariseerd welke behoeften (organisatiebreed) er zijn aan opleidingen, bijscholingen of cursussen. De inventarisatie wordt gezet naast het beschikbare budget, waarna door de clustercommandant wordt besloten welke behoeften kunnen worden gehonoreerd. Aan de deelname aan opleidingen kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.

Om voor een herexamen voor een opleiding in aanmerking te komen, wordt persoonlijk, schriftelijk of per email, een verzoek gedaan aan de coördinator van het taakveld OV/Repressie. Een aanvraag tot een herexamen wordt per opleidingsmodule maximaal twee keer gehonoreerd. Wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden kan de clustercommandant van dit maximum afwijken.

7. OEFENING

  • -

    De reguliere oefeningen worden gehouden op de per post gebruikelijke wekelijkse oefenavonden volgens een daartoe opgesteld oefenrooster. Dit oefenrooster wordt jaarlijks vastgesteld aan de hand van het Oefenbeleidsplan van Brandweer Achterhoek Oost (zie ook deel II van dit Reglement), dat gebaseerd is op de landelijke “Leidraad oefenen”.

  • -

    Men dient per oefenavond minimaal twee uren effectief te oefenen.

  • -

    Incidenteel kan er een oefening worden gepland op een andere dag en/of avond.

  • -

    Afwezigheid moet minimaal 2 uur voor aanvang van de desbetreffende activiteit worden gemeld bij de oefenleider van de oefenavond. Deze ziet toe dat men zich aan deze afspraak houdt. Bij herhaaldelijk voorkomen van niet-afmelding zal de persoon hierop worden aangesproken door de postcommandant van de eigen post.

  • -

    Op jaarbasis dient ieder minimaal aan 33 oefenmomenten (basis brandwacht) deel te nemen. Voor specifieke functies staan nog extra oefenmomenten. Zie het Oefenbeleidsplan voor meer details (in deel II van dit Reglement).

  • -

    Wanneer dit door bijzondere omstandigheden tijdelijk niet haalbaar is/zal zijn, dan moet dit vroegtijdig worden aangegeven bij de postcommandant, waarbij nadere afspraken worden gemaakt.

  • -

    Wanneer dit niet gehaald is, wordt door de clustercommandant bepaald wat de vervolgstappen zullen zijn.

  • -

    De bevelvoerders/oefenleiders zijn verantwoordelijk voor het invullen, per individu, van het beoordelingsformulier t.b.v. het registratiesysteem, onderdeel Oefenen.

  • -

    Bevelvoerders/oefenleiders vullen aanwezigen, aanwezigheidstijden en de behandelde oefenkaarten in ten behoeve van het registratiesysteem, onderdeel Vergoedingen

  • -

    Twee dagdelen per jaar realistisch oefenen brand behoort tot de verplichtingen voor iedere manschap en bevelvoerder.

  • -

    Realistische oefeningen voor enkele dagen of een week in het buitenland behoren tot de mogelijkheden. Dit zal in nauw overleg met de betrokken korpsleden zelf worden gepland. Afmeldingen hiervoor moeten minimaal vier weken van te voren worden gedaan, mits overmacht dit niet mogelijk maakt, dit ter beoordeling van clustercommandant.

  • -

    Na iedere oefening worden de voertuigen en de materialen weer uitrukgereed gemaakt. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de betrokken chauffeur en de bevelvoerder.

  • -

    Eventuele mankementen aan materieel/materiaal worden gemeld aan het taakveld OV/Repressie (zie paragraaf 4.11.).

  • -

    Het gereedmaken van de adembeschermingstoestellen dient geregistreerd te worden op de daarvoor beschikbare invulformulieren.

  • 8.

    GEBRUIK VOERTUIGEN EN MATERIAAL

8.1. Uitrukvoertuigen

Gebruik na alarmering door meldkamer:

  • -

    conform de uitrukprocedure (zie hiervoor deel III van dit reglement met gemeentespecifieke regelingen);

  • -

    alleen in opdracht van de bevelvoerder;

  • -

    met inachtneming van de landelijke brancherichtlijn optische- en geluidssignalen.

Gebruik zonder alarmering door meldkamer:

  • -

    indien van toepassing (tijdelijk) buiten dienst melden bij de meldkamer in overleg met coördinator taakveld OV/Repressie;

  • -

    gebruik ten behoeve van onderhoud alleen in overleg met het taakveld OV/Repressie;

  • -

    gebruik ten behoeve van voertuigbeheersing/oefening buiten de reguliere oefeningen om, alleen in overleg met coördinator taakveld OV/Repressie.

  • -

    gebruik, buiten een inzet/oefening, van de overige voertuigen is alleen toegestaan met goedkeuring van de coördinator taakveld OV/Repressie en na overleg met de postcommandant van de betreffende post;

  • -

    taken en klein onderhoud aansluitend aan een inzet horen bij de uitruk/oefening;

  • -

    de chauffeur blijft altijd verantwoordelijk voor het gebruik van het voertuig (bekeuringen, schades e.d.);

  • -

    eventuele schades worden ingevuld op de daarvoor bestemde schadeformulieren en kenbaar gemaakt aan het taakveld OV/Repressie.

  • -

    wanneer een voertuig in verband met een mankement buiten dienst moet worden gezet, wordt dit via de telefoon aan taakveld OV/Repressie gemeld (zie paragraaf 4.11.).

8.2. Regionale voertuigen

Aanvullend op de richtlijnen zoals hierboven genoemd in paragraaf 8.1. geldt voor het gebruik van de regionale voertuigen het volgende:

  • -

    conform de regionale uitrukprocedures;

  • -

    alleen door de daartoe bevoegde en aangewezen personen;

8.3. Dienstvoertuigen

De dienstvoertuigen (dienstbussen, dienstpersonenwagens, etc.) worden alleen na toestemming van de bevelvoerder (van dienst) als uitrukvoertuig (voorrangsvoertuig met optische- en geluidssignalen) gebruikt;

Gebruik na alarmering door meldkamer:

Zie gebruik uitrukvoertuigen na alarmering.

Gebruik zonder alarmering door meldkamer:

  • -

    alleen na goedkeuring door de bevelvoerder (van dienst) en in overleg met het taakveld OV/Repressie (medewerker Coördinatie onderhoud);

  • -

    gebruik van de dienstvoertuigen voor privé-gebruik is niet toegestaan;

  • -

    gebruik ten behoeve van onderhoud alleen in overleg met het taakveld OV/Repressie (medewerker Coördinatie onderhoud) en na goedkeuring door de coördinator taakveld OV/Repressie;

  • -

    de chauffeur blijft ten allen tijde verantwoordelijk voor het gebruik van het voertuig (bekeuringen, schades e.d.);

  • -

    de chauffeur vult bij ieder gebruik het ritten-registratieboek in;

  • -

    gebruik van een dienstvoertuig door de brandweervereniging is toegestaan, maar alleen na toestemming van de clustercommandant;

8.4. Brandweermateriaal

Het gebruik van brandweermateriaal (en alle andere eigendommen van de gemeente of veiligheidregio) is buiten een inzet/oefening niet toegestaan, behalve wanneer er hiervoor toestemming is verleend door of namens het college van B&W. Dit staat ook omschreven in de “Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de brandweer” (Car-Uwo, artikel 19).

9. ONDERHOUD EN ACTUALISERING REGLEMENT

Op het afgeschermde gedeelte van de website van BWAO is het actuele reglement voor een ieder in te zien. Iedere update/aanpassing of uitbreiding van het reglement wordt telkens via het periodieke nieuwsbulletin en de website bekend gemaakt. Via de routeprocedure (zie paragraaf 2.4.) is geborgd dat allen de mogelijkheid hebben om de inhoud van het Reglement te evalueren en wijzigingen aan te dragen.

10. SITUATIES WAARIN DIT REGLEMENT NIET HEEFT VOORZIEN

In alle voorkomende gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, is de eindbeslissing voorbehouden aan de clustercommandant. Hierbij zal rekening worden gehouden met de op dat moment geldende regelgeving en de specifieke situatie.