Regeling vervallen per 31-12-2022

Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater

Geldend van 24-06-2010 t/m 30-12-2022

Intitulé

Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater

De raad der gemeente Beuningen

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Beuningen 6 april 2010 nr. BW10.00235;

Gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

Overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een rioolvoorziening en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een rioolvoorziening voor afvalwater;

Overwegende dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater in een bepaald gebied vanaf een vooraf te bepalen datum niet meer te doen afvloeien in een openbaar vuilwaterriool;

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om te plaatse te functioneren.

  • b.

    Beheerder van het openbaar riool: het college.

Artikel 2 Plicht tot afkoppelen

  • 1. De beheerder van het openbaar riool kan een gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is een hemelwaterafvoerleiding aan te sluiten of aangesloten te houden op het openbaar vuilwaterriool. Eenzelfde gebiedsaanwijzing kan door genoemde beheerder worden gedaan ten aanzien van het vrijkomende grondwater bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen.

    Gebiedsaanwijzingen BW10.00788

    *

  • 2. De beheerder kan de wijze bepalen waarop het afkoppelen plaatsvindt.

  • 3. De gebiedsaanwijzing heeft geen betrekking op inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer en de openbare weg.

  • 4. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt de beheerder van het openbaar riool rekening met het gemeentelijk rioleringsplan.

  • 5. De gebiedsaanwijzing treedt in werking met ingang van de tiende week na de dag waarop zij bekend is gemaakt.

  • 6. De beheerder kan ontheffing verlenen van de verplichting tot afkoppelen die voortvloeit uit de gebiedsaanwijzing, indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater kan worden gevergd.

  • 7. Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 3 Strafbepaling

Overtreding van het krachtens artikel 2 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 4 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze Verordening gesteld zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze Verordening treedt in werking op de achtste dag volgend op die van haar bekendmaking.

Artikel 6 Citeertitel

Deze Verordening wordt aangehaald als Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater.

Ondertekening

Beuningen, 18 mei 2010.
De raad voornoemd.
De griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet Gemeentelijke Watertaken per 1 januari 2008 is o.a. de Wetmilieubeheer gewijzigd. In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer is opgenomen datgemeenteraden een nieuwe bevoegdheid hebben en in het belang van de bescherming van het

milieu bij verordening regels kunnen stellen aan het lozen van afvalwater op de riolering. Hiermeehebben gemeenten een nieuw instrument gekregen om de gemeentelijke watertaken (zorgplichten) vorm te geven. De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten nietverplicht zijn een verordening voor het lozen van afvalwater op de riolering te hebben.

Hetrioleringsbeleid is neergelegd in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP).

Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriftenin het Bouwbesluit 2003 (BB) en de gemeentelijke Bouwverordening. De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijd zou de hogere regeling – het Bouwbesluit – voorgaan.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Bouwwerk

Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Wet milieubeheer niet, in de bouwverordening wordt een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aangehouden:

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die opde plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct ofindirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Deze omschrijving is in deze verordening overgenomen. De plicht een bouwwerk aan te sluitenaan het openbaar riool staat in de gemeentelijke bouwverordening. (art. 2.7.4 en 5.3.4). Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk: 1) constructie, 2) van enige omvang, 3) met de grond verbonden, 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren, wordt bepaald op een object een bouwwerk is of niet. Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is.

beheerder openbaar riool:

De in artikel 2 genoemde beheerder van het openbaar riool is het college van burgemeester enwethouders.Een begripsbepaling voor open erf en terrein is niet opgenomen. Met het besluit totgebiedsaanwijzing en de bijbehorende kaart heeft het college voldoende mogelijkheden om openerven en terreinen al dan niet onder de werking van het besluit en daarmee de plicht totafkoppelen te brengen.

Artikel 2 Plicht tot afkoppelen

Inleiding

Dit artikel biedt de mogelijkheid om een eigenaar van een bouwwerk, die niet uit vrije wil meewerkt aan de uitvoering van een rioleringsplan, te dwingen de hemelwaterafvoer los te koppelen van het vuilwaterriool. Een dergelijke verplichting voor bestaande bouwwerken is enkel mogelijk indien een andere wijze van afvoeren of verwerken van hemelwater redelijk is.

Een afweging tussen de kosten van het afkoppelen en het treffen van voorzieningen die daarmee verband houden in relatie tot de voordelen die hiervan worden verwacht (o.a. het milieurendement en mogelijke reductie van wateroverlast) en de relatie met de ouderdom van het bouwwerk waarin of waaraan de voorzieningen worden getroffen, dient plaats te vinden en inzichtelijk te worden gemaakt bij het effectief maken van de bedoelde verplichting.

Voor grondwater dat vrijkomt bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen ofontwateren geldt een gelijke situatie. Ook hier kan het wenselijk zijn dat het water op een anderewijze wordt afgevoerd dan via het vuilwaterriool.Het artikel werkt pas nadat met betrekking tot de riolering in een bepaalde kern, buurt, wijk ofstraat een situatie is ingetreden, waardoor het naar het oordeel van de beheerder van hetrioleringsstelsel nodig wordt het loskoppelen en het op andere wijze afvoeren van het hemelwaterte verlangen. Meestal zal dit zijn na een renovatie, groot onderhoud, geheel vernieuwen van hetrioolstelsel, waarbij hetzij een gemengd stelsel wordt vervangen door een gescheiden rioolstelsel,hetzij een mogelijkheid bestaatHet kunnen beschikken over dit nieuwe artikel is van belang voor het handhaven van de plicht totafkoppelen bij huishoudens.

De gemeenteraad is verplicht een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) vast te stellen ingevolgeartikel 4.22 Wet milieubeheer. Dit plan bevat beleid en normering voor het rioleringsstelsel in degemeente en geeft aan wanneer vernieuwing en onderhoud plaatsvindt. Daarnaast zal degemeente uiterlijk voor eind 2012 de zorgplichten voor het afvalwater, hemelwater en grondwaterin het (verbreed) GRP moeten hebben geformuleerd. De basis voor de verplichting tot afkoppeling – inclusief de afweging van de redelijkheid en de kosten – ligt in het GRP. Indien het GRP geen beleidsvoornemen bevat over het afkoppelen, kan dit artikel niet worden toegepast.

Redelijkheid

Art. 10.32a, tweede lid Wet milieubeheer luidt: Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid,onderdeel b, wordt geen gebruikgemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater ofgrondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan wordengevergd. De redelijkheid tot het invoeren van een plicht tot afkoppelen in een bepaald gebied wordt overwogen en gemotiveerd bij het opstellen van het GRP. Daarnaast is voor gevallen waarin de plicht onredelijk uitwerkt een mogelijkheid tot ontheffing opgenomen.

Ontluchting

De ontluchting van het rioleringsstelsel verdient bijzondere aandacht. Gebruikelijk is de ontluchting van de riolering te doen plaatsvinden via een bovendakse uitmonding. Er kunnen zich situaties voordoen dat het afkoppelen van de hemelwaterafvoer leidt tot het niet of minder effectief ontluchten. Indien valt te voorzien dat ontluchtingsproblemen ontstaan in het hoofdriool ten gevolge van het afkoppelen en er geen goede oplossing beschikbaar is dan wel deze onevenredig hoge kosten veroorzaakt, is de gebiedsaanwijzing niet mogelijk. In het GRP dient aandacht te worden besteed aan deze problematiek.

Lid 1

Het eerste lid geeft de plicht tot afkoppelen van de hemelwaterafvoerleiding van het openbaarvuilwaterriool of voorzover nog geen aansluiting aan het openbaar vuilwaterriool bestaat, deze niet aan te brengen. Het gaat hier zowel om de afvoerleidingen die direct zijn aangesloten op hetopenbaar vuilwaterriool alsmede leidingen die op het perceel of binnen de woning/het gebouw zijn aangesloten op een gemengde leiding die op het openbaar vuilwaterriool is aangesloten. De plicht tot afkoppelen geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze zijn gelegen binnen de gebiedsaanwijzing en het desbetreffende besluit geen uitzondering bevat. Eenzelfde situatie geldt voor het grondwater.

Een gebiedsaanwijzing is een besluit van algemene strekking, meer in het bijzonder een bestuurlijke maatregel. Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt de beheerder van het openbaar riool rekening met het gemeentelijk rioleringsplan. De beheerder van het openbaar vuilwaterriool is de gemeente, vertegenwoordigd door het college.

De plicht tot afkoppelen is niet beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook open erf of terrein. Bedoeld is zowel het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en via eendakgoot, regenpijp, afvoerbuis enz. het openbaar vuilwaterriool bereikt als het afvloeiendhemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via goten, putten, afvoerbuis enz. hetopenbaar vuilwaterriool bereikt te omvatten. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijnaangebracht is onder meer een terras, een oprit, een parkeerterrein, een laad- en losperron.

Het is mogelijk in de gebiedsaanwijzing een onderscheid te maken in het afkoppelen van deaansluiting die zich bevindt aan de voorkant (wegzijde) van het bouwwerk en de achterkant. Dit iseen gevolg van het redelijkheidscriterium uit het tweede lid van art. 10.32a Wm. Dit zal meestalvoor een hele straat of een rij woningen hetzelfde zijn.

Lid 2

Evenals bij de eerste aansluiting aan het riool (art. 2.7.4 Bouwverordening) is ook in ditartikel opgenomen dat door of vanwege de beheerder de wijze van (technisch) aansluiten wordtaangegeven. Ten aanzien van het afkoppelen kan eveneens worden aangegeven op welke wijzedit (technisch) moet gebeuren.

Indien na het afkoppelen de hemelwaterafvoerleiding moet worden aangesloten aan het openbaar riool, biedt de bouwverordening de mogelijkheid aan te geven op welke wijze deze aansluiting (technisch) moet plaatsvinden.

Lid 3

Aan een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer kunnen via de milieuvergunning of de directwerkende (maatwerk)voorschriften eisen worden gesteld. Deze kunnen betrekking hebben op hetafkoppelen van de hemelwaterafvoer van het vuilwaterriool. Daarom zijn deze inrichtingen

uitgezonderd van de gebiedsaanwijzing over het afkoppelen. Bedrijven, werkplaatsen, scholen,winkels enz die niet vallen onder de Wm, vallen wel onder de verplichting van dit artikel. Ditbetekent dat ook scholen, buurthuizen e.d.. onder de verordening vallen, waardoor eventuele

kosten van het afkoppelen voor de gemeenten zelf zijn.

Een redelijke uitvoering van dit artikel brengt met zich mee, dat in het geval woningen en bedrijven onder één dak zijn gelegen en een gezamenlijke hemelwaterafvoer bezitten, het besluit omtrent de gebiedsaanzijzing betrekking heeft op het hele bouwwerk en op alle (deel-/appartements-) eigenaren.De openbare weg waarin zich normaliter goten en putten voor de afvoer van hemelwaterbevinden, is uitgesloten van de plicht tot afkoppelen. Dit komt pas aan de orde wanneer deriolering in de straat wordt gesplitst in een vuilwaterriool en een schoonwaterriool. Indien aan devoorzijde van een bouwwerk het hemelwater wordt afgekoppeld van het vuilwaterriool en niet

afzonderlijk wordt opgevangen of afgevoerd, komt dit vanzelf op de straat en vandaar in hetvuilwaterriool. Dan heeft afkoppelen geen zin.

Lid 4

In het vierde lid is een relatie gelegd met het gemeentelijk rioleringsplan. Dit plan bezit eenwettelijke basis en is in elke gemeente aanwezig, omdat de Wet milieubeheer dit in artikel 4.22verplicht stelt. Andere plannen, waarin mogelijk ook beleidsvoornemens staan over de riolering,hebben niet deze status, tenzij deze zijn vastgesteld door de gemeenteraad als onderdeel van het gemeentelijk rioleringsplan.

Lid 5

Artikel 10.32a Wm geeft aan dat de termijn waarbinnen de lozing van het hemelwater moet zijnbeëindigd in de verordening wordt genoemd. Hieraan is in het derde lid voldaan. Met de termijn van tien weken is voldoende ruimte gelaten voor de eventuele bezwaarfase tegen degebiedsaanwijzing en is er voldoende ruimte voor de aannemer om planmatig in hetbedoelde gebied – na verkregen opdracht van de individuele eigenaren – de werkzaamheden tekunnen verrichten.

Lid 6

Er is behoefte aan een ontheffing die kan worden toegepast in uitzonderingssituaties waarintoepassing van gebiedsaanwijzing een bijzondere onbillijkheid met zich brengt die niet behoort totde normaal beoogde gevolgen van het de gebiedsaanwijzing. Enig nadeel is aanvaardbaar. Aaneen ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer een uitstel van de plicht tot afkoppelen en op het treffen van een alternatieve(tijdelijke) voorziening.

Lid 7

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure, afdeling 3.4 Awb, is van toepassing verklaard.De voorbereiding van een besluit duurt iets langer; daar staat tegenover dat de bezwaarschriftenfase na het nemen van het besluit vervalt.

Artikel 3 Strafbepaling

De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Deze wet bevat een uitgebreid systeem van bestuurlijke boete, maar dit is nietgekoppeld aan art.10.32a. Daarom is in deze verordening een zelfstandige strafbepalingopgenomen, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van art. 23 Wetboek van Strafrecht.

Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in art. 23 Wetboek vanStrafrecht. Op grond van artikel 24c Wetboek van Strafrecht kan vervangende hechtenis worden toegepast.Voor het handhaven van gemeentelijke verordeningen geldt altijd de mogelijkheid van dwangsomen bestuursdwang. De dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.

Artikel 4 Toezicht op de naleving

In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven dat ondertoezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat eentoezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld

in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het college wijst in de regel een gemeentelijkeafdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van deverordening. Voorts kan het college ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten.

Artikel 5 Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van de verordening is in beginsel acht dagen na de bekendmaking; zie artikel 142 van de Gemeentewet.

Artikel 6 Citeertitel

De tekst van artikel 10.32a Wet milieubeheer geeft de verordening geen naam. De naam Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater geeft het beste aan waarover de verordening gaat.

Overgangsrecht

Overgangsrecht is niet nodig, omdat niet eerder en dergelijke verplichting tot het afkoppelenbestond. In gemeenten waar dit wel het geval is, kan bij het nemen van een gebiedsaanwijzingingevolge art. 2 van deze verordening (een besluit van algemene strekking) hiermee rekening

worden gehouden. De gebiedsaanwijzing betreft dan niet die gebieden, bouwwerken, erven enterreinen waarvoor eerder een soortgelijke verplichting is gegeven.


Noot
*

Burgemeester en wethouders hebben een gebied aangewezen bij besluit d.d. 15 juni 2010, BW10.00788.