Regeling vervallen per 27-01-2015

Rioolaansluitverordening Beuningen 2010

Geldend van 17-06-2010 t/m 26-01-2015

Intitulé

Rioolaansluitverordening Beuningen 2010

De raad van de gemeente Beuningen;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van Beuningen 6 april 2010, nr. BW10.00235

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, en artikel 10.33 van de Wet milieubeheer en artikel 3.5 van de Waterwet;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Rioolaansluitverordening Beuningen 2010

Afdeling I: Begripsomschrijvingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze Verordening wordt verstaan onder:

a. Aansluitleiding: de particuliere afvoerleiding, het aansluitpunt en de perceelaansluitleiding tezamen.

b. Aansluitkosten: de kosten die de eigenaar van het aan te sluiten perceel in rekening worden gebracht voor het realiseren van de perceelaansluitleiding en het aansluitpunt gebaseerd op de bij deze Verordening behorende tarievenlijst en de schriftelijke akkoordverklaring door de eigenaar.

c. -de ontstoppingsvoorziening, gelegen om en nabij 0,5 meter van de kadastrale eigendomsgrens op het terrein van de particulier;

-bij afwezigheid van de ontstoppingsvoorziening bij een vrij vervalstelsel het punt waar de aansluitleiding de kadastrale eigendomsgrens snijdt,

- bij afwezigheid van de ontstoppingsvoorziening bij een mechanisch stelstel het punt, gelegen op 0,5 meter van een gemeentelijke voorziening.

d. Afvalwater: al het water afkomstig van een perceel, waarvan de houder zich – met het oog op de verwijdering daarvan – ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, exclusief hemelwater, bronneringswater en draingagewater, tenzij het redelijkerwijs niet van de houder kan worden gevergd dat het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht.

e. Afvalwaterstelsel: Het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van afvalwater.

f. Beheerder van het openbaar riool: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen.

g. Openbaar riool: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

h. Bronneringswater: grondwater, onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand.

i. Drainagewater: grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizensysteem.

j. Drainagestelsel: gemeentelijk leidingstelsel, bestemd voor de afvoer van overtollig grondwater, met uitzondering van de aansluitleidingen.

k. Drukriolering: het openbaar riool, voor de afvoer van afvalwater waarbij het transport door het riool plaats vindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk.

l. Gebruiker: de perceeleigenaar, de beperkt zakelijk gerechtigde van het perceel, de huurder die gebruik maakt van de aansluiting op het openbaar riool of iemand die krachtens een ander recht gebruik maakt van het openbaar riool.

m. Gemeente: de gemeente Beuningen.

n. Huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden.

o. Mechanisch stelsel: drukriolering.

p. Het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater, bronneringswater en drainagewater.

q. het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater dat niet dienst doet als leiding voor de afvoer van drainagewater en bronneringswater en een buizenstelsel voor de afvoer van afvalwater.

r. Hemelwater: regenwater en andere neerslag afvloeiend via verharde oppervlakken, daken en andere verhardingen.

s. Hemelwaterstelsel: Het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater

t. Infiltratiestelsel: gemeentelijk leidingstelsel, bestemd voor infiltratie van hemelwater

u. Openbaar riool: het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, hemelwater, bronneringswater en drainagewater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen, vacuümleidingen en werken en installaties van overeenkomstige aard, inclusief IBA’s, met uitzondering van de perceelaansluitleiding

v. Ontstoppingsdienst: voorziening in aansluitleiding voor inspectie en onderhoud van de leiding

w. Particuliere afvoerleiding: de binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen binnen- of buiten- of terreinrioolleidingen tot aan het aansluitpunt.

x. Perceelaansluitleiding: het bij de gemeente in beheer zijnde riool en de voorzieningen die daarvan onderdeel uitmaken, tussen het openbaar riool en het aansluitpunt

y. Rechthebbende:

1.de eigenaar, de vereniging van eigenaren of beperkt zakelijk gerechtigde van het perceel ten behoeve waarvan de aansluiting op het openbaar riool wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

2.De rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel van de onder 1. bedoelde personen.

z. Vrijvervalstelsel: het openbaar riool waarbij afvalwater, hemelwater, bronneringswater en/of drainagewater door middel van de zwaartekracht wordt getransporteerd.

Afdeling II: De vergunning

Artikel 2: Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden zonder een daartoe verleende aansluitvergunning een aansluiting van een particuliere afvoerleiding op het openbaar riool tot stand te brengen of te wijzigen.

  • 2. De vergunning geldt voor de rechthebbende en is perceelsgebonden.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen een aansluitvergunning alleen voor het tot stand brengen en in stand houden van een aansluiting tussen de particuliere aansluitleiding en het openbaar riool:

    • a.

      voor de afvoer van afvalwater naar een daarvoor bedoeld leidingenstelsel;

    • b.

      voor de afvoer van hemelwater naar het daarvoor bedoeld buizenstelsel, als ter plaatse een gescheiden stelsel aanwezig is en redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht;

    • c.

      voor het tijdelijk afvoeren van bronneringswater als er geen oppervlaktewater in de nabije omgeving aanwezig is;

    • d.

      voor de afvoer van grondwater als ter plaatse een drainagestelsel of een gemengd stelsel aanwezig is.

  • 4. Als de rechthebbende voor de aansluiting van meer dan één particuliere afvoerleiding op het openbaar riool een aansluitvergunning aanvraagt, wordt voor deze aanvragen tezamen één vergunning verleend, waarin alle aansluitingen afzonderlijk worden vermeld.

  • 5. In de vergunning kunnen in ieder geval voorschriften worden opgenomen met betrekking tot:

    • a.

      het tot stand brengen van de aansluiting;

    • b.

      het onderhoud, de renovatie en de vervanging van de aansluitleiding;

    • c.

      sloopwerkzaamheden op het perceel van de rechthebbende;

    • d.

      de periode waarvoor de vergunning wordt verleend als de aansluiting is bedoeld voor de afvoer van bronneringswater en dit een tijdelijke aansluiting betreft.

  • 6. Als de rechthebbende binnen 26 weken na verlening van de aansluitvergunning geen verzoek heeft gedaan de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die aansluitingvergunning betrekking heeft, uit te voeren, kunnen burgemeester en wethouders de aansluitvergunning intrekken.

Artikel 3: De vergunningaanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een aansluitvergunning wordt schriftelijk of elektronisch met behulp van een daartoe bestemd formulier, bij burgemeester en wethouders ingediend door de rechthebbende van het aan te sluiten perceel.

  • 2.

    Bij de aanvraag van een aansluitvergunning moeten de volgende gegevens door de rechthebbende worden verstrekt:

    • a.

      de naam en het adres van de rechthebbende;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de aanduiding dat het een verzoek om een aansluitvergunning betreft;

    • d.

      de ligging van het aan te sluiten perceel aan de hand van straat en huisnummer of, als nog geen huisnummer is toegekend, aan de hand van het kadastraal nummer van het betreffende perceel;

    • e.

      voor zover het een lozing van bedrijfsafvalwater betreft, de aard en de hoeveelheid van de af te voeren vloeistoffen, waarbij moet worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals hemel- of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd;

    • f.

      voor zover het een lozing van huishoudelijk afvalwater betreft, of er daarnaast ook hemelwater zal worden afgevoerd. Als de rechthebbende afvloeiend hemelwater wil afvoeren middels een gemengd of gescheiden stelsel, dan moet hij aannemelijk te maken dat het redelijkerwijs van hem niet gevergd kan worden het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen;

    • g.

      van de aan te sluiten of te wijzigen particuliere afvoerleiding door middel van een situatieschets (1:1000 of grotere schaal) ten minste de volgende gegevens:

      1. Het leidingverloop en de dimensionerin;

      2. De hoogteligging en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt;

      3. Een duidelijk verschil in kleur of symbolen tussen de afvalwater- en hemelwaterstelsels en infiltratiestelsels:

      - afvalwaterstelsel: grijs

      - hemelwaterstelsel: bruin

      - infiltratiestelsels: groen

    • 3.

      Als de gegevens bedoeld in het tweede lid, reeds zijn vastgelegd in de voor het perceel afgegeven bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan bij de aanvraag van een aansluitvergunning voor dit perceel worden volstaan met het overleggen van een kopie van de gegevens uit deze vergunning.

    • 4.

      De aanvraag van een aansluitvergunning wordt slechts in behandeling genomen nadat bij de aanvraag alle in het tweede lid vermelde gegevens zijn verstrekt. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen vier weken na kennisgeving daarvan alsnog aan te vullen. Als daarna nog steeds gegevens ontbreken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 4: Weigering van de aansluitvergunning

  • 1. Een aansluitvergunning kan slechts worden geweigerd als een aansluiting van de particuliere afvoerleiding op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting bezwaarlijk is, omdat het de doelmatige inzameling en afvoer van het openbaar riool belemmert.

  • 2. Aansluiting van de particuliere aansluitleiding op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting is in ieder geval bezwaarlijk als:

    • a.

      de hoogteligging van het aansluitpunt (binnenonderkant buis) lager ligt dan de bovenzijde van het openbaar riool, vermeerderd met 200 mm plus de benodigde hoogte voor het afschot van de aansluitleiding;

    • b.

      de bovenzijde van een lozingtoestel lager is gelegen dan 150 mm boven de kruin van de straat, tenzij er via een pompinstallatie voorzien van terugslagklep wordt aangesloten;

    • c.

      de gemeente voor het perceel waarvoor de aansluitvergunning wordt gevraagd, van Gedeputeerde Staten een ontheffing heeft gekregen op grond van artikel 10.33, derde lid, Wet milieubeheer;

    • d.

      de gevraagde aansluiting een samengevoegde voorziening betreft, terwijl een gescheiden openbaar riool aanwezig is;

    • e.

      de gevraagde aansluiting een lozing voor afvalwater en/of bronneringswater betreft, waarvoor een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of de Waterwet, of een ontheffing op grond van artikel 10.63 lid 1 van de Wet milieubeheer is vereist, maar niet is verleend of niet toereikend is gelet op de lozingssituatie, of dat niet aan de geldende algemene regels is voldaan;

    • f.

      het openbaar riool ter plaatse van de aansluitleiding niet over voldoende capaciteit beschikt om de hoeveelheid te lozen vloeistoffen te kunnen afvoeren;

    • g.

      de lozing van het afvalwater de doelmatige werking van de openbare riolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie belemmert;

    • h.

      de lozing niet verontreinigd drainagewater betreft en er voldoende berging op eigen terrein mogelijk is;

    • i.

      de lozing afvloeiend hemelwater betreft en van de rechthebbende redelijkerwijs kan worden gevergd dat dit hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht;

    • j.

      de gevraagde aansluiting een afvoerleiding voor niet verontreinigd bronneringswater betreft, die zonder bezwaar op het oppervlaktewater kan worden aangesloten of middels retourbemaling kan worden afgevoerd;

    • k.

      een bouwvergunning, een vergunning op grond van de Wet milieubeheer of een Omgevingsvergunning voor het aan te sluiten perceel is geweigerd;

  • 3. Een weigering van een aansluitvergunning is met redenen omkleed, waarbij burgemeester en wethouders de nadere eisen aangeven waaraan het particulier riool moet voldoen om voor vergunningverlening in aanmerking te komen.

Artikel 5: Verlening van de aansluitvergunning

  • 1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een aansluitvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Ongeacht het in het derde lid bepaalde, kan het bevoegd gezag de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Het maakt zijn besluit daartoe bekend binnen de eerstbedoelde termijn.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt door burgemeester en wethouders de beslissing omtrent een aanvraag van een aansluitvergunning aangehouden als er geen reden is de vergunning te weigeren:

    • a.

      terwijl voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een bouwvergunning krachtens artikel 40 Woningwet,

    • b.

      terwijl er voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag of melding moet worden gedaan of in behandeling is in het kader van artikel 8.1 Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit, of

    • c.

      terwijl voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een omgevingsvergunning krachtens artikel 2.1 Wabo.

  • 4. De rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk van de aanhouding op de hoogte gesteld. Gedurende de aanhouding worden de termijnen als bedoeld in lid 1 en 2 opgeschort.

  • 5. Na verlening van de in lid 3 onder sub a, b of c bedoelde vergunningen, beslissen burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk op de aanvraag, doch in elk geval binnen de termijn als bedoeld in lid 1.

  • 6. Indien het derde lid niet van toepassing is, en het bevoegd gezag niet binnen de bij of krachtens het eerste, onderscheidenlijk het tweede lid gestelde termijn op de aanvraag heeft beslist, is de rioolaansluitvergunning van rechtswege verleend overeenkomstig de aanvraag.

  • 7. Is de vergunning van rechtswege verleend conform het zesde lid, dan dient de aanvrager na het aansluiten de volgende gegevens te overleggen:

    de datum van de aansluiting;

    de locatie van de aansluiting: een situatiemeting;

    de hoogte en diepte van de aansluiting;

    toegepaste diameter;

    toegepast materiaal.

  • 8. Als een aansluitleiding dient voor aansluiting van meer dan één bouwwerk of perceel wordt per bouwwerk of perceel één aansluitvergunning verstrekt.

Artikel 6: Hardheidsclausule

Burgemeester en Wethouders kunnen van de bepalingen van afdeling II afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Afdeling III: De aansluiting

Artikel 7: Het verzoek tot aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

  • 1.

    De rechthebbende aan wie ingevolge afdeling II een aansluitvergunning is verleend kan de gemeente verzoeken de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die vergunning betrekking heeft uit te voeren. De rechthebbende moet minste vier weken voordat de aansluiting moet worden gerealiseerd een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bij het verzoek tot aansluiting moeten in ieder geval de volgende gegevens door de rechthebbende worden vermeld:

    • a.

      de naam en het woonadres van de rechthebbende;

    • b.

      het nummer van de aansluitvergunning;

    • c.

      de door rechthebbende gewenste datum van uitvoering.

Het verzoek tot aansluiting wordt slechts in behandeling genomen als deze gegevens volledig zijn vermeld.

  • 3.

    Als de kosten van de aanleg van de aansluiting reeds zijn voldaan uit hoofde van een eerder door de rechthebbende met de gemeente gesloten overeenkomst of op andere wijze, moet de rechthebbende dit naast de in het tweede lid bedoelde gegevens bij het verzoek tot aansluiting te vermelden.

  • 4.

    Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek stellen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende een termijn vast voor uitvoering van de perceelsaansluitleiding. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip. De afspraak zal schriftelijk door de gemeente aan de rechthebbende worden bevestigd.

Artikel 8: Kosten van de aansluiting

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding vast, aan de hand van de bij deze Verordening behorende tarievenlijst.

  • 2. De gemeente kan in ieder geval niet worden gehouden tot feitelijke aanleg van de perceelaansluitleiding over te gaan, voordat de rechthebbende zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding die worden vastgesteld aan de hand van de in het eerste lid genoemde tarievenlijst en de over die kosten verschuldigde omzetbelasting.

  • 3. De kosten voor de aanleg van de perceelaansluitleiding, zoals bedoeld in het eerste lid, kunnen niet meer in rekening worden gebracht als deze reeds op andere wijze op de rechthebbende worden/zijn verhaald.

Artikel 9: Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

  • 1. De uitvoering van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding en/of de ontstoppingsvoorziening vindt niet plaats anders dan door of vanwege de gemeente.

  • 2. Nadat de gemeente de perceelaansluitleiding en/of de ontstoppingsvoorziening heeft aangelegd, voert de rechthebbende zelf de aansluiting van de particuliere afvoerleiding uit. Deze aansluiting mag slechts plaatsvinden, als de aan te sluiten particuliere afvoerleiding voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

  • 3. De rechthebbende onttrekt het aansluitpunt, na melding bij de gemeente dat de aansluiting is uitgevoerd, gedurende drie werkdagen niet aan het zicht. Na controle door de gemeente dekt de rechthebbende de aansluitleiding af.

  • 4. De aansluiting van de particuliere afvoerleiding op de perceelaansluitleiding vindt slechts plaats, als de aan te sluiten particuliere afvoerleiding tot aan het aansluitpunt aanwezig is en voldoet aan de daaraan op grond van het Bouwbesluit of de Bouwverordening gemeente Beuningen te stellen eisen.

Afdeling IV: Beheer en onderhoud

Artikel 10: Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1. Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de particuliere aansluitleiding, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen. Onder renovatie wordt tevens begrepen het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van het openbaar riool.

  • 2. Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen en/of zaken die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de aansluitleiding of het openbaar riool veroorzaken of anderszins de werking van het openbaar riool negatief kunnen beïnvloeden;

    • b.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, door hun aard of concentratie, de constructie van de aansluitleiding aantasten.

    • c.

      andere lozingen op een niet daarvoor bedoeld stelsel.

  • 3. De kosten voor het onderhoud van de particuliere afvoerleiding komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij onomstotelijk vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door inspoeling vanuit het openbaar riool.

  • 4. Bij wijziging door de gemeente van de hoogteligging van het aansluitpunt moet de rechthebbende ervoor zorgen dat de particuliere afvoerleiding hierop kan worden aangesloten op een zodanig wijze dat de afvoer vanuit het perceel ongehinderd kan plaatsvinden.

Artikel 11: Calamiteiten

  • 1. Bij een verstopping of een andere storing in de particuliere afvoerleiding, stelt de rechthebbende de locatie van de verstopping of storing vast door middel van het openen van het aansluitpunt en stelt de gemeente op de hoogte van de locatie van de verstopping of storing.

  • 2. Als de ontstoppingsvoorziening vol staat, dan bevindt de verstopping zich op gemeenteterrein en wordt dit gebrek kosteloos door de gemeente hersteld. Als de ontstoppingsvoorziening leeg is, dan bevindt de verstopping zich in de particuliere afvoerleiding en moet de rechthebbende of gebruiker zelf de verstopping of storing te verhelpen. Als de verstopping niet het gevolg is van een constructief gebrek aan de perceelaansluiting worden de door de gemeente ter zake gemaakte kosten bij de vergunninghouder in rekening gebracht. Als een verstopping is veroorzaakt door een constructief gebrek aan de perceelaansluiting wordt dit gebrek kosteloos door de gemeente hersteld casu quo weggenomen.

  • 3. Als de rechthebbende of de gebruiker, zonder expliciete voorafgaande toestemming van de gemeente, zelf, of aan een derde opdracht geeft tot het verrichten van werkzaamheden, komen de kosten daarvan voor rekening van die rechthebbende of gebruiker.

Afdeling V: Verwijdering aansluiting, sloop

Artikel 12: Zorgplicht

  • 1. Bij sloop of andere werkzaamheden op een op het openbaar riool aangesloten bouwwerk of perceel, moeten door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan de particuliere afvoerleiding worden getroffen dat iedere belemmering van het openbare riool en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.

  • 2. Als de rechthebbende bij sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het eerste lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid de aansluiting op het openbaar riool af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de rechthebbende.

Artikel 13: Beëindiging gebruik

  • 1. Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd is de rechthebbende verplicht de gemeente hiervan binnen vier weken in kennis te stellen.

  • 2. Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, wordt de op de aansluitleiding betrekking hebbende vergunning ingetrokken, waarna de particuliere afvoerleiding op kosten van de rechthebbende door de gemeente wordt verwijderd.

Afdeling VI: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14: Overgangsrecht

  • 1. Op aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze Verordening krachtens de tot dan geldende wetgeving en voorschriften tot stand zijn gebracht, zijn de bepalingen van afdeling IV, V en afdeling VI van deze Verordening rechtstreeks van toepassing.

  • 2. Bij strijd van deze Verordening met bepalingen in overeenkomsten gesloten tussen de gemeente en de rechthebbende, prevaleert het bepaalde in deze overeenkomsten.

  • 3. Aansluitingen die zijn gerealiseerd voor de datum van inwerkingtreding van deze Verordening worden geacht te zijn verleend op grond van deze Verordening.

Artikel 15: Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze Verordening gesteld zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 16: Inwerkingtreding

Deze Verordening treedt in werking op de achtste dag volgend op die van haar bekendmaking.

Artikel 17: Citeertitel

Deze Verordening kan worden aangehaald als: Rioolaansluitverordening Beuningen 2010

Ondertekening

Beuningen 18 mei 2010.
De raad voornoemd,
De griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting

Toelichting rioolaansluitverordening gemeente Beuningen

1.1 Inleiding

Inzameling en transport van stedelijk afvalwater zijn taken van de gemeente, op grond van artikel 10.33 Wm. Voor het uitvoeren van deze taak heeft de gemeente rioolstelsels aangelegd en zorgt de gemeente voor het beheer van deze stelsels. Een aansluitverordening regelt de verhouding tussen de burger en de gemeente inzake de aansluiting op het gemeentelijk openbaar rioolstelsel. In een aansluitverordening worden voorwaarden gesteld aan de wijze waarop een aansluiting op het openbaar riool kan worden verkregen. Daarnaast wordt geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer van de perceelaansluiting. Dit strekt tot voordeel van alle betrokken partijen, omdat er dan duidelijkheid bestaat over de verwachtingen die burgers en de gemeente van elkaar mogen hebben.

De gemeente is bevoegd tot het vaststellen van een rioolaansluitverordening op grond van artikel 10.33 Wm en de algemene verordenende bevoegdheid van artikel 149 Gemeentewet.

1.2 De gemeentelijke rioolaansluitverordening

Uitgangspunt van de Aansluitverordening is dat voor een nieuwe aansluiting op hetopenbaar rioolstelsel of een wijziging van de bestaande aansluiting, een vergunning is vereist.In de aansluitvergunning worden de voorwaarden gesteld waaronder de rechthebbende eenaansluiting kan verkrijgen en mag gebruiken. Deze voorwaarden betreffen bij een vergunningvoor een nieuwe of gewijzigde aansluiting allereerst de technische eisen waaraan de particuliereafvoerleiding moet voldoen. De technische eisen betreffen het leidingverloop en dedimensionering en de hoogteligging van de aansluitleiding. Tenslotte kunnen op basis van de rioolaansluitverordening in de aansluitvergunning voorwaarden worden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluitleiding en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.

In het systeem van de verordening is een keuze gemaakt voor een verdeling van het beheer van de aansluitleiding, waarmee problemen als gevolg van de verdeling van de eigendom van een aansluitleiding worden voorkomen. Dit betekent dat de gemeente en de rechthebbende elk verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van een deel van de aansluitleiding.

Als er een ontstoppingsvoorziening aanwezig is, dan bevindt het aansluitpunt zich ter plaatse van de ontstoppingsvoorziening. De ontstoppingsvoorziening is gelegen op particuliere grond. Een ontstoppingsvoorziening is een voorziening voor inspectie en onderhoud van de rioolleiding. Als er geen ontstoppingsvoorziening aanwezig is dan is het aansluitpunt bij een vrij verval riolering gelegen op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel. Bij een mechanisch stelsel ligt het aansluitpunt op 0,5 meter van de ontstoppingsvoorziening. Omdat in de gemeente zowel een mechanisch rioolstelsel als een vrij vervalstelselstelsel voorkomt, is in de begrippenlijst uitgebreid aangegeven op welke plaats het aansluitpunt zich bevindt in de verschillende situaties. De aansluitleiding bestaat dus vanaf het openbaar riool achtereenvolgens uit de perceelaansluitleiding, het aansluitpunt en het particuliere riool. Het gedeelte van de aansluitleiding, dat ligt binnen het perceel van de rechthebbende is in particulier eigendom. Voor dit deel is de rechthebbende verantwoordelijk. Het deel van de aansluitleiding vanaf de kadastrale eigendomsgrens tot het openbaar riool staat onder beheersverantwoordelijkheid van de gemeente. In het geval het gemeentelijk deel van de aansluitleiding wordt vervangen, wordt, als daartoe aanleiding is, in overleg met de rechthebbende, zijn deel van de aansluitleiding (particulier afvoerleiding) mede vervangen. Zie voor een schematisch overzicht van deze begrippen afbeelding 1.1.

Als nu bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in de particuliere afvoerleiding, dan moet de rechthebbende op grond van de rioolaansluitverordening zelf en voor eigen rekening zorg dragen voor het verhelpen van het probleem. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld door ingroeiende boomwortels of door een verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. Ook de kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding zijn voor de gemeente. Hierop wordt echter in de verordening wel een uitzondering gemaakt. Als het aannemelijk is dat de gemeente de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moet uitvoeren als gevolg van onjuist gebruik van de aansluitleiding, dan zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende of voor rekening van de veroorzaker van de schade.

De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door de gemeente of door een namens de gemeente in te schakelen aannemer. Burgemeester en wethouders stellen de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding vast met behulp van de bij deze verordening behorende tarievenlijst. . De gemeente kan in ieder geval niet worden gehouden tot feitelijke aanleg van de perceelaansluitleiding over te gaan, voordat de rechthebbende zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding die zijn vastgesteld aan de hand van de tarievenlijst, en de over die kosten verschuldigde omzetbelasting.

De tarieven moeten worden aangemerkt als genotsretributies in de zin van artikel 229 van de Gemeentewet. Dit betekent dat niet meer in rekening mag worden gebracht dan de daadwerkelijke kosten die gemoeid zijn met het aanleggen van een perceelaansluitleiding.

De verlening van de vergunning kan door de gemeente worden geweigerd als aansluiting van de particuliere afvoerleiding op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting vanwege technische juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot de weigeringsgronden van de vergunning.

De rioolaansluitverordening van de gemeente Beuningen bestaat uit 17 artikelen, die zijn ondergebracht in VI afdelingen. Afdeling II regelt de vergunning: een omschrijving van de vergunningsplicht, de aanvraag, de verlening en tot slot de gronden tot weigering. Tevens is er een aanhoudingsplicht geregeld. In afdeling III komt het tot stand brengen van de aansluiting aan de orde. Hierin worden het verzoek tot aanleg of wijziging, de kosten en de uitvoering geregeld. Het onderhoud komt in afdeling IV aan de orde, de verwijdering en sloop van de aansluiting in afdeling V. De laatste afdeling tenslotte, afdeling VI, betreft de overgangs- en slotbepalingen.

1.3 Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De begrippenlijst is tamelijk uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de rioolaansluitverordening en de voorschriften in een aansluitvergunning, gelden de definities van artikel 1. De aansluitleiding is de benaming voor de gehele leiding vanaf de binnenriolering tot aan het openbaar riool. Deze aansluitleiding wordt volgens de definities vervolgens onderverdeeld in de particuliere afvoerleiding, het aansluitpunt en de perceelaansluitleiding (zie afbeelding 1.1). Omdat het aansluitpunt de scheidingslijn vormt tussen de beheersverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheersverantwoordelijkheid van de perceeleigenaar is het belangrijk dat een duidelijke definitie wordt gegeven van het aansluitpunt die ook goed past bij de situatie in de gemeente.

In de gemeente Beuningen wordt als aansluitpunt aangemerkt:

• De ontstoppingsvoorziening, gelegen om en nabij 0,5 meter van de kadastrale eigendomsgrens op het terrein van de particulier

• Bij afwezigheid van de ontstoppingsvoorziening bij een vrij vervalstelstel het punt waar de aansluitleiding de kadastrale eigendomsgrens snijdt

• Bij afwezigheid van de ontstoppingsvoorziening bij een mechanisch stelstel het punt, gelegen op 0,5 meter van een gemeentelijke voorziening.

Schematisch ziet het e.e.a. er als volgt uit:

Afbeelding 1.1

De rechthebbende is degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. De rechthebbende is de perceelseigenaar. Tevens worden als rechthebbende aangemerkt:

• De zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel;

• De rechtsopvolgers van deze eigenaren of zakelijk gerechtigden, zodat de vergunning geldig blijft in geval het perceel bijvoorbeeld wordt verkocht;

• Vereniging van eigenaren;

• De rechthebbende die zijn eigendom verhuurt. Hij moet er voor te zorgen dat de huurder de voorschriften van de aansluitvergunning naleeft. Dit geldt ook als de verhuurder een woningbouwvereniging is. De woningbouwvereniging is als rechthebbende (vergunninghouder) het aanspreekpunt in relatie tot de gemeente.

Het begrip ‘afvalwater’ omvat al het water dat afkomstig is van een perceel, waarvan de houder zich, met het oog op de verwijdering daarvan, ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Hiervan is echter hemelwater, bronneringswater en drainagewater uitgesloten, tenzij het redelijkerwijs niet van de rechthebbende kan worden gevergd dat het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht. Hoewel de afvalwaterzorgplicht uit artikel 10.33 Wm toeziet op de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, hetgeen volgende de begripsbepalingen huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander water is, is in deze verordening gekozen voor een breder begrip. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden om ander water dan slechts huishoudelijk afvalwater op het gemeentelijk riool te lozen, als aan de voorwaarden uit de verordening is voldaan.

Artikel 2 Vergunningplicht

In artikel 2 wordt bepaald dat aansluiting van een particuliere afvoerleiding op de openbare riolering of wijziging van een dergelijke aansluiting, verboden is zonder vergunning. Tevens geldt de vergunning ook voor het in stand houden van een aansluiting. De voor het in werking treden van de rioolaansluitverordening reeds bestaande aansluitingen vallen uitdrukkelijk niet onder de vergunningplicht om te voorkomen dat voor alle bestaande situaties bij het in werking treden van de verordening een vergunning moet worden afgegeven. Zie hiervoor artikel 14 inzake het overgangsrecht.

Een vergunning is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bijzondere bepalingen omtrent beschikkingen zijn te vinden in hoofdstuk 4, titel 4.1 Beschikkingen van genoemde wet.

In de vergunning kunnen een aantal voorschriften worden opgenomen omtrent de particuliere afvoerleiding zoals die aanwezig moet zijn op het moment dat de aansluiting tot stand gebracht wordt. Daarnaast kunnen de voor de rechthebbende geldende regels uit de verordening met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, in de vergunning worden vermeld.

In lid 3 wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders alleen aansluitvergunningen verlenen voor aansluitingen die overeenstemmen met het openbaar riool ter plaatse. Dit betekent dat er bijvoorbeeld geen vergunning kan worden verkregen voor de gemengde afvoer van hemelwater en het overige afvalwater als ter plaatse een gescheiden stelsel ligt. Met deze bepaling in lid 3 is een duidelijke basis gelegd voor handhavend optreden. Iemand die bijvoorbeeld een aansluiting heeft op de drukriolering en daar later een leiding voor de afvoer van hemelwater op wil aansluiten, handelt in strijd met de verordening.

De gemeente kan bij de handhaving van de rioolaansluitverordening niet overgaan tot het afsluiten van een aansluitleiding als dit tot gevolg heeft dat de rechthebbende niet meer in staat is zijn afvalwater van het perceel af te voeren. De gemeente zou dan in strijd handelen met haar zorgplicht van artikel 10.33 Wet milieubeheer. In plaats van op deze wijze bestuursdwang toepassen, zou in deze gevallen het opleggen van een dwangsom uitkomst kunnen bieden.

In lid 3 wordt tevens bepaald dat de vergunning wordt verleend ten behoeve van de afvoer van hemelwater naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, als ter plaatse een gescheiden stelsel aanwezig is en redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater wordt gebracht. Dit past binnen de watertrits vasthouden- bergen- afvoeren.

Als de vergunning is verleend kan de rechthebbende een verzoek doen aan burgemeester en wethouders om de perceelaansluitleiding aan te leggen zodat de rechthebbende hierop kan aansluiten (zie artikel 7). Om te voorkomen dat de gemeente aansluitvergunningen verleent voor percelen waar uiteindelijk geen aansluiting tot stand wordt gebracht, kunnen burgemeester en wethouders als een jaar na de vergunningverlening nog geen verzoek is gedaan tot aansluiting, de vergunning intrekken. Omdat net als een vergunningverlening de intrekking is aan te merken als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, moet de rechthebbende in de gelegenheid worden gesteld toe te lichten waarom nog niet is verzocht tot aansluiting en moet de intrekking worden voorzien van een deugdelijke motivering.

Artikel 3 De vergunningaanvraag

Artikel 3 bepaalt dat de vergunning moet worden aangevraagd door de rechthebbende. Om dit te vereenvoudigen, moet de aanvraag worden gedaan met een daartoe bestemd formulier. Tevens kan de aanvraag digitaal met een daartoe bestemd formulier worden gedaan.

In het tweede lid is vastgelegd waaraan de aanvraag moet voldoen. Omdat het mogelijk is dat de gevraagde gegevens die nodig zijn om een aansluiting goed tot stand te brengen, reeds zijn vastgelegd in een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan de aanvrager in dat geval volstaan met een kopie van deze gegevens.

Op grond van lid 4 krijgt de aanvrager, na daarover geïnformeerd te zijn, nog vier weken de tijd om de gegevens aan te vullen als de overlegde gegevens incompleet zijn. Als na het verstrijken van die periode de gegevens nog steeds onvolledig zijn of opnieuw een onvolledige aanvraag wordt ingediend, kunnen burgemeester en wethouders op basis van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 4 Weigering van de aansluitvergunning

In artikel 4 is vastgelegd op welke gronden de vergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om redenen die de doelmatige inzameling en afvoer van het riool belemmeren.

In lid 2 worden voorbeelden gegeven van mogelijke weigeringsgronden. De hoogteligging is bijvoorbeeld een technische weigeringsgrond, de lozing van niet verontreinigd drainagewater is een milieuhygiënische grond en de verlening van andere vergunningen een juridische grond. De in lid 2 genoemde weigeringsgronden zijn niet uitputtend bedoeld en moeten worden gezien als ondersteuning van de motivatie om een vergunning te weigeren. Bij een weigering wordt altijd aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor de aansluitvergunning in aanmerking te komen.

Per 1 januari 2008 is de ‘Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken’ in werking getreden. Deze wet schept drie zorgplichten voor gemeenten die zijn opgenomen in art. 10.33 Wet milieubeheer (de afvalwaterzorgplicht) en art. 3.5 en 3.6 Waterwet (hemelwaterzorgplicht en de grondwaterzorgplicht). De afvalwaterzorgplicht en de hemelwaterzorgplicht zijn van belang in deze verordening. De afvalwaterzorgplicht houdt in het kort in dat de gemeente de zorgplicht heeft om stedelijk afvalwater in te zamelen en te transporteren naar een zuiveringstechnisch werk van stedelijk afvalwater. De hemelwaterzorgplicht houdt in dat de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders zorg dragen voor een doelmatige inzameling en verwerking van het afvloeiend hemelwater, voor zover van diegene die zich daarvan ontdoet, voornemens is te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen. De rioolaansluitverordening sluit hier op aan.

Artikel 5 Verlening van de aansluitvergunning

Burgemeester en wethouders moeten op grond van artikel 5 lid 1 binnen 8 weken beslissen op de aanvraag. Deze termijn moet voldoende zijn om een aanvraag voor een aansluitvergunning te behandelen, en komt overeen met die welke in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht als redelijk wordt aangemerkt in geval er geen termijn is bepaald. Als binnen deze termijn geen beslissing op de aanvraag wordt genomen zonder opgaaf van redenen zoals het ontbreken van gegevens om de aanvraag te behandelen of het aanhouden van de aanvraag zoals net genoemd, geldt het zesde lid. In dat geval is de vergunning van rechtswege verleend. In geval de rechthebbende voor het betreffende perceel ook nog een aanvraag voor een bouwvergunning, een milieuvergunning of een omgevingsvergunning heeft lopen, wordt de aanvraag voor de aansluitvergunning aangehouden totdat deze vergunningen zijn verleend. Een weigering van de bouwvergunning, de milieuvergunning of een omgevingsvergunning vormt een directe weigeringsgrond voor de aansluitvergunning. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen omtrent het verlenen van de aansluitvergunning in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 6 een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 7 Het verzoek tot de aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

In artikel 7 is vastgelegd hoe de rechthebbende na het verkrijgen van de vergunning een verzoek kan doen tot aansluiting op het openbaar leidingenstelsel. Na het indienen van een verzoek moet de gemeente binnen vier weken contact op te nemen met de initiatiefnemer om een afspraak te maken ten einde de werkzaamheden uit te voeren.

Artikel 8 Kosten van de aansluiting

Het bedrag dat de rechthebbende voor de (aanleg van de) aansluiting moet betalen, moet worden aangemerkt als een recht dat wordt geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (art. 229, eerste lid, sub b, van de Gemeentewet). Dit betekent dat het in rekening gebrachte bedrag niet hoger mag zijn dan de kosten die de gemeente in werkelijkheid moet maken.

Burgemeester en wethouders stellen de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding vast, aan de hand van de tarievenlijst rioolaansluitingen. De gemeente kan in ieder geval niet worden gehouden tot feitelijke aanleg van de perceelaansluitleiding over te gaan, voordat de rechthebbende zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding die zijn vastgesteld aan de hand van de in het eerste lid genoemde tarievenlijst, en de over die kosten verschuldigde omzetbelasting.

Artikel 9 Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

In artikel 9 wordt bepaald dat de aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door of vanwege de gemeente. Nadat de gemeente de perceelaansluitleiding heeft laten aanleggen, sluit de rechthebbende zijn particuliere afvoerleiding aan op de perceelaansluitleiding. Daarna moet het aansluitpunt nog drie werkdagen in het zicht blijven zodat de gemeente kan controleren of de aansluiting deugdelijk tot stand is gebracht. Het is raadzaam in de aansluitvergunning hiervoor nadere bepalingen op te nemen, waarbij ook de verplichting wordt opgelegd het gat in de grond rond het aansluitpunt goed af te zetten. Lid 4 geeft aan dat een aansluiting niet plaats vindt als het particulier riool niet voldoet aan de daaraan te stellen bouwtechnische eisen. Deze bepaling moet worden gezien als een vangnet bepaling.

Artikel 10 Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

Artikel 10 geeft nadere regels over het onderhoud, de renovatie en vervanging van de aansluitleiding. In het eerste lid is aangegeven dat onjuist gebruik van de aansluitleiding niet is toegestaan. In het tweede lid staan een aantal omstandigheden die in ieder geval onder ‘onjuist gebruik’ vallen. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het gebruik van chloor bij een IBA-systeem, het doorspoelen van vochtige doekjes, of het lozen van hemelwater op drukriolering. De gemeente verricht op haar eigen kosten de onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de perceelaansluitleiding, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de aansluitleiding door de rechthebbende of de gebruiker. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende. Tevens moet de rechthebbende zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib, en dergelijke, waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de particuliere afvoerleiding, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit het openbaar riool.

Artikel 11 Calamiteiten

In artikel 11 is een calamiteitenregeling opgenomen. Bij verstoppingen dient de rechthebbende de ontstoppingsvoorziening openen om te achterhalen of de verstopping zich op gemeenteterrein of particulier terrein bevindt. Als de verstopping zich in de particuliere afvoerleiding bevindt, moet de rechthebbende zelf de storing of verstopping te verhelpen. Dat is het geval als de ontstoppingsvoorziening leeg is. Door een storing in de particuliere afvoerleiding kan het afvalwater niet komen tot aan de ontstoppingsvoorziening. Dit is wel het geval als de ontstoppingsvoorziening vol staat. Dan zit de storing in de perceelsaansluitleiding en moet de rechthebbende contact op nemen met de gemeente. De gemeente zal een storing of verstopping in de perceelaansluitleiding zelf verhelpen en brengt daar geen kosten voor in rekening bij de rechthebbende. Dit laatste geldt niet als de storing of verstopping is veroorzaakt door een constructief gebrek aan de perceelaansluiting.

De gemeente verricht op haar eigen kosten de onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de perceelaansluitleiding, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de aansluitleiding door de rechthebbende of de gebruiker. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende.

Artikel 12 Zorgplicht

In artikel 12 zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werkzaamheden, bijvoorbeeld sloopwerkzaamheden, die schade kunnen veroorzaken aan het openbaar riool. Hierbij kan gedacht worden aan verzanding van het riool. In het belang van het openbaar riool heeft de gemeente de bevoegdheid om de aansluiting op het openbaar riool op kosten van de rechthebbende af te sluiten als de rechthebbende zelf geen voorzieningen treft om schade aan het openbaar riool te voorkomen.

Artikel 13 Beëindiging gebruik

In dit artikel is vastgelegd dat bij definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding, de aansluitvergunning wordt ingetrokken en de leiding wordt verwijderd. Aan de gemeente wordt de keuze gelaten om te bepalen of de gehele aansluitleiding moet worden verwijderd of dat slechts de particuliere afvoerleiding zal moeten worden verwijderd, waarbij de perceelaansluitleiding wel behouden blijft.

In het licht van de plicht van de gemeente om te zorgen voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater kan het gewenst zijn dat de perceelaansluitleiding behouden blijft. Zeker als het gaat om beëindiging van het gebruik vanwege sloop en herbouw van de bestaande bouw zal het beter kunnen zijn om te bepalen dat slechts de particuliere afvoerleiding moet worden verwijderd.

In het licht van de plicht van de gemeente om te zorgen voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater kan het namelijk gewenst zijn, dat de perceelaansluitleiding behouden blijft, bijvoorbeeld omdat in de nabije toekomst weer gebruik gemaakt zal gaan worden van de perceelaansluitleiding. Gelet op de rechtszekerheid verdient het aanbeveling, dat de gemeente hiervoor enig beleid opstelt.

Artikel 14 Overgangsrecht

Omdat met het van kracht worden van de rioolaansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, zijn in artikel 14 een aantal overgangsbepalingen opgenomen. Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die na de inwerkingtreding van de nieuwe verordening nog in behandeling moeten worden genomen, worden behandeld volgens de regeling in de verordening.

Middels lid 1 van artikel 14 worden op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toepassing verklaard. Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaande aansluiting bestaat de plicht om daarvoor een aansluitvergunning te verkrijgen.

Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van aansluitingen op het openbaar riool in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de aansluitverordening, is in lid 2 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet.

Artikel 15 Toezicht

In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven dat ondertoezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat eentoezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld

in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het college wijst in de regel een gemeentelijkeafdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van deverordening. Voorts kan het college ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten.