Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Beuningen

Geldend van 20-03-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Beuningen

Het college van de gemeente Beuningen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Beuningen, bb20.00153;

gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs.;

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Beuningen 2020

Regel 1: Passend vervoer

Het uitgangspunt voor het verzorgen van passend vervoer is dat elke leerling geacht wordt gebruik te maken van het openbaar vervoer of de fiets.

Bij de beoordeling van de aanvragen voor een vergoeding leerlingenvervoer gaat de gemeente Beuningen uit van een vervoersvoorziening die moet aansluiten bij het vermogen van het kind. Met andere woorden; de vervoersvoorziening moet passend zijn.

In de praktijk zijn er in grote lijnen drie vormen van leerlingenvervoer mogelijk, dit afhankelijk van het vermogen van het kind:

1. De gemeente geeft een vergoeding van een openbaar vervoerabonnement (en eventueel een vergoeding voor een openbaar vervoer abonnement voor de begeleider);

2. De gemeente zorgt voor georganiseerd vervoer met een taxibusje (aangepast vervoer);

3. Ouders krijgen een vergoeding voor het zelf halen en brengen van hun kind (auto of fiets).

Regel 2: Schooltijden/lestijden/schooldagen en aangepast vervoer

1. Het vervoer vindt plaats op de schooldagen en schooltijden zoals aangegeven in de schoolgids van de betreffende school. Met afwijkingen van deze tijden en dagen door bijvoorbeeld roosterwijzingen, lestuitval, extra vakantiedagen, tentamens en examens wordt geen rekening gehouden.

2. Als een leerling uitsluitend ten gevolge van een structurele handicap slechts een deel van het onderwijsprogramma kan volgen, wordt eerst een beroep gedaan op de van ouders redelijkerwijs te verwachten inzet. Pas daarna kan worden afgeweken van het gestelde onder 1.

3. Het komt voor dat leerlingen met een beperking een reguliere school voor voortgezet onderwijs bezoeken. Deze leerlingen hebben vaak individuele lespakketten waardoor de situatie zich kan voordoen dat de ene leerling uit een taxi om 14.00 uur uit is en een andere leerling 14.45 uur. Deze leerlingen, indien het niet anders kan, maximaal 2 lesuren (inclusief aansluitende pauzes), op school laten wachten als de taxi later op de dag nog een leerling moet ophalen. Scholen hebben altijd voorzieningen waar de leerling bijvoorbeeld huiswerk kan maken.

Regel 3: Begeleiding in het aangepast vervoer

In de taxi is geen begeleiding aanwezig. Als de problematiek van een leerling begeleiding toch noodzakelijk maakt, kan de gemeente een plaats voor een begeleider beschikbaar stellen.

1. De verantwoordelijkheid voor de begeleiding ligt bij de ouders.

2. Wanneer om begeleiding in de taxi wordt verzocht, kan het advies van een onafhankelijke deskundige met betrekking tot de noodzaak worden gevraagd.

3. De extra plaats in de taxi wordt beschikbaar gesteld voor de heenreis naar school ’s ochtends en de terugreis naar huis ’s middags. Voor het vervoer terug ’s ochtends en heen ’s middags worden de kosten vergoed in de vorm van openbaar vervoer op basis van ingediende declaraties. Als de reistijd zonder de leerling meer dan 2 uur per keer bedraagt, worden in overleg andere opties bekeken.

Regel 4: Openbaar vervoer – reistijd en begeleiding

Voor de bepaling van de reistijd met het openbaar vervoer wordt gebruik gemaakt van de dienstregeling zoals vermeld via www.ov9292.nl

Voor openbaar vervoer gelden de volgende richtlijnen:

1. De maximale reistijd voor een leerling die zelfstandig gebruik maakt van het openbaar vervoer is 90 minuten enkele reis. Wanneer de reistijd langer is, kan aangepast vervoer worden toegekend als dat een substantiële tijdsbesparing (minstens 50%) oplevert.

2. De leerlingen dienen van huis naar een bushalte te lopen/fietsen of te worden gebracht.

3. Eventuele begeleiding naar en van de bushalte en in het openbaar vervoer is een verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s).

Regel 5: Begeleiding onmogelijk of begeleiding leidt tot ernstige benadeling

Om te kunnen beoordelen of er sprake is van onmogelijkheid van begeleiding dan wel ernstige benadeling van het gezin en het ontbreken van een andere oplossing” worden onderstaande criteria gehanteerd:

Eén ouder beschikbaar:

Er is sprake van de beschikbaarheid van één ouder in de volgende situaties:

1. De ouder is een alleenstaande ouder.

2. Er is sprake van een gezamenlijke huishouding en één van beide ouders kan aantonen dat hij/zij onmogelijk de begeleiding in het openbaar vervoer vorm kan geven gedurende het vervoersmoment vanwege scholing of arbeid.

3. Er is sprake van een gezamenlijke huishouding en één van beide ouders kan aantonen hij/zij onmogelijk de begeleiding in het openbaar vervoer vorm kan geven gedurende het vervoersmoment vanwege een scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet.

Ernstige benadeling:

Er is sprake van een ernstige benadeling van het gezin, als één van de volgende situaties aanwezig is:

1. Er is sprake van de beschikbaarheid van één ouder en:

• Andere kinderen van onder de 10 jaar zijn thuis zijn die begeleiding nodig hebben naar school wat niet verenigbaar is met de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen van de leerling die in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening.

• De ouder heeft een structurele lichamelijke of zintuigelijke handicap waardoor begeleiding tijdens het vervoersmoment onmogelijk is.

• De ouder kan aantonen dat het onmogelijk is de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen vorm te geven gedurende het vervoersmoment vanwege een scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet.

2. Er is sprake van een gezamenlijke huishouding en beide ouders kunnen aantoonbaar onmogelijk de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen vorm geven gedurende het vervoersmoment vanwege een scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet.

3. Het reizen per openbaar vervoer kost de begeleider meer dan de acceptabel te achten begeleidingstijd:

• Méér dan 6 uur reistijd per dag voor leerlingen van regulier basisonderwijs op basis van levensovertuiging.

• Méér dan 3 uur reistijd per dag voor leerlingen van het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en voorgezet (speciaal) onderwijs.

Regel 6: Co-ouderschap/twee woningen

Een leerling kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet terzake, doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

1. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moet iedere ouder afzonderlijk een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is voor de dagen dat het kind tijdens de weekdagen bij hen verblijft.

2. Deze weekdagen moeten een structureel karakter hebben.

Regel 7: Buitenschoolse opvang (vervoer naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres

Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer tussen woning en school. Wanneer een leerling na schooltijd naar bijvoorbeeld een training, therapie of dagbehandeling moet, valt dit niet onder de regeling.

In onderstaande gevallen staat het college vervoer toe naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres. Dit betreft het vervoer naar de geregistreerde buitenschoolse opvang, de geregistreerde gastouderopvang maar ook opvang door familie of kennissen.

1. De leerling maakt gebruik van aangepast vervoer.

2. Het opvangadres ligt in de gemeente Beuningen.

3. Er is één opvangadres naast het woonadres toegestaan.

4. Er dient sprake te zijn van een vast patroon, dat wil zeggen één vast adres op vaste dagen per week.

5. Een volwassene dient aanwezig te zijn om de leerling op te vangen.

6. Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het woonadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden.

Regel 8: Stagevervoer

1. Stagevervoer is alleen mogelijk als de stage onderdeel is van het schoolplan.

2. De leerling loopt stage om zich voor te bereiden op deelname aan het maatschappelijk verkeer, zodat de maximale mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres wordt verwacht.

3. Een verzoek om vervoer moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst.

4. De school dient te zoeken naar een stageplaats binnen een straal van 20 kilometer van de woning. Wanneer hiervan wordt afgeweken, wordt bekostiging van het vervoer alleen toegekend als de school deze keuze voldoende motiveert.

5. Vervoer vindt uitsluitend plaats op vaste uren in de ochtend en middag, aansluitend aan de schooltijden zoals vermeld in de schoolgids.

6. Stagevervoer tijdens weekenden of schoolvakanties wordt niet bekostigd.

7. Als een leerling stage moet lopen, wordt eerst een beroep gedaan op de van ouders redelijkerwijs te verwachten inzet. Pas daarna wordt voor het vervoer van en naar het stageadres beoordeeld welke vervoersvoorziening het meest passend is. Dit kan betekenen dat een leerling die naar school gaat met aangepast vervoer in staat wordt geacht om bijvoorbeeld met de fiets naar zijn stageadres te gaan

Regel 9: Vervoer naar medische en/of therapeutische instelling

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van de school op de schooltijden die zijn aangegeven in de schoolgids. Het gaat hierbij om een onderwijsinstelling in de zin van de onderwijswetgeving (de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs). Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke worden hier niet toe gerekend. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij die zorglocatie, dan kunnen ouder(s)/verzorger(s) een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen. Er moet dan voor meer dan 50% onderwijs worden ontvangen en aan de overige eisen van de verordening voldaan worden. De instelling die het onderwijs verzorgt moet een onderwijsinstelling (school) zijn met een BRIN-nummer. Krijgen de kinderen, voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

Regel 10: Individueel vervoer

Met individueel vervoer wordt bedoeld, dat een leerling niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling individueel vervoerd moet worden. Indien dit vervoer noodzakelijk is, wordt dit uitsluitend toegestaan door een verklaring van een onafhankelijke partij (er moet een motiverende verklaring komen van bijvoorbeeld een psycholoog, maatschappelijk werker of orthopedagoog).

Regel 11: Crisisplaatsing/tijdelijk verblijf

1. In geval van crisisplaatsingen is het gebruikelijk dat, als er sprake is van tijdelijk verblijf elders, de oorspronkelijke woongemeente het leerlingenvervoer blijft bekostigen. Onder tijdelijk wordt een periode van maximaal 6 weken verstaan. Daarnaast moet duidelijk zijn dat de leerling na deze periode weer terugkeert naar zijn oorspronkelijke woonplaats. Dit is een gentlemans agreement tussen gemeenten en dus geen wettelijke verplichting.

2. Als de oorspronkelijk gemeente aangeeft hier niet aan te willen meewerken moet een aanvraag om bekostiging bij de gemeente Beuningen worden ingediend. Deze wordt dan getoetst aan de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Beuningen.

3. Het komt voor dat een leerling vanwege een crisisplaatsing naar Beuningen verhuist terwijl de oorspronkelijke gemeente geen bekostiging heeft toegekend omdat de afstand tussen de woning en de school minder dan 6 kilometer bedroeg. Als de leerling om moverende redenen dezelfde school in de voormalige woonplaats wil blijven bezoeken en de enkele reisafstand tussen de nieuwe woning en de oude school meer dan 6 kilometer bedraagt, bestaat wel maximaal 6 weken recht op bekostiging van leerlingenvervoer. Daarna hebben ouder(s)/verzorger(s) de keuze tussen de dichtstbijzijnde toegankelijke school in Beuningen of moeten zij zelf het vervoer naar de ouder school regelen en bekostigen.

Regel 12: Structurele en tijdelijke handicap

De gemeente is alleen verantwoordelijk voor vervoer van structureel gehandicapte leerlingen.

De gemeente verzorgt geen vervoer om tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld als een leerling een gebroken been heeft. Ouders hebben hier zelf een verantwoordelijkheid in. Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledematenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling een beroep doen op het leerlingenvervoer op basis van de bepalingen van hoofdstuk 2 en 3 van de verordening.

De gemeente Beuningen hanteert daarbij de volgende regels:

1. Bij een tijdelijk handicap tot 6 maanden bestaat geen aanspraak op leerlingenvervoer.

2. Bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan zes maanden bekijkt de gemeente of de leerling in aanmerking komt voor vervoer op basis van de bepalingen van hoofdstuk 2 en 3 van de verordening. De gemeente geeft een beschikking af voor de duur van het herstel en/of revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op leerlingenvervoer.

Regel 13: Hoogbegaafde leerlingen

Hoogbegaafdheid alleen is geen reden om vervoer te verstrekken naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs.

De ouder(s)/verzorger(s) moeten aantonen door een verklaring van het schoolbestuur van dichterbij gelegen scholen dat hun kind in de dichtstbijzijnde school niet tot het onderwijs kan worden toegelaten.

Regel 14: Illegale kinderen

Kinderen hebben recht op onderwijs en voortvloeiend hieruit ook recht op leerlingenvervoer. Scholen en gemeente zijn niet gehouden leerplichtige kinderen te vragen naar hun verblijfsstatus. Het feitelijke verblijfadres is hierin leidend.

Regel 15: Drempelbedrag/draagkrachtafhankelijke bijdrage

De bedragen voor het berekenen van het drempelbedrag en de draagkrachtafhankelijke bijdrage zoals genoemd in de Verordening Leerlingenvervoer 2014, artikel 14 en 15, worden jaarlijks gepubliceerd via de ledenbrief van de VNG. Het college conformeert zich aan deze bedragen.

De hoogte van het in artikel 14 van de Verordening Leerlingenvervoer 2014 genoemd drempelbedrag is gerelateerd aan de kosten van het openbaar vervoer. Stijgen de kosten van het openbaar vervoer, dan stijgt het drempelbedrag evenredig mee.

1. Als er sprake is van een fietsvergoeding wordt geen drempelbedrag toegepast.

2. Gezien het maatschappelijk belang van de inzet van pleegouders wordt aan deze verzorgers geen drempelbedrag in rekening gebracht.

3. Het drempelbedrag wordt berekend op basis van een heel schooljaar (200 schooldagen). Als slechts een gedeelte van het schooljaar gebruik gemaakt wordt van het leerlingenvervoer, wordt het drempelbedrag naar rato van het aantal schooldagen.

4. Ouders zijn het drempelbedrag niet verschuldigd wanneer hun inkomen beneden een bepaalde grens ligt.

5. Voor de beoordeling of een drempelbedrag verschuldigd is, moeten ouders een afschrift van de definitieve aanslag inkomstenbelasting of een IB-60 formulier indienen. Peildatum van de aanslag is 2 jaar voor het aanvraagjaar.

6. In geval van gescheiden (levende ouders) telt bij samenwoning van de aanvragende ouder met een (nieuwe) partner het verzamelinkomen van zowel de aanvragende ouders als diens nieuwe partner mee voor de bepaling van het drempelbedrag. Als met een partner wordt

samengewoond, wordt deze partner beschouwd als verzorger van de leerling.

Regel 16: Ontoelaatbaar gedrag

1. Als leerlingen ontoelaatbaar gedrag vertonen, is in het eerste instantie een zaak van de vervoerder om samen met ouders en chauffeur om een oplossing te zoeken.

2. Wanneer de inspanningen niet leiden tot vermindering of oplossing van het probleem dan stuurt de vervoerder een schriftelijke waarschuwing aan de ouders en een afschrift aan de gemeenten.

3. Als het probleem aanhoudt, treedt de vervoerder in overleg met de gemeente.

4. De gemeente gaat in gesprek met de ouders en waarschuwt de ouders dat het vervoer beëindigt kan worden als het gedrag van het kind niet verbetert. Dit wordt schriftelijk door de gemeente bevestigd.

5. Als het gedrag niet in positieve zin verandert en het gedrag niet het gevolg is van de aandoening/beperking van het kind, kan de gemeente besluiten het aangepast vervoer per direct te beëindigen.

Regel 17: Slotbepalingen

1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Beuningen 2020.

Ondertekening