Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2011

De raad van de gemeente Beuningen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 november 2010;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2011.

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

Artikel 2

Belastbaar feit

Onder de naam “toeristenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen, die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie.

Artikel 3

Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen, die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4

Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degene, die:

    • a.

      als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

    • b.

      verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, g, h van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 6

Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      vakantie-onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op:

2 personen indien het aantal slaapplaatsen drie of minder bedraagt;

3,5 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan drie bedraagt;

  • c.

    mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen bepaald op de som van het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van maximaal drie personen, vermenigvuldigd met 2 en het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van meer dan drie personen, vermenigvuldigd met 3,5.

    • 2.

      Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt:

  • a.

    ingeval verblijf wordt gehouden in vakantie-onderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten dan wel op vaste standplaatsen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende een periode van:

ten hoogste drie maanden bepaald op 40 ;

meer dan drie doch ten hoogste zes maanden bepaald op 50 ;

meer dan zes doch ten hoogste negen maanden bepaald op 55 ;

meer dan negen doch ten hoogste twaalf maanden bepaald op 60 ;

  • b.

    ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen bepaald op 365.

    • 3.

      Het aantal mobiele kampeeronderkomens als bedoeld in het eerste lid, letter c, wordt vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen gedurende het belastingjaar, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van twee maanden.

Artikel 7

Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8

Belastingtarief

Het tarief bedraagt per overnachting:

  • a.

    voor vakantie-onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten, waarvan de prijs per overnachting per persoon: € 1,--

  • b.

    voor mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen € 0,50

  • c.

    voor mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste

    standplaatsen € 0,50

Artikel 9

Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10

Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11

Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd.

Artikel 12

Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 13

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 14

Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 15

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening Toeristenbelasting 2010” vastgesteld bij besluit van 1 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting 2011’.

Beuningen, 7 december 2010

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,